Ik zal de wolken gebieden, dat zij geen regen daarop regenen. Jesaja 5:6
Regen is onmisbaar voor de wasdom van zaden en vruchten en de langdurige afwezigheid, er van is vooral in warme landen, een ontzettend oordeel in dit leven. De geestelijke regen van de invloeden van de Heilige Geest is onmisbaar voor het geestelijk leven in zijn aanvang, toeneming en volmaking. De onthouding van die regen is het laatste en ontzettendste van de oordelen. (Lees het hele vers.)
Het is een bijzonder kenmerk van de toorn van God, als er wolken boven ons aan de hemel zijn, terwijl er toch geen druppel regen valt: de middelen van de genade te bezitten, maar met die middelen niet de genade zelf. Laat ons nagaan,
I. Wat het betekent.
1. Dat de leraren prediken, maar dat er van hun prediking geen kracht uitgaat.
2. Dat de ordinantien worden waargenomen, maar door de zegen van de Heere niet worden achtervolgd.
3. Dat de gemeente bijeenkomt, zonder dat de Heere in hun midden is.
4. Dat het Woord wordt gelezen, maar niet wordt toegepast op het hart.
5. Dat de vorm van het gebed in acht wordt genomen, zonder dat er een pleiten is bij God.
6. Dat de Heilige Geest beperkt en gegriefd wordt.
Dit is zeer dikwijls het geval geweest, en zal wederom het geval zijn met elke gemeente en iedere persoon, die na gewaarschuwd te zijn, in de zonde blijft volharden. Is het zo met deze vergadering, of met iemand in ons midden?
De wolken, verordineerd om regen te regenen, wordt bevolen dit niet te doen; bevolen door God zelf, bevolen om haar verfrissende stromen geheel en al terug te houden. Er is geen noodzakelijk verband tussen uitwendige ordinantien en genade; wij kunnen wolken hebben van de eersten en geen regendruppels van de tweede.
II. Wat het meebrengt.
1. Geen bekering, want deze wordt gewerkt door de Geest.
2. Geen terugbrengen van afkerigen. Als er geen regen is, zullen de verdorde planten niet herleven.
3. Geen verkwikking voor de vermoeiden: vertroosting en kracht komen niet anders dan door de dauw van de hemel.
4. Geen geestelijke werkzaamheid. Door routine heerst de lauwheid ten dode. De arbeiders bewegen zich als mensen, die in hun slaap wandelen.
5. Geen heilige blijdschap, verlustiging, zegepraal. Evenals alles wegkwijnt als er geen regen valt, zo zullen alle goede zaken lijden onder geestelijke droogte. Niets kan het gemis van regen vergoeden. Niets kan zonder regen groeien of bloeien.
III. Hoe zich dit openbaart. Een tijd van geestelijke dorheid heeft zijn duidelijke kentekenen in de afzonderlijke persoon.
1. De ziel heeft geen nuttigheid uit het Woord.
2. De mens voelt zich oververzadigd met het evangelie, en het staat hem tegen.
3. Hij begint te kritiseren, te vitten en te bedillen, het Woord te minachten.
4. Weldra zal hij ertoe komen om het niet meer te gaan horen.
5. Of wel, hij hoort het Woord, maar verdraait het, hij hoort het om te roemen in zichzelf, of om het te bespotten, om te twisten, of ter bedekking van een slecht levensgedrag. Het is vreselijk, als hetgeen ons een reuk van het leven ten leven moest wezen, een reuk van de dood voor ons wordt ten dode, zodat de wolken zelfs weigeren regen te geven. Is het zo met iemand van ons?
IV. Hoe dit voorkomen kan worden.
Laat ons met ootmoed gebruik maken van de middelen, zonder er ons vertrouwen op te vestigen, en laat ons daarna, –
1. Belijden, dat wij alles verbeurd hebben. De Heere zou ons met recht zijn genade kunnen onthouden.
2. Onze afhankelijkheid erkennen van de hemelse regen van de geestelijke invloeden.
3. Onophoudelijk bidden, totdat wij, gelijk Elia, de regen doen neerkomen.
4. Alleen zien op Jezus. “Hij zal neerdalen als een regen.”
5. Waardeer het minste teken van genade; zie er naar uit, gelijk de profeet op de Karmel uitgezien heeft, totdat hij het wolkje uit de zee zag opkomen.
6. Maak een vlijtiger gebruik van de zegen, als hij wederkeert, en breng Gode vrucht voort. Laat dit voor hen, die stromen van zegeningen ontvangen hebben, als een prikkel werken om hen tot dankbaarheid op te wekken. En als een waarschuwing voor hen, die hun belangstelling in de bijeenkomsten op de sabbat beginnen te verliezen.