Thans zou ik een eenvoudig woord wensen te spreken tot hen, die wel kennis hebben aan de rechtvaardigmaking door het geloof, hetwelk is in Christus Jezus, maar wier moeilijkheid daarin bestaat dat zij niet kunnen ophouden van te zondigen. Nooit kunnen wij gelukkig zijn, gemoedsrust smaken of geestelijk gezond zijn, vóór dat wij heilig worden. Wij moeten verlost worden van de zonde, maar hoe zal die verlossing tot stand komen? Dit is voor velen een vraag van leven of dood. De oude natuur is zeer krachtig, en zij hebben het beproefd om haar te bedwingen, maar zij wil zich niet laten bedwingen, en alzo gevoelen de zielen die er door geteisterd worden, zich veeleer slechter dan beter worden.
Het hart is zó hard, de wil zó onbuigzaam, de hartstochten zó fel, de gedachten zó vluchtig, de verbeelding zó tomeloos, de begeerten zó ontembaar, dat het de mens is alsof hij een hol van wilde dieren in zijn hart heeft, die hem eerder zullen verslinden dan dat zij zich door hem zullen laten bedwingen. Wij kunnen van onzen ouden mens zeggen wat de Heere tot Job van de Leviathan zei: “Zult gij met hem spelen gelijk met een vogeltje? Of zult gij hem binden voor uwe jonge dochters?” De mens zou even goed kunnen hopen de noordenwind te houden in het holle van zijn hand als door zijn eigen kracht de onstuimige hartstochten te bedwingen die in hem woelen en werken. Dat is een groter werk dan alle de fabelachtige werken van Hercules: God is hier nodig.
“Ik zou wel kunnen geloven dat Jezus de zonde vergeeft”, zegt iemand, „maar mijn smart wordt hierdoor veroorzaakt, en mijn moeielijkheid is hierin gelegen, dat ik telkens opnieuw zondig, en dat ik zulke ontzettende zondige neigingen in mij bespeur. Even gewis als een steen die men in de lucht werpt spoedig weer op de aarde zal vallen, even gewis keer ik terug tot mijn toestand van gevoelloosheid schoon de ernstige, getrouwe prediking van het Evangelie mij had opgevoerd tot den hemel. Helaas! ik word spoedig aangetrokken en als betoverd door de basiliskusogen der zonde. Ik word er door vastgehouden zodat ik van mijn eigen dwaasheid niet ontkomen kan.”
Mijn vriend, de verlossing zou zeer onvolkomen zijn zo zij niet ook in die nood voorzag. Wij hebben reiniging zowel als begenadiging nodig. Rechtvaardigmaking zonder heiligmaking zou geen verlossing zijn. Dat zou wezen de melaatse rein te noemen en hem te laten sterven aan zijn krankheid. Dat zou wezen de opstand te vergeven, en den opstandeling een vijand te laten blijven van zijn vorst. Dat zou wezen de gevolgen weg te nemen, en de oorzaak voorbij te zien; dit zou ons een eindeloze en hopeloze taak op de schouders laten. Het zou de stroom voor een ogenblik tegenhouden terwijl er een fontein van onreinheid openbleef, die vroeg of laat met des te meer kracht en geweld zal opbruisen.
Herinner u dat de Heere Jezus gekomen is om op drieërlei wijze de zonde weg te nemen: Hij is gekomen om de straf der zonde, de macht der zonde, en ook om de tegenwoordigheid der zonde weg te nemen. U kunt terstond het tweede punt bereiken — de macht der zonde kan onmiddellijk worden verbroken, en dan bent u tevens op weg naar het derde punt, namelijk de wegneming van de tegenwoordigheid der zonde. “Gij weet, dat Hij geopenbaard is; opdat Hij onze zonden zou wegnemen”.
De engel zei van onze Heere: “Gij zult Zijn Naam heten Jezus, want Hij zal Zijn volk zalig maken van hun zonden.” Onze Heere Jezus is gekomen om in ons de werken van de duivel te verbreken. Hetgeen bij de geboorte van onze Heere gezegd werd is ook verklaard bij Zijn dood, want toen de krijgsknecht Zijn zijde doorstak, kwam er terstond bloed en water uit. Daardoor werd de dubbele genezing aangetoond waardoor wij verlost zijn van de schuld en van de onreinheid der zonde.
Wordt u echter gekweld en benauwd door de macht der zonde — en dat mag u terecht zijn —, en door de boze neigingen van uw natuur, zie hier dan een belofte voor u. Geloof aan die belofte, want zij staat geschreven in dat verbond der genade dat in alles wel geordineerd en bewaard is. God, die niet liegen kan, zegt in Ezechiël 36:26
„En Ik zal u een nieuw hart geven, en zal een nieuwen geest geven in het binnenste van u; en Ik zal het stenen hart uit uw vlees wegnemen, en zal u een vlesen hart geven.”
U ziet: het is steeds “Ik zal, Ik zal.” “Ik zal geven,” en “Ik zal wegnemen.” Dit is de koninklijke stijl van de Koning der koningen, die machtig is om al Zijn wil te volbrengen. Geen van Zijn woorden zal ooit ter aarde vallen.
De Heere weet zeer goed dat u zelf uw hart niet kunt veranderen, dat u zelf uw natuur niet kunt reinigen; maar Hij weet ook dat Hij het wèl kan. Hij kan de huid van de Moorman, en de vlekken van de luipaard veranderen. Hoor dit, en wees verbaasd: Hij kan u herscheppen. Hij kan u wederom geboren doen worden. Dit is een wonder der genade, maar de Heilige Geest zal dat wonder tot stand brengen. Het zou, een wondervolle zaak zijn als iemand aan de voet van de Niagara waterval stond en door een enkel woord te spreken de St.-Laurensrivier stroomopwaarts kon doen vloeien, zodat de wateren, die zich thans met zulk een ontzaglijk geweld naar de diepte storten, uit de afgrond naar boven sprongen.
Gods almacht alleen zou zulk een wonder kunnen werken; maar dat zou niets dan een juiste vergelijking zijn met hetgeen plaats zou hebben als de loop uwer natuur geheel van richting veranderde. Alle dingen zijn mogelijk bij God. Hij kan de richting veranderen van uw begeerten en van de stroom van uw leven, en, in plaats van afwaarts te gaan en van God weg, kan Hij uw hart zo neigen dat uw gehele wezen opwaarts streeft, naar God. Dat is het nu feitelijk wat de Heere beloofd heeft te doen voor allen die in het verbond zijn, en wij weten uit de Schrift dat alle gelovigen in het verbond zijn. Laat mij deze woorden nogmaals lezen:
„Ik zal u een nieuw hart geven, en zal een nieuwen geest geven in het binnenste van u; en Ik zal het stenen hart uit uw vlees wegnemen, en zal u een vlesen hart geven”
Het is wel der moeite waard om na te denken over het feit, dat, wanneer de Heere het stenen hart wegneemt, dit dan ook geschied is, en dat dan geen macht ter wereld in staat zou zijn om het nieuwe hart, dat Hij schept, of die rechte geest, dien Hij in het binnenste van ons geeft, uit ons weg te nemen. “De genadegiften en de roeping Gods zijn onberouwelijk,” dat is onberouwelijk van Zijn kant. Hij zal niet ontnemen wat Hij eens gegeven heeft. Laat Hij u vernieuwen, en u zult vernieuwd zijn.
De levensverbeteringen en de levensreinigingen van de mens komen spoedig ten einde, want de hond keert weder tot zijn eigen uitbraaksel; maar als God ons een nieuw hart geeft, dan hebben wij dat nieuwe hart voor altijd, en nooit zal het zich weer tot steen verharden. Hij, die dat vlezen hart gemaakt heeft, zal het een vlezen hart laten blijven. Hierin kunnen wij ons verheugen; ja, wij kunnen ons voor eeuwig verblijden in hetgeen God in het rijk der genade geschapen heeft.
Laat mij u de zaak heel duidelijk mogen voorstellen. Hebt u ooit gehoord van Rowland Hill’s gelijkenis van de kat en de zeug ? Ik zal haar u voorstellen in mijn eigen woorden ten einde de veelzeggende uitspraak des Heilands — “Gij moet wederom geboren worden,” duidelijk te maken. U ziet deze kat? Wat een zindelijk dier is het! Hoe goed weet zij zich met haar tong en haar poten te wassen? Het is werkelijk heel aardig om aan te zien! Hebt u dat ooit een zeug zien doen? Neen, nietwaar? Dat is tegen haar natuur. Zij wentelt zich liever in het slijk. Ga en leer deze zeug zich te wassen, en zie hoe bitter weinig u dit zal gelukken. Het zou een grote verbetering zijn, die zeer bevorderlijk zou wezen aan de gezondheid, indien varkens zindelijk konden worden. Leer ze zich te wassen en te reinigen zoals de kat dat doet! Vergeefse moeite!
U kunt die zeug wassen met geweld, maar zij spoedt zich terstond weer naar de modder, en weldra is zij weer even vuil als ooit te voren. Het enige middel om een zeug zich te doen wassen is om haar in een kat te veranderen, dan zal zij zich wassen en zindelijk zijn, maar ook niet eerder! Stel nu, dat die verandering heeft plaats gehad, dan zal, wat eerst moeielijk, ja onmogelijk was, zeer gemakkelijk en als van zelf gaan; het varken zal van nu voortaan in uw huiskamer kunnen wonen. Evenzo is het met de ongodvruchtigen mens. U kunt hem niet dwingen om te doen wat een vernieuwd, een wedergeboren man van harte doet. U kunt hem onderrichten; u kunt hem een goed voorbeeld geven; maar hij kan de kunst der heiligheid niet leren, want hij is er niet toe geschikt.
Zijn natuur leidt hem in een geheel andere richting. Als de Heere hem echter tot een nieuw mens maakt, dan zal alles van gedaante veranderen. Die verandering is zó groot, dat ik eens een bekeerde heb horen Zeggen: “Of de wereld is veranderd, óf ik ben veranderd!’ De nieuwe natuur volgt het goede na even natuurlijk en als van zelf, als de oude natuur het kwade heeft nagewandeld. Wat een zegen om zulk een natuur te ontvangen! De Heilige Geest alleen kan haar geven.
Is het u ooit in de gedachten gekomen dat het een zeer wondervolle zaak is, dat de Heere een nieuw hart en een rechte geest geeft aan de mens? U hebt misschien wel eens een zeekreeft gezien, die in een gevecht met een anderen zeekreeft een van zijn poten verloren had, en dat er toen een nieuwe poot was gegroeid. Dat is iets merkwaardigs, maar veel meer verbazingwekkend is het feit, dat aan den mens een nieuw hart zou gegeven worden. Dat, voorwaar, is een wonder dat de kracht van de natuur ver te boven gaat.
Daar is een boom, als u er een tak afhouwt, zal een andere in deszelfs plaats groeien; maar kunt u de aard van de boom veranderen; kunt u de zure sappen zoet maken; kunt u de doorneboom vijgen doen voortbrengen? U kunt er iets beters inenten, en dat is de overeenkomst die de natuur ons aanbiedt met het werk der genade. Maar om de levenssappen van de boom geheel en volstrekt te veranderen, dat, voorwaar, zou een wonder zijn! Zulk een wonder nu, en Zulk een verborgenheid van kracht werkt God in allen, die in Jezus geloven.
Indien u uzelf overgeeft aan deze goddelijke werking, dan zal de Heere uw natuur veranderen, dan zal Hij de oude natuur in u ten onder brengen en een nieuw leven in u scheppen. Vestig uw vertrouwen op de Heere Jezus Christus, en Hij zal het stenen hart uit uw vlees wegnemen en u een vlezen hart geven. Waar alles hard was, zal nu alles teder worden; waar alles verdorven was, zal nu alles deugdelijk worden, waar alles een nederwaartsche strekking had, zal nu alles met alverwinnende kracht opwaarts streven. De leeuw des toorns zal plaats maken voor het lam der zachtmoedigheid; de raaf der onreinheid zal henen weg vlieden voor de duive der reinheid; de lage slang des bedrogs zal onder de voet der waarheid worden verpletterd.
Ik heb met mijn eigen ogen zulke wondervolle veranderingen in zedelijke en geestelijke karakters gezien, dat ik aan niemand wanhoop. Ik zou, indien dit betaamde, vrouwen kunnen aanwijzen die eens een onkuis leven leidden, en nu rein zijn als vers gevallen sneeuw; en mannen die godslasteraars waren, en nu allen, die hen omringen verkwikken door hun godsvrucht. Dieven werden eerlijke lieden, dronkaards werden matig, leugenaars werden waarheidlievend en spotters werden ijverig in de dienst van de Heere. Overal, waar de genade Gods in een mens is verschenen, heeft zij er hem toe gebracht om ongodvruchtigheid en wereldse lusten te verzaken, en matig, rechtvaardig en godvruchtig te leven in deze tegenwoordige boze wereld; en, waarde lezer, hetzelfde zal zij ook voor u doen.
“Ik kan deze verandering niet tot stand brengen“, zegt iemand. Wie beweert dat u het wel kunt? De Schrift die wij aangehaald hebben, spreekt niet van hetgeen de mens zal doen, maar van hetgeen God zal doen. Het is Gods belofte, en Hij zal volbrengen hetgeen waartoe Hij zich verbonden heeft. Vertrouw op Hem om Zijn woord aan u te vervullen, en het zal geschieden.
“Maar hoe zal het geschieden?” Wat hebt u hiermee van doen? Moet de Heere Zijn wijze van werken voor u verklaren, voor en aleer u Hem wilt geloven? De werking van de Heere in deze zaak is een grote verborgenheid: het is de Heilige Geest die het tot stand brengt. Hij die de belofte gedaan heeft, heeft het ook voor Zijn verantwoordelijkheid om die belofte te houden, en Hij is er volkomen toe in staat. God, die deze wondervolle verandering belooft, zal haar gewisselijk ook tot stand brengen in allen die Jezus ontvangen, want aan alle dezulken geeft Hij macht om kinderen Gods te worden.
Ach! dat u het wilde geloven! Dat u de liefdevolle Heere de gerechtigheid wilde laten wedervaren om te geloven dat Hij dit voor u doen kan en doen wil, hoe groot een wonder het ook zij! Dat u wilde geloven dat God niet kan liegen! Dat u op Hem wilde vertrouwen om een nieuw hart te ontvangen, en een vaste geest, want Hij kan het u geven! Moge de Heere u geloof schenken in Zijn belofte, geloof in Zijn Zoon, geloof in de Heilige Geest, geloof in Hemzelf, en Hem zij lof, en eer, en heerlijkheid van nu aan tot in alle eeuwigheid!
Amen.