Want in de opstanding nemen zij niet ten huwelijk, noch worden ten huwelijk uitgegeven; maar zij zijn als engelen Gods in de hemel. Mattheüs 22:30
We zullen ons allemaal op de een of andere manier ontwikkelen. Volwassenheid zoals we die hier kennen, is niets meer dan een groen sprietje of hoogstens een korenaar; het volle koren in de aar kan slechts in de toekomende wereld gezien worden. We gaan of naar beneden of naar boven. Niemand van ons kan op de plaats blijven die hij vandaag inneemt. Er zijn er die door de macht van slechte gewoonten ieder uur verder naar beneden glijden. Ze worden steeds meer de lijfeigenen en slaven van de duivel en ontwikkelen zich dientengevolge steeds meer naar zijn beeld. Hun oordeel staat in deze woorden beschreven: ‘Gaat weg van Mij (…) in het eeuwige vuur, dat de duivel en zijn engelen bereid is.’ U bent satan nagevolgd en u ging steeds meer op hem lijken. Ontvang dan nu de erfenis die hem bereid is.
Echter, degene die door bekering en geloof in de gemeenschap van het Evangelie gebracht is, ontvangt genade op genade. Hij gaat van heerlijkheid tot heerlijkheid totdat hij steeds meer op de hemelingen lijkt. En uiteindelijk dragen de engelen, die zich over zijn bekering verheugd hadden en op wie hij ging lijken, hem naar de boezem van God.
Wat zal uw deel zijn? Zult u rijpen voor de gouden sikkel en voor het hemelse oogstfeest of zult u zwart worden voor de ijzeren zeis die u neer zal maaien, om met uw makkers tot een bos samengebonden en als kaf verbrand te worden. Het is van tweeën een. O, moge oneindige genade onze natuurlijke neigingen overwinnen en mogen we tot degenen behoren die van kracht tot kracht voortgaan totdat ze op de berg des Heeren klimmen en als de engelen worden gemaakt.
Zonder verdere inleiding wil ik nu overgaan op het onderwerp van de verkondiging van vanmorgen: op welke manier het leven van de geesten voor de troon lijkt op dat van de engelen. En ten tweede hebben we misschien nog een paar praktische gedachten over het begin van het engelenleven terwijl we nog hier op aarde zijn.
I. In wat voor opzicht zijn de heiligen die door de doodsrivier gegaan zijn gelijk aan de engelen? Hoewel de overeenkomsten op verschillende punten waargenomen kunnen worden, wil ik me beperken tot vijf min of meer duidelijk waarneembare.
II. Gods heiligen zijn als de engelen wat betreft hun persoonlijke eigenschappen. In één opzicht waren ze altijd eender, namelijk dat zowel engelen als heiligen schepselen van God zijn en in geen geval in een meer verheven licht gezien moeten worden.
Er is een valse kerk die haar aanhangers heeft bevolen godsdienstige eer aan de engelen te bewijzen, in tegenstrijd met zowel het voorbeeld als het nadrukkelijke voorschrift van de Heilige Schrift. Aan engelen moet niet meer eer bewezen worden dan aan gelovigen en noch engelen noch gelovigen kunnen aanbeden worden zonder tot de zonde van afgoderij te vervallen.
Neem twee vergelijkbare gevallen. Toen Johannes, na een engel gezien te hebben en dacht dat deze zijn Heere was, neerviel om hem te aanbidden, was de reactie echter: ‘Zie, dat gij dat niet doet; ik ben uw mededienstknecht (…) aanbid God.’ Toen de heidenen te Lystre met ossen en schapen aankwamen die ze aan Paulus en Barnabas wilden offeren als aan Mercurius en Jupiter,scheurden deze heilige mannen hun kleren en verklaarden dat ze mensen van gelijke bewegingen waren als de anderen.
Engelen en heiligen wijzen alle vormen van aanbidding af. Eenstemmig zingen ze: ‘Niet ons, niet ons, maar de Naam des Heeren geef eer.’ O, en wat is God dan lankmoedig dat Hij die afvallige en vervloekte kerk nog gedoogt, de kerk die het waagde om heiligen en engelen, mannen, vrouwen en wat al niet meer, als voorwerpen van verering voor te stellen om zo de Heere der heerscharen naar de kroon te steken.
Toch is dat maar van bijkomstige aard. De heiligen in de hemel zijn als de engelen in persoonlijkheid wat betreft het feit dat de verschillen tussen de geslachten daar voor altijd verdwenen zijn. ‘Zij nemen niet ten huwelijk, noch worden ten huwelijk uitgegeven.’
Ik leid hieruit niet af dat het geestelijke in de vrouwelijke aard of het verstandelijke in de mannelijke aard vernietigd zal worden, maar wel dat datgene wat de seksen in lichaamsbouw van elkaar onderscheidde niet langer zal bestaan. Ik stel me voor dat er heiligen voor de troon zijn die zo’n grote fijngevoeligheid, zulke heldendaden van liefde, tentoonspreiden dat ze hier beneden wel heilige vrouwen geweest moeten zijn. En andere geesten laten misschien zien, zelfs in heerlijkheid, door hun bijzondere kracht en sterkte, moed en geestdrift, dat zij in de strijdende kerk onder de dappere mannen van Israël gerekend werden. Waarom ook niet? Maar al het andere dat vleselijk is in een man en een vrouw zal verdwenen zijn. In Christus Jezus zullen we één zijn, in Wie er geen man en vrouw is. Het huwelijk zal er niet voorkomen.
Dit houdt verband met een andere overeenkomst, namelijk dat de geesten daarboven als de engelen zijn in hun onsterfelijkheid. Ze kunnen niet sterven. Zoiets als een doodsklok hoort men in de hemel niet. Er is geen engel ooit naar zijn graf gedragen, hoewel er wel engelen in een grafspelonk zijn geweest, want er zaten er twee, een aan het hoofd en een aan de voeten, waar het lichaam van Jezus gelegen had. Ze waren daar echter bezoekers, geen bewoners. Engelen hebben niets waaraan de worm van de dood kan knagen. Er is geen graf dat hun vrije geest kan omknellen en de banden van de dood zouden hen geen moment kunnen vasthouden.
Zo is het ook met de bevrijden die door het graf gingen en nu met Christus zijn: zij kunnen niet sterven. Eeuw na eeuw mag voorbijgaan, de oneindige cyclussen van de eeuwigheid mogen zich uitstrekken, maar er zullen geen grijze haren van aftakeling op het hoofd van de onsterfelijken komen. Hemelingen takelen nooit af. Om die reden hoeft de bevolking van die gewesten nooit door geboorten gecompenseerd te worden.
Hier is het een onafgebroken strijd: het leven wedijverend met de dood. De dood markeert zijn algemene overwinning en misvormt het oppervlak van de aarde met grafstenen, maar het leven triomfeert toch en laat kleine kinderen bloemen zoeken boven de graven. De levensrivier, hoewel ze blijkbaar door de Behemoth van de dood opgedronken is, stroomt nog steeds voort, als een bredere en diepere stortvloed dan voorheen. Om die reden zijn ze als de engelen in de hemel, aangezien er geen dood is en dientengevolge geen noodzaak dat geboorten de afname van de bevolking weer goedmaken.
Aangezien deze geesten voor de troon als de engelen zijn, zelfs wanneer de bazuin van de opstanding zal klinken en de geesten, voor een tijd van hun lichaam ontdaan, opnieuw omhuld zullen worden, is er alle reden om te geloven dat ze ook als de engelen zullen zijn wat betreft de volwassenheid van hun wezen.
Baby’s zullen in de hemel niet langer baby’s zijn. Wie hier een baby was, zal daar volledig volgroeid zijn. Ook zullen we in de hemel geen moede oude man tegenkomen, wankelend op zijn stok. Hij zal daar geen slechte ogen of knikkende knieën meer hebben; hij zal daar zijn in de heerlijkheid van zijn gereinigde volwassenheid en geen aftakeling voelen. Een kind zal zijn als of het honderd jaar is en een oude man zal meer dragen dan de eer van zijn jeugd. Ik lees nergens van engelen die jeugdig zijn of oud worden. Ze staan altijd in gezegende volkomenheid en zo zullen Gods heiligen ook altijd zijn, zowel lichamelijk als geestelijk. U hebt ‘de dauw Uwer jeugd’, o Jezus, en diezelfde dauw valt op alle spruiten van de plantingen van Uw rechterhand.
We nemen ook aan dat alle geesten voor de troon als de engelen zijn wat betreft hun schoonheid. De heiligen zonder lichaam zijn schoon in de ogen van Jezus, precies zoals ze zijn, en wanneer hun geestelijke lichaam stralend van hemelse heerlijkheid zal opstaan, dan zal hun schoonheid door allen gezien worden. ‘Het wordt gezaaid in oneer’, zegt de apostel, ‘het wordt opgewekt in heerlijkheid.’ Wat voor oneer er ook geweest mag zijn in het onaantrekkelijke gezicht van de arme kerel die we aan de aarde hebben toevertrouwd, geen mismaaktheid zal het gezicht ontsieren van het edele wezen dat op Gods bevel uit het graf zal opstaan. ‘Het is nog niet geopenbaard wat wij zijn zullen’, maar dat onze schoonheid met geen pen te beschrijven zal zijn, is wel zeker, want we weten dat ‘wij Hem zullen gelijk wezen; want wij zullen Hem zien, gelijk Hij is.’
De opgestane heiligen zullen een heerlijkheid over zich hebben die zelfs de heerlijkheid van de engelen zal overtreffen, want tot hen heeft Hij nooit gezegd dat ze gelijk zullen zijn aan de Eniggeboren Zoon. Dit is het erfdeel van allen die met het bloed gekocht en in het bloed gewassen zijn, dat zij aan Christus gelijkgemaakt zullen worden wanneer ze Hem van aangezicht tot aangezicht zien.
Als we de engelen gelijk zullen zijn in schoonheid, dan zullen we hen ook zonder twijfel evenaren in kracht: ‘Looft de HEERE, Zijn engelen! gij krachtige helden.’ De apostel schrijft: ‘Het wordt gezaaid in zwakheid, het wordt opgewekt in kracht.’ We kunnen slechts raden wat voor kracht dat zal zijn. We zullen meer verstandelijke vermogens hebben en een veel grotere geestelijke reikwijdte. Wat het nieuwe lichaam betreft, zal er een hoeveelheid kracht in zitten waar we ons geen voorstelling van kunnen maken.
Wat we zullen zijn wat kracht betreft, geliefden, kunnen we u niet zeggen. Dit ene weten we wel, dat we niet meer steeds zo nodig onze moede lichamen op het bed hoeven uitstrekken en de helft van onze tijd bewusteloos doorbrengen, want we zullen Hem dag en nacht dienen in Zijn tempel. Dit duidt op een mate van waakzaamheid en lichamelijk uithoudingsvermogen die we nu niet kennen. We zullen ook in dezen als Gods engelen zijn.
Neem dan nu eens een moment om uw gedachten te laten gaan over die gezegende persoonlijkheid die de uwe zal worden als deze tegenwoordige tijd voorbij is. Vandaag lijdt u. Vandaag wordt u veracht en afgewezen. Maar net zoals uit die kruipende rups of uit deze opgedroogde pop eenmaal een liefelijk schepsel met vleugels in de kleuren van de regenboog tevoorschijn zal komen, zo zal er ook uit uw arm, zuchtend mens-zijn een schoon en liefelijk wezen opstaan. Uw geest zal ook de modderpoel van haar natuurlijke verdorvenheid van zich afwerpen en zich ontdoen van al de vuiligheid en schade van haar vertoeven hier op aarde. De gehele mens zal vernieuwd worden tot een mooi bouwwerk: een tempel, prachtig om naar te kijken, waarin God met u zal wonen en u met God.
2. In de tweede plaats zal er tussen de engelen en de verheerlijkte heiligen een gelijkenis zijn wat betreft hun aard. ‘Uw wil geschiede, gelijk in de hemel alzo ook op de aarde’, leert ons dat de engelen de wil van God volkomen doen, opgewekt, onmiddellijk, onvermoeibaar, met de grootst mogelijke bereidwilligheid. Dat doen de gezegende zielen ook aan wie het gegeven is het aangezicht van de Heere te zien. Het is hun lust om de wil te doen van hun Vader Die in de hemel is. Wat de Heere hen ook beveelt te doen, dat is hun lust en hun leven, want in de hemel is de wil van de Heere de wil van Zijn volk.
Hier op aarde, geliefden, is het willen er ook wel bij ons, maar we weten niet altijd hoe we moeten uitvoeren wat we willen. We zouden heilig willen zijn, maar we vinden een andere wet in onze leden die strijdt tegen de wet van ons verstand. We zuchten en roepen vanwege de zonde die in ons woont totdat we zeggen: ‘Ik ellendig mens, wie zal mij verlossen uit het lichaam dezes doods?’
De engelen weten echter niet wat het betekent om gevallen te zijn. Ze hebben nooit enige verleiding van binnen bestreden, hoewel ze eenmaal door een grote verzoeking vanbuiten overvallen werden, waardoor satan en zijn volgelingen uit de zaligheid vielen. Ze dragen geen aangeboren zonde met zich mee. Ze vinden geen zware klei om hun hemelse ijver te stoppen. Ze hoeven niet te treuren over wellustige begeerten of hebzuchtige verlangens. Ze kennen geen trotse gedachten die de kop in gedrukt moeten worden, geen neerslachtigheid van geest, geen beschimpingen door ongeloof, geen neigingen tot koppigheid. Ze dienen God zonder smet op hun gehoorzaamheid. Geen zondige gedachte tast ooit hun ziel aan. Geen kwaad woord komt er ooit van hun heilige lippen. Geen neiging tot overtreding bezoedelt ooit hun dienst.
Dit geldt ook voor de heiligen die met hen in heerlijkheid wonen. Ook zij zijn onberispelijk voor de troon van God. Zij hebben hun lange klederen gewassen en hen wit gemaakt in het bloed van het Lam. De Geest van God, als het vuur van een goudsmid, heeft hun natuur gezuiverd van alle kwaad. Zo zijn ze nu zo rein als God Zelf door de gerechtigheid van Christus en door de ingewerkte reinheid die het werk is van de Heilige Geest.
Verlangt u niet om bij hen te zijn, al was het alleen maar ter wille van deze reinheid? Want verlossing van zonde zal ons alle verdriet doen ontkomen en het ontvangen van volkomen heiligheid zal onze hoogste vreugde zijn. Och, als we God eens volkomen zouden kunnen dienen, dan zouden we ook geen voorwaarden aan de plaats stellen! Onberispelijkheid in een kerker zou oneindig veel beter zijn dan de kleinste zonde in een paleis. Als iemand helemaal bevrijd van alle kwaad zou kunnen zijn en als het mogelijk was dat zo’n geest lichamelijke pijn zou kunnen lijden, dan zou de vreugde dat men geen zonde meer heeft alle kwellingen weer goedmaken die mogelijkerwijs op het lichaam gehoopt zouden worden.
Geliefden, dit erfdeel is voor u en voor mij. Hoewel we nu de ongelijke doodsstrijd tegen de zonde strijden en vaak geneigd zijn te vrezen dat we verslagen zullen worden, mogen we er toch op vertrouwen dat we zullen overwinnen door het bloed van het Lam. Daarginds ligt de kroon – laat uw geloof ernaar grijpen. Zet onverschrokken door, want alle dingen zijn mogelijk voor hem die gelooft. Met de meest hardnekkige gewoonte wordt misschien gebroken. De begeerte die ons gisteren overweldigde, zal ons niet langer overweldigen als we vertrouwen op de macht van de inwonende God en op de sterkte van de heersende Zaligmaker. Wees slechts goedsmoeds, want door Jezus zult u de overwinning behalen en de kroon zal de uwe zijn, van eeuwigheid tot eeuwigheid.
3. Ten derde zijn de zielen van de heiligen aan de engelen gelijk wat betreft hun bezigheden. Engelen, zo lezen we, buigen zich in heilige aanbidding neer rond de troon. Zij werpen hun kronen op de glazen zee en aanbidden het Lam tot in alle eeuwigheid. Of de aarde nu baadt in het licht of gehuld wordt in duisternis, er is nooit een moment waarop de Zoon van God niet wordt aanbeden door tienduizend maal tienduizend van deze hemelgeesten. Cherubs en serafs bedekken hun gezicht voor de eeuwig levende Zoon van God. Aanbidding is hun onafgebroken bezigheid.
En dat geldt ook voor allen die Christus met Zijn bloed verlost heeft. Ook zij aanbidden Hem zonder ophouden. Aan Jezus bewijzen zij eeuwige liefde. De ouderlingen worden beschreven als staande voor de troon met hun schalen vol reukwerk en hun gouden citers stellen de onafgebroken en aangename lofprijzing van de triomferende kerk voor.
O, wat is de aanbidding op aarde vaak zoet, maar hoe moet het wel niet de hemel zijn! We houden van onze rustdagen en de plaats der samenkomst is ons erg dierbaar, want het is niets anders dan het huis van God voor onze ziel. Maar wat moet het niet zijn om volkomen te aanbidden, zonder afleidende gedachten en een afdwalend gemoed! Wat zal dat een zegen zijn! Zo’n aanbidding zal spoedig ons deel worden.
Over engelen staat in de Schrift dat ze bezig zijn met een heilig zingen. Johannes hoorde de stem van een ontelbare schare engelen. Zij mengden zich in het gezang dat opstijgt tot de troon en dat eer, heerlijkheid en majesteit bewijst aan het Lam dat geslacht is. In precies datzelfde refrein verenigen de verheerlijkte zielen zich enthousiast en hun lied is nog zoeter, want de engelen kunnen de Heere Jezus niet prijzen omdat Hij hen in Zijn bloed gewassen heeft – en dit is het meest uitbundige van alle liederen. Het gestorte bloed verleent een bijzondere aangenaamheid aan het gezang, wanneer hun vreugdevolle harten het refrein omhoog zenden: ‘Het Lam is waardig, want Het is geslacht, en heeft ons Gode gekocht met Zijn bloed! De Heere zal als Koning heersen in alle eeuwigheid.’
O, dat hemelse lied! Ik wilde wel dat een paar afgedwaalde tonen nu in mijn oren zouden neerdalen zodat ik mag leren hoe ik erover moet spreken! Luister naar wat Johannes ervan zegt: ‘En ik hoorde een stem uit de hemel, als een stem van vele wateren, en als een stem van een grote donderslag. En ik hoorde een stem van citerspelers, spelende op hun citers; en zij zongen als een nieuw gezang voor de troon, en voor de vier dieren.’ Ere zij Christus. Hoewel we niet kunnen instemmen met het lied van de engelen zoals we wel zouden willen, toch zenden we onze oprechte lofprijzing op naar Hem Die geslacht is en leeft.
Naast hun aanbidding en lofprijzing hebben we ook alle reden om te geloven dat de engelen hun bestaan doorbrengen met het bestuderen van de wonderlijke wegen van God, vooral van Gods daden van genade. ‘In welke dingen’, zegt de apostel, ‘de engelen begerig zijn in te zien.’
Dat ze geen volkomen kennis hebben, is wel duidelijk, want ‘van die dag en die ure weet niemand, noch de engelen, die in de hemel zijn.’ Ze nemen wel gedurig toe in kennis en het blijkt ook uit het boek Daniël dat ze vragen stellen en graag onderwezen willen worden. Het visioen dat Jakob zag, waarin engelen de ladder op en af liepen, schildert ons de overpeinzingen van goddelijke geesten die op- en neergaan, diep nadenkend over Jezus: over de heerlijkheid van de vleesgeworden God, over Zijn neerdalen in het graf en Zijn zegevierend opvaren naar Zijns Vaders troon. Hun overpeinzingen blijven steeds in de buurt van het kruis en de daden van de vleesgeworden God.
Dat zal zonder twijfel ook de bezigheid van de heiligen zijn. De moeilijkheden die ons vandaag doen wankelen, zullen ons in de hemel verklaard worden. Wat u nu niet weet, zult u in de toekomst weten. Geheimen die te diep liggen voor ons huidige dieplood zullen ons in een andere staat hun schatten prijsgeven, want hier kennen wij ten dele, maar daar zullen wij kennen, gelijk ook wij gekend zijn. Waarheden, slechts vaag vermoed en in schaduwen waargenomen, zullen dan in een helderder licht worden gezien: ‘Want wij zien nu door een spiegel in een duistere rede, maar alsdan zullen wij zien aangezicht tot aangezicht.’
Geleerden in Christus, wat zult u daar kennis vermeerderen! Geliefde studenten van het geïnspireerde Woord, wat zult u daar van goddelijk onderwijs genieten! Het beste commentaar zal de uitleg van de Auteur Zelf zijn. Hij Die de Schriften opstelde, zal bij u zijn en u zult Hem vragen: ‘Wat bedoelt U met deze woorden, want ons verstand is verduisterd?’ Of misschien zal het niet langer om de letterlijke betekenis van de zinnen gaan. Dan zullen we ons alleen voeden met de geopende Geest, de hemelse betekenis van het hart van God. We zullen zeker als de engelen zijn in zoverre onze aandacht helemaal door vrome en goddelijke zaken in beslag zal worden genomen.
De engelen in de hemel kijken naar het aangezicht van God. Dat is een Schriftuurlijke uitdrukking, niet die van mij, want onze Heere zegt dat ‘hun engelen in de hemel altijd zien het aangezicht van Mijn Vader, Die in de hemelen is.’
En hoe zal dat zijn? Geliefden, u moet aan deze woorden geen vleselijke betekenis hechten, alsof God met de ogen van engelen of mensen gezien zou kunnen worden, want Hij kan met deze doffe ogen niet gezien worden. God is een Geest en een geest onderscheidt God alleen door gedachten en een geestelijk bevattingsvermogen.
Maar wat een begrip van God moet dat wel zijn dat bedoeld wordt met de uitdrukking: ‘Zij zien altijd het aangezicht van God’! Mozes, de hoofdpersoon van de oude bedeling, vroeg om God te zien, maar hij moest zich tevreden stellen met slechts een glimp van wat onze vertaling noemt Zijn ‘achterste delen’, wat echter meer toepasselijk omschreven zou kunnen worden als de loshangende zomen, de randen van de heerlijkheid van de Almachtige. Dit was alles wat hij kon zien, hoewel zijn ogen sterker gemaakt waren dan die van enig ander mens onder de wettische bedeling. Maar geliefden, in de hemel zullen we, net als de engelen. Zijn aangezicht zien en zal Zijn naam op onze voorhoofden staan.
Vader van Jezus, beloning van de liefde,
Wat een verrukking zal het zijn Om
geknield voor Uw troon te liggen
En eeuwig op U te staren.
Nog hebben we de bezigheden van de engelen niet volledig opge- somd. De bezigheden die ik al genoemd heb zijn tamelijk bespiegelend van aard: aanbidding, gezang, studie en gelukzalige aanschouwing.
Toch hebben de blinkende wezens daarboven ook bezigheden die met de aarde verbonden zijn. Ze kunnen bijvoorbeeld hartelijke vreugde voelen. Dit zouden we niet geweten hebben als Jezus niet gezegd had: ‘Er is blijdschap voor de engelen Gods over één zondaar, die zich bekeert.’
Ik geloof dat de zielen van de verlosten eenzelfde soort blijdschap zullen kennen. Evenzo kan ik me de ziel van een gelovige voorstellen die zich verheugt over het kind dat onbekeerd werd achtergelaten, maar dat behouden werd nadat haar ouders ten hemel gevaren waren – behouden door de gebeden die een moeder haar naliet, ze op het sterfbed vermakend als haar beste en meest heilige erfenis. Veel vaders hebben hun geestelijke kinderen postuum geboren zien worden door de gebeden die ze op aarde opgezonden hadden en die pas verhoord werden toen het gebed was verwisseld voor lofprijzing.
Ik denk soms wel eens – en misschien is dat inbeelding – dat als ik in de heerlijkheid ooit mijn oog van mijn Heere mag afwenden, als ik ooit het lied voor mijn Geliefde een moment mag inhouden, dat het dan zal zijn om over de rand van de hemel te kijken om te zien hoe het de kerk vergaat die ik op aarde gediend heb. De weleerwaarde heren die voorheen deze kudde dienden, moeten zeker een bepaalde vreugde over onze voorspoed hebben. En als het nieuws vanaf de aarde naar de hemel getelegrafeerd is dat er honderden wederom geboren werden en dat het Woord levend en krachtig onder ons is geweest, scherper dan een tweesnijdend zwaard, als de engelen zich verheugen, dan moet ik er wel van uitgaan dat de verheerlijkte zielen, veel meer verwant aan bekeerde zondaren dan de engelen, een nog dieper gevoel van medeleven kennen en nog meer opgetogen blijdschap voelen.
Ik moet echter doorgaan. De engelen, zo wordt ons verteld, oefenen in de hemel onvermoeibaar hun dienstwerk uit. Gabriël vliegt uit op het woord van Zijn Heere, of het nu naar Maria is, naar de herders of naar de koning. Het maakt voor de engel niet uit of hij neerdaalt om de horden van Sanherib te slaan of om een klein kind te beschermen. Iemand heeft ooit eens gezegd dat als er twee engelen naar de aarde gezonden moesten worden, en de ene een rijk zou moeten regeren te midden van alle aardse pracht en praal en de andere het eentonige werk van een koksjongen zou moeten uitvoeren, dan zouden de engelen geen keus kunnen maken. Wat God ook maar wil, willen zij ook. Deze blinkende geesten zoeken immers niet zichzelf, maar slechts het welbehagen van hun God.
We weten maar weinig van wat ze voor ons doen. Op een wonderlijke manier waken ze heimelijk over al het koninklijke zaad van de hemel. Ze zijn altijd bezig; ze zitten nooit werkloos stil. Ze zijn nooit daar te vinden waar satan werkloze geesten nog streken laat uithalen, maar dag zonder nacht dienen zij hun God.
Tot slot wat dit punt betreft, de engelen dienen onafgebroken aan het hemelhof. Waar Jezus is, zijn er engelen om Hem heen. ‘Wanneer Hij zal komen in de heerlijkheid van Zijn Vader, met de heilige engelen.’ Waarheen de prins zich beweegt, gaan de hovelingen met hem mee. Waar de koning is, daar is de koninklijke lijfwacht, daar zijn zijn bodyguards. Waar de Heere Jezus ook is, daar zijn Zijn engelen. ‘Gods wagens zijn tweemaal tienduizend, met duizenden engelen. De Heere is onder hen.’ [Engelse vertaling], De grote Koning, onsterfelijk en eeuwig, Die Zijn zwaard aan de heup gordt en ten strijde trekt, gaat niet alleen; legioenen engelen volgen Hem op de voet. Wanneer Hij strijdt tegen de duivel en zijn engelen, staan deze Zijn heilige wachters, de blinkende cherubs en vurige serafs, allen aan Zijn rechterhand als doorgewinterde veteranen.
Zo zal ook de betrokkenheid van alle verheerlijkte zielen zijn. We weten niet wat onze heilige taken in de lucht daarginds zullen zijn – het is ook zinloos voor ons om daarnaar te raden – maar we zullen in elk geval niet op onze lauweren rusten, want er staat geschreven: ‘Zij (…) dienen Hem dag en nacht in Zijn tempel.’
Ik vermoed dat aangezien de engelen dienaren zijn, zij naar buiten gestuurd worden om het veldwerk voor de Meester te doen in verafgelegen delen van het heelal. Wij echter die Zijn kinderen zijn, zullen Hem dag en nacht thuis dienen in Zijn tempel. Er staat immers geschreven: wij zullen ‘in het huis des Heeren blijven in lengte van dagen.’ Voor ons zal het huishoudelijke werk zijn, dienstwerk in Zijn onmiddellijke nabijheid. We zullen zijn als die engel, staande in de zon. We zullen voor eeuwig wonen in het volle licht van de aanwezigheid van de oneindige God. We zullen de engelen gelijk zijn en aan hen gelijk gemaakt zijn wat betreft onze bezigheden, aard en persoonlijke eigenschappen.
4. Om u niet te vermoeien zal ik slechts een paar woorden wijden aan het vierde punt, hoewel ik het wel een belangrijk punt vind. We zullen als de engelen zijn wat betreft hun hemelse bestaan. Hier komen we op de kernbetekenis van de tekst. Zij nemen niet ten huwelijk, noch worden ten huwelijk uitgegeven. Ze hebben andere dingen om aan te denken, andere zorgen en andere vreugden. Ze geven niet om aardse zaken maar zijn van een hemelse geest.
Dat geldt ook voor de heilige zielen voor de troon. Eten en drinken, kleding – dat zijn dingen waar ze zich geen zorgen meer over maken. Het huishouden runnen, de kinderen onderhouden, de wolf bij de deur vandaan stoten – zulke zorgen verontrusten de hemelse geesten niet.
Geliefden, dit is een van de dingen die de grote verandering zo aantrekkelijk voor ons maakt, dat onze gedachten, onze zorgen, onze positie, onze verlangens, onze vreugden na de dood alle in God zullen zijn. Hier beneden willen we uiterlijke dingen; hier zoeken we naar vleselijke zaken, want we moeten eten en drinken en gekleed en behuisd zijn. Hier worden we enigszins gehinderd door het armzalige materialisme, maar daarboven hebben ze geen behoeften zoals wij. Zij hebben derhalve geen verlangens van enige aardse natuur – hun verlangens hebben alle betrekking op hun God. Geen schepsel haalt hen naar beneden. Zij zijn vrij om voor de Schepper neer te buigen en alleen aan Hem te denken, om
In de diepste zee van de Godheid te springen En te baden in Zijn onmetelijkheid.
Wat een bevrijding moet dat zijn. Als we nu een minuut of twee opstijgen naar verhevener zaken en als het ware op de hoogten van de Pisga klimmen om op de wereld neer te kijken, worden we toch geroepen om weer af te dalen in de vallei te midden van het lawaai en het strijdgewoel. Daar zullen we echter voor eeuwig in de verhevenheid van de hemelse dingen vertoeven, geheel opgenomen in de heerlijkheid die dan geopenbaard zal worden.
5. Ten slotte, in de hemel zullen we zijn als de engelen wat betreft onze gelukzaligheid. De verrukking van de engelen en de verheerlijkte heiligen is volkomen. Ze hebben altijd de goedkeuring van God – dat is een bron van blijdschap. Ze weten dat ze volkomen veilig zijn – dat is nog een bron van vrede. Ze hebben passende plichten waarmee ze zich bezighouden – en dat is een bron van geluk. Ze kennen onafgebroken rust; ja, hun dienst is rust en rust is gelukzaligheid. Ze hebben grote capaciteiten om te kennen, te begrijpen en te genieten, en een vergrote capaciteit, helemaal vol van zo’n groots onderwerp, garandeert eeuwig geluk.
Zo zullen wij ook zijn. Ik zal niet proberen de verrukking van de hemel te beschrijven, want mijn woorden zouden totaal tekortschieten. Hoe het ook mag zijn, het zal voor ons zijn als we geloven. Het is voor u die in het kostbare bloed gelooft, ook al bent u de minste van het hele gezin. Er staat geschreven, niet van sommigen maar van allen, dat zij ‘zijn als de engelen Gods in de hemel.’
Helaas is mijn tijd bijna om en ik wilde nog uitweiden over de tweede gedachte. Het onderwerp is echter te groot voor een enkele preek. Daarom moet ik u een samenvatting geven van wat ik in het tweede deel wellicht gezegd zou hebben.
II. Als we als de engelen van God in de hemel zullen zijn, dan is het goed om er hier een samenvatting van te hebben: om ons hier al te wijden aan de aanvang van het engelenleven. En dat moeten we ook doen. Onze Heere wordt een Engel genoemd. Hij is de Engel van het verbond; we moeten nu zoals Hij worden. Daarom moeten we nu al op de engelen gaan lijken.
Voorgangers worden hier speciaal toe geroepen, want het is een van hun namen. Johannes schrijft aan de engelen van de zeven gemeenten. Dominees zijn Gods boodschappers aan de mensenkinderen. Ze moeten als die engel zijn, die in het midden van de hemel vloog en die het eeuwige Evangelie had om dat aan alle schepselen te verkondigen. En zoals de engel op de bazuin blies, zo moet een dominee, zo vaak als de tijd daar is en de gemeente bijeenvergaderd is, zijn bazuin klaar hebben en die bazuin moet geen onzuiver geluid geven.
Dat we hier op aarde als de engelen mogen zijn, is een feit. We lezen van Stefanus dat zijn gezicht glinsterde en zelfs zij die hem stenigden zagen hem als een engel van God. Waarom zouden we niet als de engelen zijn? Hebben de mensen in de woestijn geen engelenvoedsel gegeten en mogen we vandaag niet geestelijk leven van engelenvoedsel? Mogen we niet zingen:
De engelen daarboven Proefden nooit verlossende genade En stervende liefde. Dit is het dagelijkse eten en drinken van alle behouden zielen.
We kunnen als de engelen zijn in onze bezigheden. Als eerste, moge het aan ons zijn, zoals het aan hen was, om het Woord van God bekend te maken. We lezen dat het Woord aangekondigd is door engelen. We lezen van engelen die in het midden van de hemel vliegen met het eeuwige Evangelie.
Mannenbroeders, naar uw gaven, wees in dezen als de engelen van God en maak het plan der verlossing overal bekend. Laat ieder van u, naar zijn gaven, anderen over de zaligheid in Jezus Christus vertellen. U zult pas echt engelachtig zijn wanneer God u boodschappers van Zijn Heilige Geest maakt voor de harten van mensen.
Mogen we ook een voorbeeld nemen aan de engelen door de goede strijd te strijden terwijl we op aarde zijn. We lezen dat Michaël en zijn engelen tegen de draak en diens engelen gevochten hebben en dat de draak werd neergeworpen. Het gevecht gaat elke dag door. Michaël is de Heere Jezus, de enige Aartsengel.
Net als Hij en onder Hem moeten we als kampvechters pal staan voor de waarheid en nooit opgeven, maar bereid zijn om te lijden, zelfs tot bloedens toe, vechtend tegen de zonde. Laten we met onverschrokken moed en een ongeschonden geweten standhouden voor één Heere, één geloof en één doop, totdat Hij zal komen Die ons ter verantwoording zal roepen en zeggen: ‘Wel, gij goede en getrouwe dienstknechten.’ Laten we dan als de engelen onderwijzen en als de engelen strijden voor de zaak en het koninkrijk van Christus.
Mogen we ook als de engelen zijn om ons tegen de weg van de opstandelingen te kanten. Toen Bileam op weg was om te proberen Israël te vloeken, stond er een engel met een vlammend zwaard die hem tot stoppen dwong. Hoe vaak kan een gelovige dat bij de goddelozen doen! Goddeloze mensen hebben vaak gemerkt dat zij geen godslasterlijke taal konden bezigen noch vreselijk zondigen in de aanwezigheid van begenadigde mensen. Het voorbeeld van een gelovige werpt ontzag over het hele gezelschap. Door uw voorbeeld dient u tegen de wereld te zeggen: ‘Wees niet weerspannig tegen God.’ Zelfs als u niet met uw mond spreekt, dan moet de welsprekendheid van uw leven een voortdurende beteugeling van de uitwassingen van de zonde zijn.
Alsof dit nog niet genoeg is, laten we ook het middel zijn om te bevrijden de ‘gebondene die daar hoopt’ – de gevangenen van God. Een engel kwam naar Petrus toe, stootte hem in zijn zij, rukte zijn kettingen af, opende de poort en leidde hem uit de straat op. Mogen u en ik dit ook doen bij degenen die door overtuiging van zonde smart hebben en lijden en geen vrijheid kennen.
Ga vandaag op weg, als u gelegenheid hebt, en probeer zo’n slaper in zijn zijde te stoten. Spreek een ernstig woord en zeg hem: ‘Waarom slaapt u terwijl de dood en het oordeel zo dichtbij zijn?’ Als u ziet dat hij wakker wordt, vraag hem dan u te volgen terwijl u door de genadige beloften de ene deur na de andere opent. Leid hem in de brede straat van de vrijheid in Christus door een eenvoudig geloof. U kunt allemaal zulke engelen zijn. U hoeft hiervoor geen dominee te zijn. Als u de ontroostbaren opspoort, mag u hen in huis alsook in de grote gemeente tot Jezus brengen.
En geliefden, laten we ook een voorbeeld nemen aan de engelen in ons bemoedigen van hen die behouden zijn. Toen Elia verzwakt onder een jeneverboom lag, verscheen er een engel die hem wees op een koek die op de kolen gebakken was. Een engel sprak tot Paulus toen deze aan boord was: ‘Vrees niet.’ Vaak hebben engelen godvrezende mensen bezocht met de boodschap ‘Vreest niet.’
U die de Heere liefhebt en die zelf gelukkig in Hem bent, wees in dit opzicht als de engelen: bemoedig anderen met dezelfde bemoediging als waarmee God u vandaag bemoedigd heeft. Juist vandaag zit er misschien een huilende Hanna bij u in de buurt die een boodschap van God nodig heeft die alleen door uw mond tot haar ontroostbare hart kan komen. Vertel anderen over de goedheid van God zoals u die ervaren hebt. Getuig van de goedheid en weldadigheid van de Herder, Die Zijn kudde niet in de steek laat. Op deze manier zult u engelen van barmhartigheid zijn voor tienduizenden als de Heere u het leven en de gelegenheid geeft.
We kunnen ook op een andere manier als de engelen zijn, namelijk dat we altijd mogen waken over zielen. Zondagsschoolleraars, u moet altijd als de engelen zijn. Lezen we niet over de kleine kinderen die Christus in Zijn armen nam: ‘Ziet toe, dat gij niet een van deze kleinen veracht. Want Ik zeg u, dat hun engelen in de hemelen altijd zien het aangezicht van Mijn Vader’? Zondagsschoolleraars, dit is uw roeping: zorg ervoor dat u die ook uitstraalt.
Engelen nemen ons op de handen, opdat wij niet te eniger tijd onze voeten aan een steen stoten. ‘De Engel des Heeren legert Zich rondom degenen die Hem vrezen.’ Gelovigen, leer om u te legeren rondom uw medechristenen. Help hen zich te bewaren voor verzoekingen en verdriet. Neem degenen die u kunt helpen op in uw medelevende handen. Neem het struikelblok weg voor een ieder die dreigt te vallen. Draag hen op uw handen opdat zij hun voeten niet aan een steen stoten. Zo kunt u engelen van God zijn.
Bovendien, staat er niet geschreven: ‘Looft de HEERE, Zijn engelen’? ‘Dat alle engelen Gods Hem aanbidden’? Welnu, u kunt als de engelen zijn door de lofzang altijd gaande te houden. Laat geen gemopper uw mond ontglippen. Laat er geen klacht in uw hart blijven. Prijs God, ook als de zon niet schijnt. Prijs Hem, ook als de nevels en de mist dikker worden. Prijs Hem, ook als de wind huilt en de regen neerkomt. Laat u niet door de omstandigheden leiden. De engelen prijzen Hem dag en nacht. Doe dan hetzelfde.
Prijs Hem terwijl Hij u adem geeft.
En als uw stem door de dood verstomt,
Wijd dan uw edeler vermogens aan lofprijzing.
Zo heb ik u voorgehouden de zaken die we eens zullen verwerven en de kansen die we juist nu krijgen door de krachtige inwerking van de Heilige Geest. Moge u ernaar verlangen om het engelenleven aan te vangen. Vergeet niet dat de deur ertoe bij het kruis van Christus is. Ga daar waar de engelen met verwondering toekijken en kijkt u met berouw. Ga met uw ogen vol tranen vanwege uw zonden en stel uw vertrouwen op Hem Die voor zondaren stierf. En de Heere der engelen zal uw Heere zijn en het paleis van de engelen uw thuis tot in alle eeuwigheid.
Amen.