En zij gingen naar een ander vlek. Lukas 9:56
Ik zie in gedachten de Meester en Zijn groepje discipelen, terwijl de zon ondergaat, wachtend buiten de poort van het dorp. De Samaritanen vragen: Gaat Hij niet naar Jeruzalem? Ja, wel. Dan vertellen ze Hem dat Hij er niet in mag, Hij moet maar weggaan, en ze willen Hem niet ontvangen. Hij zegt geen woord, Hij uit geen klacht. Hij gaat gewoon rustig de heuvel af en het groepje volgt Hem op de voet. Hij wandelt verder totdat Hij klopt aan de poort van een ander dorp, waar ze Hem onderdak geven voor de nacht. Dat is alles wat er zal gebeuren als u Hem verwerpt: Hij zal ergens anders heen gaan. Maar als ik zeg dat dit ‘alles’ is wat er zal gebeuren, is dat een heel groot ‘alles’. Het is een heel verschrikkelijk ‘alles’, want mijn Meester komt me nooit ontzagwekkender voor dan wanneer Hij zo kalm is. U hebt Hem afgewezen – en dus gaat Hij weg. Er rolt geen donder om u op te schrikken, er flitst geen bliksem om u te vernietigen – Hij gaat alleen maar weg. Dat Hij weggaat is verschrikkelijker dan een hevige storm. O, Hij staat aan de deur van uw hart – nu. Hij klopt zacht, niet met een moker, maar met Zijn doorboorde hand. Ik smeek u dat u Hem terstond binnenlaat, en als u dat niet doet – misschien zal Hij nooit meer kloppen. Moet Hij zo bij u vandaan gaan? Wat is uw antwoord? Ja, of nee? Ik smeek u antwoord te geven, en ik bid God dat Hij u zal helpen te zeggen: Kom, mijn Heere, kom binnen. Hij moge het geven, om Zijns Naams wil! Amen.