Mijn Liefste is mij een bundeltje mirre, dat tussen mijn borsten vernacht. Hooglied 1:13
De Christen vindt vreugde, net als andere mensen, in de gewone zegeningen van het leven. Er is voor hem betovering in muziek, uitnemendheid in schilderkunst en schoonheid in de beeldhouwkunst. Voor hem preken de heuvels majesteit, zijn de rotsten lofzangen van verhevenheid en zijn de valleien lessen van liefde. Hij kan alles om zich heen zien met een oog wat even helder en vreugdevol is als elk ander mens. Hij wordt blij van zowel Gods gaven als Zijn werk. Hij is niet dood voor het geluk van zijn gezin. Rond zijn hart vind hij geluk, en zonder dat geluk zou zijn leven inderdaad akelig zijn. Zijn kinderen vullen zijn huis met vrolijkheid, zijn vrouw is zijn vreugde en troost en zijn vrienden zijn zijn steun en verfrissing. Hij aanvaardt de vreugde waar hij zijn ziel en lichaam aan over kan geven, voor zover God het verstandig vindt het hem te geven. Maar hij zal je vertellen dat hij in deze vreugde of in al deze vreugden samen, niet die vreugde vindt die hij in de Persoon Jezus Christus vindt. Broeders, er is wijn die geen wijngaard op aarde je ooit heeft kunnen geven. Er is brood wat zelfs de korenvelden van Egypte niet zouden kunnen voortbrengen. Toen we zagen dat anderen hun god in aardse vreugde vonden, zeiden jij en ik, “Je kunt roemen in goud, zilver en in kleding, maar ik zal mij verheugen in de God van mijn verlossing!” We zien dat de vreugde van de wereld maar een klein beetje is beter dan de schillen voor de zwijnen, in vergelijking met Jezus, het hemelse manna. Ik heb liever een hap van Christus liefde en een slok van Zijn gemeenschap, dan een wereld vol vleselijke vreugde. Wat is het stro tegenover het koren? Wat is glinsterend plastic tegenover een echte diamand? Wat is een droom tegenover de heerlijke werkelijkheid?