(Een voorval bij de Niagara watervallen)
Het geloof is nodig om behouden te worden, omdat ons in de Schrift gezegd wordt dat wij door de werken niet behouden kunnen worden. Om een heel bekend verhaal te vertellen (en zelfs de eenvoudigste zal begrijpen wat ik zeg): op een dag ging een predikant op weg om te preken. Onderweg beklom hij een heuvel. De dorpjes lagen slapend in hun schoonheid aan zijn voeten, met de korenvelden bewegingloos in de zonneschijn; hij zag het echter niet, want zijn aandacht werd in beslag genomen door een vrouw die in haar voordeur stond en die, toen ze hem zag, vol verwachting naar hem toe kwam en zei: ’’O, mijnheer, heeft u misschien sleutels bij u? De sleutel van mijn laden is gebroken en er zijn een paar dingen die ik direct nodig heb.” Hij zei: ”lk heb geen sleutels.” Ze was teleurgesteld, want ze verwachtte dat iedereen wel een paar sleutels zou hebben. ’’Maar veronderstel,” zei hij, ”dat ik sleutels had, dan zouden ze misschien niet passen in het slot en dan kon u nóg niet de dingen pakken die u wilt hebben. Maar maak uzelf niet overstuur en wacht tot er iemand anders voorbijkomt.
Maar,” zei hij, omdat hij zich de gelegenheid ten nutte wilde maken, ’’heeft u ooit gehoord van de sleutels van het Hemelrijk?” ’’O ja!” zei ze, ”Ik heb lang genoeg geleefd en ben lang genoeg naar de kerk geweest om te weten dat als we hard genoeg werken, in het zweet van ons aanschijn ons brood verdienen, onze naaste goed behandelen en zoals de Catechismus zegt, ons nederig en eerbiedig tegenover onze meerderen gedragen, als we onze plicht doen op de plaats waar het God heeft behaagd ons te stellen en regelmatig bidden, we behouden zullen worden.” ”Ach!” zei hij, ’’mijn beste mevrouw, dat is een gebroken sleutel, want u hebt de geboden overtreden, u hebt niet al uw plichten vervuld. Het is een goede sleutel, maar u hebt hem gebroken.” ”Mag ik u vragen, mijnheer,” zei ze, gelovend dat hij de zaak begreep en bevreesd geworden, ”wat heb ik overgeslagen?” ”Wel,” zei hij, ”het meest belangrijke, het bloed van Jezus Christus. Weet u niet dat het wel gezegd wordt dat de sleutel van het Hemelrijk aan Zijn gordel hangt? Hij opent en niemand sluit, en Hij sluiten niemand opent.”
Om het nader te verklaren zei hij: ”Het is Christus en Christus alleen die de hemel voor u kan openen en niet uw goede werken.” ’’Maar dominee!” zei ze, ’’zijn onze goede werken dan nutteloos?” ”Nee,” zei hij, ’’niet als ze volgen uit het geloof. Als u éérst gelooft, mag u zoveel goede werken hebben als u wilt; maar als u gelooft zult u er nooit op vertrouwen, want als u erop vertrouwt zijn ze bevlekt geworden en zijn ze geen goede werken meer. Doe zoveel goede werken als u wilt, maar stel uw vertrouwen geheel op de Heere Jezus Christus, want als u dat niet doet zal uw sleutel nooit de hemelpoort ontsluiten.” Wij hebben dus een waar geloof nodig, omdat de oude sleutel van de werken door ons allen gebroken is, zodat we het Paradijs er nooit mee binnenkomen. Als u doet alsof u geen zonden hebt, om heel eerlijk tegen u te zijn, dan verleidt u zichzelf en de waarheid is in u niet. Als u meent dat u de hemel kunt binnengaan door uw goede werken, er is nooit een dodelijker zelfbedrog geweest, en op de grote laatste dag zult u ontdekken dat uw hoop waardeloos was en dat, zoals dorre bladeren in de herfst, uw edelste werken weggeblazen zullen worden of opgaan in vlammen waarin u voor eeuwig gekweld zult worden. Let op uw goede werken; laat ze volgen uit het geloof, maar bedenk wel dat de weg tot behoud heel eenvoudig het geloof in Jezus Christus is.
Zonder geloof is het onmogelijk om behouden te worden en God te behagen, omdat er zonder geloof geen gemeenschap met Christus is. Gemeenschap met Christus nu is onmisbaar als we behouden willen worden. Als ik met mijn gebeden voor Gods troon kom zullen ze nooit beantwoord worden tenzij ik Christus met mij meebreng. Als hun koning hen een gunst weigerde gebruikten de oude Molossers een bijzonder hulpmiddel; ze namen de enige zoon van de koning in hun armen, vielen op hun knieën en riepen: “O koning, willig ons verzoek in ter wille van uw zoon”. Dan glimlachte hij en zei: ”Ik weiger niets aan hen die mij smeken in de naam van mijn zoon.” Zo is het ook met God. Hij zal de mens die Christus bij zich heeft niets weigeren; maar als hij alleen komt wordt hij verworpen. De gemeenschap met Christus is goed beschouwd de kern van de behoudenis.
Laat me u een verhaal vertellen om dit te verduidelijken: de verbazingwekkende Niagara-water- vallen zijn veelbesproken in alle delen van de wereld. Maar hoewel het geweldig is om ervan te horen en ze een prachtig schouwspel vormen zijn ze vernietigend geweest voor de mens die per ongeluk door de stroomversnelling werd meegevoerd. Enige jaren geleden voeren er twee mannen, een schipper en een matroos, in een bootje en merkten dat ze niet meer in staat waren het te besturen; zó snel werd het met de stroom meegevoerd dat ze onvermijdelijk naar beneden moesten storten en te pletter vallen. Mensen op de oever zagen hen, maar konden niet veel doen om hen te redden. Ten laatste werd er echter één man gered doordat er een touw naar hem toegeworpen werd, wat hij vastgreep.
Op hetzelfde moment dat hij het handen kreeg dreef er een stuk hout dichtbij de andere man. In plaats van het touw te grijpen pakte de onnadenkende en verwarde schipper het hout vast. Het was een fatale vergissing: ze waren beiden in levensgevaar, maar de één werd aan land getrokken omdat hij een verbinding had met de mensen op de oever, terwijl de ander, zich vastklemmend aan het blok hout, onweerstaanbaar meegesleurd werd; er werd nooit meer iets van hem gehoord. Ziet u niet dat dit een heel praktisch voorbeeld is? Het geloof vormt een verbinding met Christus. Christus staat op de oever zogezegd, terwijl hij het touw van het geloof vasthoudt, en als wij het pakken met de hand van ons vertrouwen trekt Hij ons aan land; maar onze goede werken, die geen verbinding met Christus hebben, worden meegevoerd naar de afgrond van de meedogenloze wanhoop. We kunnen ze zo stevig vastklemmen als we kunnen, zelfs met stalen haken, maar ze kunnen ons niet in het minst helpen.