En hij geloofde in de Heere, en Hij rekende het hem tot gerechtigheid. Genesis 15:6
Abram werd niet gerechtvaardigd door de gehoorzaamheid aan de ceremoniële wet, evenmin door de gelijkvormigheid aan de zedenwet. De apostel heeft ons er duidelijk op gewezen dat Abram werd gerechtvaardigd voordat hij besneden werd. De eerste stap in het uitwendige en zichtbare verbond, voorzover dat ceremonieel was, was nog niet gezet, en toch werd de man volkomen gerechtvaardigd. Abram was rechtvaardig door zijn geloof, en rechtvaardig alléén door het geloof. Zo moet het met u en mij zijn, willen we ooit als rechtvaardigen voor God staan. Wat Abram betreft: het geloof was de enige en op zichzelf staande reden waarom hij rechtvaardig gerekend werd. God leidde hem naar buiten, onder de door sterren verlichte hemel en gebood hem omhoog te kijken. ‘Zo zal uw zaad zijn,’ zei de stem. Wat deed Abram? Hij geloofde de belofte – dat was alles. Het was voordat hij een offer had gebracht, voordat hij een vroom woord had gezegd of maar één enkele daad had verricht – en onmiddellijk volgt er: ‘Hij geloofde in de Heere, en Hij rekende het hem tot gerechtigheid.’ Maak steeds onderscheid tussen de waarheid dat het levende geloof altijd werken voortbrengt, en de leugen dat het geloof en de werken samenwerken om de ziel te rechtvaardigen. We worden alleen gerechtvaardigd door een daad van geloof aan het werk van Jezus Christus. Dat geloof, als het echt is, brengt altijd heiligheid in het leven voort, maar ons rechtvaardig-zijn voor God is niet door onze heiligheid in welke graad of in welk opzicht dan ook, maar eenvoudig doordat we aan Gods belofte geloven.