Verder zeide David: De HEERE, die mij van de hand van de leeuw gered heeft, en uit de hand van de beer, die zal mij redden uit de hand van deze Filistijn. 1 Sam. 17:37
Dit is geen belofte, als wij alleen maar op de woorden letten, maar wat de betekenis ervan betreft is het dat zeer zeker; want David sprak een woord, dat de HEERE bevestigde door het waar te maken. Op grond van vorige bevrijdingen beweerde hij, dat hij in een nieuw gevaar hulp zou ontvangen. In Jezus zijn alle beloften „ja en amen” tot eer van God door ons, en daarom zullen de vroegere handelingen van God met Zijn gelovig volk worden herhaald. Kom dan, en laten wij de vorige goedertierenheden van de HEERE in onze herinnering terugroepen. Voorheen konden wij niet verwachten door onze eigen kracht te worden bevrijd, tot nu toe bevrijdde de HEERE ons. Zal Hij ons niet opnieuw redden? Wij zijn er zeker van, dat Hij dat zal doen. De HEERE is met ons geweest, Hij is met ons, en Hij heeft gezegd: “Ik zal u nooit begeven, noch u verlaten”. Waarom beven wij? Was het verleden een droom? Denk aan de dode beer en de leeuw. Wie is deze Filistijn? Het is waar, hij staat daarmee niet helemaal gelijk en hij is noch een beer, noch een leeuw; maar God is dezelfde, en Zijn eer is evenzeer met het ene als met het andere geval gemoeid. Hij redde ons niet van de beesten van het woud om toe te laten, dat een reus ons zou doden. Laten wij goede moed hebben.