U, Die mijn ziel liefheeft. Hooglied 1:7
Het leven van een christen wordt soms met een offer vergeleken. Nederigheid vormt daarvan de grondslag voor het altaar. Het gebed zorgt voor de onbehouwen stenen en stapelt die een voor een op. Berouw vult de greppel rond het altaar met water. Gehoorzaamheid legt het hout op zijn plek. Geloof pleit voor de vreze des Heeren en plaatst het slachtoffer op het altaar. Maar dan ontbreekt er nog iets, want waar is het vuur? Liefde, liefde alleen kan het offer voltooien door voor het noodzakelijke vuur uit de hemel te zorgen. Wat we ook tekort komen in onze vroomheid, het is noodzakelijk dat we in Christus geloven, en net zo nodig is het dat we Hem liefhebben. Het hart dat verstoken is van oprechte liefde tot Jezus is zeker dood in zonden en misdaden. Wanneer iemand durft te beweren dat hij in Christus gelooft, maar geen liefde voor Hem voelt, dan durven wij net zo stellig te beweren dat zijn geloof ijdel is.
Misschien is een tekort aan liefde wel het grootste probleem voor het geloof in deze tijd. Soms kijk ik zo eens naar de wereld in het algemeen, en de Kerk daarin, en dan ben ik geneigd te denken dat de Kerk wel licht heeft, maar geen vuur. Er is wel enige mate van waar geloof, heldere kennis en daarnaast nog veel kostbaars, maar het ontbreekt in grote mate aan die vlammende liefde waarmee ze eerst als een reine maagd met Christus wandelde door het vuur van martelaarschap. Toen toonde ze Hem haar reine onuitblusbare liefde in de catacombe van de stad en de grotten van de rots. De sneeuw van de Alpen zou de maagd kunnen overtuigen van de zuiverheid van de liefde van de heiligen. De rode vlek gaf aan dat er bloed vergoten was om onze bloedende Heere te verdedigen. Bloed vergoten voor Hem Die ze “beminnen zonder ophouden”, hoewel ze Zijn gezicht nooit gezien hebben.
Ik heb vanmorgen de aangename taak om uw gedachten wat door elkaar te schudden, zodat u als deel van Christus’ Kerk ook iets van liefde voor Hem in uw hart zult voelen. Dan kunt u Hem misschien niet meer alleen aanspreken met “U, op Wie ik vertrouw”, maar met “U, Die ik liefheb.” Afgelopen zondag hebben we gewijd aan het eenvoudige geloof, dat weet u vast nog wel. We hebben geprobeerd het Evangelie te preken voor goddelozen. Nu wijden we ons aan de zuivere, door de Geest geïnspireerde vlam van de liefde.
Al kijkend naar mijn tekst zal ik tot de volgende punten komen. Ten eerste zullen we luisteren naar de welsprekendheid van de mond zoals we het hier lezen in deze woorden: “Gy, Die mijn ziel liefheeft.” Vervolgens kijken we naar de logica van het hart die ons rechtvaardigt om een dergelijke naam aan Christus te geven. Ten slotte komt in de derde plaats iets dat welsprekendheid of logica overtreft, de volkomen toepassing in het dagelijks leven. Ik bid dat we in staat zullen zijn voortdurend door onze daden te bewijzen dat het werkelijk Jezus Christusis Die we liefhebben.
1. Ten eerste moet de liefdevolle titel van onze tekst dus bekeken worden als uitdrukking van welsprekendheid van de mond. De tekst noemt Christus: “U, Die mijn ziel liefheeft.” We zullen deze titel eens ontleden.
Een van de eerste dingen die ons zullen raken wanneer we ernaar kijken, is de werkelijkheid van de liefde die hier wordt uitgesproken. Werkelijkheid, zeg ik, en dan bedoel ik werkelijk niet als een tegenstelling van leugen of verzinsel, maar als contrast ten opzichte van wat schaduwachtig en onduidelijk is. Merkt u niet dat de echtgenote hier spreekt van Christus alsof het iemand is van wie ze echt weet dat Hij bestaat. Niet als iets abstracts, maar als een echte persoon. “U, Die mijn ziel liefheeft.” Dat lijken wel woorden van iemand die Hem aan haar hart drukt, die Hem met haar ogen ziet en Zijn spoor met haar voeten volgt. Iemand die weet dat Hij bestaat en dat Hij de liefde die Hem zo ijverig zoekt ook zal belonen. Broeders en zusters, er is vaak een groot tekort aan liefde van ons voor Jezus. We beseffen niet dat het de persoon van Christus is. We denken over Christus en we houden van het beeld dat we ons van Hem gevormd hebben. Hoe weinig christenen beschouwen hun Heere als een levensecht persoon als wijzelf zijn. Volkomen mens, een Man Die kon lijden. Een Man Die kon sterven, werkelijk van vlees en bloed. Waarlijk God, zo werkelijk alsof wij Hem in onze gedachten zouden kunnen omvatten. We willen een werkelijke Christus Die meer gepreekt wordt en meer volkomen liefgehad wordt door de kerk. Onze liefde schiet tekort omdat Christus voor ons niet zo werkelijk is als Hij voor de Vroege Kerk was. De Vroege Kerk preekte geen leer, ze preekte Christus. Ze hoefde maar weinig te vertellen van de waarheid over Christus. Het was Christus Zelf, Zijn handen, Zijn voeten, Zijn zijde, Zijn ogen, Zijn hoofd, Zijn doornenkroon, de spons, de edik, de nagels. Geef me maar liever de Christus van Maria Magdalena dan de Christus van kritische theologen. Geef mij liever het gewonde goddelijke lichaam dan het degelijke solide systeem van de theologie. Laat me eens uitleggen wat ik bedoel.
Stel dat een kind bij zijn moeder is weggehaald en u zou proberen in dat kind een liefde voor die ouder te kweken door voortdurend een beeld van die moeder te beschrijven en te doen alsof dat de verhouding van moeder tot kind zou zijn. Mijn beste vrienden, het zou nog een moeilijke taak zijn om dat kind de echte ware liefde bij te brengen die het zou moeten voelen voor degene die hem gebaard heeft. Maar geef dat kind een moeder, en laat die hem aan de borst drukken en voeden vanuit haar hart. Laat hem die moeder zien en voelen en die kleine armpjes om de nek van die moeder slaan, en dan is het helemaal niet moeilijk om het van zijn moeder te laten houden. Zo is het ook met een christen. Wij willen Christus. Niet een abstracte leerstellig afgeschilderde Christus, maar een werkelijke Christus. Al preek ik vele jaren en probeer ik u de liefde tot Christus in te prenten, pas als u kunt voelen dat Hij een echt mens is, werkelijk tegenwoordig, en dat u met Hem mag spreken en Hem mag vertellen wat u nodig heeft, dan pas kunt u hartelijke liefde voelen zoals in de tekst, zodat u kunt zeggen: “U, Die mijn ziel liefheeft.” Ik wil u laten voelen, christenen, dat uw liefde voor Christus niet alleen een vrome genegenheid is. Net zoals u van uw vrouw houdt of van uw kind, of uw ouders, zo moet u Christus liefhebben. Hoewel uw liefde voor Hem uit een beter hout gesneden is, van een hogere orde, is zij net zo werkelijk als de wat meer aardse liefde.
Nog een ander beeld. In Italië woedt een oorlog om vrijheid. De gedachte aan vrijheid alleen al geeft de soldaat moed. De gedachte aan een held maakt van een man al een held. Stel dat ik midden in dat leger zou gaan staan om hun te vertellen hoe ze helden moeten zijn en wat een dappere mannen ze zouden zijn wanneer ze voor de vrijheid zouden vechten. Mijn beste vrienden, de beste welsprekendheid zou maar weinig macht hebben. Maar als je tussen die mannen Garibaldi zou zetten, het grote voorbeeld van een held, die wel een oude Romein lijkt die uit het graf is opgestaan, dan zien ze voor zich wat vrijheid betekent en wat ze door moed kunnen bereiken en wat het heldendom kan doen. Daar staat hij, en aangemoedigd door zijn werkelijke aanwezigheid worden hun armen sterk, hun zwaarden scherp. Ze storten zich meteen in de strijd. Door zijn aanwezigheid is de overwinning zeker, want door hem beseffen ze wat een mens dapper en sterk maakt. Zo moet de Kerk de werkelijke Christus in haar midden voelen en zien. Niet het idee van onbaatzuchtigheid of toewijding of heiliging zal de Kerk ooit machtig maken. Er moet de gedachte zijn van vleeswording, versterkt in de persoon van een werkelijk bestaande Christus in het kamp van de vijanden van de Heere. Ik bid voor u, en bidt u maar voor mij, dat we allen een werkelijke liefde voor Christus mogen hebben, zodat we Hem kunnen aanspreken als “U, Die mijn ziel liefheeft.”
Bekijk de tekst nog eens en dan zult u vast nog iets anders opmerken. De Kerk spreekt in de uitdrukking die ze gebruikt over Christus niet alleen van het werkelijk worden van Zijn aanwezigheid maar ook vol vaste zekerheid over haar eigen liefde. Velen van u die werkelijk Christus liefhebben, gaan zelden verder dan te zeggen: “U Die mijn ziel verlangt om lief te hebben, ik hoop dat ik U liefheb!” Deze zin zegt dat helemaal niet. Deze manier van aanspreken heeft geen spoor van twijfel of vrees: “U, Die mijn ziel liefheeft!” Is het niet heerlijk wanneer een kind van God weet dat hij Christus liefheeft? Dan kan hij bewust spreken en satan kan hem met al zijn redeneringen niet uit het veld slaan. Met de hand op het hart kan hij pleiten op Jezus en zeggen: “Heere, U weet alle dingen, U weet dat ik U liefheb.” Is dat geen heerlijke gedachte? Of liever gezegd, als ik de vraag omdraai, is het niet vreselijk triest wanneer we zonder die verzekerde liefde spreken van Jezus? O, broeders en zusters, soms raakt zelfs het meest liefdevolle hart aan het twijfelen of de liefde er echt is, omdat het zo intens en oprecht liefheeft. Dat zijn dan wel tijden van ellende, perioden van beproeving, nachten vol smart. Wie werkelijk Christus liefheeft, zal zich nooit slaap gunnen zolang hij twijfelt of zijn hart wel aan Jezus toebehoort. “Nee”, zegt hij, “deze zaak is te kostbaar voor me, ik moet weten of ik het bezit of niet. Dit is zo wezenlijk belangrijk dat ik het niet op een “misschientje” kan gooien, alsof het een willekeurig iets is. Nee, ik moet weten of ik mijn Heere liefheb of niet, of ik de Zijne ben of niet.”
Mocht ik vanmorgen iemand aanspreken die vreest dat hij Christus niet liefheeft, en daar wel op hoopt, dan smeek ik u, mijn beste vriend, wees niet gerust tot u op de rots staat en tot u er helemaal zeker van bent dat u werkelijk Christus liefhebt. Stelt u zich eens voor dat een van de apostelen tegen Christus zou zeggen dat hij dacht dat hij Hem liefhad. Denkt u het zich eens in dat uw echtgenote tegen u zou zeggen dat ze hoopte dat ze van u hield. Als uw kind op uw knie eens zou zeggen: “Vader, soms denk ik dat ik van u houd.” Het zou wel heel erg onder de maat zijn om dat tegen u te zeggen! Het kind zou haast net zo goed kunnen zeggen: “Ik haat u.” Iemand waar ik zo goed mogelijk voor zorg, of de vrouw die in mijn armen ligt, die laat me toch niet in het onzekere als het om liefde gaat? God verhoede dat we ooit zoiets in ons dagelijks leven zouden meemaken! Hoe kan het dan dat we dat in onze vroomheid wel toelaten? Is dat geen ziekelijke sentimentele vroomheid? Is het geen zieke, ja zelfs dodelijke toestand van het hart wanneer we daarmee tevreden zijn? Nee, we moeten pas tevreden zijn wanneer we door het werk van de Heilige Geest vast en zeker weten en zonder stamelen kunnen zeggen: “U, Die mijn ziel liefheeft.”
Er is nog iets anders dat al onze aandacht waard is. De Kerk, de echtgenote, spreekt zo over haar Heere en leidt zo onze gedachten niet alleen naar haar vertrouwen in de liefde, maar ook naar het unieke van haar gevoelens voor Christus. Ze heeft niet twee geliefden, maar één. Ze heeft er maar één waar haar hart naar uitgaat. Al haar genegenheid is gebundeld tot die ene liefde, en die bundel van mirre en specerijen heeft ze op Christus geworpen. Hij is voor haar “gans begeerlijk.” Voor de zon van haar hart heeft ze een brandglas gezet, waardoor al haar liefde tot één brandpunt komt en met alle hitte en gloed op Christus Jezus gericht is. Haar hart, dat eens was als een fontein waaruit vele stromen vloeiden, heeft nu maar één kanaal voor het water. Alle andere stromingen heeft ze dichtgestopt en de andere pijpen heeft ze verwijderd, zodat nu een sterke stroom naar Hem toe loopt, en naar Hem alleen. De Kerk is hier in de tekst niet een aanbidder van God en van Baal. Ze is geen opportunist, die elke gelegenheid benut. Ze is geen hoer, die voor iedereen de deur openzet. Nee, ze is zuiver, ze ziet niemand dan Christus. Ze begeert alleen haar gekruisigde Heer.
De vrouw van een edele Pers was eens uitgenodigd om bij het bruiloftsfeest van koning Cyrus te zijn. Haar man vroeg vrolijk toen ze terugkwam of ze de koninklijke bruidegom geen zeer edel man vond. Haar antwoord was: “Ik zou het niet weten, want ik zag zozeer mijn man voor me, dat ik daarnaast voor niemand oog had. Ik heb alleen de schoonheid van mijn man gezien.” Als u dus de christen uit onze tekst vraagt: “Vindt u die of die niet knap?” Dan antwoordt ze: “Nee, mijn ogen waren volledig gericht op Christus. Mijn hart is zo vol van Hem dat ik niet zou kunnen zeggen of er nog ergens een knap persoon was. Alle schoonheid en liefelijkheid is in Hem.”
Sir Walter Raleigh zei altijd: “Als alle verhalen over tirannen, wreedheid, bloed, lust en schande vergeten zouden zijn, dan zouden ze weer herschreven kunnen worden uit het leven van Henry VIII.” Het tegenovergestelde zou ik willen zeggen: “Als al de goedheid, liefde, vriendelijkheid en trouw die er ooit bestaan hebben, uitgewist zouden kunnen worden, dan zouden ze kunnen worden herschreven uit het levensverhaal van Christus.” Voor de christen is Christus de enige Die ze liefheeft. Ze heeft maar één enkel doel, niet twee aanbidders. Ze spreekt van Hem als van Degene aan wie ze haar hele hart heeft gegeven: “U, Die mijn ziel liefheeft!”
Kom broeders en zusters, hebben wij Christus ook op die wijze lief? Houden we zo veel van Hem dat we kunnen zeggen: “Vergeleken met onze liefde voor Jezus is alle andere liefde niets.”? We hebben onze dierbaren hier op aarde, onze familie. Natuurlijk houden we van hen, anders zouden we nog minder zijn dan de beesten. Maar er zijn mensen die kunnen zeggen: “Wij hebben Christus lief boven onze man of vrouw, broer of zus.” Soms denken we dat we net als St. Jerome zouden kunnen zeggen: “Als Christus me zou vragen deze weg te gaan, terwijl mijn moeder bij me aandrong om een andere weg te gaan en mijn vader me in de weg stond en me met tranen in zijn ogen smeekte om niet te gaan en mijn kinderen aan mijn jas trokken om me een andere kant op te trekken, dan zou ik ze allemaal aan de kant moeten duwen, want ik moet Christus volgen.” We kunnen niet zeggen van wie we het meest houden tot er ergens een botsing is geweest. Als we een keuze moeten maken tussen de liefde van stervelingen die het ene van ons vraagt en de liefde van Christus die het tegenovergestelde vraagt, dan pas weten we van wie we het meest houden.
Het waren harde tijden voor de martelaren. Denk eens aan die beste man, de heer Nicholas Ferrar. Hij was vader van twaalf kinderen, allemaal nog jong. Op weg naar de brandstapel hadden zijn vijanden het zo geregeld dat zijn vrouw hem zou ontmoeten met al die kleine kinderen. Ze had ze op een rij laten knielen langs de kant van de weg. Zijn vijanden hadden verwacht dat hij nu vast en zeker zijn woorden zou herroepen, om ter wille van zijn lieve kinderen te proberen zijn leven te redden. Maar nee! Hij heeft ze allemaal opgegeven voor God, en hij kon ze aan God toe vertrouwen. Hij kon geen kwaad doen, zelfs niet voor deze kleine kuikentjes door ze onder zijn vleugels te nemen en ze te koesteren onder zijn veren. Hij drukte ze een voor een tegen zijn borst, en keek, en keek nog eens. Het behaagde de Heere woorden in de mond van zijn vrouw en kinderen te leggen die hem bemoedigden. Voor de vader bij hen vandaan ging, hadden die kinderen hem gezegd dat hij moedig voor Christus Jezus moest sterven.
Ja mensen, wij moeten net zo’n liefde voor Christus voelen, ongeëvenaarde liefde. Het is als een overstroming. Bij elke vloed komt het water hoog op de kust, maar bij een overstroming komt het helemaal tot aan de rotsen en slaat ertegen en vult onze ziel tot aan de rand. Ik bid God dat we zo’n liefde voor Christus zullen leren kennen.
Verder wil ik nog één bloem met u plukken. De tekst zegt ons niet alleen iets over de werkelijkheid, de verzekerdheid en het unieke, maar ook iets over de voortdurendheid. “U, Die mijn ziel liefheeft.” Niet gisteren liefhad of zal misschien morgen beginnen lief te krijgen, maar “U, Die mijn ziel liefheeft.” “U, Die ik heb liefgehad sinds ik U ken. U lief te hebben is even nodig voor me als mijn levensadem.” De ware christen is iemand die Christus voorgoed liefheeft. Hij speelt geen diefje-met-verlos met Jezus door Hem de ene dag te omhelzen en vervolgens Delila te zoeken, die hem met haar toverkracht in de ban houdt. Nee, hij voelt dat hij een Nazireër van de Heere is. Hij kan en wil zichzelf niet bezoedelen met de zonde, op welke tijd of plaats ook. Liefde voor Christus in het hart van een gelovige is als de liefde van de duif voor zijn maatje. Als de ene duif sterft, kan de andere nooit met een andere duif paren, maar blijft stil in haar til zitten en zucht en rouwt tot ze ook dood gaat. Zo moet het met een christen zijn. Zonder Christus zou hij sterven, want zijn hart is het eigendom van Christus geworden. Dus wanneer Christus er niet zou zijn, zou er geen liefde kunnen zijn. Zonder hart zou de mens doodgaan. Het hart is toch het wezenlijke deel van het lichaam. Is zo de liefde niet wezenlijk voor de ziel? Toch zijn er mensen die beweren dat ze de Meester liefhebben, terwijl ze alleen bij vlagen met Hem wandelen en verder hun eigen weg gaan. Zoals Dina in de tenten van de Sichemieten. Pas toch op, u die twee echtgenoten wilt hebben. Mijn Meester zal nooit een gedeelde echtgenoot willen zijn. Hij wil niet uw halve hart. Mijn Meester is vol mededogen, zeer teder, maar Hij heeft een te edele geest om zichzelf mede-eigenaar van een koninkrijk te laten zijn.
Canute, de Deense koning, kon Engeland delen met Edmund de ijzervreter omdat hij niet het hele land kon innemen. Mijn Heere wil alles of niets van u. Hij wil helemaal in u heersen en anders wil Hij geen voet zetten op de aarde van uw hart. Hij is nog nooit een gedeeltelijke eigenaar geweest van het hart en Hij zal Zich nu ook niet tot zoiets verlagen. Wat zegt de oude puritein? “Een hart is maar zo’n klein ding, het is nauwelijks genoeg als ontbijt voor een havik, en u zegt dat het te groot is voor Christus om helemaal te bezitten.” Nee, geef het Hem maar helemaal. Het is maar klein als je het op waarde weegt en heel nietig ten opzichte van Zijn liefelijkheid. Geef het Hem helemaal. Laat uw ongedeelde hart, uw volledige toegenegenheid, voortdurend, elk ogenblik, voor Hem zijn.
“Can ye cleave to your Lord? Can ye cleave to your Lord,
When the many turn aside?
Can ye witness He hath the living Word,
And none upon earth beside!
And can ye endure with the Virgin band,
The lowly and pure in heart,
Who, whithersoever their Lamb doth lead,
From His footsteps ne’er depart?
Do ye answer: “We can?” Do ye answer: “We can,
Through His love’s constraining power?”
But ah, remember the flesh is weak,
And will shrink in the trial hour?
Yet yield to His love, who round you now,
The bands of His a man would cast;
The cords of His love, who was given for you.
To the altar binding you fast.”
Laat dat uw levenslot zijn, om voortdurend in Hem te blijven, Die u heeft liefgehad.
Ik wil nog één opmerking maken. Het kan zijn dat ik u vermoei door te proberen de leer van de liefde zo te ontrafelen. In onze tekst ziet u heel duidelijk een vurige liefde. De echtgenote zegt van Christus: “U, Die mijn ziel liefheeft.” Ze bedoelt niet dat ze Hem een beetje liefheeft, met gewone liefde, maar ze houdt van Hem in de diepere betekenis van het woord. O, christelijke mannen en vrouwen, ik vrees dat er duizenden zijn die nooit de betekenis van dit woord ’’liefde” voor Christus gekend hebben. Ze kenden het wel als het om sterfelijke mensen gaat. Ze hebben de gloed gevoeld en gezien hoe alle kracht van hun lichaam en ziel erdoor in beslag genomen werd. Ze hebben niet die gevoelens gehad voor Christus. Ik weet dat u over Hem kunt preken, maar hebt u Hem ook lief? U kunt wel bidden tot Hem, maar hebt u Hem lief? U vertrouwt Hem, althans dat denkt u, maar hebt u Hem lief? Is er een liefde voor Jezus in uw hart, zoals bij die echtgenote toen ze kon zeggen: “Hij kusse mij met de kussen Zijns monds: want Uw uitnemende liefde is beter dan wijn.”
“Nee,” zegt u, “dat is me wat te vrijpostig.” Dan ben ik bang dat u Hem niet liefhebt, want liefde is altijd vrijpostig. Het geloof staat wat op een afstand, want zijn blik is verlossend. Liefde komt dichtbij, ze moet kussen, ze moet omhelzen. Welnu, geliefden, soms heeft de christen zijn Heere zo lief dat zijn taal wat onbeduidend wordt voor de oren van anderen die die ervaring niet kennen. Liefde heeft een hemelse tong van zichzelf, en soms heb ik haar zo horen spreken dat de mond van wereldlingen ermee spotte. Men zei: “Die man raast en tiert, hij weet niet wat hij zegt.” Zo wordt de liefde vaak mystiek en spreekt in een mystieke taal, waar een buitenstaander niets van begrijpt. O, u zou de liefde eens moeten zien wanneer haar hart vol is van de tegenwoordigheid van haar Zaligmaker, als ze uit haar kamer komt! Dan lijkt ze wel op een reus die verkwikt is door nieuwe wijn. Ik heb haar moeilijkheden zien overwinnen, over hete vuren van bezoeking zien lopen en haar voeten zijn niet verschroeid. Ik heb gezien hoe ze haar speer ophief tegen tienduizenden, en ze heeft ze allemaal in één keer verslagen. Ik weet dat ze alles heeft opgegeven wat ze had. Ze heeft zich zelfs uitgekleed voor Christus. Toch leek ze alleen maar rijker te worden. Ze werd bedekt met versierselen terwijl ze zichzelf had ontdaan van haar tooi. Alles wilde ze opgeven voor haar Heere. Kent u deze liefde, broeders en zusters in Christus? Een aantal van u wel, dat weet ik, want daar heb ik bewijzen van gezien in uw leven. De rest van u kan het nog leren, om zo boven die lage staat van het grootste deel van de Kerk van tegenwoordig uit te stijgen. Sta toch op uit de moerassen en vennen van het lauwe laodicisme, en kom mee, al hoger tot de top van de berg. Daar zult u staan met uw voorhoofden badend in het zonlicht. Beneden u ziet u de aarde, met stormen onder uw voeten, wolken en donkerheid rollen beneden in de vallei, terwijl u praat met Christus, Die tot u spreekt vanuit de wolk. U wordt bijna opgenomen tot in de derde hemel, om daar met Hem te wonen.
Hiermee heb ik geprobeerd u de welsprekendheid van de tekst uit te leggen: “U, Die mijn ziel liefheeft.”
2. Nu wil ik verder gaan met de logica van het hart.
Die ligt ten grondslag aan onze tekst. Mijn hart, waarom zou je Christus liefhebben? Met welk argument wil je jezelf rechtvaardigen? Vreemdelingen die me over Christus horen vertellen, zeggen: “Waarom zou je zo veel van je Zaligmaker houden?” Mijn hart, je kunt ze niet zo antwoorden dat ze Zijn lieflijkheid ook gaan zien, want ze zijn blind. Maar je kunt wel gerechtvaardigd worden voor degenen die ervan weten. Ongetwijfeld hebben de maagden Hem lief wanneer u hun zult vertellen waarom u van Hem houdt. Onze harten noemen als reden voor hun liefde in de eerste plaats: we hebben Hem lief vanwege Zijn oneindige lieflijkheid.
Als er geen andere reden was, als Christus ons niet had gekocht met Zijn bloed, dan voelen we toch soms dat als we een nieuw hart zouden hebben, we van Hem moeten houden omdat Hij voor anderen is gestorven. Het geweldige geschenk dat ik kreeg door Zijn kruis en Zijn allerkostbaarste liefde moet altijd het diepste motief voor liefde zijn. “Wij hebben Hem lief, omdat Hij ons eerst heeft liefgehad.” Toch heb ik soms wel eens het gevoel dat afgezien van dat alles er zo’n schoonheid is in de aard van Christus, zo’n lieflijkheid in Zijn liefde, zo’n glorie in die zelfopoffering, dat je wel van Hem móét houden. Kan ik in Uw ogen kijken en niet getroffen worden door Uw liefde? Kan ik naar Uw hoofd kijken met de doornenkroon zonder in mijn hart die doornen te voelen? Kan ik de koorts van de dood zien zonder zelf in koortsachtige vurige liefde voor U te zijn? Het is onmogelijk om Christus te zien en Hem niet lief te hebben. U kunt niet in Zijn gezelschap zijn zonder direct te voelen dat u nauw verbonden bent met Hem. Kniel maar naast Hem in de hof van Gethsemané. Ik ben ervan overtuigd dat elke druppel bloed die op de grond valt een onweerstaanbare reden is waarom u Hem zoudt liefhebben. Hoor hoe Hij roept: “Mijn God, Mijn God, waarom hebt U Mij verlaten?” Dat heeft Hij verdragen uit liefde voor anderen. Dan moet u Hem toch wel liefhebben? Wanneer u ooit de geschiedenis van Mozes hebt gelezen, dan gelooft u dat hij een geweldig mens was. U bewondert hem en ziet tegen hem op zoals tegen een machtige reus uit de oude tijden. Toch voelt u in uw hart nooit een sprankje liefde voor Mozes. Dat zou ook niet kunnen, daar is zijn aard niet naar. Daar is iets wat bewondering wekt, maar geen verbondenheid. Wanneer u naar Christus opziet, doet u meer. U voelt hoe u aangetrokken wordt. Het is niet zozeer bewondering als wel liefde. Geen aanbidding maar omhelzing. Hij verrukt, onderwerpt, overstelpt, en met die onweerstaanbare prikkel van heilige aantrekkingskracht wordt uw geest meteen naar Hem toegetrokken. Dr. Watts zei zo mooi:
“His worth, if all the nations knew,
Sure the whole earth would love Him too.”
Toch heeft de liefde nog een ander argument om Christus lief te hebben, namelijk Christus’ liefde voor haar. Hebt U mij liefgehad, Jezus, Hemelkoning, Heere van de engelen, Heerser over al de werelden? Hebt U Uw hart op mij gezet? Sterker nog, hebt U mij van den beginne liefgehad, mij in alle eeuwigheid verkozen? Bleef U van mij houden bij het voortschrijden van de tijd? Kwam U uit de hemel naar de aarde om mij als Uw bruid te winnen en hebt U mij zo lief dat U mij niet alleen laat in deze arme woeste wereld? Bent U nu een woning voor mij aan het bereiden waar ik voor eeuwig met U zal wonen? Wat zou ik een ellendeling zijn wanneer ik geen liefde voor U had. Ik moet U wel liefhebben, het is onmogelijk om U te weerstaan. Die gedachte dat U mij liefhebt, heeft mijn ziel gedreven om U lief te hebben. Mij! Mij! Wat was er in mij? Ik zie geen schoonheid in mezelf, U wel? Mijn ogen zijn rood van het huilen, vanwege mijn zwartheid en misvormdheid. Ik heb zelfs tegen andere mensen gezegd: “Zie mij niet aan, want ik ben zwartachtig, omdat mij de zon heeft beschenen.” En U ziet schoonheid in mij! Wat een scherp oog moet U hebben. Nee, het zal zo zijn dat U van mijn ogen een spiegel gemaakt hebt, en nu ziet U Uzelf in mij. Het is Uw beeld dat U liefhebt, want van mij kunt u toch niet houden. In die verrukkelijke tekst uit Hooglied zegt Jezus tot de bruid: “Geheel zijt gij schoon, Mijn vriendin! En er is geen gebrek aan u.” Hij heeft uw zwartheid weggedaan en in Zijn ogen bent u zo volmaakt alsof u nooit gezondigd had, zo vol lieflijkheid alsof u al was zoals u eens zult zijn wanneer u naar Zijn beeld gevormd wordt. O broeders en zusters, er zijn er onder u die met nadruk kunnen zeggen: “Als Hij mij liefheeft, dan moet ik Hem liefhebben.” Ik kijk de rijen langs. Daar zit een broeder die Christus liefheeft terwijl hij Hem een paar maanden geleden nog vervloekte. Daar zit een dronkaard, daar iemand die wegens misdaden in de gevangenis heeft gezeten. En Hij hield van u, zelfs van u. U die uw vrouw bedroog, omdat ze de dierbare Naam liefhad, u die vol genoegen Zijn dag ontheiligde en minachting toonde voor Zijn predikanten en liet zien hoe u Zijn zaak haatte, ondanks dat hield Hij van u. En van mij! Zelfs van mij! Ik vergat de smeekbeden van mijn moeder. Ik trok me niets aan van mijn vaders tranen. Terwijl ik veel licht had, zondigde ik zo veel. Toch hield Hij van mij en heeft Zijn liefde bewezen. Ik daag u uit, o mijn hart, bij de reeën en hinden van het veld, om uzelf helemaal te geven aan mijn Geliefde en u helemaal te verliezen in Hem. Eist u dat deze morgen van uw hart? O, dat moet u doen als u Jezus kent en weet dat Jezus u liefheeft.
Liefde geeft ons een nog krachtiger reden. Liefde voelt dat ze zichzelf aan Christus moet overgeven, omdat Christus voor haar geleden heeft.
Wanneer mijn leven ten einde loopt, kan het zijn dat ik veel geestelijke krachten verlies, maar in de herinnering zal de liefde blijven voor geen andere Naam dan die hier gegeven wordt. De beproevingen van Christus hebben Zijn naam in ons hart gebrand. Kijk hoe Hij bespot wordt door de soldaten van Herodes, hoe Hij veracht werd, bespuwd door slaven. De nagels doorboorden Zijn handen en Zijn voeten. Je kunt bij het zien van dat uiterste lijden alleen maar zeggen: “Wanneer U zo hebt willen lijden voor mij, dan moet ik U wel liefhebben, Jezus. Mijn hart voelt dat niemand daar zo veel recht op heeft als U, want niemand heeft zich zo overgeleverd voor mij als U. Anderen hebben geprobeerd mijn liefde te kopen met het zilver van aardse liefde en met het goud van een vurige en toegenegen aard, maar U hebt haar gekocht met Uw kostbaar bloed. U hebt er het meeste recht op. Zij zal voor eeuwig de Uwe zijn.”
Zo is de logica van de liefde. Daar sta ik me de liefde van de gelovige voor zijn Heere te verdedigen. Ik wou dat er wat meer te verdedigen viel. Ik durf hier wel te staan om de uiterst overdreven spraak te verdedigen en de wildste, fanatiekste daden, wanneer die voor de liefde van Christus zijn gedaan. Nogmaals, ik wou alleen dat er meer te verdedigen viel, in deze tijd van neergang. Heeft iemand alles opgegeven voor Christus? Dat zou wijs zijn. Is er iemand gestorven voor Christus? Dat was zeker geen dwaas, maar iemand die de wijsheid had om zijn hart te geven voor Iemand Die Zijn hart doorboren liet voor hem. Laat de Kerk maar eens proberen om buitensporig te zijn. Laat haar maar eens breken met de strakke banden van haar gebruikelijke voorzichtigheid, en eindelijk eens opstaan om wonderen te durven doen. Laat de tijd van de wonderen terugkeren. Laat de Kerk haar armen bloot maken en de mouwen van de formaliteit opstropen en voortgaan vanuit een machtige gedachte. De wereldling zal haar uitlachen en bespotten. Maar ik zal hier staan om haar tegen die spottende wereld te verdedigen.
O Kerk van God, u kunt geen buitensporige dingen meer doen voor Christus. U brengt wel uw Maria’s naar voren en ze breken wel albasten kruiken, maar Hij verdient een hele bron. U vergiet uw parfum en geeft Hem rivieren vol olie en tienduizenden van het vette van de beesten, maar dat verdient Hij ook. De Kerk was in de eerste eeuwen als een leger dat een stad bestormt. Een stad met een slotgracht eromheen. Er was geen andere mogelijkheid om de wal te bereiken dan door die slotgracht te vullen met de dode lichamen van de martelaren en gelovigen van de Kerk. Ziet u hen? Er is net een bisschop in gevallen, zijn hoofd is afgehouwen met een zwaard. De volgende dag zijn er bij de rechtbank twintig die willen sterven om hem na te volgen. De dag erna nog eens twintig. En dat blijft zo doorgaan tot de enorme slotgracht vol is. Dan klimmen de mensen die volgen tegen de wal op en planten de bloedrode standaard van het kruis op de top, de trofee van hun overwinning. Wanneer de wereld zou zeggen: “Waarom geschiedt dit bloedvergieten?” dan antwoord ik: “Hij is het waard.” De wereld zegt: “Waarom die verspilling en dat lijden? Waarom stop je zo veel energie in een zaak die je op zijn best fanatiek kunt noemen?” Ik antwoord: “Hij is het waard, al werd de hele wereld in het wierookvat gestopt, met al het mensenbloed als wierook. Hij is het waard dat dat alles voor Hem geofferd wordt. Al zou de hele Kerk een bloedbad zijn, Hij is het waard dat men dat offer brengt. Al zouden we allemaal liggen te rotten in een kerker, al zou het mos op onze oogleden groeien, al zouden onze lichamen aan de haviken worden gegeven en aan de kraaien, Hij is het waard om dat offer op te eisen. En dat alles zou nog een te geringe gift zijn voor Iemand als Hij.” O Meester, herstel in de Kerk de kracht van liefde die zo’n taal kan horen en voelen dat het waar is.
3. Ten slotte kom ik nog kort bij mijn laatste punt. Welsprekendheid is goed, logica nog beter, maar een goede toepassing is het beste.
Ik probeerde u welsprekendheid te leren toen ik de woorden van de tekst verklaarde. Ik trachtte voor u logica aan te dragen toen ik u redenen noemde voor de liefde uit deze tekst. Nu wil ik u, ieder persoonlijk, de toepassing van uw liefde voor Christus in uw dagelijks leven geven. Ik wil het wel, maar ik kan het niet. Laat de wereld zien dat het niet maar een etiketje is dat op u zit geplakt. Niet een etiketje voor iets dat niet bestaat, maar laat Christus werkelijk zijn “Hij Die uw ziel liefheeft!” U vraagt me hoe u dat moet doen? Mijn antwoord is: “Ik vraag niet of u uw haar wilt afscheren om monnik te worden, of in het klooster te gaan, mijn zuster, om een non te worden. Zoiets zou eerder uw liefde voor uzelf tonen dan uw liefde voor Christus. Ga maar naar huis en ga door met uw gewone werk. Ga met de mensen van deze wereld zoals u geroepen bent om te doen, en neem de roeping mee die Christus u gegeven heeft en kijk of u Hem kunt eren met uw roeping. Als dominee vind ik het dikwijls tot op een bepaalde hoogte minder eervol om Christus te dienen dan u, omdat mijn roeping me als het ware met goud bekleedt. Om daarvan een gouden beeld van Christus te maken, is niet zo veel werk, hoewel God weet dat het vaak mijn krachten te boven zou gaan als ik Zijn genade niet zou ontvangen. Maar u moet dat beeld van Christus maken uit ijzer of klei of uit het gewone metaal van uw alledaagse gesprek. Is het niet heerlijk! En dan te bedenken dat u Christus net zo goed in uw omgeving kunt eren als ik in de mijne. Misschien zelfs nog wel beter, want u kent wellicht meer problemen, meer armoede, meer verleidingen, meer vijanden. Wanneer u onder al die beproevingen Christus liefheeft, toont u veel beter dan ik ooit kan hoe groot uw liefde voor Hem is, en hoe bezielend. Ga dan en zoek morgen of overmorgen naar mogelijkheden om iets voor Christus te doen. Kom uit voor Zijn Naam wanneer iemand Die misbruikt.
Wanneer u een van hen gewond vindt aan een van zijn ledematen, wees dan als Eleanoor, de vrouw van de koning van Engeland, en zuig het vergif uit. Wees bereid om liever uw naam misbruikt te zien dan dat Hij onteerd wordt. Kom altijd voor Hem op. Laat het Hem niet aan een vriend ontbreken, want Hij was een vriend voor u toen u verder niemand had die u hielp. Wanneer u enige behoeftigen tegenkomt, toon dan liefde om Zijnentwil, zoals David dat deed bij Mefïboseth uit liefde voor Saul. Geef hongerigen te eten, kleed de naakten. “Zoveel gij dat aan een van dezen hebt gedaan, hebt gij het Mij gedaan.” Zoek niet alleen het tijdelijke goed voor Zijn kinderen, maar probeer veel meer een christen te zijn voor hen die Hem nog niet kennen. Ga onder de goddelozen, de verlorenen, de losbandigen. Vertel hun over Hem. Vertel hun dat Jezus Christus in de wereld is gekomen voor zondaren. Ga naar Zijn verloren schapen. Wees een herder zoals Hij dat was en toon zo uw liefde. Geef zoveel u kunt voor Hem. Wanneer u sterft, maak Hem dan erfgenaam van een gedeelte van uw bezittingen. Een vriend van wie ik houd, die geef ik af en toe een geschenk. Zo zou ik Christus ook wat moeten geven uit liefde, een flink geldbedrag, het vette van mijn brandofferen. Onlangs hoorde ik over een oude man die lang getuigd had dat hij christen was. Er werd verteld hoeveel hij had nagelaten, tot iemand vroeg: “Heeft hij Christus ook iets nagelaten in zijn testament?” Er werd om gelachen, sommigen vonden het bespottelijk. Dat valt wel te begrijpen, omdat men Christus niet ziet als een persoon. Wanneer we ware liefde voor Hem hadden, zou het heel vanzelfsprekend zijn om Hem iets te geven, voor Hem te leven, en Hem dus ook in ons testament te gedenken als bewijs van aandenken aan Hem zoals Hij aan ons gedacht heeft in Zijn laatste testament.
O broeders en zusters, we hebben in de Kerk meer overdadige liefde voor Christus nodig. U moet allemaal uw liefde voor Jezus tonen. Soms door iets te doen dat u nog nooit eerder gedaan heeft. Ik herinner me dat ik eens op een zondag gezegd heb dat de Kerk net zo goed als de wereld een plaats zou moeten zijn waar iets uitgevonden wordt. We weten niet welke machine er nog uitgevonden zal worden door de wereld. Iedereen is er wel in gedachten mee bezig iets nieuw uit te vinden. Zo zou iedereen in de Kerk zijn verstand moeten gebruiken, om een nieuw plan te bedenken om Christus te dienen. Robert Raikes bedacht de zondagsschool, John Pounds de armenschool. Nemen wij er genoegen mee voort te borduren op hun vindingen? Nee, we willen iets nieuws. In Surrey Hall dachten onze broeders onder de preek voor het eerst aan de middagdiensten die werden gehouden. Een gedachte die werd ingegeven toen ik preekte over de vrouw met de albasten kruik. Het eind is nog niet in zicht. Kan iemand iets nieuws bedenken voor Christus? Kan iemand iets meer voor Hem doen dan wat gisteren of eergisteren of de afgelopen maand ook al gedaan werd? Is er niemand die wil opvallen en in de ogen van de wereld fanatiek zal zijn? Want liefde is fanatiek in de ogen van mensen. Geloof me, als je al je bezittingen alleen voor jezelf houdt, is het geen liefde. Ik hoop dat de Heere het in uw hart geeft om een ongewoon dankoffer aan Hem te geven of Hem een dienst te bewijzen die u niet gewend was. Zo kan Christus geëerd worden met het beste van uw lammeren. Het vette van uw ossen wordt nog meer verheerlijkt als bewijs van uw liefde voor Hem.
God zegene u als gemeente. Ik kan Zijn zegen alleen maar aanroepen, want mijn mond weigert te spreken over liefde die mijn hart kent, en die ik steeds meer wil voelen. Zondaar, vertrouw op Christus, als u Hem wilt liefhebben. Door op Christus te vertrouwen, wordt u behouden.
Amen.