Ik vermag alle dingen dingen door Christus die mij kracht geeft. Filippenzen 4:13
Het eerste deel van de tekst zou een stukje onbeschaamd lef zijn, zonder het laatste deel uit te leggen. Er zijn mensen geweest die door ijdelheid opgeblazen in hun hart gezegd hebben: ”Ik vermag alles”. Hun verwoesting was zeker en dichtbij. Nebukadnezar loopt midden in de grote stad. Hij ziet zijn verbazende toren die tot de wolken reikt. Hij let op het de majestueuze en kolossale grootte van elk gebouw en hij zegt in zijn hart: ”Is dit niet het grote Babeldat ik gebouwd heb. Ik kan alles”. Een paar uur later kan hij slechts doen waarin een beest hem overtreft. Hij eet gras gelijk de ossen, tot zijn haar zo lang geworden is als de veren van een arend en zijn nagels als de klauwen van een vogel.
Kijk ook eens naar de Perzische vorst. Hij voert miljoenen mannen aan naar Griekenland. Hij heeft een macht waarvan hij gelooft dat die een almacht is. Hij geselt de zee, gooit kettingen op de golven en gebiedt haar zijn slaaf te zijn. Wat een dwaas schouwspel. ”Ik vermag alles”. Zijn legers smelten weg; de dapperheid van Griekenland is hem te veel. Met schande keert hij naar zijn eigen land terug.
Of als u uit de jongste geschiedenis een voorbeeld wilt nemen van een mens die geboren was om te heersen en te regeren en is opgeklommen van de laagste rang tot het hoogste punt van het rijk; denk aan Napoleon. Hij staat als een rots temidden van de woedende baren. De volken slaan tegen hem kapot. Hij dooft de zon van Oostenrijk en gebiedt de ster van Pruisen onder te gaan. Hij durft alle volken van de aarde de oorlog te verklaren en gelooft dat hij zelf een Brirarius met honderd handen is die tegelijk honderd tegenstanders aanvalt. ”Ik vermag alles,” zou hij op zijn vaandels hebben kunnen schrijven. Dit was de toon die de arenden tijdens de veldslagen schreeuwden.
Hij marcheert naar Rusland. Hij trotseert de elementen. Hij marcheert door de sneeuw en ziet het paleis van een oude monarchie in vlammen opgaan. Terwijl hij naar het brandende Kremlin kijkt denkt hij ongetwijfeld: ”Ik vermag alles”. Maar u zult alleen naar uw land terugkomen. U zult de bevroren vlakten met mannen bestrooien. U zult totaal verwoest worden. Omdat u gezegd hebt: “Ik wik en beschik,” zal de HEERE over u beschikken en u van uw zetel stoten, daar u uzelf alle macht onder de mensen aangematigd hebt. Wat zullen wij zeggen tot onze apostel, klein in gestalte, hakkelend, zijn voorkomen zwak en zijn rede verachtelijk als hij naar voren komt en roemt: ”Ik kan alles?”
Wat een onbeschaamde verwaandheid. Wat kunt u doen, Paulus? U bent alleen maar de voorganger van een gehate secte waarvan alle leden ter dood veroordeeld zijn per keizerlijk edict. U, die het absurde dogma durft te leren dat een Gekruisigde mensen kan redden en dat Hij werkelijk Koning in de hemel is en praktisch Koning op aarde. U zegt: ”Ik vermag alle dingen”. Wat! Heeft Gamaliel u deze welsprekendheid geleerd, dat u alle die u tegenstaan kunt doen verstommen! Wat! Heeft uw lijden u zulk een vaste moed gegeven dat u zich niet van uw mening laat afbrengen waar u zo aan vastgehouden hebt? Vertrouwt u dan op uzelf? Nee, ”Ik vermag alle dingen,” zegt hij, ’’door Christus Die mij kracht geeft”.
Broeders, toen Paulus deze woorden zei, meende hij het. In grote mate had hij reeds bewijs gegeven van de kracht, die naar hij stellig betoogt, beloofd wordt. Hebt u er nooit aan gedacht wat een verscheidenheid aan beproevingen hij moest doorstaan en wat hij allemaal bereikt heeft? Uit genade werd hij onmiddellijk geroepen op een plotselinge en wonderlijke wijze. Hij ging niet bij vlees en bloed te rade en zo preekt hij het Evangelie dat hij zojuist ontvangen heeft. Dan trekt hij zich een poosje terug om Gods Woord beter te kunnen begrijpen. Als hij uit de woestijn van Arabië komt, waar hij zijn lendenen opgeschort heeft en kracht ontvangen heeft door meditatie en afsterving van de oude mens, raadpleegt hij de apostelen niet. Hij vraagt ook hun leiding en goedkeuring niet. Maar meteen preekt hij met uitzonderlijke moed de naam van Jezus en verklaart openlijk dat hijzelf ook een apostel van Christus is.
U zult nog wel weten dat hij daarna veel moeilijke dingen aanpakte. Hij weerstond Petrus in zijn gezicht – geen gemakkelijke taak als we bedenken hoe stoutmoedig en uitnemend Petrus was. Petrus zou zich kunnen aanpassen aan de heersende mening, Paulus nooit. Paulus bestraft Petrus zelfs in het aangezicht. En let er dan op wat hij gedaan heeft zoals hijzelf beschrijft. ”In arbeid overvloediger, in slagen uitnemender, in gevangenissen overvloediger, in doodsgevaar menigmaal. Van de Joden heb ik veertig slagen min één, vijf keer ontvangen.
Drie keer ben ik met roeden gegeseld geweest, eens ben ik gestenigd, driemaal heb ik schipbreuk geleden, een hele dag en nacht heb ik in de diepte doorgebracht. In het reizen vaak in gevaren van rivieren, in gevaren van moordenaars, in gevaren van mijn geslacht, in gevaren van de heidenen, in gevaren in de stad, in gevaren in de woestijn, in gevaren op de zee, in gevaren onder de valse broeders. In arbeid en moeite, in waken menigmaal, in honger en dorst, in vasten menigmaal, in koude en naaktheid. Zonder de dingen, die van buiten zijn, overvalt mij dagelijks de zorg van al de gemeenten”. Dapper gesproken, beste Paulus. Dit was geen ijdel roemen van u. U geeft door uw leven inderdaad een preek over de tekst ”Ik vermag alle dingen door Christus, Die mij kracht geeft”.
En nu, beste vrienden, zal ik opzien tot Christus Die mij kracht geeft om over mijn tekst proberen te spreken in drie punten: Ten eerste de mate waarin,ten tweede de wijze waaropen ten derde de boodschap.
Het eerste punt: De mate waarin. Die is zeer breed, want er staat: ”Ik vermag alle dingen”. Wij kunnen vanmorgen niet opnoemen wat al die dingen zijn, want het onderwerp is grenzenloos. ”Ik vermag alle dingen door Christus, Die mij kracht geeft”.
Maar laat mij opmerken dat Paulus hier bedoelde dat hij alle beproevingen kon doorstaan. Het doet er niet toe wat zijn vervolgers hem kunnen doen lijden. Hij voelde zich door Gods genade wel in staat om dit lijden te dragen. En hoewel Paulus bijna elke Romeinse gevangenis van binnen gezien had, heeft men nooit kunnen zeggen dat hij er in één heeft zitten beven. Hoewel hij goed begreep welke listige plannen Nero bedacht had om christenen te kwellen; hoewel hij in zijn cel ongetwijfeld gehoord had hoe ze in de tuinen van Nero met pek ingesmeerd werden en in brandge- stoken om verlichting te geven voor zijn feesten; hoewel hij gehoord had van Nero’s pijnbanken, ketenen en hete tangen, was hij er toch van overtuigd dat pijnbank en tang en brandende pek niet sterk genoeg zouden zijn om zijn geloof te breken. ”Ik kan alle dingen verdragen, zegt hij, om Christus’ wil”.
Hij verwachtte dagelijks dat hij weggebracht kon worden om te sterven en elke dag verwachten te sterven is bitterder dan de dood zelf; want wat is dood? Het is slechts een korte pijn en het is voorbij. Maar dagelijks verwachten te sterven is vreselijk. Als een mens de dood vreest, vreest hij duizenden doden in plaats van één. Maar Paulus kon zeggen: ”Ik sterf alle dag”. Toch was hij standvastig en onbewegelijk terwijl hij elk uur een pijnlijk heengaan verwachtte. Hij was bereid om geofferd te worden en voor de zaak van zijn Meester. Elk kind van God kan door het geloof zeggen: ”Ik kan alle dingen verdragen”. Al zijn we tegenwoordig bang van een beetje pijn, wat dan nog?
Hoewel de minste plotselinge pijn ons doet schrikken, toch twijfel ik er niet aan dat als de dagen van het martelaarschap terug zouden komen, de martelaarsgeest met de martelaarsbeproevingen zou terugkeren. Als de brandstapel van Smithfield slachtoffers nodig had, zouden er talloze slachtoffers gevonden worden. Brandoffers van martelaars zouden geofferd worden voor het beeld van de Waarheid. Laten we moed houden onder elke verzoeking en in elk lijden dat wij geroepen worden te verdragen om Christus’ wil, want wij kunnen alles lijden door Christus Die ons kracht geeft.
Toen bedoelde Paulus ook dat hij alle plichten kon vervullen. Werd hij geroepen om te preken? Hij kon het aan door de kracht van Christus. Werd hij geroepen om in de gemeenten te regeren, om als het ware een rondreizend inspecteur en een opziener over de kudde te zijn? Hij voelde zich bevoegd en in staat elke plicht te volbrengen die hem opgelegd kon worden door de kracht die Christus zeker zou geven. En u ook, beste broeder, als u vandaag tot een plicht geroepen zou worden die nieuw voor u is, blijf dan niet achter bij de apostel, maar zeg: ”Ik vermag alles door Christus, Die mij kracht geeft”.
Ik heb de goede man in zijn beste verwachtigen teleurgesteld gezien, omdat hij bij de eerste aanval de slag niet gewonnen had, zodat hij de wapens neerlegde en zei: ”Ik voel dat ik in deze wereld geen goed kan doen. Ik heb het geprobeerd, maar mij wacht de nederlaag. Misschien is het beter stil te zitten en niets meer te doen”. Ik heb dezelfde man ook een poos in onmacht zien vallen, terwijl hij zei: ”Ik heb veel gezaaid, maar weinig geoogst. Ik heb het zaad met handen vol uitgestrooid, maar slechts hier en daar heb ik een aar kostbaar graan geoogst”. Wees toch geen lafaard, strijd als een man. Vandaag brengt Christus Zijn hand bij uw lendenen en zegt: ’’Vooruit”.
En antwoord dan: ”Ja, Heere, ik zal het doen, want ik vermag alle dingen door Christus, Die mij kracht geeft”. Ik ben overtuigd dat er geen werk is, waartoe een christen geroepen kan worden, waarvoor hij niet bekwaam gevonden zal worden. Als zijn Meester hem tot de troon zou roepen, zou hij goed regeren. Of zou Hij hem gebieden slavendienst te verrichten, hij zou de beste dienaar zijn. Op alle plaatsen en in alle plichten is de christen altijd sterk genoeg, als de Heere zijn God met hem is. Zonder Christus kan hij niets doen, maar met Christus vermag hij alles.
Dit geldt ook voor de inwendige strijd van een christen tegen zijn verdorvenheden. Ik weet dat Paulus eens gezegd heeft: ”Ik ellendig mens, wie zal mij verlossen van het lichaam dezes doods?” Maar Paulus liet het daar niet bij; zijn muziek was niet helemaal in mineur. Snel is hij hoger gestemd en zingt: ’’Maar Gode zij dank, Die ons de overwinning geeft door onze Heere Jezus Christus”. Misschien spreek ik wel tot enige christenen die erg driftig van aard zijn en zeggen dat zij zich hierin niet kunnen beheersen. ”U vermag alle dingen door Christus die ons kracht geeft”. Misschien spreek ik tegen een ander die een bijzondere zwakheid in zijn karakter gevoeld heeft, de neiging om vreesachtig te zijn en toe te geven. Broeder, u zult uw Heere niet verloochenen, want door Christus, Die u kracht geeft, kan een duif zich als een arend gedragen. U die zo timide bent als een lam, kan machtig en moedig zijn als een leeuw.
Er is geen zwakheid of verkeerde neiging die een christen niet kan overwinnen. Kom niet naar mij toe om te zeggen: ”Ik heb geworsteld om mijn natuurlijke luiheid te overwinnen, maar het is mij niet gelukt”. Ik verzeker u, broeder, dat u het kunt doen als Christus u kracht gegeven heeft. Ik geloof niet dat er ergens onder de hemel een meer luie man is dan ik van nature ben. Als ik mijn zin had, zou ik nauwelijks in beweging komen. Maar als er iemand onder de hemel is die meer werk verzet dan ik, wens ik hem het beste in zijn werk. Ik moet worstelen tegen mijn traagheid, maar door Christus, Die mij kracht geeft, overwin ik die. Zeg niet dat u lichamelijk niet in staat bent tot grote inspanningen, broeder, dat is niet waar; u vermag alle dingen door Christus, Die u kracht geeft. Een dapper hart kan zelfs een trage lever te sterk zijn. Vaak vind ik broeders die zeggen: ”Ik hoop dat mijn karakter niet te timide of te haastig, of dat ik niet werkeloos ben. Maar ik ervaar dat ik onstandvastig ben; ik kan in niets volharden”.
Lieve broeder, dat kunt u wel. U vermag alle dingen door Christus, Die u kracht geeft. Ga er niet bij zitten om u te excuseren door te zeggen: ’’Iemand anders kan dit doen, maar ik niet; dat komt omdat ik met dit gebrek geboren ben; het is me aangeboren en ik kan er niet vanaf komen”. U kunt er vanaf komen, broeder, er is geen Hittiet of Jebuziet in heel Kanaan die u er niet kunt uitjagen. Van uzelf kunt u niets, maar als Christus met u is, kunt u de muren laten instorten, net als de muren van Jericho. U kunt op de wankelende muren komen en de kinderen van Enak doden; en hoewel het sterke mannen zijn die net als de reuzen zes tenen aan elke voet en zes vingers aan elke hand hebben, kunt u hen gemakkelijk aan. Er is geen verdorvenheid, geen boze neiging, geen zwakheid die u niet kunt overwinnen door Christus, Die u kracht geeft. Er is geen verzoeking tot zonde van buiten, die u niet kunt overwinnen door Christus, Die u kracht geeft.
Toen ik deze week bij een arme oude zieke vrouw zat merkte zij op dat zij vaak door satan verzocht werd. Soms zei ze: ”Ik ben een beetje bang, maar ik zeg dat niet tegen anderen, opdat zij niet zouden denken dat Christus’ discipelen niet tegen satan opgewassen zijn. Wel, dominee,” zei ze, ”hij is een geketende vijand, niet waar? Hij kan geen schakel dichter bij me komen dan Christus hem toelaat. Al brult hij nog zo hard, ben ik niet zo erg bang van hem, want ik weet dat hij alleen maar brult; hij kan Gods volk niet verslinden”. Als satan nu met een verzoeking tot u komt, of als mensen met wie u omgaat of uw zaak of uw omstandigheden aanleiding geven tot zondigen, mag u niet timide zeggen: ”Ik moet hieraan toegeven; ik ben niet sterk genoeg om deze verzoeking te weerstaan”. U bent niet op uzelf aangewezen.
Begrijp dat. Ik ontken uw eigen persoonlijke zwakheid niet; maar door Christus, Die u kracht geeft, bent u opgewassen tegen alle verzoekingen die mogelijk op u aan kunnen komen. U kunt een Jozef zijn tegen de sexuele begeerten; u hoeft geen David te zijn. U mag standvastig tegenover de zonde zijn. U hoeft u niet gelijk Noach te laten overvallen. U hoeft niet tot uw schande omvergeworpen worden. U kunt door God vastgehouden worden en dat zal gebeuren. Grijp slechts die Goddelijke kracht aan en als de wereld, het vlees en de duivel u elke dag belegeren, zult u niet alleen een beleg doorstaan dat zo lang duurt als het beleg van Troje, maar zeventig jaren beleg zult u kunnen doorstaan en tenslotte uw vijanden in verwarring op de vlucht jagen en u verrijken aan de buit. ”Ik vermag alle dingen door Christus, Die mij kracht geeft”.
Hoewel ik eraan wanhoop de omvang en diepte van mijn tekst zo te kunnen uitleggen dat ik zelfs het tiende deel op een rij zal kunnen zetten, wil ik toch nog één poging wagen. Ik twijfel er niet aan dat de apostel in het bijzonder bedoelde dat hij zich in elke omstandigheid, staat en toestand in staat vond om God te dienen. ”En ik weet vernederd te worden, ik weet ook overvloed te hebben; alleszins en in alles ben ik onderwezen, beide verzadigd te zijn en honger te leiden, beide overvloed te hebben en gebrek te lijden”.
Sommige christenen worden geroepen plotselinge veranderingen mee te maken en ik heb gezien dat velen daardoor ondergegaan zijn. Ik heb gezien hoe geestelijk gezind de arme man was. Ik heb hem gezien vol geloof in de goddelijke voorzienigheid, gelukkig uit Gods hand levend, hoewel hij maar weinig bezat. Ik heb die man rijk zien worden en ik heb opgemerkt dat hij hebzuchtiger, gieriger was dan vroeger. Hij had minder vertrouwen op God, minder vrijmoedigheid in het gebed. Terwijl hij een arme man was, was hij een vorst in bedelaars kleding. Toen hij rijk was, was hij arm in slechte zin. Maar hij werd gierig terwijl hij de handen vol had. Maar dit hoeft zo niet te zijn. Als Christus hem kracht geeft kan een christen overal zijn. Mocht mijn Meester mij vandaag roepen om straatveger te worden in plaats van predikant, dan weet ik niet of ik een tijdlang tevreden zou zijn met mijn lot.
Maar ik twijfel er niet aan dat ik het zou kunnen doen door Christus, Die mij kracht geeft. En u die een nederig beroep moet waarnemen, hebt genade genoeg gekregen om het te doen en er gelukkig in te zijn en er Christus in te eren. Ik zeg u dat, als u geroepen werd om koning te zijn, u de kracht van Christus zou zoeken en ook in deze post zeggen: ”Ik vermag alle dingen door Christus, Die mij kracht geeft”. U behoort geen keus te hebben in betrekking tot wat u zult worden. De dag waarop u zich aan Christus overgaf hebt u zich helemaal aan hem overgegeven om soldaat te zijn en soldaten hebben niet te kiezen. Als zij geroepen worden om in de loopgraven te liggen, als hun bevolen wordt om onder moordend vuur op te trekken, moeten zij dat doen. Dit geldt ook voor u. Als Hij u beveelt het één of het ander te doen kunt u in alle omstandigheden in alle kringen doen wat God wil, want door Hem vermag u alle dingen.
Om dit punt af te ronden, laat mij er u aan herinneren dat u alle dingen vermag met betrekking tot alle werelden. U bent hier op deze wereld en vermag alle dingen in betrekking tot deze wereld. U kunt er licht verspreiden; u kunt een Jona zijn midden in een modem Ninevé. Uw eigen stem alleen kan het middel zijn om een geestelijke opwekking teweeg te brengen. U vermag alle dingen voor u medemensen. U kunt een middel zijn om de laagsten te verheffen tot het hoogste niveau van geestelijk leven. Ongetwijfeld kunt u dit, door aan de verzoeking weerstand te bieden, door trotsheid te verwerpen, door toom te trotseren, door lijden te verdragen.
U kunt de wereld betreden als iemand die groter is dan Alexander, alles beschouwend als uw eigendom, want uw Heere is er de Vorst van. ”U vermag alle dingen”. Dan kunt u voorbij deze wereld zien in de geestelijke wereld. U kunt de donkere poort van de dood zien. U kunt de ijzeren poort aanschouwen en hem horen knarsen op zijn ijzeren scharnieren, maar u kunt zeggen: ”Ik kan er doorheen; Jezus kan mij ophalen; Hij kan mij kracht geven en mijn ziel zal klapwiekend zonder vrees door de ijzeren poort van de dood vliegen zonder de verschrikking te vrezen”. En kijk dan eens onder u. Daar is de duivel met al zijn demonen, uw gezworen vijand. Zij hebben samengespannen om u te vernielen. Loop door hun gelederen en terwijl zij in doodsangst en wanhoop in hun ijzeren boeien liggen kunt u hun in het gezicht zien en zeggen: ”Ik vermag alle dingen”.
Als Diabolus een ogenblik losgelaten was, zou hij u in het veld tegemoet gaan en Appollyon zou in de volle breedte van de weg gaan staan en zeggen: ”Ik zweer bij mijn helse kuil, dat u niet verder zult komen; hier zal ik u doden”. Ga op hem af. Sla hem links en rechts met deze strijdkreet: ”Ik vermag alle dingen,” en het zal niet lang duren of hij zal zijn vleugels uitslaan en wegvliegen. Stijg dan op naar de hemel. Vaar op naar de hemel uit de diepste diepten van de hel. Buig uw knie voor de eeuwige troon. U hebt een boodschap. U hebt verlangens en behoeften waaraan voldaan moet worden en zeg dan terwijl u de knie buigt: ”0 God, in het gebed kan ik U overwinnen”. Laat mij het vol verwondering zeggen. ”Ik kan de hemel zelf overwinnen met nederig en gelovig gebed”.
Zo ziet u dat u in alle werelden, deze wereld van vlees en bloed en geestenwereld in de hemel, op de aarde en in de hel – overal kan de gelovige zeggen: ”Ik vermag alle dingen door Christus, Die mij kracht geeft”.
Hiermee heb ik gesproken over het eerste deel van ons onderwerp: de omvang. Nu zal ik enige tijd spreken over de wijze waarop.
Hoe geeft Christus Zijn volk kracht? Niemand in ons midden kan de geheimvolle werkingen van de Heilige Geest verklaren. Wij kunnen slechts de ene uitwerking met behulp van de andere verklaren. Ik wend niet voor dat ik kan laten zien hoe Christus Zijn volk krachten geeft door de geheimvolle invloeiingen van de kracht van de Geest. Laat mij liever tonen wat de Geest doet en hoe die daden van de Geest, die Hij voor Christus uitvoert, erop gericht zijn de mens voor ’’alle dingen” krachten te geven.
Ongetwijfeld maakt Jezus Christus Zijn volk krachtig door hun geloof te versterken. Het is merkwaardig dat heel veel arme vreesachtige en twijfelende christenen in de tijd van de vervolgingen onder Maria (de Bloedige) toen zij gearresteerd werden bang waren dat zij het vuur nooit zouden kunnen verdragen. Maar het was een bijzondere omstandigheid dat zij zich in het algemeen het meest moedig gedroegen en opmerkelijk standvastig waren, net als de drie mannen in de vurige oven. Het schijnt dat God geloof geeft dat tegen de noodtoestand opgewassen is en dat het zwakke geloof plotseling kan opbloeien en groeien tot het een groot geloof wordt onder de druk van een grote beproeving. Er is niets dat de zenuwen van een mens staalt als de koude winterstorm. Zo is ongetwijfeld juist de uitwerking van de vervolging, dat door de werking van de Geest de zwakke sterk wordt.
Bij het geloof komt vaak dat de Heilige Geest een bijzondere standvastigheid geeft. Ik zou het bijna een ’’hemelse onbuigzaamheid van geest” kunnen noemen. Laat mij u herinneren aan sommige van de uitspraken van de martelaars die ik gelezen en opgeschreven heb. Toen John Ardley voor Bisschop Bonner gebracht werd, tartte Bonner hem en zei: ”U zult het vuur niet kunnen verdragen; dat zal u wel bekeren; de takken zullen voor u wel scherpe predikers zijn”. Toen zei Ardley: ”Ik ben niet bang om het te proberen; en ik zeg u, bisschop, al had ik zoveel levens als haren op mijn hoofd, ik zou ze eerder opgeven dan Christus”. Diezelfde ellendeling hield de hand van de arme John Tomkins vinger na vinger boven een kaars en zei tot hem:
”Ik geef u een voorproef van het vuur, voor u erin komt”. Terwijl de vinger barstte en er bloed uitspoot glimlachte hij en lachte zijn kwelgeest in het gezicht uit, bereid in alle ledematen net zoveel te lijden als zijn vingers.
Hieronymus vertelt het verhaal van een arme christin die, nadat ze op de pijnbank gelegd werd, uitriep tot haar pijnigers, toen zij de pijnbank langer maakten en haar beenderen uit elkaar trokken: ”Doe het ergste, want ik sterf liever dan ik lieg”. Dat was dappere taal. Korte, kemachtige woorden, maar wat een heerlijke uitspraak, wat een commentaar! Wat een boeiend bewijs voor onze tekst! Inderdaad vermogen christenen alle dingen door Christus die hun kracht geeft.
Zo geeft Hij niet alleen een soort heilige standvastigheid van de geest bij het geloof, maar vaak hebben christenen een voorsmaak van de hemel, juist wanneer hun pijnen het ergst zijn. Kijk maar naar de oude Ignatius. Hij wordt in het Romeinse amfitheater gebracht en nadat hij de spottende opmerkingen van de keizer en het jouwen van de menigte heeft moeten aanhoren, worden de leeuwen op hem losgelaten. Hij steekt zijn arm in de muil van een leeuw, arme oude man als hij is, en toen zijn botten kraakten, zei hij: ”Nu begin ik een christen te zijn”. Beginnen een christen te zijn, alsof hij nooit bij zijn Meester gekomen was voor hij ging sterven. Daar was Gordus, een martelaar voor Christus, die zei, toen men hem ter dood bracht: “Bespaar mij alstublieft geen kwellingen; het zou anders verlies voor me betekenen; martel mij maar zoveel u kunt”.
Wat anders dan de buitengewone blijdschap van God uit de hemel in hun harten uitgestort, wat anders dan enige uitzonderlijke schalen vol intense zaligheid kon er voor zorgen dat deze mannen bijna spotten met hun doodstrijd? Het is opgemerkt door vroege christenen in Engeland, dat toen in de dagen van Luther de vervolging losbarstte Johannes en Hendrik, twee Augustijner monniken, de eersten die in Duitsland om Christus’ wil ter dood gebracht werden, zingend stierven. En de heer Rogers, de eerste die om Christus’ wil in Engeland ter dood gebracht werd, stierf eveneens zingend, alsof het edele leger van martelaren de strijd inging met muziek voorop. Wel, wie zou al kreunend en schreiend aanvallen? Vallen zij niet altijd onder klaroengeschal aan: ’’Blaast de trompet en sla de trom, nu komt de overwinnende held”. Inderdaad zien zij dood en pijn in het aangezicht. Zeker horen zij die aan de spits staan, temidden van zulke helden te zingen als zij bij de brandstapels komen.
Toen de edele John Bradford, onze Londense martelaar, door zijn cipier meegedeeld werd dat hij de volgende dag verbrand zou worden, nam hij zijn hoed af en zei: ”Ik dank mijn God hartelijk”. Toen John Noyes, een andere martelaar op het punt stond verbrand te worden, nam hij een takkenbos en kuste die en zei: ’’Gezegend zij God, dat Hij mij zulk een eer waardig geacht heeft”. Van Rowland Taylor wordt gezegd dat hij, toen hij bij de brandstapel kwam (naar ik meen volgens Fox in zijn Monumenten), begon te huppelen toen hij bij de vlammen kwam bij het vooruitzicht van de hoge eer om voor Christus te lijden.
Maar om Zijn volk tot alles in staat te stellen wekt Christus ook de verstandelijke vermogens op. Het is verbazend wat voor kracht de Heilige Geest kan geven aan het mensenverstand. Ongetwijfeld zult u opgemerkt hebben op welke bijzondere wijze arme ongeletterde mensen de ketterijen van hun tegenstanders hebben kunnen weerleggen. Dat blijkt in de geschillen die de oude belijders hadden met ketters; koningen en bisschoppen. Toen Jane Boucher, onze beroemde martelares, die baptisti was, voor Cranmer en Ridley gebracht werd, kon zij hen helemaal in het nauw drijven. Natuurlijk geloven we dat haar kracht gedeeltelijk lag in haar voortreffelijke onderwerp, want als de kinderdoop met een tekst uit de Bijbel bewezen kan worden, weet ik in geen geval waar hij staat.
De traditie van het Rooms-Katholicisme zou de nieuwigheid kunnen bevestigen, maar de Bijbel weet er niet meer van dan van het dopen van klokken en de wijding van paarden. Maar zij kon hen met uitzonderlijke kracht van repliek dienen, die verre overtreft wat van een vrouw van het platteland verwacht kan worden. Het was een uitzonderlijk voorbeeld van Gods voorzienig bestel hoe Cranmer en Ridley, twee bisschoppen van de kerk die de baptiste ter dood veroordeelden, van repliek gediend werd. Deze mannen zeiden toen zij het vonnis tekenden, dat verbranden een gemakkelijke dood was.
Het meisje antwoordde dat ze het later zelf moesten ondervinden. Zij zei: ”Ik ben evengoed Gods dienares als jullie allen; als u uw arme zuster ter dood brengt, past dan op dat God de wolf van Rome niet op u loslaat en u ook voor God moet lijden”. Hoe werd het verstand verlicht, zodat elke belijder elke gelegenheid kon aangrijpen om gebruik te maken van elke fout van zijn tegenstander en teksten uit de Schrift kon aangrijpen, die als zwaarden waren om hen in stukken te scheuren, die hen durfden tegen te staan. Dit is een zaak waarover men zich kan verwonderen.
Hierbij komt ongetwijfeld ook dat veel van de kracht om alles te vermogen daar vandaan komt dat Gods Geest de christen in staat stelt zichzelf te overwinnen. Hij kan alles verliezen omdat hij er al op voorbereid is. Hij kan alles lijden omdat hij niet zoveel waarde hecht aan zijn lichaam als de wereldling. Hij kan dapper zijn voor Christus, omdat hij geleerd heeft God te vrezen en daarom heeft hij geen reden om een mens te vrezen. Een gezond lichaam kan veel meer vermoeidheid verdragen en krachtiger werken dan een ziek lichaam. Nu brengt Christus een mens in een gezonde toestand en hij is voorbereid op grote verwondingen, zware plichten en felle ontberingen.
Laat een aantal mensen eens schipbreuk lijden; de zwakken zullen sterven; degenen die sterk en gezond zijn en niet verzwakt zijn door een weelderig leven, zullen de koude en barre elementen trotseren en overleven. Dit is het geval met de levendgemaakte en toch zwakke belijder. Hij zal het in beproevingen weldra opgeven. Maar de gerijpte christen, de sterke man die zelfbeheersing geleerd heeft kan vermoeidheden doorstaan en wonderen verrichten, omdat zijn lichaam goed getraind is en hij de stemmingen niet over de zielsvermogens heeft laten heersen.
Maar let erop dat onze tekst niet zegt: ”Ik vermag alle dingen door Christus Die mij kracht gegeven heeft”. Het is geen kracht uit de verleden lijd maar uit de tegenwoordige tijd die wij nodig hebben. Sommigen denken dat zij het kunnen doen zonder dagelijkse toevloeiing van genade, omdat zij vijftig jaar geleden tot bekering kwamen. Het manna dat door de Israëlieten gegeten werd toen zij uit Egypte kwamen, moest elke dag ververst worden, anders zouden ze hebben moeten sterven van honger, Zo zijn het niet uw oude ervaringen, maar uw dagelijkse ervaringen. Het isniet het oude drinken uit de fontein van het leven, maar dagelijkse vernieuwingen door Gods aanwezigheid die u kracht geven om alles te vermogen.
Maar nu kom ik tot het derde gedeelte van mijn preek, dat de boodschap van de tekst is. ”Ik vermag alle dingen door Christus Die mij kracht geeft”. De boodschap heeft drie duidelijke kanten: een bemoediging aan diegenen onder u die iets doen voor Christus, maar er op pijnlijke wijze achter komen dat u zelf niets kunt. Laat Gods werk niet liggen omdat u het van uzelf niet kunt. Laat het een les voor u zijn om af te zien van uzelf, maar niet van uw werk. ’’Laat gijlieden dan af van de mens, wiens adem m zijn neus is”. Maar houdt niet op uw God te dienen, maar doe het in de kracht van Christus energieker dan vroeger. Denk aan Zerubbabel. Er ligt een grote moeilijkheid op zijn weg, als een grote berg.
Maar hij roept: Wie bent u, o grote berg? Voor het aangezicht van Zerubbabel zult u worden tot een vlak veld”. Geloofden we maar dat we grote dingen konden doen, dan zouden we grote dingen doen. Onze tijd is een tijd van kleinheid omdat er altijd met veel lawaai een geweldig idee gekleineerd wordt. Iedereen prijst de man die op een idee gekomen is dat hij met succes uitgevoerd heeft; maar in het begin was er niemand die hem steunde. Alles wal in de wereld bereikt is, zowel politiek als godsdienstig, is aangepakt door mensen die zich daartoe geroepen achtten en geloofden dat het mogelijk was het te volvoeren. Een parlement van betweters zit op elk nieuw idee, ja ze zitten erop, tot zij het helemaal om zeep geholpen hebben.
Zij zitten er als lijkschouwer en als het niet al dood was zouden zij het dooddiscussiëren. De man die ooit iets bereikt, is degene die zegt: ”Dit is de juiste zaak; ik ben geroepen om het te doen. Ik zal het doen. Laat iedereen maar opstaan, vriend of vijand, wie dan ook, het maakt niets uit. Ik heb God om mij te helpen en het moet en zal gebeuren”. Dat zijn de mannen die hun levensgeschiedenis schrijven in de annalen voor het nageslacht. Dat zijn de mannen die terecht groot genoemd worden en zij zijn alleen maar groot omdat zij geloofden dat zij groot konden zijn. Zij geloofden dat de heldendaden uitgevoerd konden worden.
Als we dit toepassen op geestelijke zaken, geloof alleen, jonge man, dat God iets van u kan maken. Wees vastbesloten iets voor Christus te doen, hoe dan ook, en u zult het doen. Maar loop niet te zeuren van: ”Ik was klein geboren”. Natuurlijk is dat zo, maar was het de bedoeling dat u klein zou blijven en heel uw leven zwak als een kind blijven en niets doen? Denk dat maar, en u zult klein blijven zolang u leeft en u zult klein sterven en nooit iets groots bereiken. Zend een zucht van verlangen naar boven, kleingelovige. Denk aan uw waardigheid in Christus, en niet aan de waardigheid van uw mens zijn. Zeg: ’’Vermag ik alle dingen en njoet ik dan eerst hiervoor en daarvoor terugdeinzen?” Wees als David, die toen Saul zei: ”U kunt niet tegen Goliath vechten,” antwoordde: ”Uw dienstknecht heeft zowel de leeuw als de beer gedood, en deze onbesneden Filistijn zal als één van hen zijn”. Hij stopte zijn steen in de slinger en liep opgewekt en blij op Goliath toe, die viel; hij kwam terug met het van bloed druipende hoofd.
U weet dat zijn broer in het begin zei: ”Ik ken uw vermetelheid en de boosheid van uw hart wel; want u bent afgekomen opdat gij de strijd kon zien”. Dat zeggen al onze oudere broers als we iets aanpakken. Zij zeggen altijd dat het onze trotsheid en boosheid van het hart is. Wel, wij geven hun geen antwoord; wij brengen hun het hoofd van Goliath en verzoeken hen te zeggen of dat het gevolg is van onze trots en boosheid. Wij zouden wel eens willen weten of het geen gezegende boosheid is die die boze Filistijn gedood heeft.
Doe dat ook, beste broeders en zusters. Als u tot een werk geroepen wordt, ga erop af en schrijf het op uw vaandel. ”Ik vermag alle dingen door Christus, Die mij kracht geeft en ik zal doen waartoe God mij geroepen heeft, hetzij ik gezegend word hetzij ik het alleen moet doen”.
Een tweede les is deze: Zie echter dat de kracht van Christus uw strijd voert. Zonder dat kunt u niets doen. In de zaak van Christus kunt u zelfs het minste niet zonder Hem doen. Ga daarom niet aan het werk zonder dat u gebeden hebt. De inspanningen waaraan men zonder gebed begonnen is, zullen een roemloos eind hebben. De veldslag die begint zonder heilig vertrouwen op God zal zeker uitlopen op een verschrikkelijk wanordelijke vlucht. Velen zouden christelijke overwinnaars kunnen zijn, als zij geweten hadden hoe zij het zegevierend wapen van het gebed moeten gebruiken. Maar zij hebben dit vergeten toen zij ten strijde trokken en zijn heel gemakkelijk overwonnen. Christen, zorg ervoor de kracht van Christus te krijgen. IJdel is de welbespraaktheid. IJdel zijn geniale talenten.
IJdel is bekwaamheid. IJdel zijn wijsheid en geleerdheid. Al deze dingen kunnen dienstbaar zijn als zij gewijd zijn door Gods kracht, maar zonder de kracht van Christus zullen zij u in de steek laten. Als u erop steunt zullen zij u alle bedriegen. U zult zwak en verachtelijk zijn, hoe rijk of hoe groot u in deze dingen kunt zijn, als u de algenoegzame kracht mist. Tenslotte is dit mijn laatste boodschap: Paulus zegt in de naam van alle christenen: ”Ik vermag alle dingen door Christus, Die mij kracht geeft”. Ik zeg, niet slechts in Paulus’ naam, maar in de naam van mijn Heere en Meester Jezus Christus: Hoe komt het dat sommigen onder u niets doen? Als u niets kon doen zou er een excuus kunnen zijn om het niet te proberen. Als u zegt dat u maar de minste betrekking hebt op mijn tekst, dan moet u mij het recht toekennen u deze vraag te stellen. U zegt: ”Ik vermag alle dingen”. Dan vraag ik u redelijkerwijs, waarom u niets doet.
Kijk eens wat een scharen christenen er op de wereld zijn; gelooft u dat, als zij allen waren wat zij belijden en allen voor Christus zouden werken, er dan nog die verloederende armoede, de onkunde, en het heidendom in deze stad gevonden zou worden? Wat kan een mens al niet bereiken? Wat zou er daarom door de tienduizenden in onze kerken gedaan kunnen worden? Belijders! U zult veel te verantwoorden hebben in betrekking tot de zielen van uw medemensen. U wordt door Gods voorzienigheid gezonden om als lichten in de wereld te zijn. Maar u bent eerder donkere lantaarns dan licht. Hoe vaak bent u bij anderen en u maakt nooit van de gelegenheid gebruik om een woord voor Christus te zeggen? Hoe vaak komt u in zulk een situatie terecht dat u een uitstekende gelegenheid hebt om de zonde te bestraffen of om een ander de noodzaak van heiligheid voor te houden en hoe zelden doet u het?
Stuckley, een oude schrijver die over dit onderwerp schreef, zei: ”Er waren belijdende christenen die niet zo goed wuien nis de ezel van Bileam. Want de ezel van Bileam heeft de dwaze proleet mis bestraft om zijn zonden. Maar er waren christenen die heel him leven nog niemand bestraft hadden. Zij lieten de mensen onder hun ogen dooi zondigen zonder hen terecht te wijzen. Zij zagen zondaren in de hel vallen en zij hebben hun handen niet uitgestrekt om hen als vuurbranden uit het hellevuur te rukken. Zij liepen tussen de blinden, maar zij wilden ze niet leiden. Zij stonden tussen de doven, maar zij hebben niet voor hen willen horen. Zij waren op plaatsen waar ellende heerste, maar zij wilden niet barmhartig zijn. Zij zijn gezonden om mensenredders te zijn, maar dooi hun onachtzaamheid werden zij mensenverwoesters. “Ben ik mijns broeders hoeder?” was de taal van Kaïn.
U bent uws broeders hoeder. Als u genade in het hart hebt, wordt u geroepen om goed voor anderen le zijn. Pas er voor op dat uw klederen bevlekt en besprengd raken mei het bloed van uw medemensen. Past op, christenen, past op dat dat dorp waarin u zich rustig hebt kunnen terugtrekken uit de zorgen van het zakenleven niet in het gericht tegen u zal opstaan om u te verdoemen, omdat u hel dorp voor uw geld en rust hebt gebruikt, zonder er ooit goed te doen Past op, heren en vrouwen, dat de zielen van uw dienstpersoneel op die grote dag niet van uw hand geeist zullen worden. ”Ik heb voor mijn heer gewerkt; hij heeft mij mijn loon uitbetaald, maar hij had geen eerbied voor zijn grotere Meester en heeft me nooit aangesproken, hoewel hij me hoorde vloeken en mij zag doorzondigen”.
Bedenkt, heren, dat ik tot sommigen van u spreek. Ik wilde wel dat ik een doom kon steken in de stoel waarop u nu zit en u een ogenblik doen opspringen bij de ernst van de gedachte aan uw grote verantwoordelijkheid. Heren, waar heeft de Heere u voor gemaakt? Waarom heelt Hi j u hierheen gestuurd? Heeft Hij sterren geschapen met de bedoeling dat zij niet schijnen en zonnen die geen licht mogen geven en manen die de duisternis niet mogen opvrolijken? Heeft Hij rivieren gemaakt die niet vol water mogen stromen en bergen die de wolken niet mogen tegenhouden?
Heeft Hij de bossen gemaakt die geen woonplaats zullen bieden aan de vogels en heeft hij de prairie gemaakt zonder dat die de wilde kudden niet zullen voeden? En heeft hij u voor niets gemaakt? Wel, de brandnetels in de hoek van het kerkhof hebben hun nut en de spin tegen de muur dient haar meester. Maar u, een mens naar Gods beeld, een mens met bloed gekocht, een mens op weg naar de hemel, een mens wedergeboren, tweemaal geschapen, bent u nergens voor geschapen dan om te kopen en te verkopen, te eten en te drinken, wakker te zijn en te slapen, te lachen en te huilen, om voor uzelf te leven? Klein is de man die zich binnen de ribben houdt. Klein is de ziel van de man die in zichzelf opgesloten leeft. O, zo klein, dat hij nooit geschikt zal zijn om bij de engelen te wonen, en nooit geschikt om voor de troon van de HEERE te staan.
Ik ben blij dat ik hier naar verhouding een groot aantal mannen zie zitten. Daar ik mannen altijd heel belangrijk gevonden heb, veronderstel ik dat ik wel een beroep op u kan doen; zitten er hier, die Gods Woord kunnen doorgeven, die in Zijn dienst nuttig kunnen zijn? De zendingsvereni- gingen hebben u nodig, jonge mensen. Wilt u zichzelf voor Christus verloochenen? Wij hebben predikanten nodig – jonge mannen met talenten en bekwaamheid. Christus heeft u nodig om het Woord te prediken. Zult u zich niet aan Hem geven? Handelaars! Kooplieden! Christus heeft u nodig om het karakter van het zakendoen te veranderen en de hedendaagse grondstellingen terug te draaien, om het moraal in de handel gezonder te maken. Blijft u achter? De zondagsschool heeft u nodig.
Duizend instanties hebben u nodig. Als er vandaag hier een man zit die straks naar huis gaat en vanmiddag zal zeggen: ”Ik dank God dat ik niets te doen heb”. En als u morgen van uw zaak thuiskomt, zegt u: ”Ik dank God dat ik aan geen kerk gebonden ben; ik heb niets te maken met de godsdienstige wereld. Dat laat ik aan anderen over. Ik bemoei me daar niet mee”. U hoeft geen moeite te doen om naar de hemel te gaan. U hoeft geen moeite te doen om te komen waar Christus is, althans voor u die de les van grotere toewijding leert. ”De liefde van Christus dringt mij; ik moet iets voor Hem doen; Heere, toon mij wat U wilt dat ik doen zal en ik begin vandaag nog, want ik voel dat ik door U, Christus, Die mij kracht geeft, alle dingen vermag”.
God geve de zondaar kracht om in Christus te geloven, kracht om zich te bekeren, want als Christus hem kracht geeft, vermag zelfs de arme verloren zondaar alle dingen, dingen die onmogelijk zijn voor de gevallen natuur, doordat de Geest hem daartoe in staat stelt en de kracht van Christus die op hem rust.
Amen