Een ongerief van het ’’klein geloof’ is, dat terwijl het groot geloof altijd zeker is van de hemel, het eerste slechts zelden dit meent te zijn. Klein geloof is echter even veilig, wat de hemel betreft, als een groot geloof. Wanneer Jezus Christus Zijn juwelen op de laatste dag telt, zal Hij de kleine parels, zowel als de grote van Zijn kroon tot Zich nemen. Al is een diamant nog zo klein, hij is toch kostbaar, omdat hij een diamant is. Zo ook het geloof. Al is het nog zo klein, als het een waar geloof is, is het ’’even dierbaar’, als hetgeen de apostelen deelachtig waren. Christus zal nooit zelfs de geringste parel van Zijn kroon verliezen. Klein geloof is altijd verzekerd van de hemel, omdat de naam van ’’klein geloof’ in het boek van het eeuwige leven staat. Klein geloof werd van God verkoren vóór de grondlegging van de wereld. Klein geloof werd gekocht door het bloed van Christus, het kostte evenveel als groot geloof. ’’Voor een ieder een sikkel” was de prijs van de verlossing. Iedereen: klein of groot, koningszoon of landbouwer, moest zich lossen met een sikkel. Christus heeft allen gekocht: klein en groot, met hetzelfde dierbaar bloed. Klein geloof heeft de zekerheid van de hemel, want God heeft in hem het werk begonnen, en Hij zal het voortzetten. God heeft hem lief en zal hem liefhebben tot het einde toe. God heeft hem een kroon toebereid en Hij zal die kroon daar niet ongebruikt laten liggen; Hij heeft hem een woning toebereid en Hij zal die woning niet in der eeuwigheid onbetrokken laten openstaan. Klein geloof is altijd veilig, maar zelden weet het veel. Als u het ontmoet, verkeert het vaak in vrees voor de hel en is het bekommerd voor de toom van God. Het zal u zeggen, dat het land aan gindse zijde van de rivier, nooit zal kunnen toebehoren aan een zo slechte en diep gezonkene als een kleingelovige. Nu eens is het, omdat hij zich zo onwaardig voelt, dan weer, omdat de dingen van God te heerlijk en te goed zijn, om waar te kunnen zijn, of hij meent, dat zij niet bestaan kunnen voor iemand als hij is. Soms vreest hij, dat hij niet is uitverkoren, dan weer, dat hij niet op de juiste manier geroepen werd, of dat hij niet langs de juiste weg tot Christus gekomen is, weer vreest hij niet tot het einde toe te zullen volharden, en als u duizend van zijn angsten verslaat, heeft hij toch weer tegen de morgen een leger op de been. Het ongeloof toch is een van die dingen, die u niet kunt verslaan; u kunt het gedurig doden, toch herleeft het weer. Het is een van die schadelijke planten, die onder de bodem sluimeren. Al zijn zij verbrand, zij behoeven slechts een weinig aankweking of enige verwaarlozing van de akker, om weer uit te spruiten. Groot geloof nu is van de hemel zeker en het weet dit. De groot gelovige beklimt de kruin van Pisga, en overziet het landschap; hij proeft de zoetheid van het paradijs, zelfs voor hij de paarlenstad binnentreedt; hij ziet de straten, die met goud zijn geplaveid; hij aanschouwt de muren van de stad, de fundamenten, waaraan kostbare stenen zijn; hij hoort de juichtoon van de verlosten en begint op aarde reeds de balsemgeur in te drinken van de specerijen van de hemel; maar het arme klein-geloof kan natuurlijk niet naar de zon kijken, slechts zelden bespeurt het enig licht, het tast om zich heen in het dal: en terwijl het in alles veilig is, waant het zich in gevaar.