Een preek uitgesproken door C.H. Spurgeon, in de Music Hall, Royal Surrey Gardens, op zondagmorgen 12 December 1858.
Wanneer Ik het bloed zie, zal Ik ulieden voorbijgaan. Exodus 12:13b
Gods volk is altijd veilig. Alle heiligen zijn in Zijn hand en de hand van God is een plaats van veiligheid en een plaats van eer. Niets kan een mens nog aanvallen als hij zijn schuilplaats bij God heeft. “Want Hij zal Zijn engelen van u bevelen, dat zij u bewaren in al uw wegen” (Ps. 91:11), zegt David en ieder gelovig kind van God mag dat ook zeggen. Ziekte, honger, oorlog, natuurrampen – deze worden allemaal ingezet door God om Zijn volk te redden. Ook al zou de aarde moeten schudden onder de voeten van de mens, toch kan een christen standvastig staan. Ook al zullen de hemelen eens opgerold worden als een kleed en zal het firmament vergaan als een boekrol voor een verterend vuur, toch hoeft een christen niet te vrezen. Gods volk wordt gered. Als ze niet onder de hemelen worden gered, dan wel in de hemelen. Als er voor hen geen veiligheid is op deze armoedige aarde, dan zullen zij opgenomen worden in de hemelen en voor eeuwig met God zijn.
Welnu, in de tijd waarvan het boek Exodus spreekt, was Egypte blootgesteld aan een enorm gevaar. De Heere Zelf stond op het punt om door de straten van de steden van Egypte te trekken. Het was niet slechts een verderfengel, maar de Heere Zelf. Daarom staat er ook: “Want Ik zal in deze nacht door Egypteland gaan, en alle eerstgeborenen in Egypteland slaan, van de mensen af tot de beesten toe” (Ex. 12:12). Niemand minder dan de IK ZAL ZIJN, die grote God, had gezworen om Rahab te slaan met het zwaard van wraak. Beef dan, inwoners der aarde, want God komt onder u, uitgedaagd, verbolgen en ten langen leste ontwaakt uit Zijn schijnbare slaap van geduld. Hij heeft Zijn machtige zwaard aangegord en is gekomen om u te doden. Beef van angst, allen die de zonde nog in zich hebben, want als God door de straten loopt, het zwaard in Zijn hand, zal Hij u dan niet allemaal verdoen?
Maar luister, de stem van verbondsgenade spreekt. Gods kinderen zijn veilig, zelfs al gaat er een toornende God door de straten. Zoals zij veilig zijn voor de gesel voor de slechten, zo zijn zij veilig voor het zwaard der gerechtigheid. Altijd zijn zij veilig, want er was geen haar op het hoofd van ook maar één Israëliet die gekrenkt werd; de Heere bewaarde hen onder Zijn vleugels.
Terwijl Hij Zijn vijanden verscheurde als een leeuw, beschermde Hij Zijn kinderen, een voor een. Maar geliefden, ook al is het waar dat Gods volk voor eeuwig veilig is, zo is er ook iets anders even waar. Dat is het feit dat zij alleen veilig zijn door het bloed. De reden waarom God Zijn volk spaart in tijden van gevaar is het feit dat Hij het teken aan hun voorhoofd ziet. Wat is de basis van die ene grote waarheid, dat alle dingen ten goede werken voor hen die God liefhebben? Wat is de reden dat voor hen alle dingen ten goede werken dan deze dat zij geheiligd zijn door het dierbare bloed van Christus? Daarom is er niets dat hen kan deren, omdat het bloed op hen is en alle kwaad moet hen passeren.
Zo was het ook die nacht in Egypte. God Zelf liep daar met het zwaard, maar Hij spaarde hen, omdat Hij het bloed zag op de bovendorpel en de twee deurposten. Zo is het nu ook met ons. Op de dag dat God zal komen om de aarde te richten en de ongelovigen te verdoen zullen wij verzekerd zijn als wij bedekt zijn met de rechtvaardigheid van onze Zaligmaker en besprenkeld met Zijn bloed, als we in Hem gevonden worden.
Hoor ik nu iemand zeggen dat ik met een oud en achterhaald onderwerp aankom? Deze gedachte schoot door me heen toen ik deze preek aan het voorbereiden was, dat ik een verhaal opnieuw aan het vertellen was. Juist toen ik daaraan dacht, sloeg ik een boek open met daarin een verhaal over de zendeling Judson, die naar Birma ging.
Hij was door ongehoorde bedreigingen en andere gevaren heen gekomen en had gevaarlijke heldendaden voor zijn Meester verricht. Na dertig jaar ging hij weer terug naar Amerika. Een dienst was door hem georganiseerd in een dorp en een ontzettend grote menigte was van heinde en ver gekomen om hem te horen. Tegen het eind van de gewone dienst stond hij op en, terwijl alle ogen op hem gericht waren en alle oren gespitst, sprak hij een kwartier lang over zijn Heiland. Wat Hij voor ons had gedaan en wat wij aan Hem schuldig zijn, daarna ging hij zichtbaar aangedaan weer zitten. “De mensen waren erg teleurgesteld”, vertelde een vriend hem op de terugreis, “ze vroegen zich af waarom je niet over iets anders had gesproken.” “Maar wat wilden ze dan horen?” vroeg hij, “Ik heb geprobeerd om naar mijn beste kunnen dat voor te houden wat het meest belangrijke is in deze wereld.” Zijn vriend zei: “Ze wilden iets anders horen – een verhaal.” “Maar ik heb ze toch ook een verhaal verteld, en nog wel het spannendste datje maar kunt bedenken.” “Maar dat hadden ze al eens eerder gehoord.
Ze wilden nu eens wat nieuws horen van de man die bij onze tegenvoeters is geweest.” “Dan ben ik blij dat zij kunnen zeggen dat een man die van de andere kant van de wereld is gekomen niets beters te vertellen had dan het wonderlijke verhaal van de liefde -tot in de dood toe- van Jezus. Het is mijn doel om het Evangelie van Christus te verkondigen. Wanneer ik ook maar kan spreken, moet ik niet treuzelen met mijn boodschap. Toen ik al die mensen zag vandaag, werd ik eraan herinnerd waar ik hen zou willen ontmoeten. Hoe kon ik dan toch opstaan om gehoor te geven aan nieuwsgierigheid – door hun een aantal leuke reisverhalen voor te schotelen, ook al zouden ze als een streng rond de draad van het Evangelie gesponnen zijn? Dat is niet wat Christus bedoelde met het prediken van het Evangelie. Hoe zou ik dan daarna nog het laatste gericht onder ogen kunnen komen? “Ik heb u een kans gegeven om ze over MIJ te vertellen, maar u had het te druk met het vertellen van uw eigen verhalen!”
Dus dacht ik, als zelfs Judson dit verhaal vertelde na dertig jaar weg te zijn geweest en niets beters kon vinden, dan zal het voor mij niet anders zijn. We keren vandaag dus terug naar dit oude onderwerp, dat altijd fris en jong voor ons is – het dierbare bloed van Christus, waardoor wij gered zijn. Allereerst dan het bloed, ten tweede de werkzaamheid ervan en ten derde de enige voorwaarde die eraan verbonden is (“Wanneer Ik het bloed zie”) en ten vierde de praktische les.
Allereerst dan, het bloed zelf. In het geval van de Israëlieten was het het bloed van het paaslam. In ons geval, geliefden, is het het bloed van het Lam Gods, Dat zo de zonden van deze wereld heeft weggenomen. Het bloed waarover ik vanochtend wil spreken is, allereerst, het bloed van een goddelijk bepaald Slachtoffer. Jezus Christus kwam niet zomaar in deze wereld. Hij was gezonden door Zijn Vader. Dit is een van de onderliggende fundamenten voor de christelijke hoop. Wij kunnen vertrouwen op de acceptatie van Jezus Christus door de Vader omdat de Vader Hem Zelf van voor de grondlegging van deze wereld beschikt heeft tot onze Zaligmaker. Zondaar! Als ik aan u het bloed van Christus predik deze morgen, preek ik over iets dat God zeer aangenaam is, omdat God Zelf Christus verkoren heeft om Zaligmaker te zijn. Hij heeft Hem Zelf apart gezet, nog voordat de aarde geschapen was. En Hij Zelf, de Heere, de Vader, heeft op Hem de ongerechtigheid van ons allen gelegd.
Het offer van Christus wordt u niet gebracht zonder enige verzekering, het is niet iets wat Christus stiekem en in het geniep heeft gedaan. Het was geschreven in het decreet sinds alle eeuwigheid dat Hij het Lam was dat geslacht zou worden voor het begin van de aarde. Zoals Hij Zelf zei: “Heere, Ik ben bereid, in de rol uws boeks is het geschreven. Ik ben bereid tot Uw dienst, o God.” Het is Gods wil dat het bloed van Jezus vergoten zou worden. Jezus is Gods verkoren Zaligmaker voor mensen. En nu. terwijl ik mij richt tot de goddelozen, heb ik een krachtig geschil met hen. Zondaar! U mag geloven in Christus omdat Hij u kan redden van de wraak van God, omdat God Hem Zelf heeft aangesteld om te redden.
Christus Jezus, net zoals het lam, was niet alleen een goddelijk aangewezen slachtoffer, maar Hij was ook volmaakt. Was er ook maar één zonde in Hem geweest, dan was Hij niet meer in staat geweest onze Zaligmaker te zijn. Maar Hij was zonder vlek of rimpel – zonder erf- zonden en zonder enige dadelijke zonde. “Die in alle dingen, gelijk als wij, is verzocht geweest, doch zonder zonde (Hebr. 4:15b).
Hier blijkt ook weer duidelijk uit waarom dit bloed voldoende is om te redden, omdat het het bloed is van een onschuldig Slachtoffer, waarvan de enige reden dat het stierf in ons ligt en niet bij Zichzelf. Als het oude onschuldige lam ter dood werd gebracht door het hoofd van het huisgezin in Egypte, kan ik mij voorstellen dat de volgende gedachte door zijn hoofd schoot. “Oh”, moet hij gezegd hebben als hij het mes door het lam sneed, “dit arme dier sterft, niet omdat het zelf ook maar iets heeft misdaan, maar om te laten zien dat ik schuldig ben en dat ik het verdien om zo te sterven.” Maar draait u nu uw hoofd eens naar het kruis en zie daar Jezus hangen, bloedend, stervend, voor u. Onthoud dit goed, geen enkele zonde had hij ooit gedaan of had er ook maar post gevat bij Hem.
De prins van deze wereld kwam en keek eens rond. Hij zei: “Er is niets voor mij bij in Christus, er is geen ruimte om te staan, geen enkele plek van verdorven grond waar ik mijn eigen voetafdruk achter kan laten.” Ach zondaar, het bloed van Jezus is in staat ook u te redden, omdat Hij volledig onschuldig van Zichzelf was en Hij stierf, de Rechtvaardige voor de onrechtvaardigen om ons tot God te brengen. Maar sommigen van u zullen zeggen: “Vanwaar heeft dit bloed van Christus zo een kracht om te redden?” Mijn antwoord daarop is dat dit niet alleen komt vanwege het feit dat God dit bloed had aangewezen en omdat het het bloed was van een vlekkeloos en onschuldig Wezen, maar omdat Christus Zelf God was.
Als Christus slechts een mens geweest was, geliefden, dan kon u niet opgeroepen worden om op Hem te vertrouwen. Zelfs al zou Hij dan nog zo vlekkeloos en heilig zijn, er was geen werkzaamheid in Zijn bloed om te redden. Maar Christus daarentegen was “God uit God”, het bloed dat door Jezus is vergoten is goddelijk bloed. Het was het bloed van een mens, omdat hij een mens was net zoals wij. Maar Zijn goddelijkheid was zo verbonden met Zijn mens-zijn, dat het bloed daaraan zijn werking kan ontlenen. Kunt u zich voorstellen wat de kracht is van het bloed van Gods Eigen Zoon? Nee, u kunt nog niet een miljoenste deel van al de dierbaarheid van dit bloed schatten. Ik weet dat u dit bloed boven elke prijs verheven acht als u erin gewassen bent, maar ik weet tegelijkertijd ook dat u het niet hoog genoeg acht.
Het was een wonder voor de engelen dat God Zich zou verlagen om te sterven. Het zal het grootste wonder voor ons allemaal zijn; het nooit ophoudende wonder dat God mens moest worden om te sterven. O, als we er eens aan denken dat Christus de Schepper van deze aarde is geweest en dat op Zijn allesondersteunende schouders het hele universum heeft gelegen, dan kunnen we ons er niet meer over verbazen dat Zijn dood genoegzaam is om te redden en dat Zijn bloed alle zonden van ons afwast.
Kom toch eens hier, heiligen en zondaars, kom eens dichterbij en verzamelt u zich eens rond het kruis. Zie deze Man, belast met zwakheid, vermoeid, zuchtend, bloedend en stervend. Deze Man is tegelijkertijd God over allen en voor eeuwig gezegend. Is er dan geen kracht om te redden? Is er dan geen werking van het bloed dat zo is vergoten? Kunt u zich ook maar één zonde voorstellen die zwaarder weegt dan de kracht van Zijn goddelijkheid? Is er één hoogte te verzinnen van ongerechtigheid die uittorent boven de toploze hoogten van deze godheid? Kan ik één zonde bedenken die dieper is dan het oneindige? Is er een breedte van ongerechtigheid te noemen die breder is dan de godheid? Omdat Hij God is, is Hij in staat om iedereen te redden die door Hem tot God komt.
Goddelijk aangewezen, vlekkeloos en goddelijk; Zijn bloed is het bloed waardoor u de straf en de wraak van God kunt ontvluchten. Nogmaals: het bloed waarvan we vandaag spreken, is het bloed dat eenmaal vergoten is voor velen ter verzoening van hun zonden. Het paaslam werd elk jaar geslacht, maar nu is Christus verschenen om de zonde door Zijn offer weg te nemen. De Jood had voldoende aan elke morgen en elke avond een offer, om zo een gedurige gedachte aan de zonde te blijven houden, en het bloed van het lam kon deze niet wegnemen. Het lam was voldoende voor vandaag, maar er was ook nog de zonde van de volgende dag, en wat moest daarmee gebeuren? Een nieuw slachtoffer moest bloeden. Maar geliefde toehoorder, onze grootste vreugde bestaat hierin dat het bloed van Jezus reeds eenmaal vergoten is en dat Hij heeft gezegd: “Het is volbracht.” Er is geen bloedvergieten meer nodig, noch van bokken, schapen of wat voor ander offer dan ook. Dat ene offer was toereikend om alle andere te vervangen.
Arme, trillende zondaar! Kom toch terug naar het kruis. Uw zonden zijn zeer zwaar, maar er is ook voor hen verzoening gedaan aan het kruis door de dood van Christus. Kijk dan eens naar Zijn bloed. De weg tussen God en de mens is afgemaakt en open. De mantel om uw eigen naaktheid te bedekken is afgemaakt, zonder dat er ook maar een draad van uzelf bij zit. Het bad waarin u gewassen dient te worden is vol, vol tot aan de rand en er hoeft niets meer bij gedaan te worden. “Het is volbracht!” Laat dat eens doorklinken in uw oren. Er is niets wat u kan verhinderen om gered te worden, als God u welwillend heeft gemaakt om te geloven in Jezus Christus. Hij is een volkomen Zaligmaker, vol van genade voor een arme zondaar.
Toch moet ik hier nog een gedachte aan toevoegen en daar wil ik het dan bij laten. Het bloed van Jezus Christus is bloed dat is aangenomen. Christus stierf, Hij is begraven, maar hemel noch hel kon vertellen of God het losgeld had aangenomen. Gods eigen zegel was nodig op de grote rekening van de verlossing van de mensen en dat zegel werd gezet, geliefden, in het geluid toen God de engel gebood de steen weg te rollen van voor de graftombe.
Christus was in de afzondering gezet van het graf als een Gijzelaar voor Zijn volk. Totdat God de rekening ter vereffening had geaccepteerd, was Christus gebonden in de strengen van de dood. Hij probeerde niet uit Zijn gevangenis te breken. Hij kwam niet illegaal eruit, door de tralies van Zijn kerker te verbuigen. Hij wachtte. Hij vouwde de zweetrol netjes op. Hij legde de grafdoeken op een aparte plaats. Hij wachtte, geduldig en ten langen leste kwam van de hemel, zoals een meteoor inslaat, een engel die de steen aanraakte en wegrolde. Toen Christus eruit kwam, verrezen uit de dood in de glorie van Zijn Vaders kracht, toen werd het zegel bevestigd op onze akte van verzoening. Het bloed was aangenomen en de zonde was vergeven.
En nu, ziel, is het niet meer mogelijk voor God om u af te wijzen, als u deze dag tot Hem komt, pleitend op het bloed van Christus. God kan niet -en ook dit zeggen wij met eerbied-, de Eeuwige kan een zondaar niet weigeren die pleit op het bloed van Christus. Want als Hij dat zou doen, dan zou Hij Zichzelf verloochenen en in tegenspraak handelen met eerdere handelingen. Hij heeft het bloed aangenomen en Hij zal het aannemen. Hij kan nooit de goddelijke instemming met de opstanding herroepen. Als u naar God gaat, mijn luisteraar, en u pleit eenvoudig en alleen op Hem Die aan het kruis heeft gehangen, moet God eerst God af worden eer Hij u of het bloed kan afwijzen.
Nog steeds vrees ik dat ik niet in staat ben geweest u te laten denken aan het bloed van Christus. Ik verzoek u dan ook om voor een moment uzelf Christus voor te stellen, hangend aan het kruis. Stelt u zich die opstandige omstanders eens voor, verzameld rond de heuvel Golgotha. Kijkt u nu eens omhoog en zie de drie kruizen op het hogere gedeelte. Zie in het midden het met een doornenkroon getooide voorhoofd van Christus. Ziet u die handen die altijd vol zegen waren, vastgespijkerd aan het kruis? Ziet u Zijn gezicht, meer ontsierd dan dat van enig ander mens? Ziet u het nu, als Zijn hoofd op Zijn borst rust, terwijl Hij midden in Zijn doodsstrijd is? Hij was een volkomen mens, onthoud u dat goed. Het was een echt kruis. Denk niet over deze zaken als verzinsels, fabelen en romantiseringen. Het ging zoals het er staat en zoals ik het hierboven beschreef.
Beeld u zich eens in, en denk dan eens aan het volgende. Het bloed van die Man, Die ik nu stervend voor mij zie, moet mijn verlossing zijn. En als ik gered wil zijn, moet ik al mijn vertrouwen leggen in wat Hij voor mij heeft geleden, toen Hij Zelf onze zonden in Zijn eigen lichaam droeg daar aan het kruis. Als God de Heilige Geest u wil helpen, zult u in de juiste staat zijn om verder te gaan met het tweede punt.
De werkzaamheid van dit bloed. “Wanneer Ik het bloed zie, zal Ik ulieden voorbijgaan.” Het bloed van Christus had zo een goddelijke kracht om te redden, dat niets dan dat ooit de ziel zal kunnen redden. Als er ergens een ongelukkige en eigenwijze Israëliet het gebod van God had veracht en bij zichzelf had gezegd: “Ik strijk wel iets anders aan de deurposten” of “Ik zal de bovendorpel ook nog versieren met juwelen of goud en zilver”, was hij nog steeds vergaan. Er was niets anders wat zijn huishouden kon redden dan het vergoten bloed. En laten wij ons nu allemaal eens herinneren dat ons heil is gegrondvest op iets wat geen mens had kunnen leggen, dan Jezus Christus alleen. “Want er is ook onder den hemel geen andere Naam, Die onder de mensen gegeven is, door Welken wij moeten zalig worden (Hand. 4:12).”
Al mijn werken, mijn gebeden, mijn tranen kunnen mij niet redden. Het bloed en slechts het bloed alleen heeft kracht om te verlossen. Sacramenten, hoe goed zij ook worden onderhouden, kunnen mij niet redden. Niets dan Uw bloed, o Jezus, kan mij redden van de schuld van de zonde. Al zou ik rivieren van olie geven en duizenden gemeste kalveren slachten; ja, al zou ik zelfs mijn eerstgeborene geven voor mijn overtredingen, niets zou kunnen voldoen. Al mijn goede werken tegenover al mijn zonden, alles zou zinloos zijn. Alles wat niet het bloed van Christus is, heeft geen enkele kracht tot behoud in zich.
En als u vertrouwt op uw doop en uw belijdenisgeschriften, op het avondmaal des Heeren en wat al niet meer, u vertrouwt op een leugen. Niets dan het bloed van Christus kan ons redden. Het maakt me niet uit hoe volkomen de bediening, hoe juist het formulier, hoe schriftuurlijk het gebruik; het zal allemaal ijdelheid blijken als u erop gaat vertrouwen. God verhoede mij dat ik slecht zou spreken van instellingen of andere heilige zaken, maar houd ze op de juiste plaats. Als u ze tot de basis maakt van de redding van uw ziel, dan zijn ze nog lichter dan een schaduw. Als u ze dan nodig blijkt te hebben, zullen ze u blijken onbetrouwbaar te zijn. Er is nog geen greintje behoudende kracht in wat dan ook dat niet het bloed van Christus is. Dat bloed heeft als enige de mogelijkheid om u te redden, en al het andere waar u op betrouwt zal een vlucht tot leugens blijken te zijn.
Dit is de rots, en het werk erop is volmaakt. Alle andere zaken zijn dagdromen, fata morgana’s. Zij zullen weggevaagd worden op de dag dat God komt om ons werk te beoordelen van welk soort het is. HET BLOED staat in eenzame majesteit, de enige rots van ons behoud. Het bloed is niet alleen het enige wat kan redden, maar het moet alleen redden. Voeg iets, hoe klein ook, toe aan het bloed van Christus en u zult verloren zijn. Als u ook maar op iets anders vertrouwt, zult u verloren gaan. “Het is waar”, zegt iemand, “dat het sacrament mij niet kan redden, maar ik zal erop vertrouwen en ook op Christus.” U bent verloren, in dat geval. Christus is zo jaloers op Zijn eer dat alles wat u eraan probeert toe te voegen, hoe goed het ook is, verdoemd is omdat u het eraan heeft willen toevoegen.
Trouwens, wat zou u aan Christus” werken toe willen voegen? Uw eigen werken? Wilt u een reptiel met een engel laten samenwerken? Denkt u zichzelf te kunnen spannen voor de kar van verzoening samen met Christus? Wat zijn uw goede werken? Uw eigengerechtigheid is als een wegwerpelijk kleed. Zal zoiets verbonden worden aan de vlekkeloze, hemelse rechtvaardigheid van Christus? Zo moet het niet zijn en zo kan het niet zijn. Vertrouw op Jezus alleen en u kunt niet vergaan. Vertrouwt u op iets anders dan Hem dan zult u net zo zeker verloren zijn als wanneer u op uw zonden rustte. Jezus alleen – Jezus alleen – Jezus alleen – dit is de rots van ons behoud.
Laat ik hier nu eens wat langer bij stilstaan en een aantal vormen en verschijnselen bestrijden waarin onze eigengerechtigheid zich altijd openbaart. “Ach”, zegt iemand, “ik zou in Christus kunnen geloven als ik mijn zonden wat meer voelde ” Dat is een vervloekte leugen. Is uw gevoel van zonde dan een deel van uw Zaligmaker? Ik verzoek u vandaag uzelf over te geven aan Christus, niet aan uw gevoel of u berouw over uw zonden. Menig mens is al eens in zielennood gebracht, omdat er meer gekeken werd naar de schuld dan naar de gewilligheid van Christus.
Could thy tears for ever flow,
Could thy zeal no respite know;
All for sin could not atone,
Christ must save, and Christ alone.
“Nee”, zegt een ander, “ik heb het gevoel dat ik het bloed van Christus niet op zijn juiste waarde kan schatten en daarom ben ik bang om te geloven.” Mijn vriend, dat is slechts een andere vorm van de eerder genoemde fout. God zegt niet: “Als u het bloed op zijn juiste waarde kunt schatten, dan zal Ik het op u toepassen.” Nee, Hij zegt: “Als Ik het bloed zie.” Het is niet uw waardering van dat bloed, maar het bloed zelf dat u redt. Zoals ik al eerder zei, is het het bloed alleen en zo dient het ook te zijn.
Een ander kan daarentegen zeggen: “Als ik maar meer geloof had, dan zou ik hoop kunnen hebben.” Maar ook dat is een dodelijke verschijning van dezelfde zonde. U wordt niet gered door de rechtmatigheid van uw eigen bloed, maar door de werkzaamheid van Christus’ bloed. Het is niet uw geloof, het is Zijn dood. Ik bid u te geloven, maar ik vraag u niet om uw geloof als grond voor uw zaligheid te zoeken. Geen mens zal zalig worden omdat hij op zijn eigen geloof rust. Trouwens, u kunt net zo goed op uw goede werken vertrouwen als op uw geloof.
Uw geloof moet op Christus rusten en niet op zichzelf proberen te staan. De wereld is nergens aan opgehangen, ook het geloof kan niet aan zichzelf hangen, maar moet aan Christus opgehangen zijn. Soms, als mijn geloof sterk is, betrap ik mezelf op het volgende. Vreugde vloeit door mijn gehele lichaam en na verloop van tijd ervaar ik dat alle vreugde wegvloeit. Ik vraag mezelf af hoe dit kan en zie in dat de vreugde kwam doordat ik aan Christus dacht. Toen ik echter aan mijn vreugde zelf ging denken, vervloog deze. Hetzelfde geldt voor het geloof, u moet niet aan uw geloof denken, maar aan Christus. Geloof komt door meditatie over Christus. Richt uw ogen dus niet op uw geloof, maar op Jezus. Het is niet het bezitten van Christus dat u redt, maar het feit dat Hij u vasthoudt. De werkzaamheid ligt niet in uw geloof; maar veel meer daarin dat u door de toepassing van Zijn bloed door de Geest geheiligd bent.
Ik kan niet voldoende overzien wat satan allemaal doet om het menselijk hart te misleiden, maar dit weet ik zeker: hij probeert ons altijd van deze ene waarheid af te brengen en te houden; dat het bloed en dat alleen voldoende is om te redden. Als er nu iemand zegt: “Had ik maar dat bloed en zo’n ervaring, dan kon ik geloven.” Vriend, het zijn niet uw ervaringen, het is het bloed. God zei niet: “Als Ik uw ervaring zie”, maar “Als Ik het bloed van Christus zie.” “Nee”, zegt een ander, “maar als ik nu dat bloed had en zulke deugden, dan kon ik hopen.” Fout! Hij heeft niet gezegd: “Als Ik uw deugden zie”, maar “Als Ik het bloed zie.” Verkrijg genade, probeer zoveel mogelijk geloof, hoop en liefde te ontvangen, maar probeer ze toch niet in de plaats van Christus’ bloed te zetten. Het enige steunpunt van uw hoop moet het kruis zijn. Al het andere wat u aan steunberen naast het kruis aandraagt, is aanstootgevend voor God en ongeschikt om enige vrucht te dragen, omdat het een antichrist is. Het bloed van Christus alleen kan redden, voeg er ook maar iets aan toe en de werkzame kracht ervan is verloren.
We herhalen hier dat het bloed van Christus volmaakt is. Er is geen enkel geval waarin het bloed van Christus niet toereikend zou zijn. Ook kunnen alle zonden ermee worden weggewassen. Er is geen veelheid van zonden die niet gereinigd kan worden, en ook geen grootheid van schuld die niet kan worden weggenomen.
U kunt door de zonde wellicht zo rood zien als scharlaken, of meer dan zeventig jaar doordrenkt zijn van uw zonden, maar het bloed van Christus kan elke vlek wegnemen. U kunt Hem vervloekt hebben evenzoveel keren als u geademd heeft, u kunt Hem net zoveel keren hebben afgewezen als Zijn Naam genoemd is. Al heeft u Zijn sabbat gebroken of ook zelfs Zijn bestaan ontkend. Zijn godheid betwijfeld. Zijn dienstknechten vervolgd. Zijn bloed vertreden, dit alles kan Zijn bloed wegwassen. Al heeft u afgoderijen gepleegd, zelfs al is er door uw handen iemand vermoord, deze fontein gevuld met bloed kan uw zonden wegwassen. Het bloed van Christus heeft ons vrijgemaakt van alle zonden. Er is niets dat dit bloed niet kan wegwassen; geen enkele soort mens, geen onvolmaaktheid van de mensheid en geen demon in de menselijke aard.
De hel mag gezocht hebben om een toonbeeld van schuld te maken, ernaar gestreefd hebben om zonde op zonde te stapelen totdat er een monster in mensengedaante overblijft. Dit monster zou dan verfoeid worden door de mensheid, maar het bloed van Christus kan dat monster redden. Maria Magdalena’s zeven duivelen werden uitgeworpen, het schuimbekken van de maanzieke hield op, de diepgewortelde melaatsheid werd genezen, de wond van de kreupele, zelfs de dorre hand werd weer levend. Er is geen enkele geestelijke ziekte die de grote Medicijnmeester niet kan genezen. Geen enkele zaak overstijgt Zijn deugd, hoe zwart of vuil zij ook is. Volkomen, volmaakt bloed.
Nog meer is er te zeggen. Het bloed van Christus redt zeker. Velen zeggen: “Ik hoop door het bloed van Christus gered te worden.” Vriend, dat is een smet op de eer van God. Als iemand u een belofte doet, en u zegt: “Ik hoop dat hij het nakomt”, geeft dat al niet indirect aan dat u een klein beetje twijfelt of hij het al dan niet zal doen?
Ik hóóp niet dat het bloed van Christus mijn zonden heeft weggewassen. Ik weet dat ze door Zijn bloed zijn weggewassen. Het ware geloof leert ons niet te hopen op Christus’ bloed, maar zegt: “Ik weet dat het zo is, het bloed reinigt. Op het moment dat het toegepast werd aan mijn geweten deed het dat en dat zal het ook blijven doen.” De Israëliet, als hij trouw aan zijn geloof was, ging niet naar binnen en zei: “Ik hoop dat de verderfengel voorbij zal gaan”, maar hij zei: “Ik weet dat hij voorbij zal gaan, God zal mij niet verderven, dat weet ik zeker. Het teken van het bloed is aangebracht, daarachter ben ik zeker veilig. Er is zelfs geen sprake van een kans op mijn verderf. Ik ben, ik moet gered zijn.”
En zo preek ik dit Evangelie ook deze morgen: “Wie gelooft in Jezus Christus zal niet verloren gaan, maar het eeuwige leven krijgen.” “Ik geef Mijn schapen het eeuwige leven”, heeft Hij gezegd, “en zij zullen nooit verloren gaan, noch kan er ook maar één uit Mijn hand gerukt worden.” O zondaar, ik heb nog geen schaduw twijfel of Christus u wil redden als u op Zijn bloed vertrouwt. O nee, ik weet zeker dat Hij dat wil. Ik ben er zeker van dat Zijn bloed kan redden en ik bid u, in Christus’ Naam, geloof hetzelfde; geloof dat Zijn bloed zeker kan reinigen van alle zonden. Niet alleen dat het kan, maar dat het moet reinigen – “waardoor wij gered moeten worden”, zegt de Schrift.
Als we dat bloed over ons hebben, moeten we gered zijn of we moeten veronderstellen dat God ontrouw en onmachtig is. In feite dus een God Die anders is in alles dat wij goddelijk achten.
Hij die dit bloed op zich gesprenkeld heeft gekregen, is volkomen gered. Geen haar op het hoofd van ook maar één Israëliet werd gekrenkt door de verderfengel. Zij werden volkomen gered, zo zal hij die in dit bloed gelooft gered worden van alle dingen. Ik houd van de oude vertaling van het hoofdstuk van de Romeinen. Er werd eens een martelaar ontboden voor Bonner. Nadat hij van zijn geloof in Christus had getuigd, zei Bonner: “U bent een ketter en dus verdoemd.” “Nee”, antwoordde hij, en citeerde het oude vers: “Zo is er dan nu geen verdoemenis voor degenen, die in Christus Jezus zijn” (Rom. 8:1a). Dat roept een zoete gedachte bij ons op, er is geen verdoemenis voor de man die het bloed van Christus op zich heeft. Op geen enkele wijze kan God hem straffen. Het is onmogelijk. Dat kan niet gebeuren. Er is geen vervloeking. Hij kan niet vervloekt worden, omdat er geen vervloeking is voor hen die in Jezus Christus zijn. Laat het bloed dan op de posten gestreken worden en aan de bovendorpel, want zo zal er geen vernietiging zijn. Een verderfengel gaat door Egypte, maar er is er geen voor Israël. Er is een hel voor de zondaren, maar niet voor de rechtvaardigen. En als er geen is, kunnen zij er niet worden ingeworpen. Als er geen verdoemenis is, kunnen zij die niet ondergaan. Christus redt compleet, elke zonde is afgewassen, elke zegening verzekerd, volmaaktheid is gewaarborgd en de eeuwige overwinning het gevolg.
Ik denk dat er nu genoeg gezegd is over de werkzaamheid van dit bloed. Toch kan geen enkele tong van een seraf voldoende de waarheid en waarde ervan beschrijven. Ik moet naar huis gaan, naar mijn kamer en huilen omdat ik krachteloos ben om dit verhaal goed te vertellen, terwijl ik mijn uiterste best gedaan heb om het op zo eenvoudig mogelijke wijze te vertellen. Daarom bid ik ook of God de Heilige Geest u allen mag leiden om uw vertrouwen geheel en alleen in het bloed van Jezus Christus te stellen.
Dit brengt ons tot ons derde punt, waarover we zeer kort moeten zijn. Dit derde punt is de enige voorwaarde. “Wat”, zegt er iemand, “preekt u een voorwaardelijke prediking?” Ja zeker doe ik dat, en hier is de enige voorwaarde. “Wanneer Ik het bloed zie, zal Ik ulieden voorbijgaan.” Wat een heerlijke voorwaarde! Er staat niet: als u het bloed ziet, maar als Ik het bloed zie. Uw geloofsoog kan zo verslagen zijn dat u het bloed van Christus niet kunt zien. Maar Gods oog is gelukkig nooit verslagen. Hij kan, ja Hij moet het wel zien omdat Christus in de hemel voor eeuwig Zijn bloed voor Zijns Vaders aangezicht stelt. De Israëliet kon het bloed niet zien, hij was binnenshuis, hij kon niet controleren wat er aan de posten en op de bovendorpel zat.
Dit is de enige voorwaarde aan de redding van een zondaar, dat God het bloed ziet, niet u. O hoe veilig is dan het vertrouwen in de Heere Jezus Christus. Het is niet ons geloof dat de voorwaarde is noch de verzekering in ons, het is het eenvoudige feit dat Golgotha van eeuwigheid af gesteld is voor Gods ogen in een verrezen en verhoogde Zaligmaker. “Wanneer Ik het bloed zie, zal Ik ulieden voorbijgaan.” Val dan op uw knieën in aanbidding, twijfelende zielen, en laat dit uw pleitgrond zijn: “Heere, wees me genadig vanwege het bloed.” Ik kan het niet zien zoals ik wel zou willen, maar Heere, U ziet het en U heeft gezegd dat als U het zou zien, U voorbij zou gaan. Heere, U ziet het vandaag, ga voorbij aan mijn ziel en vergeef me alleen om deze ene zaak.
En nu ten laatste, wat is hiervan de les? De les hiervan is voor de christen het volgende. Christen, onthoud voor eens en altijd dat u nergens anders acht op zou slaan dan het bloed van Christus alleen om u te redden. Ik preek vandaag net zo goed tegen mijzelf als tegen u. Vaak zie ik mijzelf het volgende doen: Ik heb gebeden dat de Heilige Geest in mijn hart wil rusten en een slechte neiging van mij wil uitroeien. Dan vind ik mezelf ineens vol van zorgen en twijfel en als ik naar de reden zoek, blijkt dat deze te zijn: Ik heb gezocht naar het werk van de Geest, totdat ik het werk van de Geest in plaats van Christus” werk heb gezet. Nu is het een zonde om je eigen werk te plaatsen waar Christus’ werk hoort te zijn, maar het is net zo erg als u daar het werk van de Heilige Geest voor in de plaats zet. U moet nooit van de Heilige Geest een antichrist maken en eigenlijk is dat wat we doen als we het werk van de Geest als grond van ons geloof gaan zien.
Hoe vaak hoort u christenen wel niet zeggen: “Vandaag kan ik niet zo in Christus geloven als gisteren, want gisteren ervoer ik zo een rust en gezegende tijd.” Wat is dat anders dan het plaatsen van uw denkbeelden en gevoelens waar Christus hoort te zijn? Onthoud dit, Christus’ bloed is niet beter in staat om u te redden als u een goede bui heeft. Het bloed van Christus moet uw grond van vertrouwen zijn, net zo goed wanneer u vol vreugde bent als wanneer u vol twijfel bent. En zo gebeurt het dat uw vreugde verandert in gevaar als u uw ervaringen en gevoelens in de plaats van het bloed van Christus plaatst.
Geliefden, als we konden leven met ons oog gericht op het kruis, dan kunnen we altijd gelukkig zijn. Maar als we vrede en vreugde krijgen, dan beginnen we deze zo te prijzen dat we de bron ervan vergeten. Zoals dhr. Brooks zegt: “Een man die van zijn vrouw houdt, zal haar wellicht juwelen en ringen geven. Stel dat zij gaat zitten met haar juwelen en ringen, zodat ze haar man vergeet, dan zou het goed van haar man zijn om deze sieraden weg te halen zodat ze al haar liefde weer op hem kan vestigen.”
Zo is het ook met ons. Jezus geeft ons sieraden van geloof en liefde en we gaan erop vertrouwen. Dan neemt Hij ze weer van ons af, zodat we weer arme hulpeloze zondaren mogen worden en ons geloof op Christus richten. Om eens een vers te noemen dat ik vaak aanhaal; ik geloof dat de ziel van een christen (van het begin tot aan zijn laatste zucht) zou moeten zijn als de volgende twee regels:
Nothing in my hand I bring,
Simply to thy cross I cling.
Dat is de les voor de heilige.
Nog even, er is ook een les voor de zondaar. Arme, trillende, schuldige zelfvervloekte zondaar, ik heb een woord van de Heere voor u. “Het bloed van Christus reinigt ons”, dat zijn u en ik, “reinigt ons van alle zonde.” Dat ons houdt ook u in, als u beseft hoezeer u een Zaligmaker nodig heeft. Nu is dat bloed in staat om u te redden. U wordt gebeden om uw vertrouwen op dit bloed te stellen en u zult gered worden.
Maar ik hoor u zeggen: “Mijnheer, als ik mijn nood voel. Ik voel nu dat ik niet genoeg voel, ik wenste dat ik maar mijn nood genoeg voelde.” Maar brengt u dan toch niet uw gevoelens mee, maar stel uw vertrouwen volledig op het bloed van Christus. Als u daarop kunt vertrouwen, wat uw gevoel ook mag zeggen of juist niet, het bloed is in staat om te redden.
Maar zegt u: “Hoe word ik dan gered? Wat moet ik doen?” Er is niets wat u kunt doen. U moet alles leren loslaten, voordat u gered kan worden. Er moet een afstand komen tot al uw eigen werken. Eerst moet u Christus krijgen en dan mag u zpveel doen als u wilt. Maar u moet niet vertrouwen op uw eigen werken. Het is nu uw taak om uw hart op te richten in een gebed als dit: “Heere, U heeft mij iets van mijzelf laten zien, laat me nu iets van mijn Zaligmaker zien.” Zie de Zaligmaker hangen aan het kruis, richt uw oog op Hem en zeg: “Heere, ik vertrouw op U, ik heb niets anders om op te vertrouwen, maar vertrouw alleen op U, zinken of zwemmen, mijn Zaligmaker, ik verwacht alles van U.”
En net zo zeker, zondaar, als u uw geloof op Christus kunt stellen, net zo zeker bent u gered als een apostel of een profeet. Dood noch hel kan een mens overwinnen wiens vertrouwen aan de voet van het kruis is. “Geloof in de Heere Jezus Christus en u zult gered zijn.” “Hij die geloofd zal hebben en gedoopt zal zijn, zal gered worden, hij die niet gelooft zal vervloekt zijn.” Hij die gelooft zal gered zijn, hoe groot zijn zonden ook zijn. Hij die niet gelooft zal vervloekt zijn, hoe weinige zonden er ook zijn, en al de goede werken veel. Geloof dan nu in Christus! Zondaar, geloof alleen in Christus.
Not all the blood of beasts
On Jewish altars slain,
Could give the guilty conscience peace,
Or wash away the stain.
But Christ, the heavenly Lamb,
Takes all our sins away;
A sacrifice of nobler name,
And richer blood than they.
Amen.