Zij zei: Ja, Heere, maar de hondjes eten ook van de kruimels die er vallen van de tafel van hun bezitter. (Mattheüs 15:27) Lees verder Jesaja 64:4—9.
Geloof in de grondige slechtheid van je toestand en heb goede moed maar probeer je toestand niet goed te praten. Je kunt je zonde niet overdrijven, en zelfs als dat zou kunnen is het wijzer om in die richting te dwalen dan in de tegenovergestelde. Er belde een tijdje geleden iemand aan, zonder twijfel een slinkse bedelaar. Denkend dat zijn vodden en armoede echt waren, gaf ik hem wat geld, wat kleren en een paar schoenen. Nadat hij ze aangetrokken had en vertrokken was, dacht ik, “Zo heb ik je eigenlijk niet echt geholpen, je zult niet meer zoveel geld meer krijgen als voorheen want je ziet er niet meer zo ellendig uit.” Toen ik na een kwartiertje nog even naar buiten ging, zag ik mijn vriend, maar de kleren die ik hem gegeven had, droeg hij niet meer. Natuurlijk niet, ik zou zijn handeltje verknoeid hebben als ik hem overtuigd had om er fatsoenlijk uit te zien. Hij was wijs genoeg geweest om ergens onder een viaduct zijn goede kleren uit te trekken en zijn vodden weer aan te trekken. Heb ik hem dat kwalijk genomen? Ja, omdat hij een schurk was geweest, maar niet omdat hij zijn handel op een zakelijke manier had voortgezet. Hij droeg zelfs de juiste werkkleding, want vodden zijn de juiste werkkleding voor een bedelaar. Hoe slechter hij er uitzag, hoe meer hij zou krijgen. Zo is het ook met jou. Als je naar Christus gaat, trek dan niet je goede werken en gevoelens aan, dan zul je niets krijgen. Ga in je zonde, dat is je werkkleding. Jou puinhoop is je argument voor genade, jou armoede is je betoog voor de hemel en jou behoefte is het motief voor hemelse goedheid. Ga zoals je bent en laat je ellende voor je spreken.
Ter overdenking
De vuile vodden van de zonde zijn het natuurlijke uniform van alle mensen (Romeinen 3:23). De Heere Jezus droeg die in onze plaats geestelijk aan het kruis en in ruil daarvoor biedt Hij jou nu Zijn smetteloze mantel van gerechtigheid (Jesaja 61:10; Zacharia 3:3–5), dat is het uniform van een Christen en het toegangsbewijs voor de hemel. Maar je zult de hemel zelfs niet kunnen binnenklimmen (Johannes 10:1) als je Christus’ gerechtigheid blijft verwerpen en je vuile vodden van zonde blijft dragen (Mattheüs 22:11–13).
Preek 715, 14 oktober 1866