Uit genade zijt gij zalig geworden.” Omdat God genadig is, daarom is er voor zondige mensen vergeving, bekering, reiniging en behoud. Zij worden niet zalig om ook maar iets in zichzelf, of om wat ooit in hen zou kunnen zijn, maar alleen vanwege de grenzeloze liefde, goedheid, deernis, erbarming, barmhartigheid en genade van God. Vertoef daarom een ogenblik bij de bron. Zie de zuivere rivier van het water des levens, zoals zij voortvloeit uit de troon van God en het Lam. Welk een diepte is de genade van God! Wie kan haar peilen? Evenals de overige eigenschappen van God is zij onpeilbaar. God is vol liefde, want God is liefde. God is vol goedheid, en de naam ”God” is zelfs slechts een afkorting voor ’’goed”. Onbegrensde goedheid en liefde zijn zelfs een deel van het goddelijk Wezen. Het is omdat ’’Zijn goedertierenheid duurt tot in eeuwigheid.”, dat de mensen niet worden verdelgd, en omdat ’’Zijn barmhartigheden geen einde hebben,” dat zondaren tot Hem worden gebracht en vergeving ontvangen.
Bedenk dit heel goed, want anders vervalt u misschien in de dwaling, dat u uw hart zo zeer op het geloof vestigt — dat het kanaal van de zaligheid is — dat u de genade zou vergeten, die de fontein en de bron van het geloof zelf is. Het geloof is het werk van God in ons. Niemand kan zeggen, dat Jezus de Christus is dan door de Heilige Geest. ’’Niemand kan tot Mij komen, tenzij dat de Vader, die Mij gezonden heeft, hem trekke.” Zo is het geloof, dat tot Christus komt, het gevolg van een goddelijke trekking. Genade is de eerste en de laatste bewegende oorzaak van de zaligheid, en het geloof is, belangrijk als het is, slechts een belangrijk deel van het mechanisme, dat de genade gebruikt. Wij worden zalig ’’door het geloof’, maar het is ”uit genade”. Laat die woorden klinken als met de bazuin van de aartsengel: ”Uit genade zijt gij zalig geworden.”
Het geloof neemt de plaats in van een kanaal of van een pijpleiding. Genade is de bron en de stroom: het geloof is de waterleiding waardoor de stroom van genade voortvloeit om de dorstige mensenkinderen te verfrissen. Het is erg jammer, wanneer de waterleiding gebroken is. Het is een droevig gezicht, als wij om ons heen zien!
HOE KUNNEN WIJ HET GELOOF VERKRIJGEN EN VERSTERKEN? Dit is voor velen een zeer ernstige vraag. Zij zeggen, dat zij verlangen te geloven, maar dat zij het niet kunnen. Er wordt heel wat onzin over dit punt verteld. Laten wij met de behandeling daarvan praktisch te werk gaan. ”Wat moet ik doen om te geloven?” De kortste weg is: geloven, en als de Heilige Geest u eerlijk en openhartig heeft gemaakt, dan zult u geloven, zodra u de waarheid voorgehouden wordt. Hoe het ook zij, het bevel van het Evangelie is duidelijk: ’’Geloof in de Heere Jezus Christus, en gij zult zalig worden.”
Maar toch, als u een moeilijkheid hebt, leg haar dan in het gebed voor aan God. Vertel de machtige Vader nauwkeurig wat u moeite veroorzaakt, en smeek Hem om door zijn Heilige Geest de kwestie op te lossen. Als ik een uitspraak in een boek niet kan geloven, dan ben ik blij als ik de auteur kan vragen wat hij bedoeld heeft, en als hij een eerlijk man is dan zal zijn uitlegging mij bevredigen. Veel meer zal de uitlegging van God het hart van de oprechte zoeker tevreden stellen. De Heere is bereid om zichzelf bekend te maken, ga tot Hem en zie, of het niet zo is.
Bovendien is het mogelijk, als het geloof moeilijk schijnt, dat God de Heilige Geest u in staat zal stellen om te geloven, als u telkens weer en ernstig hoort wat u bevolen wordt te geloven. Veel dingen geloven wij, omdat wij ze zo dikwijls hebben gehoord. Bemerkt u het niet in het gewone leven, dat u, als u iets vijftig maal op een dag hoort, er tenslotte toe komt om het te geloven? Sommige mensen zijn er op deze wijze toe gekomen om te geloven wat een leugen was. Ik zou mij er niet over verwonderen, als God deze methode dikwijls zegent bij het tot stand brengen van het geloof in wat waar is, want er staat geschreven: ”het geloof is uit het gehoor.” Indien ik ernstig en aandachtig het Evangelie hoor, dan kan ik een dezer dagen tot de ontdekking komen, dat ik — door de gezegende werking van de Geest op mijn hart — geloof wat ik hoor.
De Samaritanen geloofden om wat de vrouw hun aangaande Jezus vertelde. Veel van wat wij geloven komt voort uit het getuigenis van anderen. Ik geloof, dat er een land is als Japan: ik heb het nooit gezien, en toch geloof ik, dat er zulk een plek is, omdat anderen daar zijn geweest. Ik geloof, dat ik zal sterven: ik ben nog nooit gestorven, maar heel velen, die ik heb gekend, zijn dat wel, en ik heb de overtuiging, dat ik ook zal sterven: het getuigenis van velen overtuigt mij hiervan. Luister dan naar hen, die u zeggen, hoe zij zalig werden, hoe zij vergeving ontvingen, hoe zij van karakter zijn veranderd. Als u maar wilt luisteren, dan zult u bemerken, dat iemand op dezelfde wijze als u zalig is geworden. Als u een dief bent geweest, dan zult u ontdekken, dat een dief zich erover verheugde, dat zijn zonde in de fontein van het bloed van Christus werd afgewassen. U, die onkuis hebt geleefd, zult bemerken, dat mensen, die op deze wijze zijn gevallen, gereinigd en veranderd zijn.
Als u wanhopig bent, dan moet u zich slechts onder het volk van God begeven en een weinig informeren, en dan zullen sommigen, die even wanhopig als uzelf zijn geweest, u vertellen hoe Hij hen zalig maakte. Als u de een na de ander beluistert van hen, die het Woord van God onderzocht en de proef ermee genomen hebben, dan zal de Geest van God u tot het geloof brengen. Hebt u wel eens gehoord van de Afrikaan, aan wie de zendeling had gezegd, dat water soms zo hard werd, dat men erop kon lopen? Hij verklaarde, dat hij zeer veel geloofde van wat de zendeling hem had verteld, maar dit zou hij nooit geloven. Toen hij in Engeland kwam, gebeurde het, dat hij op een ijskoude dag de bevroren rivier zag, maar hij wilde zich er niet op wagen.
Hij wist, dat het een rivier was, en het stond voor hem vast, dat hij zou verdrinken, als hij zich erop waagde. Hij kon er niet toe gebracht worden om zich op het ijs te begeven, totdat zijn vriend erop ging. Toen was hij overtuigd, en vertrouwde zich daar, waar anderen zich hadden gewaagd. Zo zult u misschien, wanneer u anderen ziet geloven en hun vreugde en vrede opmerkt, ook zelf op een vriendelijke wijze tot het geloof gebracht worden. Dit is één van Gods wegen om ons te helpen geloven.
Nog een betere methode is deze — schenk aandacht aan het gezag, waarop het bevel is gegrond om te geloven. Het is niet mijn gezag, dat zou u terecht kunnen verwerpen. Het is ook niet dat van de paus, zelfs dat zou u kunnen verwerpen. Maar u ontvangt het bevel om te geloven op het gezag van God zelf. Hij beveelt u te geloven in Jezus Christus, en u mag niet weigeren om uw Maker te gehoorzamen. Een ploegbaas in een bepaalde fabriek in het Noorden had dikwijls het Evangelie gehoord, maar hij werd gekweld door de vrees, dat hij niet tot Christus zou mogen komen. Zijn vrome directeur zond op zekere dag een kennisgeving naar de fabriek: ”Kom onmiddellijk na het werk naar mijn huis.” De ploegbaas verscheen na het werk aan de deur van zijn directeur, die naar buiten kwam en ietwat nors zei: “Wat verlang je, John, dat je mij op deze tijd lastig valt? Het werk is gedaan, welk recht heb je hiertoe?” ’’Meneer,” zei hij, ”ik heb een kennisgeving van u ontvangen, dat ik na het werk komen moest.” ’’Bedoel je te zeggen, dat je louter, omdat je een kennisgeving van mij kreeg, naar mijn huis moest komen en mij na werktijd naar buiten moest roepen?” ’’Maar meneer,” antwoordde de ploegbaas, ”ik begrijp u niet, maar het komt mij voor, dat als u mij ontbiedt, ik het recht heb om te komen.” “Kom binnen, John,” zei de directeur, ”ik heb nóg een boodschap, die ik je graag zou willen voorlezen,” en hij ging zitten, en las deze woorden: ’’Komt tot Mij, allen die vermoeid en belast zijt, en Ik zal u rust geven.” Geloof je, dat je na zulk een boodschap van Christus, dat je er verkeerd aan kunt doen, als je tot Hem gaat?” De arme begreep het alles terstond en geloofde, omdat hij inzag, dat hij voor zijn geloof een goede waarborg en machtiging had. Dat hebt u ook, arme ziel. U bent ten volle gemachtigd om tot Christus te komen, want de Heere zelf beveelt u om op Hem te vertrouwen.
Als dat u niet geruststelt, overdenk dan wat u hebt te geloven — dat de Heere Jezus Christus heeft geleden terwille en in de plaats van de mensen, en dat Hij bij machte is om zalig te maken allen, die op Hem vertrouwen. Welnu, dit is het heerlijkste feit, dat ooit aan mensen werd bevolen om te geloven: de meest gepaste, de meest vertroostende, de meest goddelijke waarheid, die ooit aan de mensen is voorgehouden. Ik raad u aan om daarover veel na te denken, en de genade en liefde na te speuren, die zij bevat. Bestudeer de vier Evangelisten, bestudeer de brieven van Paulus, en ga dan eens na, of de boodschap niet zó geloofwaardig is, dat u gedwongen wordt om haar te geloven.
Als ook dat niet genoeg is, denk dan na over de Persoon van Jezus Christus — denk aan wie Hij is en wat Hij heeft gedaan; waar Hij nu is, en wat Hij nu is; denk daarover dikwijls en diep na. Wanneer Hij, juist zo iemand als Hij, u beveelt op Hem te vertrouwen, dan zal uw hart beslist overtuigd worden. Want hoe kunt u aan Hem twijfelen?
Als geen van deze dingen baten, dan is er iets helemaal mis met u. Onderwerp u aan God! Moge de Geest van God uw vijandschap wegnemen en u tot overgave brengen. U bent een rebel, een hooghartige rebel, en dat is de reden waarom u uw God niet gelooft. Geef uw rebellie op, werp uw wapens neer, geef u op genade of ongenade over, geef u over aan uw Koning. Ik geloof, dat een ziel nooit in wanhoop haar handen ophief en uitriep: ’’Heere, ik geef mij over,” of het werd haar weldra gemakkelijk gemaakt om te geloven. Omdat u nog steeds een twist hebt met God, en voornemens zijt om uw eigen wil en uw eigen weg te volgen, daarom kunt u niet geloven. ”Hoe kunt gij geloven,” heeft Christus gezegd, ”gij die eer van elkander neemt?” De hoogmoed zelf brengt ongeloof voort. Geef u over aan uw God, en dan zult u als vanzelf in een Zaligmaker geloven.