Waarin God, willende den erfgenamen der beloftenis overvloediger bewijzen de onveranderlijkheid van Zijn raad, met een eed daar is tussengekomen; Opdat wij door twee onveranderlijke dingen, in welke het onmogelijk is dat God liege, een sterke vertroosting zouden hebben, wij namelijk die de toevlucht genomen hebben om de voorgestelde hoop vast te houden; Welke wij hebben als een anker der ziel, hetwelk zeker en vast is, en ingaat in het binnenste des voorhangsels; Waar de Voorloper voor ons is ingegaan, namelijk Jezus, naar de ordening van Melchizédek een Hogepriester geworden zijnde in der eeuwigheid. Hebreeën 6:17-20
Geloof is de door God aangewezen weg om de zegeningen van de genade te ontvangen. ‘Die gelooft, zal zalig worden’, is een van de belangrijkste beloften van het Evangelie. De wonderen van de schepping, de ontdekkingen van de openbaring, en de bewegingen van de voorzienigheid zijn alle bedoeld om het beginsel van geloof in de levende God te scheppen en te bevorderen. Als God iets openbaart, dan moeten wij dat geloven. Van alle boeken uit de Heilige Schrift kan gezegd worden: ‘Deze zijn geschreven, opdat gij gelooft dat Jezus is de Christus, de Zone Gods, en opdat gij gelovende het leven hebt in Zijn Naam.’
Zelfs als God iets verbergt, is dat opdat wij Hem zouden vertrouwen; omdat wat we weten weinig grond voor vertrouwen oplevert ten opzichte van het onbekende. De Voorzienigheid zendt ons verschillende beproevingen, alle bedoeld om ons geloof te oefenen en te vermeerderen, en tegelijkertijd brengt zij ons in antwoord op gebed verschillende bewijzen van de Goddelijke trouw, die dienen als verkwikking van ons geloof. Zo gaan de werken en de woorden van God samen om de mensen op te voeden in de genade van het geloof. Je zou je, op grond van de leer van sommige leraars, kunnen voorstellen dat het Evangelie zegt dat: “Wie twijfelt, zalig zal worden”. Men denkt dat het nuttig is als de mens in voortdurende onzekerheid verkeert, dat men van geen enkele waarheid zeker kan zijn, zelfs niet die van God.
De Bijbel richt een praalgraf op ter nagedachtenis van zijn geloofshelden, en schrijft daarop als hun grafschrift “deze allen zijn in geloof gestorven”. Maar het moderne Evangelie bespot het geloof, en vervangt het met iets heel anders, iets nieuws. Dat eenvoudige vertrouwen in de waarachtigheid van Gods Woord, dat onze vaderen als de grondslag van alle godsdienst hebben ingelegd, lijken nu te worden verdrongen door “mensen met verstand”. Het is een schande voor belijdende dienaren van Christus dat sommigen van hen dit heiligdom aanbidden terwijl zij zich inspannen om de reputatie te verwerven intellectueel en filosofisch te zijn door aan alle kanten twijfel te zaaien. De leer van de twijfelende zaligheid is zo tegengesteld aan het Evangelie van Jezus Christus als de duisternis is aan het licht, of satan aan Christus zelf. Zij is uitgevonden als een kalmerend middel voor het geweten van die trotse mannen die weigeren hun verstand over te geven aan de heerschappij van God. Heb vertrouwen in God, want geloof is op zichzelf een deugd van de hoogste graad.
Geen deugd is uitnemender dan het eenvoudige vertrouwen in de Eeuwige, waartoe een mens wordt geholpen door de genade van de Heilige Geest. Inderdaad, het geloof is niet alleen een deugd op zichzelf, maar het is de moeder van alle deugden. Wie gelooft, wordt sterk om te arbeiden, geduldig om te lijden, vurig om lief te hebben, vurig om te gehoorzamen, verlangend om te dienen. Het geloof is een wortel waaruit alles kan groeien wat het menselijk karakter kan verfraaien. Het geloof is niet in strijd met goede werken, het geloof is de altijd stromende fontein waaruit zij voortkomen. Neem van de belijdende christen het geloof weg en je hebt de pezen van zijn kracht weggesneden, zoals de haarlokken van Samson werden afgesneden, en hem geen kracht meer gaven om zichzelf te verdedigen en zijn vijanden te overwinnen. “De rechtvaardige zal uit het geloof leven“. Geloof is essentieel voor de levenskracht van het christendom, en alles wat dat geloof verzwakt, verzwakt de eigenlijke drijfveer van geestelijke kracht. Broeders en zusters, niet alleen Gods Woord en onze eigen ervaring leren ons dit, maar de hele menselijke geschiedenis toont ons dezelfde waarheid. Geloof is kracht. Waarom hebben mensen die tot het besef kwamen dat zij zich vergist hebben, meer kracht getoond dan mensen die de waarheid kenden, maar haar niet van harte geloofden? Omdat de overtuigingskracht van een mens voor een groot deel voortkomt uit de overtuigingen van zijn eigen ziel.
Tot op de dag van vandaag trilt de gehele aarde na als een massa gelei onder de voetstappen van Luther, en waarom? Omdat hij krachtig was in het geloof. Luthers geloof was een levend geloof, en de leraren met wie hij moest redetwisten waren slechts disputen. De priesters, kardinalen, en pausen met wie hij in contact kwam, waren slechts handelaren in dode tradities. Zoals Simson “sloeg hij hen, den schenkel en de heup, met een groten slag“. Met heel zijn ziel geloofde hij in wat hij van God had geleerd. En zoals een breekijzer inslaat op aardewerk, zo was hij te midden van de huichelaars van zijn tijd. Hetgeen in het verleden steeds waar is geweest, is nu zeker waar. Door te geloven worden wij sterker: dat moge duidelijk zijn. Hoe geleerd een ongelovige ook mag lijken, het zal hem niet helpen. De geschiedenis leert dat het niet de kracht is in de strijd van het leven, noch de wijsheid voor het doolhof van het leven. Het is nauw verwant met goedgelovigheid, en in tegenstelling tot het ware geloof is het geneigd zich door elke onwaarheid bij de neus te laten nemen. Ongeloof biedt geen troost voor het heden, en de vooruitzichten voor de toekomst zijn geenszins troostrijk. Wij ontdekken geen enkele aanwijzing van een verheven schemergebied, waar mannen met een scherp denkvermogen zichzelf en anderen eeuwig voor de gek zullen houden. Wij horen geen profetie van een hemelse collegezaal waar sceptici nieuwe verzinsels kunnen weven en nieuwe bezwaren kunnen smeden tegen de openbaring van God. Er is een plaats voor de ongelovigen, maar dat zal niet de hemel zijn.
Om tot onze tekst te komen, waarvan de inhoud ver verwijderd is van onzekerheid, zien wij duidelijk dat de Heere niet wil dat wij in een onzekere toestand verkeren, maar een einde wil maken aan alle onzekerheid en twijfel. Zoals bij de mensen met een eed een feit vaststaat, zo heeft “God, willende den erfgenamen der beloftenis overvloediger bewijzen de onveranderlijkheid van Zijn raad, met een eed daartussen is gekomen“. Door Zich neer te buigen voor de zwakheid van het menselijk geloof, zweert Hij zelf bij wat Hij verklaart, en zo geeft Hij ons een Evangelie dat tweemaal wordt bevestigd door de belofte en de eed van de eeuwige God. Zeker, de engelen moeten zich verwonderd hebben toen God Zijn hand ophief naar de hemel om te zweren bij wat Hij beloofd had, en zij moeten tot de conclusie gekomen zijn dat er voortaan een einde zou komen aan alle twist, vanwege de eed die op de belofte rust. Bij het uitwerken van onze tekst, moet ik u verwijzen naar een zeer opvallende beeldspraak. Deze wereld is als een zee, rusteloos, onstabiel, gevaarlijk, nooit kalm. Menselijke zaken kunnen vergeleken worden met golven die door de wind worden voortgedreven en heen en weer geslingerd. Wat onszelf betreft, wij zijn de schepen die de zee bevaren, en zijn onderhevig aan haar veranderingen en bewegingen. Wij worden gedreven door stromingen, voortgedreven door winden en door stormen heen en weer geslingerd. Wij zijn nog niet op het ware vasteland aangekomen, de rust die overblijft voor Gods volk. God wil niet dat wij met elke wind worden meegevoerd, en daarom heeft het Hem behaagd om voor ons een anker van hoop te maken dat zeer zeker en standvastig is, zodat wij de storm kunnen doorstaan.
Ik zal niet proberen te preken uit de hele tekst die voor ons ligt, want dat zou minstens zeven jaar vergen, en er zou een John Owen, of een Joseph Caryl voor nodig zijn om een tiende van de betekenis ervan naar voren te brengen. Ik ga eenvoudigweg een reeks waarheden uitwerken die het beeld van een anker voorstellen, en moge God ons, die de betekenis van dat anker kennen, doen voelen dat het ons stevig vasthoudt door zijn greep binnen het voorhangsel. En mogen anderen, die dat anker nog nooit in hun bezit hebben gehad, in staat worden gesteld het vandaag voor het eerst overboord te gooien, en de rest van hun leven de sterke troost te voelen die zo’n houvast zeker zal schenken aan het gelovige hart.
Het doel van het anker
Laat mij eerst uw aandacht vragen voor HET DOEL VAN HET ANKER waarover onze tekst spreekt. Het doel van een anker is natuurlijk om het vaartuig stevig op één plaats te houden omdat wind en stroming haar anders zouden wegvoeren. God heeft ons bepaalde waarheden gegeven, die zijn bedoeld om ons stevig vast te houden aan waarheid, heiligheid en volharding – in één woord, om ons vast te houden aan Hemzelf. Maar waarom moet het schip worden vastgehouden? Het eerste antwoord dat opkomt is om te voorkomen dat het schip schipbreuk lijdt. Het schip heeft misschien geen anker nodig in kalme wateren, wanneer op een brede oceaan een beetje drijven misschien niet zo’n ernstige zaak is; maar er zijn weersomstandigheden waarin een anker absoluut noodzakelijk wordt. Wanneer een storm met gebulder de kust tegemoet raast, en het schip zijn koers niet kan houden, dan is het anker zijn gewicht in goud waard. Als het schip niet voor anker kan gaan, zal er binnen de kortste keren niets meer van haar over zijn dan hier en daar een paar drijvende planken. Het galante schip zal vergaan en iedere opvarende zal verdrinken. Het is hoog tijd het anker uit te gooien om het goede schip de wind te laten trotseren. Onze God wil niet dat Zijn volk schipbreuk lijdt, zij zouden verloren gaan als zij in het uur van verzoeking niet stevig werden vastgehouden.
Beste lezer, als elke wind van leer u naar willekeur zou voortstuwen, zou u spoedig ver afdrijven van de waarheid zoals die in Jezus is, u zou schipbreuk lijden; maar u hebt uw Heere te veel gekost om door Hem verloren te worden. Hij heeft u voor een te hoge prijs gekocht en hecht een te grote waarde aan u om u op de rotsen in stukken te zien breken. Daarom heeft Hij u voorzien van een heerlijk houvast, zodat wanneer de verzoekingen van satan, uw eigen verdorvenheden en de beproevingen van de wereld u overvallen, hoop het betrouwbaar en onwankelbaar anker van uw ziel mag zijn. Hoe hard hebben wij het nodig! Want wij zien anderen vallen in de dwaling van de goddelozen, overwonnen door de bedrieglijkheid der ongerechtigheid, en voor altijd als schipbreukelingen achterblijven, “Geen hoop hebbende, en zonder God in de wereld.”
Als u enige tijd op de grote wateren hebt vertoefd, moet u wel beseffen, dat, als de eeuwige waarheden u niet stevig hadden vastgehouden, uw ziel allang in eeuwige duisternis zou zijn gestort, en dat de woeste wateren al lang tevoren over uw ziel zouden zijn gegaan. Wanneer de machtige golven zich hebben opgetrokken, scheen uw arme roeiboot naar de bodem van de afgronden te zinken, en als de onveranderlijke liefde en onveranderlijke trouw er niet waren geweest, zou uw hart in de diepe wateren zijn weggezonken. Toch bent u er nog, al varend in het konvooi der genade, bevoorraad door barmhartigheid, bestuurd door hemelse wijsheid en aangedreven door hemelse kracht. Dankzij het anker, of liever dankzij de God die het u gaf, heeft geen storm u overweldigd; u bent op weg naar de haven van heerlijkheid.
Een anker is ook nodig om een schip voor ongemak te behoeden, want zelfs als het geen schipbreuk lijdt, zou het een ellendig iets zijn om naarmate de winden draaien heen en weer te worden gedreven. Ongelukkig is het schepsel dat slachtoffer is van uitwendige invloeden, voortvliegend als distelpluis in een bries, of als een rollend voorwerp in een stormwind. Wij hebben een anker nodig dat ons vasthoudt, zodat wij in vrede rust vinden voor onze zielen. Geloofd zij God, er zijn ons vaste en zekere waarheden beloofd, die krachtig op het gemoed inwerken om te voorkomen dat het gekweld en ontmoedigd wordt. De tekst spreekt van “Een sterke vertroosting“. Zijn dat geen heerlijke woorden? Want het is een sterke vertroosting die ons stevig vasthoudt in tijden van storm en in tijden van benauwdheid. Dit noodanker is zo sterk, dat wanneer de benauwdheid met ongewone kracht losbarst, meer dan opgewassen is tegen de sterke verzoeking, en ons in staat stelt over alles te zegevieren. Wat geeft dat een rust aan hem die gelooft.
Hallelujah! Ik geloof!
Nu staat de onstuimige wereld vast,
Want mijn ziel heeft een anker gevonden
Tot de nacht van storm voorbij is.
Een anker is ook nodig om te voorkomen dat we de voortgang die we hebben gemaakt niet zullen verliezen. Het schip is goed op weg naar de haven, maar de wind draait en blaast tegen: het zal worden teruggedreven naar de haven van waaruit het is vertrokken, of naar een even ongewenste haven, tenzij het de gure wind kan weerstaan; daarom laat het zijn anker zakken. De kapitein zegt tegen zichzelf: “Ik ben zo ver gekomen en ik laat me niet terugblazen. Mijn anker gaat uit, en hier blijf ik.” Gelovigen worden soms verleid om terug te keren naar het land waar zij vandaan komen, zij zijn soms geneigd om de dingen die zij hebben geleerd af te zweren, dan denken dat zij dat zij nooit door de Heere zijn onderwezen. Helaas, de oude Adam trekt aan ons, en ook de duivel probeert ons terug te drijven, en als er geen zekerheid was waar wij ons aan vast konden houden, dan zouden wij terug moeten gaan.
Als men zou kunnen bewijzen dat niets zeker is, zoals sommige hoogleraren ons willen doen geloven, dat zwart geen zwart is, en dat wit niet wit is, omdat vanuit bepaalde gezichtspunten zwart wit is en wit zwart. Als er bewezen kan worden dat er geen eeuwige waarheden, geen Goddelijke zekerheden en geen onfeilbare waarheden zijn, dan moeten we alles wat wij weten, of denken te weten, opgeven. Dan moeten wij ronddolen langs de dwaallichtjes en dwaalsporen van de grote oceaan van meningen en speculaties. Maar zolang wij de waarheid hebben, die door de Heilige Geest aan onze zielen is onderwezen, kunnen wij er niet van afdwalen, en zullen wij ook niet dwaas worden geacht door onze standvastigheid. Lezer, streef niet naar naastenliefde die voortkomt uit onzekerheid. Want er zijn verlossende waarheden en er zijn “verdoemende ketterijen”. Jezus Christus is geen ja en neen. Zijn Evangelie is geen listig mengsel van het gal der hel en de honing des hemels, gekruid naar de smaak van slecht en goed. Er zijn vaste beginselen en geopenbaarde feiten. Zij die iets uit ervaring weten over Goddelijke dingen, hebben hun anker uitgegooid, en toen zij de ketting hoorden uitlopen, zeiden zij blijmoedig: “Dit weet ik, en heb ik geloofd. In deze waarheid sta ik vast en onwrikbaar. Blaas winden en kraak uw wangen [a], u zult mij nooit van deze ankerplaats afbrengen; wat ik ook bereikt heb door het onderwijs van de Geest, ik zal het stevig vasthouden zolang ik leef.”
[a] Citaat uit Shakespear’s King Lear
Bovendien is het anker nodig zodat wij standvastig en dienstbaar zijn. De mens die vandaag dit en morgen dat gelooft, is een wispelturig schepsel. Niemand weet welke richting hij opgaat. Wat voor nut heeft hij voor de jongeren en de zwakken, of voor wie dan ook? Hij is als een golf van de zee die door de wind gedreven heen en weer geslingerd wordt. Welke dienst kan hij bewijzen in het werk van de Heere, en hoe kan hij anderen ten goede beïnvloeden? Hij gelooft niet, hoe kan hij anderen doen geloven? Ik geloof dat de orthodoxe ongelovige in hogere mate een schepper is van het ongeloof dan de heterodoxe gelovige. Met andere woorden, ik vrees dat de man die oprecht een dwaling gelooft een minder schadelijke invloed op anderen heeft dan de man die de waarheid in onverschilligheid en heimelijk ongeloof vasthoudt. Want deze man wordt gedoogd in godvruchtig gezelschap, omdat hij belijdt een van ons te zijn. Zo is hij in staat om onder haar mantel naar de waarheid te steken. Deze man weet niets zeker. En wanneer hij zichzelf verdedigt, staat hij toe dat er aan de andere kant veel gezegd wordt, zodat hij tegelijkertijd kust en steekt. Maar gelukkig heeft onze God ons een anker gegeven om ons stevig vast te houden. Zo worden we bewaard opdat we geen schipbreuk lijden, ongelukkig worden, de vooruitgang die wij geboekt hebben niet verliezen en ons karakter niet instabiel en dus nutteloos wordt. Deze doeleinden zijn vriendelijk en wijs; laten wij daarom de Heere danken omdat Hij zo genadig voor ons gezorgd heeft.
Hoe het anker is gemaakt
Ten tweede, nodig ik u uit te kijken HOE HET ANKER IS GEMAAKT. “Opdat wij door twee onveranderlijke dingen, in welke het onmogelijk is dat God liege, een sterke vertroosting zouden hebben.” Het maken van een anker is een heel belangrijk werk. De ankersmid heeft een zeer verantwoordelijke taak, want als hij zijn anker slecht maakt, of als het uit zwak materiaal bestaat, wee dan de schipper als de storm opsteekt. Ankers worden niet gemaakt van gietijzer, noch van elk soort metaal dat in de handel verkrijgbaar is, maar zij worden gemaakt van smeedijzer, sterk gelast, en van taai, compact materiaal, die in de zwaarste tijden alle krachten kan verdragen. Als iets in deze wereld sterk moet zijn, dan moet het een anker zijn, want veiligheid en leven hangen er vaak van af. Waaruit bestaat ons anker? Het heeft twee grote armen, die allebei als houvast dienen. Het is gemaakt van twee Goddelijke materialen. Het ene is Gods belofte, die vast en zeker is. Wij zijn graag bereid de belofte van een goed mens aan te nemen, maar misschien vergeet de goede mens hem te vervullen, of is hij daartoe niet in staat. Maar dit zal bij God nooit gebeuren, Hij kan niet vergeten en Hij kan niet nalaten te doen wat Hij heeft gezegd. Wat moet het ons een zekerheid geven als God ons iets belooft. Als u op niets anders kon vertrouwen dan op het Woord van de Heere, dan zou uw geloof nooit wankelen. Bij dit zekere woord komt nog iets Goddelijks, namelijk de eed van God. Geliefden, ik durf nauwelijks over dit heilige onderwerp te spreken.
De eed van God, Zijn plechtige verklaring, Zijn zweren bij Zichzelf! Stel je de majesteit, het ontzag, de zekerheid hiervan voor! Hier zijn dus twee Goddelijke verzekeringen, die ons, zoals de armen van een anker, stevig vasthouden. Wie durft te twijfelen aan de belofte van God? Wie heeft de moed om aan Zijn eed te twijfelen? Wij hebben voor ons anker twee dingen, waarvan, behalve dat ze Goddelijk zijn, uitdrukkelijk gezegd wordt dat ze onveranderlijk zijn – dat wil zeggen, twee dingen die nooit kunnen veranderen. Wanneer de Heere een belofte uitspreekt, komt Hij er nooit op terug, “Want de genadegiften en de roeping Gods zijn onberouwelijk.” Heeft Hij het gezegd en zal Hij het niet doen? Heeft Hij het beloofd en zal het niet standhouden? Hij verandert nooit en Zijn belofte blijft van generatie op generatie. Vervolgens komt de eed, ook deze is onveranderlijk. Hoe zou die kunnen veranderen? God zweert bij de eer van Zijn Eigen Naam. Het is niet denkbaar dat Hij onder zulke omstandigheden Zijn beloften zal intrekken en Zijn Eigen woorden zal tegenspreken.
Het Evangelie ondersteunt mijn ziel.
Een trouwe en onveranderlijke God
is het fundament van mijn hoop.
Bevestigd door bloed, eden en beloften.
Let vervolgens op deze twee dingen die worden gezegd: “In welke het onmogelijk is dat God liege.” Deze woorden zijn onverenigbaar met het idee en de gedachte dat God een leugenaar zou zijn. Een leugenachtige God zou een solecisme [b] in de taal zijn, een vanzelfsprekende tegenspraak. Dat is onmogelijk, God moet waar zijn, waar in Zijn natuur, waar in Zijn gedachten, waar in Zijn plannen, waar in Zijn daden, en zeker waar in Zijn beloften en Zijn eed.
[b] Taalfout die men maakt door een gebrekkige kennis van de taal.
O, geliefden, wat een gezegend houvast hebben we hier! Als hoop niet kan rusten op zulke verzekeringen, waar zou het dan wel op kunnen rusten? Maar wat is nu deze belofte, en wat is deze eed? De belofte is de belofte die aan Abraham gegeven is, dat zijn zaad gezegend zou worden, en in dit zaad zouden ook alle volken van de aarde gezegend worden. Aan wie is deze belofte gedaan? Wie zijn het “zaad”? In de eerste plaats is het zaad Jezus, Die alle volken zegent; en verder heeft onze apostel bewezen dat deze belofte niet is gedaan aan het zaad naar het vlees, maar aan het zaad naar de geest. Wie zijn dan het zaad van Abraham naar de geest? Gelovigen! Want hij is de vader der gelovigen, en daarom wordt Gods belofte bevestigd aan allen die het geloof van Abraham bezitten. Het verbond is verzekerd voor Christus, en voor allen die in Christus zijn, namelijk dat de Heere hen voor eeuwig zal zegenen en tot zegen zal stellen.
En wat is de eed? Het kan verwijzen naar de eed die de Heere aan Abraham zwoer nadat de aartsvader zijn zoon had geofferd, zie hiervoor het tweeëntwintigste hoofdstuk van Genesis; maar ik denk dat u het met mij eens zult zijn als ik zeg dat het waarschijnlijker is dat het verwijst naar de eed die staat opgetekend in de 110e Psalm, die ik u zeer aandachtig wil laten lezen, – “De HEERE heeft gezworen, en het zal Hem niet berouwen: Gij zijt Priester in eeuwigheid, naar de ordening van Melchizédek.” Ik denk dat hiernaar verwezen wordt, want Hebreeën 6 vers 20 gaat verder met: “Waar de Voorloper voor ons is ingegaan, namelijk Jezus, naar de ordening van Melchizédek een Hogepriester geworden zijnde in der eeuwigheid.” Welnu, geliefden, ik wil dat jullie dit anker zien. Hier is één van zijn houvasten, – God heeft beloofd de gelovigen te zegenen, Hij heeft verklaard dat het zaad van Abraham, namelijk de gelovigen, gezegend zullen worden, en tot een zegen zullen worden gemaakt.
Dan komt de andere arm van het anker, die even sterk is om de ziel vast te houden, namelijk de eed van het Priesterschap, waardoor de Heere Jezus wordt verklaard voor eeuwig Priester te zijn namens ons. Geen gewone priester naar de wijze van Aäron, beginnend en eindigend met een tijdelijk priesterschap, maar zonder begin van dagen of einde van jaren, eeuwig levend; een Priester die Zijn offerwerk heeft volbracht, in het voorhangsel is binnengegaan, en voor eeuwig neerzit aan de rechterhand van God, omdat Zijn werk volbracht is, en de werkzaamheid van Zijn Priesterschap voor eeuwig voortduurt. Dit is een gezegend anker voor de ziel: te weten dat mijn Priester binnen het voorhangsel is. Mijn Koning van gerechtigheid en Koning van vrede, staat namens mij voor de troon van God, daar vertegenwoordigt Hij mij, en daarom ben ik voor altijd veilig in Hem. Welk beter anker zou de Trooster voor Zijn volk kunnen bedenken? Welke sterkere vertroosting kunnen de erfgenamen der belofte verlangen?
Onze houvast aan het anker
Wij zullen niet langer bij ons vorige onderwerp stil blijven staan, hoewel de verleiding groot is, en daarom vraag ik u in de derde plaats te letten op ONZE HOUVAST AAN HET ANKER. Het zou voor ons van geen nut zijn een anker te hebben, hoe sterk het ook is, als wij er geen houvast aan hadden. Het anker kan sterk en stevig zijn, maar er moet een sterke kabel zijn om het anker met het schip te verbinden. Vroeger was het heel gebruikelijk om een touwkabel te gebruiken, maar grote schepen nemen geen genoegen met het risico van breuk, en daarom gebruiken zij een kettingkabel voor het anker. Het is belangrijk om een stevige verbinding te hebben tussen je ziel en je hoop, om de zekerheid te hebben dat je er nooit van gescheiden zult worden. Onze tekst spreekt aan het eind van het achttiende vers heel duidelijk over dit vastgrijpen van het anker – “wij namelijk die de toevlucht genomen hebben om de voorgestelde hoop vast te houden“. Wij moeten ons persoonlijk aan de hoop vastklampen; de hoop is er, maar wij moeten haar vastgrijpen en stevig vasthouden. Zoals bij een anker de kabel door de ring moet, en er dus aan vast moet zitten, zo moet het geloof zich vasthouden aan de hoop op eeuwig leven. In het oorspronkelijke Grieks betekent het “dat wij het met de grootst mogelijke kracht moeten vastgrijpen, en het zo vast moeten houden dat we ons houvast niet verliezen als er met grote kracht aan getrokken wordt”. Wij moeten ons vastklampen aan de vaste waarheid.
Het is logisch, dat wanneer sommige mensen een twijfelachtige hoop hebben, ze ook een twijfelachtige manier hebben om die hoop vast te houden. Ikzelf zou graag willen dat men mij iets zekers leert, en dan bid ik dat ik er zeker van mag zijn dat ik het geleerd heb. We moeten de waarheid zo stevig vastgrijpen zoals die oude krijger deed tijdens de strijd. Hij had zijn zwaard zo stevig vastgehouden, dat, toen hij overwon, zijn hand niet meer van zijn zwaard kon scheiden. Het leek alsof zijn hand aan het zwaard was vastgelijmd. Het is een gezegende zaak om de leer van Christus zo vast te grijpen, zodat men u in stukken zou moeten snijden om het van u af te nemen. Wees er zeker van dat u een stevig greep hebt op uw vaste anker.
“Goed,” zegt iemand, “maar mogen we het vasthouden?” Mijn antwoord is, dat de tekst zegt dat het ons is “voorgesteld,” – om “de voorgestelde hoop vast te houden.” U mag het grijpen, want het is u aangeboden. Als iemand van u zeer zwak en hongerig was, en u kwam bij iemand thuis, en hij zei: “Gaat u zitten”, en u ging aan tafel zitten, en toen u daar zat, zette de gastheer een goed stuk vlees voor u neer, en wat zeer aangename vruchten en dergelijke, dan zou u zich niet lang afvragen of u daarvan mocht eten, maar u zou concluderen dat u daartoe de vrijheid had, omdat het voedsel voor u was neergezet. Zeker, dit is het welkomstwoord van het Evangelie. De hoop is voor u gevestigd. Met welk doel is het zo gesteld? Dat je het de rug toekeert? Zeker niet. Houdt u eraan vast, want waar de waarheid gevonden wordt, is het zowel onze plicht als ons voorrecht om haar aan te grijpen.
Alle reden die een zondaar nodig heeft om Christus aan te grijpen, wordt gevonden in het feit dat God Christus heeft aangeboden als een verzoening voor onze zonden. Christen, u bevindt zich in een storm; hier is een anker. Vraagt u: “Mag ik dat anker gebruiken?” Het is juist voor dat doel voor u neergelegd. Ik verzeker u dat er hier geen kapitein is die, als hij in een storm zou zitten en een anker voor zich zou zien liggen, het onmiddellijk zou gebruiken en geen vragen zou stellen. Het anker is misschien niet van hem, het kan toevallig aan boord zijn als een stuk koopwaar; daar zou hij zich niets van aantrekken. “Het schip moet gered worden. Hier is een anker; daar gaat het.” Handel zo met de genadige hoop die God u schenkt in het Evangelie van Jezus. Merk nu op dat onze greep op het anker een actuele en een bewuste zaak moet zijn, want we lezen: “Welke wij hebben.” Wij zijn ons ervan bewust dat wij die hebben. Niemand onder ons heeft het recht om vrede te hebben als hij niet weet dat hij door genade een goede hoop heeft verkregen. Moge u allen in staat zijn om over de hoop te kunnen zeggen: “Welke wij hebben.”
Zoals het goed is een kabel te hebben die gemaakt is van hetzelfde metaal als het anker, zo is het een gezegende zaak wanneer ons geloof van hetzelfde Goddelijke karakter is als de waarheid waarop het steunt. Het heeft een door God gegeven hoop van onze kant nodig om de door God gegeven belofte aan te grijpen waarvan onze hoop is gemaakt. De juiste manier van handelen is Gods belofte vast te grijpen met een door God geschapen vertrouwen, dan zie je meteen dat van het schip tot het anker de houvast één geheel is, zodat het op elk punt even geschikt is om de spanning te dragen. Wat is het heerlijk om een kostbaar geloof te hebben in een kostbare Christus! Een kostbaar vertrouwen in kostbaar bloed. Moge God het u schenken, zodat u het op dit moment kunt toepassen.
De greep van het anker op ons
Ten vierde, en zeer kort, willen we spreken over DE GREEP VAN HET ANKER OP ONS. Een schip heeft zijn anker vast door zijn kabelketting, maar tegelijkertijd is het belangrijkste dat het anker zijn greep op het schip houdt, en zo, omdat het in de bodem van de zee is binnengedrongen, het schip stevig vasthoudt. Broeders en zusters, weet u iets over uw hoop die u vasthoudt? Als het een goede hoop is zal het u vasthouden; u zult er niet van los kunnen komen, maar onder verleiding en moedeloosheid, en in beproeving en verdrukking, zult u niet alleen uw hoop vasthouden – dat is uw plicht, maar uw hoop zal u vasthouden – dat is uw voorrecht. Wanneer de duivel u verleidt om te zeggen: “Ik geef het allemaal op”, dan zal een onzichtbare kracht uit de oneindige diepte spreken en u antwoorden: “Maar Ik zal u niet opgeven, Ik heb u in Mijn greep en niemand zal ons scheiden.”
Broeders en zusters, onze veiligheid hangt veel meer af van Gods vasthouden aan ons dan van ons vasthouden aan Hem. Onze hoop op God dat Hij Zijn eed en belofte zal vervullen heeft een machtige kracht over ons, veel meer dan alle pogingen van de wereld, het vlees en de duivel om ons weg te trekken. Hoe komt het dat ons Goddelijk anker zo stevig vastzit? Omdat het in zichzelf zeker is – “Welke wij hebben als een anker der ziel, hetwelk zeker en vast is.” Het is betrouwbaar. Het Evangelie is geen listig bedachte fabel: God heeft het gesproken, het is een massa feiten, het is zuivere, onvervalste waarheid, dat door God Zelf met een zegel is bekrachtigd. Bovendien is dit anker, wat zijn houvast betreft, “standvastig” het beweegt nooit van zijn plaats. Het is betrouwbaar, en standvastig wanneer het gebruikt wordt, en dus is het in de praktijk veilig. Als u in Christus hebt geloofd, en verwacht dat God zo waarachtig zal zijn als Zijn Woord, hebt u dan niet ondervonden dat uw hoop u ondersteunt en staande houdt?
Broeders en zusters, het resultaat van het gebruik van dit anker zal u zeer troostrijk zijn. “Welke wij hebben als een anker der ziel, hetwelk zeker en vast is.” Het zal niet voorkomen dat u wordt heen en weer geslingerd, want een schip dat voor anker ligt kan flink schommelen, en de passagiers kunnen erg zeeziek zijn, maar het kan niet van zijn ligplaatsen worden verdreven. Daar ligt zij, en haar passagiers lijden ongemak, maar zij zullen geen schipbreuk lijden. Een goede hoop door genade zal u niet geheel bevrijden van innerlijke conflicten, ja, het zal ze zelfs met zich meebrengen; het zal u niet beschermen tegen uiterlijke beproevingen, deze zullen er zeker zijn, maar het zal u redden van alle echte gevaren. Ik kan tot iedere gelovige in Jezus zeggen, dat zijn toestand zeer gelijk is aan die van de landman aan boord van een schip, toen de zee nogal ruw was, hij zei: “Kapitein, wij zijn in groot gevaar, nietwaar?” Omdat er geen antwoord kwam, zei hij: “Kapitein, kent u dan geen angst?” Toen antwoordde de oude zeeman nors: “Ja, ik weet van angst, maar er is geen gevaar.” Zo is het vaak met ons; als de wind opsteekt en de storm raast, is er veel angst, maar er is geen gevaar. Wij kunnen veel op de proef gesteld worden, maar wij zijn veilig, want wij hebben een anker voor de ziel, dat zeker en vast is, en dat niet wankelt.
Het is een gezegend iets als wij mogen weten dat onze hoop ons stevig vasthoudt. In een schip voel je de trekkracht van het anker, en hoe meer de wind tekeergaat, hoe meer je voelt dat het anker je vasthoudt. Zoals de jongen met zijn vlieger: de vlieger hangt in de wolken, waar hij hem niet kan zien, maar hij weet dat hij er is, want hij voelt de trekkracht; zo reikt onze goede hoop naar de hemel, en die trekt ons naar Zich toe. Wij kunnen ons anker niet zien, het zou van geen nut zijn als wij het konden zien; het nut ervan begint wanneer het uit het zicht is, terwijl het trekt, waardoor wij de hemelse druk kunnen voelen.
De onzichtbare grip van het anker
En nu, ten slotte, en het beste van alles, DE ONZICHTBARE GRIP VAN HET ANKER, die “ingaat in het binnenste des voorhangsels“. Ons anker is als ieder ander, wanneer het van enig nut is, is het uit het zicht. Als een mens het anker ziet, doet het niets, tenzij het toevallig een klein rivieranker is of een dreghaak in ondiep water. Wanneer het anker van enig nut is, is het weg: daar ging het met een plons overboord; ver daar beneden, helemaal tussen de vissen, ligt het ijzeren houvast, geheel uit het zicht. Waar is je hoop, broeder? Geloof je omdat je kunt zien? Dat is geen geloven. Geloof je omdat je kunt voelen? Dat is voelen, het is niet geloven. Maar gezegend is hij die niet gezien heeft en toch gelooft. Gezegend is hij die gelooft tegen zijn gevoel in, en hoopt tegen de hoop in. Dat is een vreemde zaak, hopen tegen de hoop in, onmogelijke dingen geloven en onzichtbare dingen zien: wie dat kan, heeft de kunst van het geloof geleerd. Onze hoop wordt niet gezien, zij ligt in de golven, of, zoals de tekst zegt, “In het binnenste des voorhangsels”. Ik zal de metafoor niet te ver doorvoeren, maar een zeeman zou kunnen zeggen dat zijn anker in de watersluier ligt, want een waas van water ligt tussen hem en het anker, en zo is het verborgen. Dat is het vertrouwen dat wij hebben in God, Die wij niet gezien hebben en toch liefhebben.
Laat de winden waaien, en de golven rollen,
Want de hoop is het anker van mijn ziel.
Maar kan ik vertrouwen op zulk een koord,
Een onzichtbare hoop, op God?
Zeker en vast, het kan niet falen,
Het gaat tot diep in het voorhangsel,
Het hecht vast aan een onbekend land.
En bindt mij aan de troon van mijn Vader.
Ons anker is weliswaar uit het zicht verdwenen, maar God zij dank heeft het een zeer vaste greep gekregen, en is “in het voorhangsel binnengegaan”. Welke greep kan gelijk zijn aan wat een mens heeft op zijn God als hij kan uitroepen: “U hebt het beloofd, doe daarom wat U gezegd hebt?” Welk houvast is steviger dan dit: “Heere, U hebt het gezworen, U kunt er niet meer op terugkomen. U hebt gezegd dat wie in U gelooft, wordt gerechtvaardigd van alle zonde. Heere, ik geloof U, doe daarom wat U gezegd hebt. Ik weet dat U niet kunt liegen, en U hebt gezworen dat Christus een Priester is tot in eeuwigheid, en ik rust in Hem als mijn Priester Die een volledige verzoening voor mij heeft gedaan. Daarom pleit ik, dat U Uw eed nakomt, dat U mij aanneemt omwille van Jezus’ offer. Kunt U een ziel afwijzen voor wie Uw eigen Zoon pleit? Hij is bij machte om tot het uiterste diegenen te redden die door Hem tot God komen, aangezien Hij eeuwig leeft om voor mij te pleiten: mijn Heere, dit is de houvast die ik op U heb, dit is het anker dat ik geworpen heb in de diepe, mysterieuze eigenschappen van Uw wonderbaarlijke natuur. Ik geloof U, en U zult mij niet beschaamd maken over mijn hoop.” O, broeders en zusters, wat een houvast hebt u aan de levende God wanneer u vertrouwt op Zijn eed en belofte! Houdt Hem vast zoals Jakob de Engel vasthield, en u zult zeker de zegen uit Zijn handen ontvangen.
Merk vervolgens op dat, hoe meer het schip sleept, hoe vaster de greep wordt. In het begin, als het anker naar beneden gaat, valt het misschien op een harde rots, en daar kan het niet aanslaan, maar uiteindelijk glijdt het van de rots af en dringt de bodem van de zee binnen, het graaft zich in, en, als de kabel eraan trekt, gaat het dieper en dieper totdat het anker zich bijna ingraaft, en hoe meer er aan getrokken wordt, hoe dieper het afdaalt. Uiteindelijk krijgt het anker zo’n houvast dat het lijkt te zeggen: “Kom, Boreas [c] blaas voort, je zult de bodem van de zee moeten scheuren voordat het schip zal los laten.”
[c] Boreas was de Griekse god van de noordenwind, één van de vier seizoensgebonden Anemoi (windgoden).
Tijden van moeilijkheden verankeren onze hoop diep in de grond van de waarheid. Sommigen van jullie die nooit verdrukking hebben gekend, jullie rijke mensen die nooit armoede hebben gekend, jullie gezonde mensen die nooit een week ziek zijn geweest, jullie hebben nog niet de helft aan houvast van de heerlijke hoop die de beproefden hebben. Veel van het ongeloof in de christelijke kerk komt voort uit het gemakkelijke leven van de predikers. Als het er ruw aan toe gaat, heb je een solide Evangelie nodig. Een hardwerkende hongerige man kan niet leven op uw slagroom en uw syllabubs [d] – hij heeft iets vasts nodig om hem mee te voeden; en zo voelt de beproefde mens dat hij een Evangelie nodig heeft dat echt is, en dat hij moet geloven dat het waar is, of anders zal zijn ziel verhongeren. Welnu, als God het belooft en zweert, hebben wij dan niet de meest vaste zekerheid? Het meest vast denkbare geloof is niet meer dan de rechtvaardige verdienste van de drievoudig heilige en getrouwe God. Daarom, broeders en zusters, geloof des te vaster wanneer grotere moeilijkheden komen, en wanneer uw schip in dieper water wordt geworpen, geloof des te zekerder. Wanneer het hoofd pijn doet en het hart bonst, wanneer alle aardse vreugde is vervlogen en wanneer de dood nabij is, geloof des te meer. Wees dan verzekerd en vol vertrouwen dat uw Vader niet liegen kan; “God zij waarachtig, maar alle mens leugenachtig.” Op deze manier zult u de sterke troost verkrijgen die de Heere u wil laten genieten.
[d] Typisch Engels dessert gemaakt van slagroom met limoen en sherry.
De tekst eindigt met deze zeer zoete overdenking, dat hoewel onze hoop uit het zicht is, wij een Vriend hebben in het onzichtbare land waar onze hoop zijn houvast heeft gevonden. In bange ogenblikken zou een zeeman bijna wensen dat hij met zijn anker mee kon gaan om het stevig vast te zetten. Dat kan hij niet doen, maar wij hebben een Vriend die is heengegaan om alles voor ons te regelen. Ons anker ligt binnen het voorhangsel, het ligt op een plaats waar wij het niet kunnen zien, maar Jezus is daar, en onze hoop is onlosmakelijk verbonden met Zijn Persoon en werk. Wij weten zeker dat Jezus van Nazareth, na Zijn dood en begrafenis, opstond uit het graf, en dat Hij veertig dagen later, in tegenwoordigheid van Zijn discipelen, omvangen werd door een wolk en opgevaren is naar de hemel. Wij weten dit als een historisch feit. Wij weten ook dat Hij ten hemel is gevaren, als het alomvattende Zaad van Abraham, in Wie alle gelovigen worden gevonden. Zoals Hij daarheen is gegaan, zo zullen wij zeker volgen, want Hij is de Eersteling van de volle oogst.
Volgens de tekst is onze Heere Jezus als Hogepriester het voorhangsel binnengegaan. De Hogepriester binnen het voorhangsel is nu namens ons op de plaats der aanneming. Onze Hogepriester, naar de ordening van Melchizedek, heeft grenzeloze macht om ons te zegenen en tot het uiterste te behouden. Jezus Christus heeft één bloedig offer voor de zonde gebracht, namelijk Zichzelf, en nu zit Hij voor eeuwig aan de rechterhand van God, ja, van de Vader. Broeders en zusters, Hij regeert op de plaats waar ons anker is binnengegaan. Laten wij rusten in het volbrachte werk van Christus, Zijn opstandingskracht en Zijn eeuwig koningschap. Hoe zullen wij hieraan twijfelen? Vervolgens wordt ons meegedeeld dat Jezus als een Voorloper binnen het voorhangsel is gegaan. Wat is een voorloper, als er geen anderen zijn om hem na te lopen? Hij is heengegaan om de weg te wijzen, Hij is de wegbereider, de aanvoerder van het grote leger, de eersteling uit de doden, en als Hij als een Voorloper naar de hemel is gegaan, dan zullen wij, die bij Hem horen, Hem volgen. Zou die gedachte ons hart niet blij moeten maken?
Vervolgens wordt ons verteld dat onze Heere als een Voorloper voor ons is ingegaan – dat wil zeggen ingegaan om in onze naam bezit te nemen. Toen Jezus Christus de hemel binnenging, keek Hij als het ware rond naar alle tronen, en alle palmtakken, en alle harpen, en alle kronen, en Hij zei: “Ik neem bezit van al deze dingen in de naam van Mijn verlosten. Ik ben hun Vertegenwoordiger en eis de hemelse gewesten in hun naam op.” Zo zeker als Jezus daar is, de Bezitter van alle dingen, zo zeker zal ook ieder van ons te zijner tijd tot zijn erfdeel komen. Onze Heere Jezus trekt ons door Zijn voorspraak naar de hemel, en wij behoeven nog slechts een poosje te wachten en wij zullen bij Hem zijn. Hij pleit voor onze thuiskomst, en die zal spoedig geschieden. Geen zeeman wil dat zijn anker thuiskomt, want als het dat in een storm doet, ziet het er heel lelijk uit; ons anker zal nooit thuiskomen, maar het trekt ons naar huis; het trekt ons naar zich toe, niet naar beneden onder verslindende golven, maar naar boven naar verrukkelijke vreugden. Voelt u het niet? U die oud wordt, voelt u niet de trekkingen naar huis?
Vele koorden houden ons hier, maar bij sommigen van u worden ze minder – uw lieve vrouw is overleden, of uw geliefde echtgenoot is heengegaan; veel van uw kinderen en een groot aantal vrienden zijn ook heengegaan. Dit zijn allemaal hulpmiddelen om u omhoog te trekken. Ik denk dat u op dit moment het gevoel moet hebben dat uw schip door een magische kracht op het punt staat te veranderen van een schip dat op het water drijft naar een adelaar die in de lucht kan vliegen. Mijn kabel is de laatste tijd korter geworden, een groot aantal van zijn schakels zijn verdwenen, ik ben dichter bij mijn hoop dan toen ik voor het eerst geloofde. Elke dag dat de hoop zijn voltooiing nadert, zal onze vreugde groter worden. Nog een paar weken of maanden, en we zullen daarboven wonen. Daar zullen we geen anker nodig hebben om ons stevig vast te houden. Daar zullen we voor eeuwig die Goddelijke neerbuigendheid loven die zo’n houvast bood voor onze wankele geest terwijl we op deze zee van zorgen heen en weer werden geslingerd. Wat zullen zij doen die geen anker hebben? Want er is een storm op komst. Ik zie de wolken dalen, en hoor de orkaan in de verte. Wat zullen jullie doen? Moge de Heere jullie helpen om te vluchten tot de hoop die voor jullie ligt. Amen.