… totdat Hij komt. 1 Korinthe 11:26
Wat zie ik op de tafel? Ik zie er brood. Dan krijg ik daaruit deze verootmoedigende les: wat het geestelijke voedsel betreft, kan ik niet eens in mijn onderhoud voorzien. Ik ben zo armlastig, ik ben zo’n doodarme bedelaar, dat mijn eigen tafel me niet kan voorzien van wat ik nodig heb. Ik moet aan de tafel des Heeren komen, en door Hem moet ik het geestelijke voedsel ontvangen dat mijn ziel behoeft. Wat zie ik in de beker? Ik zie de wijn als het teken van Zijn vergoten bloed. Wat zegt dit me anders dan dat ik nog steeds reiniging nodig heb? O wat vind ik een blijdschap in die heerlijke tekst in de eerste brief van Johannes: ‘Maar indien wij in het licht wandelen, gelijk Hij in het licht is, zo hebben wij gemeenschap met elkander.’ En wat volgt er dan? Hoeven we helemaal onze zonde niet meer te belijden omdat we er volkomen van gereinigd zijn? Niets daarvan: ‘en het bloed van Jezus Christus, Zijn Zoon, reinigt ons van alle zonde.’ We hebben die reinigende Fontein nog steeds nodig, zelfs wanneer we wandelen in het licht, omdat God in het licht is – en het is nodig dat we er elke dag naartoe gaan. Wat een genade is het dat het zinnebeeld bekendmaakt dat er voortdurend voor het reinigende bloed wordt gezorgd, waardoor we gedurig gereinigd kunnen worden! Als we deelhebben aan deze drinkbeker, moet dat in nederigheid zijn, want zo past het ons te komen aan de tafel van onze Heere.