Een preek bedoeld voor lezing op zondag 7 april 1895. Uitgesproken door C.H. spurgeon in de Metropolitan Tabernacle, Newington op zondagavond 3 april 1887
Daarom zeiden onze oudsten en al de inwoners van ons land tegen ons: Neem proviand voor de reis mee, en ga hun tegemoet, en zeg tegen hen: Wij zijn uw dienaren. Nu dan, sluit een verbond met ons. Dit brood van ons hebben wij warm als voedsel voor onderweg uit onze huizen meegenomen op de dag dat wij vertrokken om naar u toe te gaan. Numeri 9:11-12
Met grote tederheid stond God toe dat het Pascha een tweede keer gehouden werd, zodat degenen die het de eerste keer niet hadden kunnen vieren vanwege onreinheid waar zij zelf niets aan konden doen, niet uitgesloten zouden worden van dit gedenkwaardige en symbolische ritueel. Hoewel het nu op een andere datum werd gehouden, veranderde God de vorm niet. Het paasfeest moest hetzelfde blijven, ongeacht wanneer het gevierd werd of wie eraan deelnam. Of het nu door een gezin was of door een Israëliet die als gast en vreemdeling in huis verkeerde, voor iedereen die het Pascha vierde golden dezelfde regels die zorgvuldig in acht genomen moesten worden.
Hieruit trek ik een les dat, ongeacht hoe onze ervaringen mogen zijn waardoor we tot de zaligheid komen, Christus toch altijd Dezelfde blijft en dat we allemaal op dezelfde manier deel moeten hebben aan Hem. Voor u die zo verontreinigd bent dat u als het ware het tweede Pascha moet eten, te elfder ure, lang nadat anderen zich met Christus hebben gevoed, is er dezelfde Christus beschikbaar als voor degenen die op tijd kwamen, die de Heere vroeg zochten en Hem vonden met de dauw van de jeugd. Er is niets anders dan Jezus voor ieder van ons; er is geen bijzondere weg voor de een vanwege zijn rechtvaardige leven, noch een bijzondere weg voor de ander omdat hij zo goddeloos is.
Voor de meest morele en de meest immorele mens is er dezelfde Zaligmaker, Die door hetzelfde kostbare geloof ontvangen moet worden. Slechts als het bloed van Jezus op ons wordt gesprenkeld, worden we verlost van de toorn, en slechts als we ons voeden met Christus kan ons geestelijk leven onderhouden worden. Er zijn geen twee evangeliën, er is maar één Evangelie; er zijn geen twee Christussen, er is maar één Christus; en er zijn geen twee wegen naar de hemel, er is maar één weg naar de hemel. Laten we samen naar het kruis gaan, het grote offer voor de zonde aanschouwen en door het geloof verlossing in Hem vinden.
Het onderwerp dat wij op dit moment moeten overwegen, is het volgende: als wij Christus ontvangen, wordt die ontvangst prachtig uitgedrukt en voorgesteld door ons te voeden met Hem. Ten eerste moeten wij ons dus voeden met Jezus Christus. Het paaslam moest worden gegeten. Ten tweede moeten wij Christus ontvangen en ons met Hem voeden als de volledige Christus, want er stond: ‘Zij mogen er niets van over laten blijven tot de volgende morgen en mogen er geen been van breken.’ Ten derde moeten wij Christus ontvangen in verbinding met anderen. Het is een zeer gezegende zaak wanneer onze persoonlijke ontvangst van Christus, ons persoonlijke voeden met Christus, geen eenzaam handelen is, maar in gezelschap gebeurt, net zoals vroeger een heel gezin zich verzamelde om het paaslam te eten.
1. Ten eerste dan, MOETEN WIJ ONS VOEDEN MET JEZUS CHRISTUS.
De ware ontvangst van Christus wordt heel mooi uitgedrukt door ons te voeden met Hem. Het punt waar een zondaar naar verlangt als hij werkelijk wakker wordt en zijn geweten volledig ontwaakt, is allereerst dit: ‘Hoe kan ik gered worden? Ik weet dat Christus een Verlosser is, maar hoe kan ik Hem mijn Verlosser maken? Ik begrijp dat Hij een verzoening heeft gebracht waardoor zonde kan worden weggenomen—hoe kan die verzoening mijn zonde wegnemen?’ Toen het Paaslam in het gezin van de Israëliet werd geslacht, moest eerst het bloed door de man die het hoofd van het gezin was, op de deurpost en de twee zijposten worden gesprenkeld. En zodra het was gesprenkeld, werkte zijn kracht meteen—dat huis was veilig.
Het echte ontvangen van Christus wordt heel mooi uitgedrukt door het beeld dat wij ons voeden met Hem. Wat een zondaar verlangt te weten als hij echt wakker geschud is en zijn geweten grondig is ontwaakt, is in de eerste plaats: ‘Hoe kan ik worden gered? Ik weet dat Christus een Zaligmaker is, maar hoe kan ik ervoor zorgen dat Hij mijn Zaligmaker wordt? Ik begrijp dat Hij verzoening heeft aangebracht, waardoor de zonde weggedaan kan worden. Hoe kan die verzoening mijn zonde wegnemen?’
Vervolgens moesten ze het lam dat met vuur was geroosterd, binnenbrengen, zich rond de tafel verzamelen, en alles wat ze hoefden te doen was het opeten. Nu is eten zo’n eenvoudige handeling dat ik het niet kan uitleggen. Ik denk dat de beste manier om uit te leggen hoe je moet eten, is door het gewoon te doen—and de beste manier om uit te leggen hoe Christus ontvangen moet worden, is door Hem te ontvangen. Toch, omdat ik probeer om een arme, verontruste ziel te helpen, zal ik proberen uit te leggen wat het betekende om het paaslam te eten en wat het betekent om Christus te ontvangen.
Ik zeg het nogmaals, het eten van het paaslam was een heel eenvoudig proces. Mozes had tegen een Jood kunnen zeggen: ‘Dat lam, geroosterd met vuur, is van jou als je het maar eet. Er is geen ceremonie die moet worden uitgevoerd, geen bezwering die moet worden herhaald, geen kniebuiging die moet worden gedaan. Je staat aan de tafel, je eet het lam, en het is van jou.’ Nu, wat betreft het voeden met de Heere Jezus Christus, is de eerste stap om Hem door geloof te ontvangen. Ontvangen is het eerste deel van eten. Je hebt honger, brood wordt voor je neergezet, je neemt het brood in je mond, je ontvangt het, en het wordt van jou. Zo ontvang je de Heere Jezus Christus—geloof is de mond waarmee Hij ontvangen moet worden. Geloof in Hem — geloof wat er in het Woord van God over Hem getuigd wordt.
Zeg tegen uzelf: ‘Hij leefde een heilig leven, Hij stierf de offerdood, de Rechtvaardige voor de onrechtvaardiger’ om ons tot God te brengen. Ik geloof dit allemaal. Ik aanvaard dat het waar is, waar voor mij. En ik neem het, niet alleen in mijn oor door het te horen, maar in mijn hart door het te geloven als de zekere waarheid waardoor alleen zielen kunnen worden gered.’
‘Maar stel nu dat ik Hem aanneem en daar het recht niet toe heb.’ Ah, als u Hem eenmaal genomen hebt, heeft u Hem, recht of niet! Heb ik u niet vaak gezegd dat als u een stukje brood gegeten hebt, ook al had u daar geen recht op, geen rechter ter wereld het ooit nog uit u krijgt? In zo’n geval is bezit meer dan de spreekwoordelijke negen punten van de wet die bezit omschrijven—het is de hele wet. Als u Christus als de uwe hebt genomen, dan is Christus werkelijk de uwe. O, dat u Hem nu zou aangrijpen! ‘Maar als het nu niet terecht is dat ik Christus heb?’ Het is nooit verkeerd geweest als een arme zondaar Christus aannam, dus dan mag u het ook.
Als Hij dichtbij is, grijp Hem dan vast. ‘Grijp naar het eeuwige leven’, zegt de apostel (1 Tim. 6:12). En als u Jezus Christus aangrijpt, zal God nooit roepen: ‘Handen los!’ Wees nu eens moedig, u zult merken dat u niet teruggeduwd wordt. De poort van de genade is open. Ga naar binnen. En als u teruggeduwd wordt, zult u de eerste zijn die ooit door Christus bent geweigerd. ‘Geloof in de Heere Jezus Christus en u zult zalig worden’ (Hand. 16:31).
‘Dat heb ik gedaan’, zegt iemand. Ik ben heel blij dat u dat heeft gedaan. Maar heeft u het echt gedaan? Er is een soort geloof dat geen echt geloof is. Iemand gelooft dat dit of dat waar is. Hij zegt tenminste dat hij dat doet, maar hij gedraagt zich op een manier die bewijst dat hij het niet gelooft. U bent thuis. U ligt op bed en u slaapt. Iemand maakt u wakker en roept dat uw huis in brand staat. U draait u kalmpjes om en slaapt weer door. Ik weet dan door wat u doet dat u het bericht niet hebt geloofd. Iemand kijkt u in het gezicht en vertelt u dat hij de sporen van een dodelijk ziekte waarneemt. Binnenkort zult u sterven, tenzij u een bepaald medicijn slikt. Zegt u dat u gelooft dat u de ziekte hebt en dat het medicijn u zou genezen als u het zou nemen en gaat u, nadat u me dat heeft verteld, naar huis en vergeet u het vervolgens? Dan weet ik dat u de waarheid niet sprak toen u zei dat u geloofde, want echt geloof zou u in beweging brengen. U zou ernstig aangedaan zijn door deze dingen als u geloofde dat ze waar waren.
Kom dus, laat me u een vraag stellen. Is de zonde een werkelijkheid voor u? Aanvaardt u de positie van een zondaar en belijdt u uw behoefte aan een Zaligmaker? Gelooft u dat de Zoon van God als Mens verschenen is met het doel om mensen als u te redden? Kunt u een stap verdergaan en zeggen: Ik geloof in Christus als mijn Zaligmaker’? Goed, tot zover. Het brood ligt in uw mond.
Bij het eten is het volgende stadium dat het voedsel een proces van vertering ondergaat. Het moet in het lichaam komen en verteren. Evenzo moet er om Christus volledig te ontvangen, zoiets zijn als vertering door meditatie. De grote waarheden die ik noemde, komen de ziel binnen. Door meditatie gaan ze over in het hart en in de geest. We denken erover na, we peinzen erover, we overwegen ze, ze beginnen ons te beïnvloeden en onze geest gaat aan het werk met deze waarheden door ei het goede sap en de voeding uit te halen: de verborgen goedheid en kracht ervan. O mannen, er zijn er onder u die nooit gered zullen worden door Christus, omdat ze niet nadenken! Tenzij de Heere Jezus n genadig ontmoet en u plotseling gedwongen wordt om in Hem te geloven en ik bid dat dat mag gebeuren, maar ik ben bang dat u anders zeker verloren zult zijn.
Sommigen van u hebben niet de houding om ook maar iets goeds te ontvangen uit het horen van het Evangelie, omdat u niet nadenkt over wat u hoort. U bewaart het niet in uw hart. U overlegt niet in uw gedachten wat u wordt geleerd op de sabbat. Velen laten het Evangelie ongehinderd verdergaan, want ze laten toe dat het het ene oor in- en het andere oor uitgaat, zondag na zondag, week na week, maand na maand, jaar najaar. Zij horen het Evangelie slechts, en daar blijft het bij. De waarheid krijgt de kans niet om voedsel voor hun geest te worden, want wat ze een minuut lijken te eten, spugen ze liet volgende moment weer uit. Dat is helemaal geen eten. Dat is dwaasheid, spotternij.
Nadat het voedsel het lichaam binnengekomen is en is verteerd, gaat het proces verder. Ik ga me nu niet bezighouden met discussies over het lichamelijke proces, maar u weet dat er een proces is dat ‘opname’ wordt genoemd. De aders in het lichaam doen allemaal hun eigen taak en zo wordt het voedsel dat genomen is langzamerhand tot onderhoud en opbouw van het lichaam. Zo gaat het met het brood dat even geleden nog van mij onderscheiden was. Het wordt onafscheidelijk van mij. Het wordt in mijn systeem opgenomen. Het wordt een deeltje van mijzelf.
Dit is het mooiste als je je voedt met Christus. Je hebt de waarheid over Hem geloofd, je hebt het overdacht tot je Hem hebt verteerd, een paar verborgen functies in je natuur nemen Hem op en zorgen dat Hij wordt opgenomen in je geestelijk leven. Kijk toch, mannen. Ik geloof dat Christus de vleesgeworden Zoon van God is. Ik geloof dat niet slechts als feit, zoals ik ook geloof dat er iemand bestaat als de tsaar van Rusland. Nee, ik zoek gered te worden door Hem Die Mens werd om mij te redden. Kijk nog verder. Ik geloof dat deze mensgeworden God mijn zonden in Zijn eigen lichaam droeg aan het hout. Ik geloof dat ik vergeven ben, nee, ik wéét dat ik vergeven ben, omdat Hij mijn zonden weggenomen heeft en er wat mij betreft een einde aan heeft gemaakt. Dat is het opnemen van de grote waarheid van de verzoening in het meest intieme deel van mijn geest.
Ik wil het proces niet langer uitleggen. Ik wil dat u het in praktijk brengt. Geliefden, u die zich al zo vaak met Christus heeft gevoed, voed u op dit moment opnieuw met Hem. Denk aan Hem zoals u Hem kent en probeer meer van Hem te kennen. Maar grijp aan wat u al van Hem kent. Pers uit deze druiven het heilige sap. Trek de goddelijke steun uit deze waarheden, zoals ze voor uw geest bedoeld zijn. Zeg: ‘Deze waarheden zijn van mij. Ik leef ermee. Ik zou ermee willen sterven. Ik wil niets beters.’ Als u zich echt zo met Christus voedt, zal het erop neerkomen dat Christus en u één zijn. En niemand zal in staat zijn om u van Hem te scheiden of om Hem van u weg te nemen. Zoals het brood of het vlees dat u eet een deel van uzelf wordt, zo wordt Christus in uw diepste innerlijk opgenomen door een kinderlijk geloof. Hij wordt een levend en eeuwig deel van uzelf. En omdat Hij leeft, zult u ook leven, want Hij heeft u levend gemaakt en Hij leeft in u.
Ik weet zeker dat u, als u heeft geleerd om u met Christus te voeden op de manier die ik beschreven heb, niets tegen de ‘bittere kruiden’ heeft die moesten worden gegeten bij het Pascha. O, nee! Die bittere kruiden geven pit aan het feest. Toen ik probeerde door te dringen tot het wezen van de tekst, dacht ik bij mezelf: ‘Ik heb dagelijks mijn bord vol bittere kruiden.’ Ze komen tot me in deze vorm: christelijke predikanten die ik heb opgeleid en die het geloof afzweren; christelijke mensen van wie ik dacht dat ze bekeerd waren, die zich goddeloos gedragen; en angsten over velen die niet zo veel zorg om hun ziel lijken te hebben als ik heb. O Christus, mijn gezegende Meester, Uw dienst is heel zoet, omwille van U. Maar op zichzelf… wee mij dat ik er ooit voor geboren ben! Maar de regel is: ‘met bittere kruiden moeten zij het eten’, laten we dus verdergaan met ons werk en de bitterheid die met onze dienst gepaard gaat erbij nemen. Misschien worden sommigen van u bespot vanwege hun godsdienst. Dat is uw bord met bittere kruiden. Of misschien bent u erg arm. Of mogelijk leert u meer van uw eigen onwaardigheid als u meer van Christus leert kennen. En die kennis van uzelf is als het eten van bittere kruiden. Want als een hongerige Israëliet een paaslam kreeg om zich mee te voeden, dan zal hij vast tevreden zijn geweest om de bittere kruiden erbij te nemen.
De Israëlieten moesten het Pascha ook eten met ongezuurde broden. Gezuurd brood wordt door onze arme, gevallen natuur vaak lekkerder gevonden. Er is wat zelfverloochening voor nodig om het gist weg te nemen. We worden geroepen om onszelf te verloochenen omwille van Christus. En we moeten alle vormen van zonde wegdoen, alles wat gegist is, opdat we alles in Hem mogen hebben en in Christus alleen alles mogen vinden wat ons gehemelte verheugt en wat onze geest behangt. Ja, neem uw gezuurde broden met al hun heerlijkheid weg en kom daarvoor in de plaats met de bittere kruiden en het ongezuurde brood. We zullen absoluut verzadigd worden, zolang het Paaslam op tafel staat en onze ziel zich met Hem voedt. Over dit eerste deel van mijn onderwerp wil ik verder niets meer zeggen. Maar ik bid dat u zich in de stilte van uw geest voedt met Christus Jezus.
2. Dit brengt me bij het tweede punt, namelijk dat we Christus geheel moeten ontvangen. De Heere zegt met betrekking tot het Pascha: ‘Zij mogen er niets van over laten blijven tot de volgende morgen en mogen er geen been van breken.’ Als we Christus ontvangen, moeten we Hem geheel ontvangen.
We moeten de gehele persoon van Christus ontvangen. Eens hadden we Arius. Hij wilde Christus ontvangen als een goede man, maar niet als God. Maar u kunt Christus niet hebben, tenzij u Hem geheel heeft. Er waren er ook die het tegenovergestelde zeiden. Ze wilden Christus ontvangen als God, maar niet als bloedend, lijdend Mens. Maar u kunt Christus in het geheel niet ontvangen als u Hem niet geheel wilt hebben. U moet Hem hebben als gehele Persoon, als God en Mens, anders kunt u Hem in het geheel niet hebben en niet van Hem genieten als het voedsel van uw ziel.
We moeten Christus ook ontvangen in al Zijn ambten. Hij is gekomen als Profeet, Priester en Koning. Wees gewillig om door Hem onderwezen te worden, om door Hem gewassen te worden, om door Hem geregeerd te worden. En let op: u kunt de Priester niet hebben, als u niet ook de Profeet wilt hebben. Hij kan ook uw Profeet niet zijn, als Hij niet uw Koning wordt. U moet Hem als gehele Christus hebben, met ongedeelde eer. Hij moet worden aanvaard als alles wat Hij belijdt te zijn, anders heeft u Hem helemaal niet.
U moet Christus ook in Zijn hele werk hebben. Hij komt om uw zonde weg te nemen door Zijn bloed te storten en u zegt: ‘Ik wil Hem hebben.’ Maar luister. Hij komt om uw zondigheid weg te nemen en u te heiligen door het water dat met het bloed uit Zijn zij vloeide. U kunt niet de rechtvaardiging hebben en de heiliging wegnemen. U moet ze beide hebben en anders heeft u ze niet. De wet betreffende het Pascha was: ‘Zij mogen er niets van over laten blijven tot de volgende morgen en mogen er geen been van breken.’ U moet Christus hebben zoals Hij in het Woord naar voren wordt gebracht, in alle delen van Zijn reddende werk.
We moeten Christus ook hebben in Zijn gehele leer. Het voldoet niet als we zeggen: ‘Ik zal in Christus geloven als Hij de Bergrede uitspreekt en ons onderwijst over de ethiek van het gewone leven, maar ik zal niet in Hem geloven als Hij de geheimenissen van Zijn liefde voor Zijn discipelen openbaart op weg naar Gethsémané.’ U kunt Hem in het geheel niet hebben, tenzij u gewillig bent om alles te geloven wat Hij leert, voor zover u het weet, en om te geloven dat alles wat Hij zegt wel waar moet zijn, ook al heeft u er nu nog geen kennis van. U moet de Heere Jezus Christus aannemen als absoluut onfeilbaar, anders kunt u Hem in het geheel niet ontvangen.
U moet Christus ook met al Zijn waarschuwingen aannemen. U moet zich niet afkeren als Hij zegt: ‘Zij zullen weggedaan worden in voor de eeuwige straf.’ U mag niet denken dat Zijn woorden daar te streng zijn. Wie vit op één woord van Christus heeft in werkelijkheid gevit op Christus Zelf. Een boot zinkt door één lek. Zo vernietigt het uw vertrouwen in Christus als u over één ding valt. Nee, neem elk woord dat Hij zegt en geloof het. Hang uw ziel eraan op en weet dat het waar omdat Christus het heeft gezegd. U moet niets overlaten van dit gezegende Paaslam, u mag er geen been van breken.
Zo moet het ook zijn met Christus in al Zijn geboden. Het is niet aan mij om te beredeneren waarom Hij ons iets gebiedt, maar het is onze taak om te doen wat Hij gebiedt. We moeten niet zeggen: ‘Dit is wezelijk en dat niet.’ We moeten niet zeggen: ‘Ik zal dit doen wat Hij me gebiedt, maar dat gebiedt Hij me wel, maar ik doe het niet.’ Dan bent u geen discipel, dan bent u een opstandeling. U bent Zijn vriend niet, maar Zijn vijand als u de geboden eruit pikt die u gehoorzamen wilt. Hoe kan iemand een goed soldaat zijn als hij zijn kapitein slechts soms gehoorzaamt? Zo’n discipline, of liever, zo’n gebrek aan discipline kan m geen enkel leger getolereerd worden en zal ook niet kunnen blijven In staan in de legers van de levende God. Nee, u moet de hele Christus aannemen met al Zijn geboden.
En het moet ook zo zijn met betrekking tot Christus en Zijn Geest. Iemand zegt: ‘Christus is heel liefhebbend en ik zal ook liefhebben.’ Dat zegt u goed, broeder. Maar Christus was ook heel uitgesproken en sloot absoluut geen compromis. Bent u ook uitgesproken en compromisloos? Als dat niet zo is, zal uw liefhebbende geest u een eindje op weg helpen, maar slechts op de weg naar de verwereldlijking. De Geest van Christus is een volmaakte Geest, wie Die niet heeft, is niet van Hem. Het is niet aan ons om een van de eigenschappen van Zijn Geest te kiezen en te zeggen: ‘Dat zal ik navolgen.’ Nee, u moet handelen zoals Christus altijd handelde. Voor zover u in staat bent om Hem te volgen, zet uw voeten waar Hij Zijn voeten zet, doe wat Hij deed, in uw eigen maat en op uw eigen niveau. Alleen als de hele Christus volledig en getrouw wordt nagevolgd, brengt dat een volmaakt karakter voort.
Geliefde vrienden, u ziet wat het onderwijs is. In de eerste plaats moet u zich voeden met Christus. En in de tweede plaats moeten we Hem geheel ontvangen. Maar ik betreur het dat hier mensen zijn die zich niet voeden met de hele Christus. Helaas! Sommigen doen dat niet eens ronduit uit eigenwijsheid. Maar ze kiezen en keuren, en daardoor laten ze hun zelfgenoegzaamheid en opstandigheid merken. Doe dat niet, doe dat toch niet, ik smeek het u. Maar voed u met de hele Christus, zoals de Israëlieten het paaslam in zijn geheel aten.
Sommigen zijn door onwetendheid niet in staat om zich met de gehele Christus te voeden. Ze kennen Hem niet. Anders zouden ze Hem graag ontvangen. Laat onwetendheid niemand van u verhinderen om de heerlijkste gerechten van de tafel van Gods genade te genieten. Zeg tegen uzelf: ‘Ik weet maar weinig. Ik voel dat, als ik meer wist, ik alleen maar liever wilde weten wat Jezus me zou onderwijzen. En ik lever mezelf aan Hem uit zoals een blinde zich uitlevert aan zijn gids. Ik zeg tot Jezus: ‘Wat ik niet weet, leer me dat.’ Op die manier bent u tenminste gewillig om het hele Paaslam te eten, ook al zorgt onwetendheid ervoor dat u niet volledig begrijpt wat het is om Hem te ontvangen.
Er zijn er ook die uit verlegenheid falen om zich te voeden met de gehele Christus. Ze zijn bang om een paar van de heerlijkste leerstellingen die Hij onderwijst tot zich te nemen, een paar van de zoetste onderdelen van het eeuwige verbond, wat van het krachtigste vlees van Zijn eeuwige plan, een paar uitgelezen gerechten vol merg met gezuiverde gerijpte wijnen (Jes. 25:6). Ik smeek u, deins niet terug. Want Christus gaf Zichzelf helemaal aan Zijn volk. Als er een kostbaar verbondswoord is, voed u daar dan mee. Als er een rijke belofte is, geloof die en geniet ervan.
Christus weigert niets aan Zijn geliefden. Als u echt tot Zijn tafel komt en verlangt om alles te hebben wat in Hem is, neem het dan en wees niet bang. Hij zal u nooit terechtwijzen. Maar gerust gebruik van Christus, geliefden. Hij heeft Zelf de uitnodiging laten uitgaan: ‘Eet, vrienden, drink en word dronken, geliefden’ (Hoogl. 5:1). Neem alles van Christus in uw ziel op, zo veel u kunt, tot u met Hem verzadigd bent. Kom met blijdschap en geniet vrolijk van aan alles wat Hij u gratis geeft. Wees niet bang.
Ik denk niet dat het nodig is dat ik meer over dit tweede punt zeg. Ik zou alleen graag willen dat velen hier gewillig waren om te zeggen: ‘Ik wil de hele Christus hebben.’ Als u gewillig bent om Hem te hebben, dan is Hij van u. Als u Hem slechts vertrouwt, is Hij van u. U hoeft niets te doen U hoeft Hem slechts te nemen, zoals u vanavond uw maaltijd hoopt te gebruiken. Ontvang Hem in uzelf als het voedsel van uw geest en Hij is voor altijd de uwe.
3. Ik moet alleen nog een paar zinnen over het laatste punt zeggen. We moeten Christus samen met anderen ontvangen.
Het Pascha was geen eenzelvige bedoening. Iemand die het gebruikte, sloot zich niet in zijn eentje op om een lam te roosteren, het op tafel te zetten en het helemaal alleen op te proberen te eten. Nee, het was een een gezinsmaaltijd. Iedereen in huis die van het zaad van Israël was, de meester en de knechten, de man, de vrouw en de kinderen, kwam aan tafel en samen werden ze gevoed. O, ik vind het heerlijk om zelf van Christus te genieten. Ik kan natuurlijk niet voor anderen spreken.
Ik spreek voor mijzelf, en ik moet zeggen dat altijd meer van de dingen van God geniet als ik samen met u ben dan wanneer ik alleen ben. Het geeft zo’n heerlijke smaak om er samen met vrienden van te genieten dat Christus met ons is. We kunnen ons in de eenzaamheid verheugen in Hem, gezegend zij Zijn Naam. We kennen de zoetheid van de eenzame gemeenschap met Christus, maar we houden er nog meer van om ik zegen te delen met andere christenen.
Ik zou de weg naar de eeuwige stad niet alleen willen gaan. Ik zou veel liever samen met Christen reizen, en met Christinne, en met al die kleintjes, met het hele gezin, en met Moedig en met al die anderen. Samen konden ze zo heerlijk praten. En toen ze de reuzen ontmoetten, kon iemand zo’n kleintje overeind helpen als hij neergeslagen werd en hem bemoedigen. Wat was het goed voor dat arme schepsel meneer Lichtvertraagd, die altijd op krukken liep, en voor de arme Kleingeloof, en voor meneer Neerslachtig en mejuffrouw Zeerbevreesd om in zulk goed gezelschap te verkeren! Het zou een moeizame reis voor hen zijn geweest als zij de hele weg naar de eeuwige stad alleen hadden moeten gaan. Maar u weet dat ze vrolijk werden toen ze samen gingen reizen.
U herinnert zich dat ze zo juichten toen het hoofd van reus Wanhoop was afgeslagen dat meneer Lichtvertraagd met zijn krukken begon te dansen, ook al had hij zoiets nooit eerder gedaan. Het is wonderlijk hoeveel vreugde de christelijke gemeenschap en de heilige omgang met elkaar geven. Het is dus goed dat u het Pascha samen eet, en niet alleen. Het is goed dat u zich in Christus verheugt in gezelschap van anderen die zich ook in Christus verheugen.
De eersten met wie we Christus samen zouden moeten ontvangen, zijn onze gezinsleden. Hoe staat het, broeder, met uw gezinsleden? Zijn ze allemaal al bekeerd? Zijn ze allemaal gered? Als dat niet zo is, zucht dan tot de Heere dat Hij de rest van hen ook bij het Pascha brengt. Sommigen van u zullen straks moeten vertrekken als wij blijven om het avondmaal te houden. Sommige echtgenoten onder u moeten hun vrouwen hier achterlaten. U moet naar huis gaan of naar de galerij waar de toeschouwers zitten. Bedenk echter dat er geen toeschouwers zijn in de hemel. Die laatste dag zal onderscheid aanbrengen. Het zal vreselijk zijn om voor eeuwig gescheiden te zijn van hen die we liefhebben. Het zal het grootste geluk zijn als we in de hemel ons ongedeelde gezin ontmoeten.
Toch was dat voor een Jood die zijn gezin aan tafel ontmoette en het paasmaal at niet de grootste vreugde, want hij bedacht dat ze overal waar een Israëlitisch gezin was hetzelfde deden. Het hele uitverkoren volk van God was één in het houden van dit gedenkfeest. Zo is heel het volk van God één in Christus Jezus. Ik heb gemeenschap met hen die op allerlei manieren van mij verschillen. Ik denk dat er een gemeenschap der heiligen is die we niet kunnen beperken.
Als er leven in u zit en er zit leven in mij, kunt u het mis hebben en ik kan het mis hebben op sommige punten, maar dat éne leven in ons zal ervoor zorgen dat we gemeenschap hebben met Jezus. Misschien gehoorzaamt u niet al Christus’ geboden en zeg ik tegen u: ‘Ik kan niet samen met u avondmaal vieren.’ Maar ik kan niet voorkomen dat ik gemeenschap met u heb als u in het lichaam van Christus bent. Gemeenschap is de polsslag van het lichaam en tenzij ik mijn vinger afhak, kan ik niet voorkomen dat ik gemeenschap heb met mijn vinger. Mijn vinger kan erg vies zijn.
Ik kan er een rode lap om doen en zeggen: ‘Alsjeblieft, ik zal je ervan weerhouden om de rest van mijn lichaam aan te raken.’ Maar dat zal niet helpen. Zolang het lichaam leeft en de vinger leeft, is er gemeenschap. Het bloed van het leven moet door de vinger blijven vloeien. Op dezelfde manier, lieve broeders, zien we veel heiligen van God die het zonder twijfel bij het verkeerde eind hebben en die veel gebreken hebben, maar van wie we geloven dat ze kinderen van God zijn. En wie vergist zich niet? Wie is zonder gebrek?
Maar als het leven van God in hen is, is er gemeenschap, ongeacht alle regels en regeltjes. Dat is de gemeenschap van het leven in het Hoofd van de kerk. Het klopt door alle leden en zal dat altijd doen. Ik hoop vanavond tot het avondmaal te komen en de gemeenschap te vieren met alle verlosten van de Heere, zowel op aarde als in de hemel. Ja, ook met hen die al honderden jaren geleden de aarde verlaten hebben. En door het geloof hoop ik iets van gemeenschap te genieten met de generaties die nog niet geboren zijn en die in de volheid van de tijd zullen komen om de Heere te kennen.
Dank God, velen van ons weten wat het is om gemeenschap met Christus te hebben, zoals ze weten wat het is om gemeenschap met Zijn volk te hebben! Zowel individueel als in de samenkomst hebben we vaak ervaren hoe zoet de gemeenschap met onze Heere is. Soms werd Hij aan de tafel duidelijk voor u afgeschilderd als de Gekruisigde. Soms sprak lip ‘s nachts op ons bed met ons. Ik weet wat het is om op te zitten en geen poging meer te doen om in slaap te vallen om die overstromende vreugde die Zijn goddelijke aanwezigheid gaf maar niet te verliezen. Soms was ik bang om ‘s morgens op te staan, omdat ik het moment van bewuste gemeenschap met Hem zou verbreken als ik naar beneden zou lopen. Onze Heere Jezus is zo dicht bij Zijn volk en er zijn momenten dat we zo’n heerlijke omgang met Hem hebben dat we in waarheid kunnen zeggen dat dat het eeuwige leven is. Dan zingen we:
Ik sta op de berg van God
met zonlicht in mijn ziel.
Ik hoor de stormen in het dal beneden.
Ik hoor de donder rollen.
Maar ik heb rust in U, mijn God, onder
deze prachtige luchten. Op de hoogte
waar ik sta, kan geen storm of wolk
ooit komen.
O, dit is leven, dit is vreugde, mijn God, U zo
te vinden, Uw aangezicht te zien, Uw stem te
horen, en Uw liefde geheel te kennen.
Amen.