Daarom, broeders, benaarstigt u te meer, om uw roeping en verkiezing vast te maken; want dat doende zult gij nimmermeer struikelen. Want alzo zal u rijkelijk toegevoegd worden de ingang in het eeuwig Koninkrijk van onzen Heere en Zaligmaker, Jezus Christus. 2 Petrus 1:10,11
Het is van het allergrootste belang dat tijdens de eredienst in het bedehuis onze gedachten zo veel mogelijk afstand genomen hebben van elke wereldlijke gedachte. Natuurlijk zullen onze doordeweekse bezigheden zich aan ons opdringen om inbreuk te maken op de zondag. Maar net zoals we een oase zouden beschermen tegen het overweldigende indringen van het zand, hebben wij ook de plicht de zondag te beschermen tegen de ontwrichtende invloeden van onze zaken in deze wereld.
Ik geloof echter dat we vandaag wel in het bijzonder omringd worden door omstandigheden die het heel moeilijk maken ons op geestelijke zaken te richten. Van elke tijd die je kunt verzinnen, is de verkiezingstijd misschien wel de moeilijkste om iets goeds in het heiligdom te ontvangen. Er is dan zo veel om door afgeleid te worden. Politiek is in de gedachten van de meesten zó belangrijk! De voorbije week is hectisch geweest. De verkiezingscampagne was imposant. Het is heel logisch dat we geneigd zijn diezelfde gedachten en gevoelens het bedehuis mee in te nemen. We denken erover, misschien zelfs tijdens de kerkdienst, of er een conservatief of een liberaal voor onze kieskring in het parlement zal komen. We vragen ons af of Lord John Russell of baron Rothschildof meneer Currie gekozen zal worden voor de stad Londen.
Vanochtend dacht ik: “Het heeft geen zin te proberen die trein in zijn gang te stoppen. Mensen zijn er nu eenmaal mee bezig. Hun gedachten razen in sneltreinvaart daar overheen. Ik moet maar wijs zijn. In plaats van te pogen hen van dat spoor af te brengen, zal ik er een draai aan geven. Dan kunnen ze nog steeds, met dezelfde snelheid, hun gedachten vervolgen, maar in een nieuwe richting. Het is hetzelfde spoor. We hebben het over de verkiezing. Misschien lukt het mij om er een draai aan te geven, zodat ze op een heel andere manier over de verkiezing na zullen denken.”
Aan Whitefield werd eens gevraagd zijn invloed te gebruiken bij een landelijke verkiezing. Hij antwoordde aan de heer die hem dat vroeg, dat hij heel weinig van landelijke verkiezingen afwist. Maar als die meneer zijn advies wilde opvolgen, moest hij er maar voor zorgen dat hij zijn eigen persoonlijke“ roeping en verkiezing vastmaakte”. Dat was een passende opmerking.
Ik wil niemand hier vertellen om het voorrecht dat u als burgers hebt te verachten. Dat wil ik helemaal niet. Als we christenen worden, houden we niet op Engelsman te zijn. Als we onze godsdienst gaan belijden, verliezen we niet de rechten en voorrechten die het burgerschap ons biedt. Laten we daarom, als we de gelegenheid hebben te stemmen, dat altijd doen. Stem als voor het aangezicht van de almachtige God. Weet dat we voor alles wat we doen rekenschap zullen moeten afleggen. Laten we goed beseffen dat we in hoge mate onze eigen bestuurders zijn. Als we in de komende verkiezing de verkeerde bestuurders kiezen, kunnen we niemand anders dan onszelf de schuld geven. Hoe fout ze zich na hun verkiezing ook mogen gedragen, we hebben het onszelf te verwijten als we niet met verstand en gebed dat de Almachtige onze harten richt onze keus maken. Moge God ons helpen. Laat het resultaat tot Zijn eer zijn, hoe onverwacht de uitkomst voor ons ook mag zijn.
Genoeg daarover. Laten we de draai maken, en u vragen over uw eigen persoonlijke roeping en verkiezing na te denken. Ik vraag u, met de woorden van de apostel: “Daarom, broeders, benaarstigt u te meer, om uw roeping en verkiezing vast te maken; want dat doende zult gij nimmermeer struikelen. Want alzo zal u rijkelijk toegevoegd worden de ingang in het eeuwig Koninkrijk van onzen Heere en Zaligmaker, Jezus Christus.” We zien hier twee fundamentele punten voor ons geloof: roeping en verkiezing. We hebben hier, ten tweede, een goed advies: Benaarstig u, doe uw best, “uw roeping en verkiezing vast te maken”. Ten derde worden hier een paar redenen gegeven waarom we ons moeten inspannen om zeker te zijn van onze verkiezing. Die redenen zijn ten eerste dat u niet zou struikelen, en ten tweede dat we “rijkelijk toegevoegd worden de ingang in het eeuwig Koninkrijk van onzen Heere en Zaligmaker, Jezus Christus.”
1 Om te beginnen zijn er hier dus TWEE BELANGRIJKE ZAKEN VOOR ONS GELOOF. Beide zijn ze geheimen voor de wereld. Alleen degenen die door Gods genade levend gemaakt zijn, begrijpen ze: “ROEPING EN VERKIEZING.”
Het woord “roeping” wordt in de Schrift op twee manieren gebruikt. Ten eerste is er de algemene roeping.Die wordt in de prediking van het evangelie gericht tot ieder schepsel onder de zon. De tweede betekenis (en daar gaat het hier om) is de bijzondere roeping.Dat noemen we ook wel de werkzame roeping. Door de werkzame roeping roept God door de onweerstaanbare kracht van de Heilige Geest en gebruikmakend van de middelen een bepaald aantal mensen uit het menselijk geslacht. Hij heeft ze tevoren uitverkoren. Hij roept ze uit hun zonden tot rechtvaardigheid. Hij roept ze uit hun dood in zonden en misdaden om levende, geestelijke mensen te worden. Hij roept ze uit hun wereldlijke beslommeringen om liefhebbers van Jezus Christus te worden.
Die twee roepingen vormen een wereld van verschil. Bunyan zegt het heel mooi: “Met Zijn algemene roeping geeft Hij niets. Met Zijn bijzondere roeping heeft Hij altijd iets te geven. Zijn stem klinkt beschermend voor degenen die onder Zijn vleugels schuilen. Hij laat een waarschuwingskreet horen als Hij ziet dat de vijand nadert.” Wij moeten een bijzondere roeping krijgen. Dat is absoluut noodzakelijk voor onze redding. We hebben een roeping nodig die niet onze oren, maar ons hart bereikt; een roeping niet tot ons vleselijke verstand, maar tot onze innerlijke mens. Dat kan alleen door de kracht van de Geest.
Het andere belangrijke begrip hier is ‘verkiezing’. Zoals er zonder roeping geen redding is, zo is er zonder verkiezing geen roeping. De Heilige Schrift leert ons dat God ons, die gered worden door Jezus Christus, van den beginne verkozen heeft tot heiligheid. Er wordt ons gezegd dat er zoveel geloofden, als er geordineerd waren tot het eeuwige leven. Hun geloof was het gevolg van hun bestemd zijn tot het eeuwige leven van voor alle tijden. Dat wordt tegenwoordig veel bestreden. Maar je moet eerst de waarheid en de volledige inspiratie van de Heilige Schrift ontkennen voor je met enig recht dit kunt ontkennen.
Zonder twijfel heb ik weer veel anglicanen onder mijn gehoor. Laat me tot hen zeggen wat ik al veel vaker gezegd heb: “Van alle mensen bent u wel het meest inconsistent als u niet gelooft in de uitverkiezing. Als het al niet in de Schrift onderwezen wordt, dan is er toch één ding absoluut zeker: dat het in uw Artikelen opgenomen is.” Niets kan krachtiger uitgedrukt worden of met meer stelligheid geponeerd dan de leer van de uitverkiezing in het ‘Book of Common Prayer’. Tegelijkertijd staat er ook wat we al weten, namelijk dat deze leer een groot geheimenis is, en alleen zorgvuldig behandeld kan worden door mensen die Gods licht erover ontvangen hebben.
Zonder twijfel is het echter de leer van de Schrift dat wie gered worden, gered worden omdat God hen uitkoos om te redden, en dat hun roeping het gevolg is van die voorafgaande keuze van God. Als iemand van u dat wil ontkennen, ik heb het gezag van de Heilige Schrift aan mijn kant. En als het noodzakelijk was me op de traditie te beroepen – dat is het natuurlijk niet, en geen christen zou dat ooit doen -, dan zou ik het wel tegen u op durven nemen. Want ik kan deze leer terugvolgen door de geschiedenis heen door wat de lippen van een lange rij heiligen erover gezegd hebben. Dat gaat van de huidige dag tot de tijd van Calvijn, dan naar Augustinus, en dan naar Paulus, en zelfs naar de lippen van onze Heere Jezus Christus.
De leer wordt zonder twijfel onderwezen in de Schrift. Als mensen niet te trots waren om zichzelf daaronder te vernederen, dan zou zij algemeen geloofd worden. Zij (de leer) zou ontvangen worden als niets anders dan een overduidelijke waarheid. Kom op mensen, geloven jullie niet dat God van Zijn kinderen houdt? En geloven jullie niet dat God onveranderlijk is? Dus, als Hij nu van hen houdt moet Hij altijd van hen gehouden hebben. Geloven jullie niet dat als mensen gered worden, God ze dan redt? En als dat zo is, hebt u er dan moeite mee om toe te geven dat, omdat Hij hen redt, er een doel geweest moet zijn waarom Hij hen redde? Een doel dat bestond van voor alle tijden? Wilt u me dat niet toegeven? Als u dat niet wilt, moet ik u overlaten aan de Schriften zelf. Als die u niet weten te overtuigen, moet ik het maar opgeven om u te overtuigen.
Er zullen wel mensen zijn die zich afvragen waarom roepinghier voor verkiezinggezet is. Verkiezing is toch eeuwig, terwijl de roeping in de tijd plaatsvindt? Mijn antwoord is: ja, maar voor ons is de roeping eerst. Het eerste waar u en ik zeker van kunnen zijn, is onze roeping. We kunnen niet weten of we al of niet verkoren zijn voordat we weten dat we geroepen zijn. We moeten daarom allereerst zeker zijn van onze roeping. Dan is meteen ook onze verkiezing zeker. “En die Hij te voren verordineerd heeft, dezen heeft Hij ook geroepen; en die Hij geroepen heeft, dezen heeft Hij ook gerechtvaardigd; en die Hij gerechtvaardigd heeft, dezen heeft Hij ook verheerlijkt.” In ons begrip komt de roeping eerst. We worden door Gods Geest uit onze slechte staat geroepen, wedergeboren, en tot nieuwe schepselen gemaakt. Als we dan terugkijken, zien we dat we zeker uitverkoren zijn. We zijn immers geroepen?
Ik denk dat ik zo de tekst uitgelegd heb. Er zijn twee dingen waarover u en ik zeker moeten zijn voor onszelf: of we geroepenen of we uitverkoren zijn. Mijn beste vrienden, dat is iets waarover we ons erg druk mogen maken. Denk er maar eens over na hoe eervol het is om gekozen te worden. In deze wereld vindt men het iets geweldigs om in het Lagerhuis gekozen te worden. Hoe veel te meer is het eervol om voor het eeuwige leven gekozen te worden! Wat een eer om gekozen te worden tot “de Gemeente der eerstgeborenen, die in de hemelen opgeschreven zijn”! Wat een eer om gekozen te worden als een gelijke van de engelen, om een lieveling te zijn van de levende God! Wat een eer om te wonen bij de Allerhoogste, onder de schoonste kinderen van het licht, vlakbij de eeuwige troon!
Als je in deze wereld gekozen wordt, is dat niet voor lang. Maar Gods keuze is voor eeuwig! Als iemand in het Lagerhuis gekozen wordt, is zeven jaar de maximale periode dat die verkiezing geldig is. Maar als u en ik naar Gods voornemen gekozen zijn, dan hebben we onze zetel nog als de morgenster zal hebben opgehouden te branden; als de zon mat geworden is van ouderdom; als de eeuwige heuvels zich uit zwakheid neerbuigen. Als we door God gekozen zijn, en kostbaar zijn in Zijn oog, dan zijn we voor altijd gekozen. God verandert niet van gedachten over Zijn keuze. Wie Hij voorbestemd heeft, heeft Hij voorbestemd voor het eeuwige leven, “en zij zullen niet verloren gaan in der eeuwigheid, en niemand zal dezelve uit Mijn hand rukken”. Het is de moeite waard te weten dat we uitverkoren zijn. Want niets in de wereld kan een mens zo gelukkigof zo moedig maken als de wetenschap van zijn uitverkiezing. Christus zei tot Zijn apostelen: “Maar verblijdt u veel meer, dat uw namen geschreven zijn in de hemelen.” Dat is de zoetste troost. Dat is de honingraat waar de kostbaarste druppels uitvallen: te weten dat we door God gekozen zijn.
Dit, geliefden, maakt een man ook moedig. Als iemand de verzekering verkregen heeft dat hij uitverkoren is, kun je hem geen lafaard meer maken. Zelfs in de zwaarste strijd kunt u hem de witte vlag niet laten hijsen. Hij houdt het vaandel stevig vast en doorklieft zijn vijanden met de strijdbijl van de waarheid. “Ben ik door God niet bestemd om de vaandeldrager van deze waarheid te zijn? Ik moet en ik zal erbij stand blijven houden, wat jullie ook doen.” Hij zegt tot iedere vijand: “Ben ik niet een gekozen koning? Kan een watervloed de heilige zalving afwassen van het voorhoofd van een koning? Nee, nooit! God heeft mij gekozen om een koning te zijn en een priester voor God, voor eeuwig en eeuwig. Wat er ook kan gebeuren, wat er ook zal gebeuren, die dingen tellen niet. De tanden van de leeuw, de vurige oven, de speer, de pijnbank, de brandstapel, wat kunnen ze me deren? Ik ben door God uitverkoren tot zaligheid”.
Er is wel gezegd dat de leer van de noodzakelijkheid mensen zwak maakt. Dat is een leugen. In theorie kan dat zo lijken, in de praktijk kom je er altijd achter dat het omgekeerd is. Mensen die in een noodzakelijk lot geloven en daar stevig aan vastgehouden hebben, hebben altijd de moedigste daden verricht. Op één punt komt dit dichtbij Mohammeds geloof. Wat hij deed, deed hij vooral uit een sterke overtuiging dat God hem voorbeschikt had voor zijn werk. Cromwell had zijn vijanden nooit op de vlucht kunnen jagen als hij niet in de kracht van deze bijna almachtige waarheid gehandeld had. Zelden doet een man grote en dappere daden als hij niet vertrouwt op de God die het lot bestuurt. Hij ziet de ‘toevalligheden’ van het leven als bestuurd door God. Hij weet dat zijn koers voorbestemd is. Hij gaat voort op de stroom van Gods wil, tegen al het willen en al de wensen van de wereld in. “Daarom, broeders, benaarstigt u te meer, om uw roeping en verkiezing vast te maken.”
2 Hier komt het tweede punt: GOED ADVIES. “Maak uw roeping en verkiezing vast.” Niet bij God, want bij Hem zijn ze vast. Maak ze vast voor uzelf. Wees er zeker van. Wees er volledig in voldaan. In veel van onze afgescheiden kerken wordt heel positief gedaan over twijfelen. Iemand komt naar de dominee, en zegt: “Dominee, ik ben zo bang dat ik niet bekeerd ben. Ik beef bij het idee geen kind van God te zijn. Ik vrees dat ik niet bij de uitverkorenen hoor.” De dominee strekt zijn handen naar hem uit, en zegt: “Beste broeder, het gaat goed met je zolang je kan twijfelen.” Nou, ik geloof dat dat helemaal fout is. De Schrift zegt nooit: “Wie twijfelt, zal behouden worden”, maar: “wie gelooft”. Het kan waar zijn dat het goed zit bij die man. Het kan waar zijn dat hij wat troost nodig heeft. Maar zijn twijfels zijn niet goed en we horen hem ook niet te aan te moedigen in zijn twijfels. Het is onze taak hem aan te moedigen zijn twijfels achter zich te laten. Door de genade van God moeten wij hem aansporen zich te benaarstigen, zich in te spannen om zijn roeping en verkiezing vast te maken. Hij moet er niet aan twijfelen, hij moet er zeker van zijn.
Ik heb schijnheilige twijfelaars horen zeggen: “Ik heb zo getwijfeld of ik van de Heere ben.” Dan dacht ik bij mezelf: “En ik heb ook grote twijfels over u.” Ik heb mensen horen zeggen dat ze zo beven bij de gedachte dat ze niet bij Gods volk horen. Die luieriken zitten alleen maar ’s zondags op hun plaats in de kerk en luisteren naar de preek. Ze hebben er nooit over gedacht hun best te doen; ze doen nooit goed; ze varen misschien geen rechte koers in hun leven; en dan praten ze over twijfel! Het is heel goed dat ze twijfelen. Als zij niet twijfelden, zouden wij het wel voor hen doen. Luie mensen hebben geen recht op zekerheid. De Schrift zegt: “Benaarstigt u om uw roeping en verkiezing vast te maken.”
Volle zekerheid van het geloof is een geweldige verworvenheid. Een mens heeft er iets aan om zeker te zijn in dit leven, en absoluut zeker te zijn van zijn eigen roeping en verkiezing. Maar hoe kun je zeker zijn? Veel van onze meer onwetende hoorders halen zich in het hoofd dat de enige manier om zeker te zijn van hun verkiezing een of andere openbaring, droom of mysterieuze gebeurtenis is. Ik héb wat keren hartelijk gelachen om mensen die op hun visioenen vertrouwden! Echt, als u zoveel twijfels en angsten op moest lossen als ik; als u zoveel verschillende soorten onwetenden die zeggen dat ze christen zijn, ontmoet had als ik, dan zou u alle dromen en visioenen zo ongelofelijk zat zijn. Zodra iemand daarover zou beginnen te praten, zou u zeggen: “Hou alsjeblieft je mond.”
“Dominee”, vertelde iemand me, “ik zag blauwe lichten in de voorkamer toen ik aan het bidden was. Volgens mij zag ik de Zaligmaker in de hoek staan. Ik zei tegen mezelf, nu zit het goed met me.” Er zijn tienduizenden mensen in het hele land – ze zijn nog lid van een kerk ook – die geen betere grond hebben voor hun geloof dat ze geroepen en verkoren zijn dan zo’n belachelijk visioen of net zo’n belachelijke stem die ze gehoord hebben. Een poosje geleden kwam er een jonge vrouw naar me toe. Ze wilde lid worden van onze kerk. Ik vroeg haar hoe ze wist dat ze bekeerd was. Ze vertelde dat ze achterin de tuin was en dat ze toen dacht een stem te horen en iets in de wolken te zien die haar zus-en-zo vertelden. Ik zei tegen haar: “Misschien heeft die ervaring wel iets goeds voor je gedaan. Maar als je daar je vertrouwen op stelt, is het afgelopen met je.”
Een droom en zelfs een visioen kunnen mensen tot Christus brengen. Ik ken heel wat mensen die zo tot Hem gebracht zijn. Daar twijfel ik niet aan, hoewel het voor mij een mysterie is hoe dat werkt. Maar als mensen op deze ervaringen wijzen als een bewijs van hun bekering, dan klopt het niet. U kunt wel vijftigduizend dromen hebben gehad en vijftigduizend visioenen hebben gezien, maar u kunt net zo’n grote dwaas gebleven zijn. U kunt zelfs een nog grotere zondaar zijn, juist omdat u ze gezien hebt. Er is een beter bewijs dan zulke ervaringen: “Benaarstig u om uw roeping en verkiezing vast te maken.”
“Hoe kan ik mijn roeping en verkiezing vast maken?”, vraagt iemand. Nou, zo: als u wilt ophouden te twijfelen, houd dan op lui te zijn. Als u wilt ophouden bang te zijn, houd dan op onverschillig en lauw te zijn. Want lauwheid en twijfel, luiheid en angst gaan hand in hand. Als u wilt genieten van de volle zekerheid van het geloof onder de gezegende werking en leiding van de Heilige Geest, moet u doen wat de Schrift zegt: “Benaarstig u om uw roeping en verkiezing vast te maken.” Hoe moet u uw best doen, hoe moet u ijverig zijn?
Let erop dat de Schrift ons een lijst gegeven heeft. Wees ijverig in uw geloof.Pas op dat uw geloof van het juiste soort is. U moet niet de belijdenis geloven, maar het geloof belijden. U moet niet alleen de rechte leer geloven, maar ook ontvangen in uw hart en laten schijnen in uw ziel. Let erop dat u wel moet geloven – dat u in Christus gelooft omdat u niets anders hebt om in te geloven. Let erop dat het een eenvoudig geloof is, dat alleen op Jezus Christus vertrouwt, en dien gekruisigd. Als u daarvoor uw best gedaan hebt, doe dan uw best om moedig en deugdzaam te zijn.Vraag God om u een leeuwenhart te geven, zodat u nooit bang bent voor een vijand, hoe hij u ook bespot of bedreigt. Dan kunt u rustig verder gaan, vertrouwend op God.
Als u dat door de hulp van de Heilige Geest verkregen hebt, bestudeer dan grondig de Schriften, zodat u kenniskrijgt. Kennis van de rechte leer zorgt ervoor dat uw geloof bevestigd wordt. Probeer Gods Woord te begrijpen. Krijg er een verstandig en geestelijk inzicht in. Maak, als u dat kunt, een dogmatiek op uit Gods Bijbel. Zie hoe de verschillende leerstellingen bij elkaar passen. Krijg goede, theologische kennis, gefundeerd op het onfeilbare Woord. Verdiep u in de meest verachte kennis van alles, die toch de allernoodzakelijkste kennis is: de kennis van Christus en dien gekruisigd, en van die geweldige leer der genade.
Als u dat gedaan hebt, voeg dan bij uw kennis matigheid.Pas op voor uw lichaam. Wees matig op dat terrein. Pas op voor uw ziel: wees ook matig op dat terrein. Wees niet dronken van trots. Wees niet overmoedig. Wees matig. Doe niet onvriendelijk tegen uw vrienden en niet bitter tegen uw vijanden. Wees matig met uw lippen, leef matig, wees matig van hart en matig van gedachten. Word niet gedreven door uw hartstochten. Word niet meegevoerd door elke wind van leer. Wees matig, en voeg er, door Gods Heilige Geest, geduldbij. Vraag Hem om u geduld te geven. Vraag om een geduld dat alle lijden kan verdragen en dat, als het beproefd wordt, tevoorschijn komt als goud. Tooi uzelf met geduld, zodat u niet klaagt als u ziek bent. Wees geduldig, zodat u God niet vervloekt als u een zwaar verlies lijdt. Wees niet terneergeslagen in uw lijden. Bid zonder ophouden, totdat de Heilige Geest u het geduld geeft om vol te houden tot het einde.
Als u dat hebt, zorg er dan voor dat u godzaligheidkrijgt. Godzaligheid zegt meer dan godsdienstigheid. De meest godsdienstige man kan de meest goddeloze zijn. En soms kan een godzalig mens ongodsdienstig lijken. Laat me u die paradox uitleggen. Je bent echt godsdienstigals je zucht na de bediening van de sacramenten; als je trouw naar de kerk gaat; als je er uiterlijk goed uitziet, maar verder gaat het niet. Je bent godzalig als je meer naar de persoon dan naar de kleren kijkt; als je niet naar het uiterlijk kijkt, maar naar het innerlijk en naar de echte geestelijke zaken. Dan ben je godzalig en ook trouw in Gods dienst. Maar sommige godzalige mensen hebben een hartgrondige afkeer van alle uiterlijkheden. Ze kunnen godzalig zijn, zonder een vorm van godsdienst. Maar een mens kan niet volledig rechtvaardig zijn zonder godzalig te zijn in de ware betekenis van het woord. Wees in uw geduld gericht op God. Leef voor Zijn aangezicht. Dan hebt u de godzaligheid verkregen.
Voeg daarbij broederlijke liefde.Heb alle leden van Christus’ Kerk lief, in welke kerk ze ook zitten. Voeg daarbij de liefde jegens allen.Die liefde opent haar armen voor iedereen, en heeft hen lief. Als u dat allemaal verkregen hebt, dan zult u zeker zijn van uw roeping en verkiezing. In de mate waarin u deze hemelse regels voor ons aardse leven in de praktijk brengt, in die mate zult u te weten komen dat u geroepen en uitverkoren bent. Op geen enkele andere manier kunt u die kennis krijgen, behalve door de getuigenis van de Geest. Hij getuigt met uw geest dat u uit God geboren bent. Daarna getuigt Hij in uw geweten dat u niet meer bent wat u ooit geweest bent, maar dat u een nieuw mens in Christus Jezus geworden bent. Dan weet u dat u geroepen bent en uitverkoren.
Daar is iemand die zegt dat hij uitverkoren is. Hij wordt dronken. Meneer, u bent uitverkoren door de duivel. Dat is zo’n beetje uw enige uitverkiezing. Iemand anders zegt: “Prijs God, ik geef niks om bewijzen. Ik ben niet zo wettisch als u bent!” Nee, vast niet. Maar u hebt niet veel reden om God daarvoor te prijzen, mijn beste vriend. Als u deze bewijzen van de wedergeboorte niet bezit, pas dan maar op. “Dwaalt niet. God laat Zich niet bespotten; want zo wat de mens zaait, dat zal hij ook maaien.” Weer iemand anders zegt: “Ik denk dat die leer van de uitverkiezing ervoor zorgt dat je er maar op los gaat leven.” Denk zo lang als u wilt. Maar denk er dan ook even aan dat, zoals ik vandaag gepreekt heb, er helemaal niets is dat aanzet tot een erop los leven. Waarschijnlijk leeft u er maar op los en zou u de leer zo opvatten als u erin zou geloven. Maar “alle dingen zijn rein voor de reinen”. Wie Gods waarheid in zijn hart ontvangt, verdraait die meestal niet tot iets slechts. Hij gaat zelden het verkeerde pad op.
Niemand, laat me het herhalen, heeft het recht te denken dat hij door God uitverkoren is, als hij niet van God een nieuw leven heeft gekregen. Geen mens heeft het recht te geloven geroepen te zijn, als zijn leven niet in grote lijnen overeenkomt met zijn roeping, en hij wandelt waardig hetgeen waartoe hij geroepen is. Weg met een uitverkiezing die je in de zonde laat leven! Weg ermee! Weg ermee! Dat was nooit de bedoeling van Gods Woord. Het is ook nooit de leer geweest van calvinisten. Er is altijd over ons gelogen en onze leer is altijd verdraaid. Waar we altijd pal voor gestaan hebben, is dit: goede werken bezorgen de mens op geen enkele wijze de zaligheid. Die kan niet verdiend worden. Wel zijn de goede werken noodzakelijke bewijzen van bekering. Als ze niet te vinden zijn, dan is de ziel nog steeds dood, niet geroepen en niet wedergeboren. Hoe dichter u bij Christus leeft, hoe meer u op Hem gaat lijken, en hoe meer u Hem door het geloof gaat aanhangen.
Dan wordt u ook des te zekerder van uw verkiezing in Christus en uw roeping door Zijn Heilige Geest. Moge de Heilige van Israël u de zoete verzekering van Zijn genade geven. Moge Hij u “tekens ten goede” geven, namelijk de vrucht van de Heilige Geest, Die u toont dat Hij in u werkt.
3 Ik besluit met DE REDENEN DIE DE APOSTEL GEEFT WAAROM U UW ROEPING EN VERKIEZING VAST ZOU MOETEN MAKEN.
Ik begin met een reden die ik zelf verzonnen heb. U moet het doen omdat het u zo gelukkig zal maken. Mensen die twijfelen over hun roeping en verkiezing kunnen niet vol vreugde zijn. De blijste heiligen zijn degenen die zeker zijn. Onze vrienden zeggen dat het hier beneden een woestijn is om van te huilen. Mijn antwoord is dat al het gehuil bij hen vandaan komt. Er zou niet zoveel gehuil zijn als ze wat meer naar boven en wat minder naar beneden zouden kijken. Dan zouden ze door het geloof de woestijn laten bloeien als een roos. Ze zouden het de schoonheid en heerlijkheid van Karmel en Saron geven. Maar ze huilen zoveel omdat ze niet geloven. Ons geluk en ons geloof staan voor een groot deel tot elkaar in verhouding. Voor de christen is het een Siamese tweeling. Ze moeten samen bloeien of samen ten onder gaan.
Alleen het geloof kan ervoor zorgen dat een christen een gelukkig leven leidt.
Nu de redenen die Petrus ons geeft. Ten eerste: “Want dat doende zult gij nimmermeer struikelen.” Iemand zegt: “Als we op de uitverkiezing zien, vergeten we misschien wel onze dagelijkse gang. Net zoals die filosoof van vroeger die naar de sterren keek, lopen we door zonder op te letten en vallen in de sloot!” “Nee, nee”, zegt Petrus, “als u bezig bent met uw roeping en verkiezing, dan zult u niet struikelen. Als u uw ogen naar boven gericht houdt, op uw roeping en verkiezing, dan zorgt God wel voor uw voeten. U zult nooit struikelen!”
Het is opvallend dat je in veel kerken nooit eens een preek hoort over vandaag. Het gaat altijd over ‘van voor alle eeuwen’ en anders over het duizendjarig rijk. Het gaat of over wat God deed voordat de mens gemaakt was, of anders over wat God zal doen als we allemaal dood en begraven zijn. Wat jammer dat ze ons niet vertellen wat we vandaag moeten doen, in ons dagelijks werk en onze dagelijkse gesprekken. Petrus ruimt dat probleem uit de weg. Hij zegt: “Dit is praktisch. Want u kunt alleen zeker zijn van uw verkiezing als u zorgt dat u goed leeft. Dat u zo bezig bent met hoe u leeft en uzelf verzekert van uw uitverkiezing, is de beste manier om te voorkomen dat u struikelt.”
Is het niet mooi als een echte christen voor struikelen behoed wordt? Let op het verschil tussen struikelen en afvallen. De ware gelovige kan nooit afvallen en omkomen. Maar hij kan struikelen en zichzelf verwonden. Hij kan niet ten val komen en zijn nek breken. Maar een gebroken been is vervelend genoeg zonder een gebroken nek. “Als hij valt, zo wordt hij niet weggeworpen, want de HEERE ondersteunt zijn hand.” Maar dat is nog geen reden om jezelf tegen een rots aan te smijten. Het is het verlangen van een christen om dagelijks heiliger te worden. Het is zijn verlangen om ieder uur grondiger vernieuwd te worden, totdat hij, aan Christus’ beeld gelijkvormig gemaakt, de eeuwige zaligheid binnen mag gaan. Als u zich dus bezighoudt met uw roeping en verkiezing, doet u het beste ding ter wereld om te voorkomen dat u struikelt. “Want dat doende zult gij nimmermeer struikelen.”
En nu de tweede reden die Petrus geeft. Dan ben ik bijna klaar met mijn preek. “Want alzo zal u rijkelijk toegevoegd worden de ingang in het eeuwig Koninkrijk van onzen Heere en Zaligmaker, Jezus Christus.” Een ‘rijke ingang’ is wel eens zo uitgelegd: je ziet daar een schip in de verte. Na een lange reis is het in de buurt van de haven aangekomen, maar het is zwaar gehavend. De zeilen zijn aan flarden gescheurd. Het is in zo’n troosteloze toestand dat het niet op eigen kracht de haven in kan komen. Een stoom- sleepboot sleept hem met de grootste moeite in veiligheid. Dat is als de rechtvaardige die “nauwelijks zalig wordt”. Maar ziet u dat andere schip? Het heeft een voorspoedige reis gehad. Het ligt diep in het water, omdat er zoveel vracht geladen is. Het witte zeil staat bol van de wind en vrolijk en edel komt het de haven binnenglijden. Dat is een ‘rijke ingang’.
Er is ergens een christen. Helaas zijn er vele dingen in zijn leven te betreuren die niet samengaan met zijn christen-zijn. Nu ligt hij op zijn sterfbed. Zijn leven trekt aan hem voorbij. Hij roept uit: “O Heere, wees mij zondaar genadig!” Het gebed wordt verhoord. Hij gelooft in Christus en hij zal zalig worden. Maar wat een verdriet heeft hij als hij daar ligt. “Had ik mijn God maar beter gediend! En mijn kinderen! Had ik ze maar meer opgevoed in de vreze des Heeren! Ik ben gered,” zegt hij, “en wat een grote zaligheid is het! Maar helaas, ik kan er nog niet van genieten. Ik sterf en om me heen is het schemerig, bewolkt, duister. Ik vertrouw erop dat ik tot mijn vaderen vergaderd wordt. Maar ik heb geen werken die mij navolgen! Tenminste, maar heel weinig. Ik ben wel gered, maar net aan. Ik ben gered “als door vuur heen”.”
Hier is iemand anders. Hij is ook stervende. Vraag hem waar hij op vertrouwt. Hij vertelt u: “Ik rust op niemand anders dan Jezus.” Maar let eens op hem als hij terugkijkt op zijn leven. “Daar,” zegt hij, “heb ik het evangelie gebracht en God heeft me geholpen.” Hij is niet trots en feliciteert zichzelf niet met wat hij gepresteerd heeft. Maar hij heft wel zijn handen ten hemel en dankt God dat hij zijn hele lange leven zijn klederen wit heeft kunnen houden. Hij heeft zijn Meester gediend. En nu, als een volledig gerijpte korenschoof, is hij klaar om in de graanschuur van zijn Meester binnengebracht te worden. Luister naar hem! Het is niet het zwakke gelispel van degenen zonder zekerheid. Zijn doodskreet is “Overwinning! Overwinning! Overwinning!” Hij sluit zijn ogen en sterft als een strijder in zijn volle glorie. Dat is de “rijke ingang”. Degene die “zich benaarstigt”, zijn best doet, zijn “roeping en verkiezing vast te maken”, verzekert zichzelf van een rijke ingang “in het eeuwig Koninkrijk van onzen Heere en Zaligmaker, Jezus Christus”.
Wat een vreselijk beeld wordt opgeroepen door deze woorden van de apostel: hij zal behouden worden, “maar als door vuur” heen. Laat ik proberen het beeld voor u op te roepen. Iemand is gekomen bij de oever van de Jordaan. Voor hem is de tijd gekomen om te sterven. Hij gelooft – meer niet. Zijn leven is niet geweest wat hij zou kunnen wensen. En het was helemaal niet wat hij nu wilde dat het geweest was! Nu kijkt de strenge dood hem in het gezicht, en hij moet de eerste stap in de Jordaan nemen. Denk u zijn afschuw in als vlammen zijn voet omringen. Hij stapt op het hete zand van de rivier. Bij de volgende stap die hij neemt, staat zijn haar bijna recht overeind en de afschuw is op zijn gezicht te lezen. Zijn ogen zijn gericht op de hemel, op de andere oever, en hij neemt nog een stap. Hij baadt nu in het vuur. Nog een stap en hij is nog tot zijn middel in het vuur. Gered, “maar als door vuur”. Een sterke hand grijpt hem vast en sleept hem uit de rivier. Maar hoe vreselijk is de dood, zelfs van een christen, als hij gered wordt “als door vuur”! Daar op de oever van de rivier kijkt hij verbaasd terug. Hij ziet de likkende vlammen waar hij doorheen moest als gevolg van zijn lauwe leven. Hij is gered – Goddank! Het zal geweldig voor hem zijn in de hemel. Zijn kroon is van goud, zijn harp zal zoete tonen spelen, zijn lofzang zal eeuwig zijn, zijn geluk zal nooit verminderen. Maar het moment van zijn sterven wordt overschaduwd door de zonde. Hij werd gered “als door vuur”.
Let nu op die andere man. Hij moet ook sterven. Vaak is hij daar bang voor geweest. Hij stapt met een voet in de Jordaan. Zijn lichaam beeft, zijn pols slaat zwakjes. Zelfs zijn ogen zijn bijna gesloten. Maar nog steeds zegt hij: “Jezus, U bent met mij, U bent met mij, al ga ik door de doodsrivier!” Hij neemt nog een stap, en het water begint hem nu te verfrissen. Hij steekt zijn hand erin en proeft van de stroom. Hij vertelt degenen die in tranen om hem heen staan dat het goed is om te sterven. “De rivier is zoet,” zegt hij,“ en niet bitter. Sterven is goed.” Dan neemt hij nog een stap. Als hij bijna ondergaat in de rivier en uit het gezicht verdwijnt, zegt hij:
“And when ye hear my heart-strings break,
How sweet the minutes roll!
A mortal paleness on my cheek.
But glory in my soul!”
Dat is de “rijke ingang” voor de man die zijn Godals een man gediend heeft. Door Gods genade heeft hij een onbewolkte en rustige weg gehad. Door zijn ijver heeft hij “zijn roeping en verkiezing” vastgemaakt. Als een beloning, niet uit verdienste, maar uit genade is hij met eer de hemel binnengegaan. Hij komt gemakkelijker de hemel binnen dan anderen die net zo goed gered zijn, maar niet op zo’n heerlijke manier.
Nog één gedachte. Er wordt gezegd dat de ingang ons “toegevoegd” wordt. Dat doet me denken aan iets waar Doddridge ooit mooie dingen over heeft gezegd. Christus zal de poort des hemels opendoen. Maar de hemelse stoet deugden – de werken die ons navolgen – gaan met ons mee. Zij vormen onze entree. Soms moet ik daaraan denken. Ik hoop dat God mij de kracht geeft om te leven en te sterven voor het welzijn van deze gemeenten, zodat velen zalig zullen worden. Hoe heerlijk zal het dan zijn om de hemel binnen te komen! Als ik daar kom word ik niet alleen welkom geheten door Christus, maar ook door sommigen van u, die ik het Woord bediend heb. Iemand wacht me op bij de poort en zegt: “Dominee, u zorgde ervoor dat ik zalig geworden ben!” En nog een, en nog een, en nog een, en ze roepen allemaal hetzelfde.
Ik kan haast de hele menigtes zien die naar de poort toe kwamen rennen toen Whitefield – die hooggeëerde dienaar des Heeren – de hemel binnenkwam. Daar zijn er duizenden die door hem tot God gebracht zijn. Wat doen ze de poorten wijd open! Hoe prijzen ze God dat hij het middel is geweest om hen naar de hemel te brengen. Wat geven ze hem een warm welkom! Hij krijgt een rijke ingang.
Misschien zijn er onder u die in de hemel een kroon zonder sterren zullen hebben. U bent nog nooit het middel geweest om zielen te redden. U zult een kroon zonder ster hebben. Maar “die er velen rechtvaardigen” zullen “schijnen gelijk de sterren, altoos en eeuwiglijk.” Zij zullen een rijke ingang krijgen. Ik wil een zware kroon krijgen in de hemel! Niet om te dragen, maar om een des te kostbaarder geschenk te hebben om aan Christus te geven. U zou naar hetzelfde moeten verlangen. Hoe meer eerbewijzen u krijgt, des te meer hebt u om aan Christus’ voeten te werpen, met een “ Niet ons, maar Uw Naam, Heere Christus, zij de eer!” “Daarom, broeders, benaarstigt u te meer, om uw roeping en verkiezing vast te maken.”
Tenslotte: er zijn er onder u met wie deze tekst niets te maken heeft. U kunt “uw roeping en verkiezing” niet vastmaken, want u bent niet geroepen. En u hebt niet het recht te denken dat u uitverkoren bent als u nooit geroepen bent. Aan u wil ik zeggen, vraagt u zich niet af of u uitverkoren bent. Vraag u af of u geroepen bent. Ga naar Gods huis, buig uw knieën in gebed. En moge God, in zijn oneindige genade, u roepen. En vergeet nooit: als iemand van u kan zeggen
“Nothing in my hand I bring,
Simply to thy cross I cling.”
dan bent u geroepen, dan bent u uitverkoren. Als u nu uw eigengerechtigheid afzweert, mag u tot Christus komen en Hem uw alles laten zijn. Maak “uw roeping en verkiezing” vast, en ga uw weg met blijdschap! God zegene u. De Vader en de Zoon en de Heilige Geest zij de heerlijkheid in eeuwigheid!
Amen.
(Deze preek is gehouden op 22 maart 1857, in de Music Hall, Royal Surrey Gardens.)