En niet verzwakt in het geloof, heeft hij er niet op gelet dat zijn eigen lichaam reeds verstorven was – hij was ongeveer honderd jaar oud – en dat ook de moederschoot van Sara verstorven was. En hij heeft aan de belofte van God niet getwijfeld door ongeloof, maar werd gesterkt in het geloof, terwijl hij God de eer gaf. (Romeinen 4:19—20)
Lees verder Exodus 5:22—6:13.
Als je hart in het gebed op iets speciaals gericht is en je hebt er een uitdrukkelijke belofte voor, dan moet je niet wankelen als het verlangde verder weg lijkt dan toen je begon te bidden. Als het zelfs na maanden smeken moeilijker te bereiken is dan ooit, wacht dan bij de genadetroon. Wees ervan overtuigd dat God, hoewel Hij de tijd kan nemen die niet jou tijd is, de belofte toch zal vervullen als de tijd gekomen is. Als je gebeden hebt voor het behoud van je kind, echtgenoot of vriend, en die persoon wordt alleen maar slechter, stop dan niet met bidden. Stop niet met bidden als dat lieve kleintje steeds koppiger wordt en die echtgenoot steeds verder van God afdwaalt, God moet Zijn woord houden. En als jij het geloof hebt om een beroep te doen op Zijn eigenschappen van trouw en macht, dan zal Hij je gebeden zeker niet vruchteloos op de grond laten vallen. En nog eens zeg ik dat Hij zeker vrucht zal geven op je gebed, laat het feit dat het antwoord verder weg lijkt dan eerst je niet ontmoedigen. Vergeet niet dat vertrouwen op God in het licht niets is. Op Hem te vertrouwen in het donker, dat is geloof. Rusten in God als alles van Hem getuigt is niets. Maar geloven in Hem als iedereen Hem wantrouwt, dat is geloof. Geloven dat alles goed zal zijn als alle uiterlijke voorzieningen goed zijn en er een zachte bries staat, dat is simpel. Maar geloven dat alles goed zal zijn als het om je heen onweert en stormt, als je steeds verder van de gewenste haven geblazen wordt, dat is een werk van genade.
Ter overdenking
De veronderstelling dat een goede voortgang wijst op Gods gunst en dat tegenslag een teken is van Zijn ongenoegen, is geen zekere veronderstelling. Onze omstandigheden bewijzen vaak het tegenovergestelde (Lukas 6:20—26).
Preek 733, 3 februari 1867