Hoe weet ik of ik geroepen ben voor het pastoraat?” Dit was een vraag die Spurgeon vaak tegenkwam. Als president van het Pastors’ College, interviewde Spurgeon veel jonge mannen die het pastoraat ambieerden, en hij moest velen van hen afwijzen. Sommigen bekritiseerden Spurgeon omdat hij zo’n strikte opvatting had van de pastorale roeping. Immers, in die tijd, net als in onze tijd, was er een grote behoefte aan predikanten voor het Evangelie. Maar Spurgeon begreep dat het pastoraat niet iets was om lichtvaardig aan te vatten.
Als ik denk aan het bijna oneindige onheil dat kan voortvloeien uit een vergissing in onze roeping voor het christelijk pastoraat, voel ik mij overweldigd door vrees dat iemand van ons nalaat zijn roeping of geloof te onderzoeken; en ik had liever dat we te veel twijfelden en te vaak onderzochten, dan dat we de aarde nutteloos beslaan.
Spurgeon was voorzichtig in zijn woorden om een onderscheid te maken tussen pastorale bediening en de evangelische bediening van het discipelschap die elke christen moet uitdragen. Alle kinderen van God zijn geroepen om Hem te vertegenwoordigen in welke context Hij hen ook plaatst. Maar de roeping tot pastorale bediening is iets meer specifiek. Spurgeon legt het op deze manier uit:
Ik zinspeel niet … op incidentele prediking, of enige andere vorm van bediening die alle heiligen gemeen hebben, maar op het werk en het ambt van het predikersambt, waarin zowel het onderwijzen als het regeren in de Kerk is inbegrepen, wat de toewijding vereist van een heel leven aan geestelijk werk, en afscheiding van elke seculiere roeping, (2 Timotheüs 2:4); het geeft die man het recht om zich voor de tijdelijke voorzieningen op de kerk van God te werpen, omdat hij al zijn tijd, energie en inspanningen opgeeft voor het welzijn van hen over wie hij de leiding heeft. (1 Korinthiërs 9:11); (1 Timoteüs 5:18.)
Met andere woorden, dit is een roeping tot het werk en het ambt van predikant of ouderling, termen die Spurgeon (en het Nieuwe Testament) gebruiken. Hier maakt hij onderscheid tussen leken-ouderlingen en zij die zich losmaken “van elke wereldse roeping” en zich “voor tijdelijke voorzieningen op de kerk van God werpen”. Spurgeon waardeerde de leken-ouderlingen en diakenen in zijn kerk en geloofde dat de bediening van de kerk onmogelijk zou zijn zonder hen. Tegelijkertijd erkende hij een aparte rol voor de hoofdprediker van Gods Woord, de predikant, of voorganger van de kerk. Het was een roeping tot dit soort bediening wat Spurgeon met ernst onderzocht.
Dus hoe weet iemand of hij geroepen is tot het pastoraat? Spurgeon geeft vier punten waar je op moet letten in je leven:
1. Een intens, alles absorberend verlangen naar het werk.
Voor een ware roeping tot de bediening moet er een onweerstaanbaar, overweldigend verlangen en razende dorst zijn om anderen te vertellen wat God aan onze eigen zielen heeft gedaan… Als een student in deze kamer tevreden zou kunnen zijn met het zijn van een krantenredacteur, of een kruidenier, of een boer, of een dokter, of een advocaat, of een senator, of een koning, in de naam van hemel en aarde laat hem dan zijn gang gaan; Hij is niet de man in wie de Geest van God in Zijn volheid woont. Want een man die zo vervuld is met God zou volkomen moe worden van zulk een streven omdat hij uit het diepste van zijn ziel naar Gods werk verlangt. Indien gij daarentegen kunt zeggen, dat gij bij alle rijkdom van Indië geen andere roeping zoudt kunnen en durven aannemen, die u zou afhouden van de prediking van het Evangelie van Jezus Christus, dan hebt gij, zeker de tekenen van dit apostelschap.
Spurgeon denkt na over de woorden van Paulus in 1 Timoteüs 3: “Dit is een betrouwbaar woord: als iemand verlangen heeft naar het ambt van opziener, begeert hij een voortreffelijk werk.” Let op, Paulus zegt niet dat je een positie ambieert, of een titel, dit gaat over het verlangen naar een voortreffelijk werk. Dus voor hen die er naar verlangen om een opziener (of predikant) te zijn, is het belangrijk om dat verlangen te onderzoeken. Waarom heb ik dit verlangen? Is het omdat ik invloedrijk wil zijn? Is het alleen maar omdat ik moe ben van mijn huidige baan? Is het omdat niets anders gelukt is? Of is het omdat ik overweldigd ben door wat God voor mij heeft gedaan in Jezus Christus en ik mijn leven wil geven om anderen daarover te vertellen? Er kunnen wel honderd verschillende redenen zijn waarom mensen voorganger willen worden… wat is het dat jij wilt?
2. Er moet bekwaamheid zijn om te onderwijzen en een zekere mate van de andere kwaliteiten die nodig zijn voor het ambt van een openbaar onderwijzer.
Van alle kwalificaties van een ouderling in 1 Timotheüs 3, is het opmerkelijk dat alle daar opgesomde kwaliteiten ook kwaliteiten zijn die in het algemeen van alle christenen verwacht worden. Zeker, ouderlingen moeten meer volwassen zijn in die kwaliteiten, zodat zij een voorbeeld kunnen zijn voor de kudde. Maar er is niets unieks aan die lijst, behalve één. Ouderlingen moeten “in staat zijn om te onderwijzen,” of “geschikt zijn om te onderwijzen.” Nergens anders zien we dat dit van alle christenen wordt verwacht. Maar ouderlingen moeten in staat zijn om Gods volk te onderwijzen. Spurgeon zegt:
Wat u ook mag weten, u kunt geen efficiënte dienaar zijn als u niet “bekwaam bent om te onderwijzen”.
Broeders, ik verlang ernaar dat wij allen “bekwaam zijn om te onderwijzen”. De Kerk heeft nooit genoeg aan hen wiens “lippen velen voeden.” Het zou onze ambitie moeten zijn om “goede rentmeesters van de veelvuldige genade van God” te zijn. Wij kennen allemaal wel enkele bekwame predikanten die het Woord uitleggen en de gelovigen onderrichten. Je neemt altijd iets mee als je naar hen luistert. Zij handelen in kostbare dingen; hun koopwaar is als het goud van Ophir. Bepaalde passages uit de Schrift worden geciteerd en in een nieuw licht geplaatst; en bepaalde bijzonderheden van de christelijke ervaring worden beschreven en uitgelegd. Wij keren van zo’n prediking terug met het gevoel dat wij op een goede school zijn geweest. Broeders, ik verlang dat wij allen zo’n opbouwende bediening mogen uitoefenen!
Tegelijkertijd is onderwijzen niet de volledige reikwijdte van het ambt van predikant. Andere kwalificaties en bekwaamheden zijn ook nodig. Spurgeon herinnerde zijn studenten eraan:
Bekwaamheid om op te voeden en bekwaamheid om te onderwijzen is niet genoeg, er moeten nog andere talenten zijn om het pastorale karakter te voltooien. Gezond oordeel en solide ervaring moeten u instrueren; zachte manieren en liefdevolle genegenheid moeten u bezielen; standvastigheid en moed moeten duidelijk aanwezig zijn; en tederheid en sympathie mogen niet ontbreken. Gaven die administratief zijn om goed te kunnen regeren zijn even noodzakelijk als gaven die instructie geven om goed te kunnen onderwijzen. U moet geschikt zijn om te leiden, bereid om te verdragen en in staat om te volharden. In genade moet u met kop en schouders boven de rest van het volk uitsteken, in staat om hun vader en raadsman te zijn. Lees aandachtig de kwalificaties van een opziener, gegeven in 1 Timotheüs 3, en in Titus 1. Indien dergelijke gaven en genaden niet overvloedig in u aanwezig zijn, kunt u misschien slagen als evangelist, maar als voorganger zult u van geen betekenis zijn.
Dus als u het werk van een ambtsdrager ambieert, ontwikkel en groei in de kwalificaties van een ouderling, in het bijzonder het vermogen om Gods Woord te onderwijzen.
3. Men moet een zekere mate van bekeringswerk zien gebeuren onder zijn inspanningen.
Zoals Paulus schrijft in 1 Kor. 3 – “Ik heb geplant, Apollos heeft begoten, maar God heeft laten groeien. Dus is dan noch hij die plant iets, noch hij die begiet, maar God, Die laat groeien.” Met andere woorden, in al onze bedieningen zijn wij volkomen afhankelijk van God voor elk geestelijk leven, elke geestelijke groei. En we moeten hopen God door ons heen te zien werken voordat we bevestigd worden in onze roeping tot bediening. Spurgeon schrijft:
Er moet enige mate van bekeringswerk in uw onregelmatige arbeid zijn voordat u kunt geloven dat prediking uw levenswerk zal zijn… Het is een wonder voor mij hoe mensen jaar na jaar op hun gemak blijven prediken zonder bekeringen. Hebben ze geen medelijden met anderen? Geen gevoel van verantwoordelijkheid voor zichzelf? Durven zij, door een ijdele misrepresentatie van goddelijke soevereiniteit, de schuld op hun Meester te werpen? Of is het hun overtuiging dat Paulus plant en Apollos water geeft, en dat God geen vermeerdering geeft? Tevergeefs zijn hun talenten, hun wijsbegeerte, hun retoriek en zelfs hun orthodoxie, als de tekenen niet volgen. Hoe kunnen zij van God gezonden zijn, als zij geen mensen tot God brengen?
Dat wil niet zeggen dat we mensen moeten proberen te manipuleren om op het Evangelie te antwoorden. Tegelijkertijd zou geen prediker tevreden moeten zijn met een bediening die nooit iemand bekeerd of opgebouwd ziet worden. Spurgeon schrijft:
Ik hoop dat het nooit tot uw opvatting zal komen dat alleen een bepaalde klasse van predikers zielenwinnaars kunnen zijn. Iedere prediker zou moeten werken om het middel te zijn om zijn toehoorders te redden. De ware beloning van ons levenswerk is om dode zielen tot leven te brengen. Ik verlang ernaar om zielen tot Jezus gebracht te zien worden, elke keer als ik preek. Mijn hart zou breken als ik zag dat het niet zo was. De mensen gaan zo snel naar de eeuwigheid, dat we ze onmiddellijk moeten redden… Als onze prediking nooit een ziel redt, en dat waarschijnlijk ook niet zal doen, zouden we God dan niet beter kunnen verheerlijken als boeren, of als handwerkslieden?
Hier is een klein geheimpje: Spurgeon zag zijn eerste bekeerling pas nadat hij predikant was geworden. Pas nadat hij vele maanden predikant was geweest in Waterbeach, bij zijn 100e predikatie, werd Hannah Spalding bekeerd onder zijn bediening.
Dus ik denk niet dat Spurgeon ons een harde stelregel geeft. Maar er is iets te zeggen als je in dienst bent van de kerk, en onderwijst en preekt, en je ziet na 2, 5, 8 jaar geen bekeringen of enige vrucht van je onderricht… dan heeft de Heere je misschien nooit geroepen.
Hier is waar de bediening verschilt van een seculiere roeping. In seculiere roepingen kun je hard werken, vaardigheden leren, en grote dingen bereiken in de wereld. Maar als het op het werk van de bediening aankomt, als het je doel is om zondaars gered te zien worden en christenen opgebouwd en volwassen te zien worden in Christus, dan ben je volledig afhankelijk van God en het werk van de Heilige Geest. Je loopt week na week die kansel op, volkomen machteloos om die taak op eigen kracht te volbrengen. Dat is waar je voor tekent!
4. Dat uw prediking aanvaardbaar zal zijn voor het volk van God.
Met andere woorden, een kerk moet u roepen om hun voorganger te zijn. Net zoals Paulus de gemeenten in Galatië opriep om hun voorgangers te onderzoeken en elke voorganger die een vals Evangelie verkondigd de laan uit te sturen, zo hebben in onze tijd de gemeenten de verantwoordelijkheid en de autoriteit om, namens Christus, leraren te beoordelen en voorgangers te roepen voor het werk van de bediening. Sprekend tot een zaal vol enthousiaste jonge predikanten, waarschuwt Spurgeon hen om geduldig te zijn.
God opent gewoonlijk deuren voor hen die Hij roept om in Zijn Naam te spreken. Ongeduld zou de deur open duwen of intrappen, maar het geloof wacht op de Heere, en te zijner tijd wordt haar de gelegenheid geboden. Wanneer de gelegenheid komt, komt onze beproeving. Als wij opstaan om te prediken, zal onze geest door de vergadering worden beoordeeld, en als die wordt veroordeeld, of als, in het algemeen, de gemeente niet wordt opgebouwd, kan de conclusie niet worden betwist, dat wij niet door God gezonden zijn. De tekenen en kenmerken van een ware voorganger zijn in het Woord neergelegd voor de leiding van de kerk; en als de broeders in het volgen van deze leiding in ons niet de kwalificaties zien, en ons niet tot het ambt kiezen, is het duidelijk genoeg dat, hoe goed wij ook mogen evangeliseren, het ambt van predikant niet voor ons is weggelegd.
Dit betekent dat de kerk één van de beste plaatsen is voor iemand om zijn roeping tot het ambt te testen. Niet het seminarie. Niet de universiteitsbediening. Niet het kerkelijk bureau. Maar de kerk. Andere plaatsen kunnen nuttig zijn. Maar uiteindelijk is het de kerk die de pastorale roeping geeft. Maak dus niet de fout dat de eerste keer dat je de kerk dient is wanneer ze je als voorganger roepen. In plaats daarvan, als je een christen bent, zou je leven opgebouwd moeten zijn rond de bediening van de kerk in dienst aan de kerk op welke manier dan ook nodig is. En geroepen worden als voorganger is slechts de volgende stap daarin. Nogmaals, Spurgeon schrijft:
Jonge mannen die nog nooit gepredikt hebben worden apart gezet voor de bediening, zij die nog nooit de zieken hebben bezocht, nog nooit de onwetenden hebben onderwezen, en totaal verstoken zijn van enige kennis van evangelie-ervaring behalve het weinige van henzelf, worden verondersteld te worden toegewijd aan de christelijke bediening. Ik geloof dat dit een radicale en fatale fout is. Broeders, wij hebben niet het recht een broeder in de bediening te duwen voordat hij eerst bewijs heeft gegeven van zijn eigen bekering, en ook bewijs heeft gegeven dat hij niet alleen een goede doorsnee werker is, maar ook iets aanbiddelijks. Als hij niet in de kerk kan werken voordat hij zich voordoet als predikant, is hij nergens goed voor. Als hij, terwijl hij een particulier lid van de kerk is, niet alle plichten van die positie met ijver en energie kan vervullen, en als hij niet klaarblijkelijk een ingewijd man is terwijl hij een particuliere christen is, voelt u zeker niet de leiding van Gods Heilige Geest om hem op te dragen het ambt in te gaan.
Conclusie
Deze vier kwalificaties dienen als een soort waarschuwing voor hen die naar het pastoraat streven. Haast u niet. Onderzoek uzelf en uw bediening. Wees geduldig. Maar wat als al deze vier kenmerken zich in je leven manifesteren? Dan worden ze een bron van sterke zekerheid. Als je deze kwalificaties in je leven ziet, inclusief het feit dat je door een gemeente geroepen bent om hun voorganger te zijn, dan is het enige wat overblijft voor jou om te geloven dat God jou de opdracht heeft gegeven om het Evangelie te prediken en Zijn volk te leiden.
Het is essentieel voor het geloof van een predikant [om] te geloven in onze eigen opdracht om het Evangelie te prediken. Als een broeder niet zeker is van zijn roeping tot het ambt, laat hem dan wachten tot hij er zeker van is. Hij die twijfelt of hij door God gezonden is, gaat aarzelend heen, maar hij die zeker is van zijn roeping van boven, eist en beveelt een gehoor; hij verontschuldigt zich niet voor zijn bestaan, of voor zijn uitspraken, maar hij geeft zichzelf op als mens, en spreekt Gods waarheid in de naam van de Heere.