godslasterlijke inwerpingen in uw hoofd verklaard
Het brullen van satan
Satan heeft meer dan één manier van brullen. Ik veronderstel dat over de volgende manier slechts één uit de tien gelovigen iets weet – en niemand hoeft het te wensen – satan kan ook brullen in de oren van christenen met godslasteringen. Ik doel nu niet op kwade gedachten die opkomen in de gedachten van mensen die in hun jeugd in grote zonde hebben geleefd. Ik weet dat u soms in uw gebed geplaagd wordt door een flard van een oud liedje dat u eens zong of door de één of andere grove uitdrukking die u vroeger hoorde en die weer terugkomt in uw herinnering en nog eens en nog eens. Een psalmversje kan zelfs iets onheiligs oproepen of een Bijbeltekst een oude herinnering oproepen die u liever wil vergeten.
Maar nu verwijs ik meer specifiek naar deze nog veel bloeddorstiger aanvallen van satan wanneer hij godslasterlijke gedachten in het verstand van gelovigen giet die nooit eerder zulke dingen gedacht hebben. U weet hoe Bunyan het beschrijft. “Christen moest door de vallei van de schaduw des doods. Ongeveer in het midden van deze vallei zag hij de mond van de hel en precies wanneer hij bij de opening van dat gat kwam, kwam iemand hem achterop en fluisterde ellendige godslasteringen in zijn oor. Christen dacht dat hij die zelf bedacht had. Dit vond Christen nog erger dan alles wat hij nog had meegemaakt, te denken dat hij God die hij zo liefgehad had zo zou lasteren. Als hij het had kunnen voorkomen, dan zou hij dat gedaan hebben, maar hij had niet de discretie om zijn oren dicht te stoppen en hij wist niet waar deze godslasteringen vandaan kwamen.”
Bijna nooit spreken voorgangers hierover
Zelden verwijzen predikanten naar deze zaken, maar aangezien zij sommigen van Gods kinderen kwellen, geloof ik dat het de taak van een getrouwe herder van de kudde is om hen te helpen die door deze donkere en moeilijke staat heen gaan. O, de verschrikkingen en akeligheden die satan soms God’s kinderen aangedaan heeft, door gedachten die niet de hunne waren, maar die van de duivel kwamen of van één van zijn vrienden!
Eerst stelde hij de gedachte zo levendig voor, dat zij met David uitriepen: “Grote beroering heeft mij bevangen vanwege de goddelozen, die Uw wet verlaten.” En daarna, toen de gedachte voor een ogenblik aan de ziel werd voorgesteld, gaf hij een tweede beroering, door te zeggen: “Ah, u bent geen kind van God, anders zou u niet zo’n smerig karakter hebben.” Terwijl u het nooit gedacht zou hebben. Het was zijn suggestie, niet de uwe en daarna, deze zonde aan uw deur gelegd hebbend, heeft hij de broeders beschuldigd en heeft geprobeerd om hen van hun geloof af te brengen door hen te laten denken dat zij tegen de Heilige Geest gezondigd hadden en nooit vergeven konden worden. Nu, als de duivel tegen u brult, door vervolging of verzoeking of door duivelse ingevingen, gebruik de taal van onze apostel hier: “Weerstaat hem, vast zijnde in het geloof, wetende, dat hetzelfde lijden aan uw broederschap, die in de wereld is, volbracht wordt.”
Ook Spurgeon is aangevallen door godslasterlijke inwerpingen
Ik herinner me een bepaalde nauwe en gebogen laan in een zekere plattelandsstad, waar ik op een dag op liep terwijl ik de Zaligmaker zocht. Opeens kwamen de vreselijkste vloeken die iemand maar kan bedenken in mijn geest op. Ik legde mijn hand op mijn mond om te voorkomen dat ze eruit zouden komen. Ik had deze woorden, voor zover ik weet, nooit eerder gehoord; en ik weet zeker dat ik er van jongs af nooit een van gebruikt had, want ik was nooit een lasteraar geweest. Maar deze dingen namen me zeer in beslag. Een halfuur lang schoten de vreselijkste vloeken door mijn gedachten. O, wat kreunde en schreeuwde ik voor God! Die verzoeking ging voorbij; maar binnen een paar dagen kwam ze weer terug. Als ik aan het bidden was of in de Bijbel las, kwamen die gedachten heviger op dan ooit.
Ik sprak hierover met een oude, godvrezende man. Hij zei tegen me: ‘O, velen van Gods volk hebben dit eerder dan jij ondervonden. Maar’, zei hij: ‘haat je deze gedachten?’ ‘Ja’, zei ik oprecht. ‘Dan zijn ze niet van jou’, antwoordde de man. ‘Behandel ze zoals de oude districten met zwervers pleegden te doen: ransel ze af en stuur ze terug naar hun eigen district. Doe precies hetzelfde. Kreun erover, heb er berouw over en stuur ze naar de duivel, die de vader ervan is en bij wie ze horen – want ze zijn niet van jou.’ Herinnert u zich hoe John Bunyan dit onderwerp uitbeeldde? Hij zegt dat toen christen door de vallei van de schaduwen van de dood ging, er iemand zachtjes naast hem kwam lopen en hem godslasterlijke gedachten in zijn oor fluisterde, zodat de arme christen dacht dat het zijn eigen gedachten waren. Ze waren echter helemaal niet van hem, het waren de godslasterlijke inwerpingen van een godslasterlijke geest.
C.H. Spurgeon