Hierna zei Jezus, omdat Hij wist dat nu alles volbracht was, opdat het Schriftwoord vervuld zou worden: Ik heb dorst! Johannes 19:28
Ik denk niet dat Hij alleen maar natuurlijke dorst had. Het is waar, Hij dorstte naar water, maar Zijn ziel dorstte naar iets hogers. Hij heeft deze woorden inderdaad gesproken opdat het Schriftwoord vervuld zou worden wat betreft het aanbieden van de edik. Maar de verlangens van Zijn lichaam en ziel waren altijd met elkaar in harmonie. Naast de lichamelijk dorst was ook Zijn ziel dorstig. De woorden ‘Ik heb dorst’ beschrijven hoe Hij ernaar hunkerde om mensen te redden. Deze dorst had Hij al vanaf het begin dat Hij op aarde leefde. ‘Wist u niet,’ sprak Hij, toen Hij nog een jongen was, ‘dat Ik moet zijn in de dingen van Mijn Vader?’ (Luk. 2:49b). Zei Hij niet tegen Zijn discipelen: ‘Maar Ik moet met een doop gedoopt worden, en hoe beklemt het Mij, totdat het volbracht is’ (Luk.12 :50). Hij dorstte om jou uit de kaken van de hel te rukken, om jouw losprijs te betalen, en je te bevrijden van de eeuwige verdoemenis die jou boven het hoofd hing; en toen aan het kruis het werk bijna gedaan was, werd Zijn dorst niet gelest, het kon ook niet gelest worden totdat Hij kon zeggen: ‘Het is volbracht.’
Christus van God, het is bijna volbracht; U hebt Uw volk bijna gered; er blijft slechts nog één ding over, namelijk dat U werkelijk sterft, en vandaar dat U zo sterk verlangt om het einde te bereiken en Uw werk te voltooien. Geliefden, onze Meester heeft nu, en heeft altijd, een dorst naar de liefde van Zijn volk. Herinnert u zich niet hoe dorstig Hij was in de vroegere dagen van de profeet? Denk aan Zijn klacht in het vijfde hoofdstuk van Jesaja: ‘Ik wil graag voor mijn Beminde zingen, een lied van mijn Geliefde over Zijn wijngaard. Mijn Beminde had een wijngaard op een vruchtbare heuvel. Hij spitte hem om en zuiverde hem van stenen, Hij beplantte hem met edele wijnstokken. In het midden ervan bouwde Hij een toren, en hakte ook een perskuip daarin uit. Hij verwachtte dat hij goede druiven zou voortbrengen, maar hij bracht stinkende druiven voort. Nu dan, inwoners van Jeruzalem en mannen van Juda, oordeel toch tussen Mij en Mijn wijngaard’ (Jesaja 5:1-3).
Wat verwachtte Hij van Zijn wijngaard en Zijn wijnpers? ‘Hij verwachtte dat hij goede druiven zou voortbrengen, maar hij bracht stinkende druiven voort’ – edik, en geen wijn; bitterheid, en geen zoetheid. Hij was toen dus dorstig. Volgens het vijfde hoofdstuk van het Hooglied, leren wij dat wanneer Hij dronk, dit in de tuin van Zijn Kerk deed, waar Hij verkwikt werd. ‘Ik ben in Mijn tuin gekomen, Mijn zuster, Mijn bruid, Ik heb Mijn mirre geplukt met Mijn specerijen, Ik heb Mijn honingraat met Mijn honing gegeten, Ik heb Mijn wijn met Mijn melk gedronken. Eet, vrienden, drink en word dronken, geliefden.’ In hetzelfde lied spreekt Hij over Zijn Kerk, en zegt: ‘uw gehemelte is als goede wijn, die recht tot Mijn beminde gaat, doende de lippen der slapenden spreken’ (Hoogl. 7:9). Ja, Hij houdt ervan om bij Zijn volk te zijn; zij zijn de tuin waar Hij wandelt om verfrissing, liefde en genade te vinden, en hun liefde en genade zijn de melk en wijn die Hij graag drinkt. Christus had altijd dorst om mensen te redden en een verlangen om door hen bemind te worden. Dit verlangen van onze Heere kunnen wij zien toen Hij, vermoeid, aan de put zat en tot de vrouw van Samaria zei: ‘Geef Mij te drinken’ (Joh. 4:7). Er lag een diepere betekenis in Zijn woorden dan zij vermoedde, zoals toen Hij tot Zijn discipelen zei: ‘Ik heb voedsel te eten waarvan u geen weet hebt.’ (Joh. 4:32) Hij werd geestelijk verkwikt door het winnen van het hart van die vrouw.
En nu heeft onze gezegende Heere dorst naar gemeenschap met jou die tot Zijn volk behoort, niet omdat je Hem goed kunt doen, maar omdat Hij jou goed kan doen. Hij dorst ernaar jou te zegenen en in ruil daarvoor jouw dankbaarheid te ontvangen; Hij dorst ernaar dat je Zijn volheid met gelovige ogen kunt zien, Hij laat zien hoe leeg je bent zodat Hij je kan vullen. Hij zegt: ‘zie, Ik sta aan de deur en Ik klop’ (Openb. 3:20a). Waarom klopt Hij aan jouw deur? Dat doet Hij zodat Hij met jou kan eten en drinken, want Hij belooft je dat als jij voor Hem zult opendoen, Hij binnen zal komen om met jou te eten en jij met Hem. Maar waarom houdt Hij toch zoveel van jou? Ach, dat kan ik niet zeggen, het is iets uit Hemzelf, het is iets uit Zijn grote liefde voor jou. Hij moet liefhebben, dat is Zijn natuur. Hij moet Zijn uitverkorenen liefhebben die Hij eenmaal is begonnen lief te hebben, want Hij is gisteren en heden dezelfde en tot in eeuwigheid. Zijn grote liefde maakt dat Hij ernaar verlangt dat je veel dichter bij Hem bent dan je nu bent; Hij zal nooit tevreden zijn totdat al Zijn verlosten buiten het bereik van de vijand zijn. Hij verlangt naar je, broeder, hij verlangt naar je, lieve zuster, hij verlangt ernaar om jou geheel en al voor Zichzelf te hebben. Kom tot Hem in gebed, kom tot Hem in gemeenschap, kom tot Hem in volkomen toewijding, kom tot Hem door jouw hele wezen over te geven aan de zoete mysterieuze invloeden van Zijn Geest.