Alle hulpmiddelen waarmee een waar geloof herkend kan worden, zijn van bijzondere waarde, vooral voor onervaren of twijfelende christenen. Deze preek groepeert eenvoudige, praktische kenmerken en voorbeelden van geloof op een bewonderenswaardige wijze. De preek werd gehouden in Exeter Hall op 27 mei 1860 en de notulist zei van deze en nog een paar preken: “Zij hebben alle geklonken als de zilveren vreugdetrompet in de oren van failliete zondaren
Jezus dan zeide tot hem: “Tenzij dat gijlieden tekenen en wonderen ziet, zo zult gij niet geloven, Johannes 4:48
U zult wel weten dat Lukas, in zijn brief aan Theófilus, spreekt van dingen die Jezus begonnen heeft te doen en te leren, alsof er een verband bestond tussen Zijn daden en Zijn onderwijs. Wel, er was een verband, een heel innig verband. Zijn leringen waren de uitleg van Zijn daden. Zijn daden waren bevestigingen van Zijn leringen. Jezus Christus had nooit reden om te zeggen: “Doe zoals Ik zeg, maar niet zoals Ik doe.” Zijn woorden en Zijn daden waren in volmaakte harmonie met elkaar. U kunt er zeker van zijn dat Hij eerlijk was in wat Hij zei, want wat Hij deed, bevestigde die indruk. Wat meer is, u raakt ervan overtuigd dat wat Hij u leert, waar moet zijn, want Hij sprak met gezag, een gezag bewezen en gedemonstreerd door de wonderen die Hij deed.
O, broeders in Christus, als eens, aan het eind van de tijd, onze biografieën zullen worden geschreven, geve God dan dat het niet alleen zal gaan over onze woorden, maar dat het een geschiedenis zal zijn van ons spreken en ons doen! En moge de goede Geest zo in ons wonen dat het dan gezien mag worden dat onze daden niet strijdig waren met onze woorden! Het is één ding om te preken, maar nog iets anders om het gepreekte in praktijk te brengen.
En, tenzij preek en leer samengaan, is de prediker zelf verdoemd, en zijn verkeerde praktijken kunnen de reden zijn dat vele mensen verdoemd worden, doordat hij hen niet op de goede weg leidde. Als u belijdt Gods dienaar te zijn, leef dan volgens die belijdenis en als u het nodig acht dat u anderen tot deugd vermaant, let er dan op dat u het voorbeeld geeft. U hebt geen recht om te onderwijzen als u zelf niet de les geleerd hebt die u anderen wilt leren.
Dit als voorwoord, en nu over het onderwerp zelf.
De geschiedenis biedt ons drie punten, lijkt me, en elk van die punten kan weer in drie punten verdeeld worden. In deze geschiedenis zal ik eerst aandacht besteden aan de drie stadia van geloof, in de tweede plaats aan de drie ziekten waaraan geloof onderhevig kan zijn,en in de derde plaats wil ik u drie vragen stellen over uw geloof.
1. Om te beginnen het eerste punt: geloof in drie van zijn stadia.
Ongetwijfeld kan de geschiedenis van het geloof net zo goed verdeeld worden in vijf of zes verschillende groeistadia, maar die suggereert een verdeling in drieën en daarom houden wij ons daar aan.
Er woont een koninklijke hoveling in Kapemaüm. Hem bereikt een gerucht dat er door de steden van Galilea en Judea een leraar en gevierde profeet trekt. De hoveling krijgt de indruk dat deze machtige prediker niet slechts elke toehoorder voor zich inneemt door Zijn spreekvaardigheid, maar dat Hij de harten van mensen wint door bijzondere, liefdadige wonderen die Hij doet als een bevestiging van Zijn missie. Hij bewaart deze dingen in zijn hart, er niet aan denkend dat zij ooit van praktisch nut voor hem zullen zijn. Dan, op een dag, gebeurt het dat zijn zoon ziek wordt. Mogelijk zijn enige zoon, een zoon die hem na aan zijn vaderhart ligt. De ziekte vermindert niet, maar verergert gestaag.
Koorts blaast zijn hete adem op het kind en lijkt alle vocht uit zijn lichaam te verdrogen en de kleur van zijn wangen te vervagen. De vader raadpleegt elke arts die binnen zijn bereik is. Zij kijken naar het kind, en verklaren, kort en bondig, dat dit een hopeloos geval is. Er is geen genezing mogelijk. Dit kind ligt op sterven. Bijna is de doodspijl in zijn vlees gezonken en heeft die zijn hart doorstoken. Hij is niet alleen dichtbij de dood, maar hij leeft op de rand van de dood. De vader nu, bij zichzelf beraadslagend, diept uit zijn herinnering verhalen op welke hij gehoord heeft over de genezingen die Jezus van Nazareth gedaan heeft. Er is een beetje geloof in zijn ziel. Hoewel het maar weinig is, is het genoeg om hem te laten uitproberen of dat wat hij gehoord heeft, waar is.
Jezus Christus is weer naar Kana gekomen. Dat ligt zo’n vijftien tot twintig mijl weg. De vader reist erheen in alle haast. Hij arriveert op de plek waar Jezus is. Zijn geloof is in zo’n stadium gekomen dat hij, zodra hij de Meester ziet, uitroept: “Heere, kom af eer mijn kind sterft.” De Meester, in plaats van hem antwoord te geven, vermaant hem om de kleinheid van zijn geloof, en zegt tegen hem: “Tenzij dat gijlieden tekenen en wonderen ziet, zo zult gij niet geloven.” Echter, de man besteedt nauwelijks aandacht aan die terechtwijzing, want er is een allesoverheersend verlangen in zijn hart.
“Heere,” zegt hij, “kom af, eer mijn kind sterft.” Zijn geloof heeft nu een stadium bereikt dat hij pleit in gebed en de Heere ernstig lastig valt om te komen en zijn zoon te genezen. De Meester ziet op hem met een oog vol onmiskenbare liefde en zegt hem: “Ga heen, uw zoon leeft.” De vader gaat zijn weg met blijmoedigheid, snel en tevreden en gelovend in het woord, dat nu nog nergens door bevestigd wordt. Hij heeft nu het tweede stadium van zijn geloof bereikt; hij is uit het zoekstadium in het vertrouwensstadium gekomen. Hij roept niet meer en pleit niet meer voor iets dat hij niet heeft, hij vertrouwt en gelooft dat het geschenk hem gegeven is, alhoewel hij het geschenk nog niet gezien heeft.
Op weg naar huis, komen de knechten hem tegemoet, in blijde haast, en zeggen: “Uw kind leeft.” Hij informeert meteen hoe laat de koorts verdwenen is. Het antwoord wordt hem gegeven: “Te zevende ure verliet hem de koorts.” De koorts is niet afgenomen of gedaald, nee, zij verliet hem. Toen bereikte hij het derde stadium. Hij gaat naar huis, hij ziet het kind, wonderlijk genezen. Het kind springt in zijn armen, de vader bedekt zijn gezicht met kussen. Nadat de vader het kind bekeken heeft, steeds maar weer, om te zien of dit werkelijk hetzelfde kind is dat daar zo uitgeteerd en bleek en ziek had gelegen, triomfeert zijn geloof. Zijn geloof is overgegaan van vertrouwen naar volle verzekering en toen geloofde ook zijn hele huis, net als hij.
Ik heb u slechts de grove lijnen van het verhaal geschetst, zodat u de drie stadia van geloof kunt zien. Laten wij nu elk ervan in detail bestuderen.
Als geloof in de ziel begint, dan is het zoals een mosterdzaadje. Gods kinderen worden niet gelijk als reuzen geboren. Zij zijn eerst baby’s en omdat zij baby’s in genade zijn, staat ook hun genade als het ware in de kinderschoenen. Geloof is maar een klein kind als God het voor de eerste maal geeft. Om een ander beeld te gebruiken: eerst is het geen vuur, het is maar een vonkje, een vonk die lijkt uit te zullen doven, maar die toch aangewakkerd wordt en levend gehouden wordt, totdat het een vlam wordt, gelijk aan de verzengend hete vlammen in de oven van Nebukadnezar.
Die arme man in de geschiedenis, had maar een heel klein beetje geloof, toen hem geloof gegeven werd. Het was zoekend geloof. Dat is het eerste stadium van geloof. Let erop dat dit zoekend geloof hem in beweging bracht. Zodra God een mens het zoekende geloof geeft, is die mens niet meer laks omtrent de godsdienst. Hij doet zijn armen niet over elkaar als de slechte Antinomiaan en roept: “Als ik bekeerd moet worden, dan zal ik bekeerd worden en ik zal stilzitten, want wanneer ik verdoemd moet worden, dan zal ik verdoemd zijn.” Hij is niet zo gemakzuchtig of onverschillig omtrent kerkgang als hij eens was. Hij heeft het zoekend geloof gekregen, en dat geloof laat hem de genademiddelen gebruiken.
Het laat hem het Woord onderzoeken. Het doet hem ijverig zijn in het gebruik van elk gegeven middel, en is een zegen voor zijn ziel. Is er een preek om te beluisteren: het doet er niet toe dat hij er vijf mijl voor moet lopen, zijn zoekend geloof geeft zijn voeten vleugels. Is er een gemeente waar God zielen zegent: de man zal mogelijk moeten staan in de menigte, maar daarom geeft hij niet, het zoekend geloof geeft hem de kracht het ongemak van zijn houding te dragen, want: “O,” zegt hij, “als ik het Woord maar mag horen”. Zie hoe hij voorover staat zodat hij geen lettergreep zal missen, want “misschien”, zegt hij, “is de zin die ik mis precies de zin die ik nodig heb.” Hij is zo serieus dat hij niet slechts soms in het huis van God zal zijn, maar heel vaak. Hij wordt een van de meest enthousiaste luisteraars, een van de meest serieuze mensen die de plaats van aanbidding bezoeken. Zoekend geloof brengt een mens in actie.
Ja, meer dan dit, het zoekend geloof, alhoewel heel zwak in sommige dingen, geeft een mens grote kracht in het gebed. Hoe ernstig was deze hoveling: “Heere, kom af, eer mijn kind sterft.” Ja, wanneer zoekend geloof in de ziel komt, dan doet het een mens bidden. Hij is nu niet tevreden met het mompelen van een paar woorden als hij ‘s morgens opstaat en hetzelfde deuntje ‘s avonds als hij naar bed gaat, al half in slaap. Maar hij zoekt de eenzaamheid, hij neemt een kwartier voor zijn zaken wanneer hij kan, zodat hij alleen tot God mag roepen.
Hij heeft nog niet het geloof dat hem laat zeggen: “Mijn zonden zijn vergeven”, maar hij heeft genoeg geloof te weten dat Christus zijn zonden kan vergeven. Wat hij wil is, dat hij mag weten dat zijn zonden werkelijk achter de rug van Heere geworpen zijn. Soms is er geen gelegenheid voor deze mens om te bidden, maar zoekend geloof zal hem doen bidden, op een zolder misschien of in een hooiberg, in een zaagselput, achter een heg of zelfs lopend over straat. Satan kan wel duizend moeilijkheden opwerpen, maar zoekend geloof zal de mens dwingen aan te kloppen bij de deur van genade.
Nu geeft het geloof dat u ontvangen hebt u nog wel geen vrede, het brengt u niet daar waar geen veroordeling is, maar toch is het zo’n geloof dat, als het groeit, daar zal komen. Het moet slechts gevoed worden, het moet gekoesterd worden, het moet geoefend worden en het kleine zal groot en machtig worden. Zoekend geloof zal een hogere graad van ontwikkeling bereiken. U die geklopt hebt op de poort van genade, zal binnenkomen en welkom zijn aan Jezus’ tafel.
En ik zou willen dat u verder opmerkte dat het zoekend geloof in het geval van deze man hem niet alleen serieus maakte in het gebed, maar dat hij er de Heere mee lastig viel. Hij vroeg eenmaal en het enige antwoord dat hij ontving, leek een afwijzing. Hij draaide zich niet beledigd om en zei: “Jezus berispt mij.” Nee. “Meester,” zegt hij, “kom af, eer mijn kind sterft.” Ik kan u niet vertellen hoe hij het zei, maar ik twijfel er niet aan dat hij het ziels- bewogen zei, met tranen die uit zijn ogen stroomden, met handen die samengevouwen waren in de houding van een smeekbede. Hij leek te zeggen: ik kan u niet laten gaan tenzij U komt en mijn kind redt. O, kom toch!
Is er iets wat ik kan zeggen om U over te halen? Laat de liefde van een vader mijn sterkste argument zijn en als mijn lippen niet spreekvaardig zijn, laten de tranen uit mijn ogen de plaats van woorden innemen. Kom toch, voordat mijn kind sterft.” En o, wat een krachtige gebeden zijn het, die een mens met zoekend geloof bidt! Ik heb een zoeker weleens met God horen pleiten met al de macht die Jakob ooit gehad had bij de beek Jabbok. Ik heb een zondaar in zielen nood de pilaren van de poorten van genade zien vastgrijpen en ze heen en weer zien schudden alsof hij ze nog liever uit hun diepe fundering zou trekken dan weggaan zonder een ingang te verkrijgen.
Ik heb hem zien trekken en vasthouden en strijden en vechten en worstelen, alles liever dan het koninkrijk van God niet in te gaan, want hij wist dat het koninkrijk der hemelen geweld werd aangedaan en dat de geweldigers het door geweld zouden in nemen. Geen wonder dat u geen vrede hebt als u uw koude gebeden tot God gedaan hebt. Verhit ze, roodgloeiend, in de oven van verlangen en verwacht niet dat ze, al brandend, ooit hun weg naar de hemel zullen vinden. U die alleen maar zegt in de koele vorm van orthodoxie: “God, wees mij, zondaar, genadig” zult nooit genade vinden.
Het is de man die schreeuwt in de brandende nood van diep gevoelde emotie: “God, wees mij, zondaar, genadig, red mij of ik kom om,” die gehoor krijgt. Hij is het, *die zijn ziel legt in elk woord, en al zijn kracht in elke zin stopt, en de weg naar de hemelpoorten ziet. Zoekend geloof, als het eenmaal gegeven is, kan een mens dit laten doen. Ongetwijfeld zijn hier mensen die al zo ver gekomen zijn. Ik dacht dat ik de tranen uit vele ogen zag vloeien zojuist, haastig weggeveegd, maar ik kon het zien als een indicatie dat sommigen in hun zielen zeiden: “Ach, ik ken de betekenis hiervan en ik vertrouw dat God mij zover gebracht heeft.”
Iets moet ik nog zeggen met betrekking tot de zwakheid van dit zoekend geloof. Zoekend geloof kan veel doen, maar het maakt veel fouten. De fout van zoekend geloof is dat het te weinig weet, want u zult opmerken dat deze arme man zei: “Meester, kom af. “Onze arme vriend dacht dat de Meester zijn zoon niet redden kon, tenzij Hij kwam en naar hem keek en Zijn hand op hem legde en mogelijk neerknielde zoals Elia deed. “O, kom af,” zei hij.
Zo is het met u. U hebt God voorgeschreven hoe Hij u moet bekeren. U wilt dat Hij u de een of andere geweldige overtuiging stuurt en dan denkt u te kunnen geloven. Misschien wilt u een droom of een visioen hebben of een stem tot u horen spreken, die zegt: “Zoon, uw zonden zijn u vergeven.” Dat is uw fout, weet u. Uw zoekend geloof is sterk genoeg om u te laten bidden, maar het is niet sterk genoeg om al die dwaze ideeën uit uw hoofd te krijgen. U wilt tekenen en wonderen zien en zonder tekenen en wonderen wilt u niet geloven.
O hoveling, wanneer Jezus verkiest Zijn woord te spreken en uw zoon is beter, zal dat niet net zo goed voor u zijn als Zijn komst? “O,” zegt hij, “daar heb ik nooit aan gedacht!” En arme zondaar, wanneer Jezus verkiest u vanmorgen vrede te geven in deze kerk, trekt u dat niet meer aan dan een maand onder de zweep van de wet te liggen? Als u door de deuren naar buiten gaat, kan het u gegeven zijn eenvoudig op Christus te vertrouwen en zo vrede te vinden. Dat is dan toch net zo goed als een bekering, waarbij u door vuur en water zal moeten gaan en al uw zonden over uw hoofd worden uitgegoten? Hier dan ligt de zwakheid van uw geloof. Alhoewel er veel uitnemendheid in is, omdat het u laat bidden, is er wat fout mee, omdat u oneerbiedig aan de Almachtige laat voorschrijven hoe Hij u moet zegenen. Het laat u in feite Zijn soevereiniteit betwijfelen en het brengt u ertoe Hem domweg voor te zeggen hoe het beloofde geschenk in uw bezit moet komen.
Wij zullen nu tot het tweedestadium van het geloof overgaan. De Meester strekte Zijn hand uit en zei: “Ga heen, uw zoon leeft.” Ziet u het gezicht van die hoveling? De zorgrimpels die er waren, zijn in een ogenblik weggevaagd, helemaal verdwenen. Die ogen staan vol tranen, maar nu van een andere soort, zij zijn vreugdetranen. Hij klapt in zijn handen, trekt zich stilletjes terug, zijn hart barstensvol dankbaarheid, zijn hele ziel vol vertrouwen. “Waarom bent u zo blij?” “Wel, mijn kind is genezen”, zegt hij. “Maar u hebt nog niet gezien of hij wel genezen is?” “Nee, maar mijn Heere zei dat het zo is en ik geloof Hem.” “Maar het kan zijn dat, wanneer u thuiskomt, uw geloof een illusie geweest is en uw kind een lijk.” “Nee,” zegt hij, “ik geloof in die Man. Eens geloofde ik Hem en zocht Hem, nu geloof ik Hem en heb Hem gevonden.”
“Maar u hebt helemaal geen bewijs dat uw kind genezen is?” “Nee,” zegt hij, “ik wil er ook geen. Het woord van die goddelijke Profeet alleen is genoeg voor mij. Hij zei het, en ik weet dat het waar is. Hij zei mij heen te gaan; mijn zoon leefde; ik ga heen en ik heb rust en vrede.” Merk op dat wanneer uw geloof overgaat naar de tweede fase, waarin u in staat bent om Christus op Zijn woord te geloven, u dan de vreugde van het geloven gaat kennen en dat dan uw geloof uw ziel redt. Neem Christus op Zijn woord, arme zondaar. Hij die gelooft in de Heere Jezus Christus zal zalig worden. “Maar,” zegt iemand, “ik voel geen bewijs.” Geloof het zelfs zonder gevoel. “Maar,” zegt een ander, “ik voel geen vreugde in mijn hart.” Geloof het, al is uw hart nog zo zwaarmoedig. De vreugde zal later volgen. Het is een dapper geloof, dat Christus gelooft tussen de tanden van duizend tegenstrijdigheden.
Als de Heere u dat geloof geeft, dan kunt u zeggen: Ik ga niet te rade bij vlees en bloed. Hij Die tegen mij zei: “Geloof en wees gered,” gaf mij genade te geloven en daarom vertrouw ik dat ik gered ben. Als ik mijn ziel werp in de liefde, in het bloed en op de kracht van Christus, dan vertrouw ik, ook al word ik geplaagd door twijfels en angsten. Het is mijn plicht mijn Meester te eren door te geloven in Zijn woord, hoewel het tegenstrijdig is met mijn gevoelens en mijn verstand ertegen strijdt en het nu voelt alsof ik lieg. O, het is een eerbare zaak wanneer een mens een volgeling heeft die hem blindelings vertrouwt. De man plaatst een stelling en die bewering is strijdig met de algemeen gangbare opinie. Hij staat op en richt zich met die stelling tot het volk en zij fluiten en jouwen en schelden hem uit, maar die man heeft een aanhanger, die zegt: “Ik geloof mijn meester en wat hij gezegd heeft, geloof ik dat waar is.”
Er is iets edels in die man die zulk eerbewijs betoond wordt. Hij lijkt te zeggen: “Nu, ik ben tenslotte meester van één hart.” Als u, in de greep van alles wat tegenstrijdig is, opstaat voor Christus en Zijn woorden gelooft, dan bewijst u Hem meerdere eer dan de cherubims en de seraphims voor de troon. Durf te geloven; vertrouw Christus en u bent gered.
In dit stadium van geloof begint iemand rust en vrede in zijn gemoed te genieten. Ik ben niet zeker van het exacte aantal mijlen tussen Kana en Kapernaüm. Verscheidene belangrijke commentatoren zeggen dat het er vijftien zijn, anderen zeggen: twintig. Hoe het ook zij, het moet die man niet lang hebben gekost om thuis te komen bij zijn zoon. Het was zeven uur toen de Meester zei: “Ga heen, uw zoon leeft.” Uit de tekst blijkt dat hij de knechten pas de volgende dag ontmoette, want zij zeggen: “Gisteren te zeven ure verliet hem de koorts.” Wat voor gevolgtrekking maakt u hieruit? Wel, ik trek deze conclusie: die hoveling was er zo zeker van dat zijn kind gezond en wel was, dat hij helemaal geen haast had om terug te keren. Hij ging niet onmiddellijk terug naar huis om op tijd te zijn om nog een dokter te halen in het geval Christus zijn zoon niet had kunnen genezen.
Hij ging kalm en op zijn gemak terug, vertrouwend dat wat Christus gezegd had, waar was. Wel, zegt een oude kerkvader, “Wie gelooft, die zal niet haasten.” In dit geval was dat waar. De man nam de tijd. Het nam twaalf of meerdere uren voordat hij thuiskwam, alhoewel het mogelijk is dat het vijftien mijl reizen was. Hij die alleen het Woord van Christus neemt als de basis voor zijn hoop, staat op een rots, terwijl alle andere grond drijfzand is. Broeders en zusters, sommigen van u zijn ook in dit stadium gekomen. U neemt nu Christus op Zijn woord. Het zal niet lang duren, en u zal overgaan naar het derde en beste stadium van het geloof.
Maar al zou het erg lang duren, blijf hier staan, blijf uw Heer en Meester geloven, blijf Hem vertrouwen. Als Hij u niet in Zijn feestzaal opneemt, vertrouw Hem nog. Nee, wanneer Hij u in een kasteel opsluit of in een kerker, vertrouw Hem nog. Zeg: “Zo Hij mij doodde, zou ik niet hopen?” Zou Hij toelaten dat de pijlen van ellende vast in uw vlees steken, vertrouw Hem nog. Zou Hij u in stukken breken met Zijn rechterhand, vertrouw Hem nog. Al doende zal uw gerechtigheid voortkomen als een glans, uw heil als een fakkel die brandt.
Wij moeten voortmaken en naar het derdeen beste stadium van het geloof overgaan. De knechten ontmoeten de hoveling – zijn zoon is genezen. Hij komt thuis, omarmt zijn kind en ziet hem volledig gezond. En dan luidt het verhaal: “En hij geloofde zelf, en zijn gehele huis.” En toch zult u in het vijftigste vers opgemerkt hebben, dat er staat dat hij geloofde: “En de mens geloofde het woord, dat Jezus tot hem zeide, en ging heen.” Sommige verklaarders zijn verward geweest, want zij wisten niet wanneer deze man geloofde. De edele Calvijn zegt – en zijn opmerkingen zijn altijd van gewicht en altijd uitstekend – dat deze man in eerste instantie slechts een geloof had dat voor één zaak op Christus vertrouwde. Hij geloofde het woord dat Christus gesproken had.
Daarna had hij een geloof dat Christus in zijn ziel plantte, namelijk Zijn volgeling te zijn en Hem te vertrouwen als de Messias. Ik denk dat ik het niet verkeerd heb als ik dit ter illustratie gebruik van geloof in zijn hoogste stadium. Hij vond zijn zoon genezen op het precieze uur dat Jezus het gezegd had. “En nu”, zegt hij, “geloof ik.” Dat betekent dat hij geloofde met volle verzekering van geloof. Alle twijfels zijn nu verdwenen uit zijn ziel. Hij geloofde Jezus van Nazareth als zijnde de Christus van God. Hij wist zeker dat Hij een profeet was, gestuurd door God, en twijfels en misverstanden woonden niet langer meer in zijn ziel. Ach, ik ken vele arme schepselen die wel naar deze fase zouden willen opklimmen, maar zij willen er al meteen komen. Zij zijn zoals de man, die een ladder wil beklimmen zonder op de onderste sporten te staan.
“O,” zeggen zij, “als ik de volle verzekering van het geloof maar had, dan zou ik geloven dat ik een kind van God ben.” Nee, nee, geloof, vertrouw op Christus’ Woord alleen en dan zult u daarna in uw ziel voelen de getuigenis van de Geest dat u uit God geboren bent. Verzekering is een bloem. Eerst moet u de bol poten, de naakte en misschien wel onooglijke bol van het geloof, en mettertijd zult u de bloem verkrijgen. Het verschrompelde zaad van een klein geloof groeit op en dan hebt u het rijpe koren in de aar van volle verzekering van het geloof. Maar hier wil ik dat u opmerkt, dat toen deze man tot de volle verzekering van het geloof kwam, het gezegd wordt dat zijn huis ook geloofde.
Er is een tekst die dikwijls aangehaald wordt en ik denk dat ik hem nog nooit correct heb horen aanhalen. Tussen twee haakjes, er zijn mensen die niet meer van schrijvers weten dan wat zij horen citeren, en ook mensen die niet meer van de Bijbel weten dan wat zij hebben horen aanhalen. Nu, in de Bijbel staat deze passage: “Geloof in den Heere Jezus Christus en gij zult zalig worden.” Wat hebben de laatste vier woorden misdaan dat zij weggelaten moeten worden? “Gij en uw huis!” Deze vier woorden lijken mij net zo dierbaar als de eerste. “Geloof en gij zult zalig worden, gij en uw huis.”
Redt het geloof van de vader het hele gezin? Ja! Nee! Ja, dat doet het op een speciale manier, namelijk doordat het geloof van de vader hem laat bidden voor zijn gezin en God hoort zijn gebed en het gezin is gered. Nee, het geloof van de vader kan geen vervangingsmiddel zijn voor het geloof van de kinderen, zij moeten ook zelf geloven. Op beide manieren van het woord zeg ik ja of nee. Als iemand geloofd heeft, dan is er de hoop dat zijn kinderen bekeerd zullen worden. Nee, er is een belofte en de vader behoort niet verzadigd te rusten totdat hij al zijn kinderen bekeerd ziet. Als hij dat wel doet, dan heeft hij nog niet goed geloofd. Er zijn veel mensen die slechts voor zichzelf geloven. Ik houd ervan, als ik een belofte krijg, die zo breed mogelijk te geloven. Waarom zou mijn geloof niet zo breed wezen als de belofte?
Nu, zo staat het er: “Geloof en gij zult zalig worden, gij en uw huis!” Ik heb een claim op God voor mijn kinderen. Als ik voor God kom in gebed, dan kan ik pleiten: “Heere, ik geloof, en U hebt gezegd dat ik zalig zal worden en mijn huis; U hebt mij gered, maar U hebt de belofte nog niet vervuld, totdat U ook mijn huis gered hebt.” Ik weet dat er soms gedacht wordt dat wij, die geloven dat de kinderdoop een dwaling is, onze kinderen verwaarlozen. Maar kan er groter laster bestaan? In plaats daarvan menen wij dat wij onze kinderen de grootst mogelijke dienst bewijzen door hun te leren dat zij geen leden van Christus’ kerk zijn. Wij leren hun dat zij geen christenen geworden zijn op de dag dat zij gedoopt zijn, dat zij wederom geboren moeten worden en dat die nieuwe geboorte in hen iets moet wezen dat zij bewust kunnen beleven.
Wij leren niet iets wat wij voor hen kunnen doen in hun babytijd, door een handvol water over hun hoofden te sprenkelen. Wij menen dat zij veel meer kans hebben om bekeerd te worden dan anderen, die opgroeien in de foutieve veronderstelling, geleerd in de catechismus. Daar staat een allervreselijkste, godslasterlijke en foutieve uitdrukking in, namelijk “In mijn doop waarin ik een lid van Christus gemaakt ben, een kind van God, een erfgenaam van het koninkrijk der hemelen.” De Paus van Rome heeft nog nooit een onheiliger zin uitgesproken dan deze, hij heeft nooit een woord gesproken dat meer strijdig is met de hele leer van Gods Woord. Kinderen worden of zijn niet gered door de doop.
“Hij die gelooft, zal zalig worden,” maar de doop gaat niet vooraf aan het geloof. Ook werkt het niet samen in onze zaligmaking, want zaligmaking is een werk van genade, verkregen door geloof alleen. Gedoopt of ongedoopt, als u niet gelooft, bent u verloren. En als u ongedoopt bent, als u gelooft, dan bent u gered. Onze kinderen, die als baby sterven zonder enige ongeheiligde of bijgelovige handeling, zijn niettegenstaande gered.
2. Nu komen wij tot het tweede onderdeel van ons onderwerp, de drie ziekten waaraan het geloof onderhevig kan zijnen deze drie ziekten breken uit in de drie genoemde stadia.
Eerst met betrekking tot zoekend geloof. De kracht van zoekend geloof ligt hierin dat het een mens tot gebed drijft. En hier ligt ook de ziekte, want wij zijn zeer geneigd als wij willen beginnen, om het bidden uit te stellen. Hoe vaak fluistert de duivel in iemands oor: Bidt niet, het heeft geen zin. U weet dat u buiten de hemel gesloten zult worden.” Of, als iemand denkt dat hij een antwoord op het gebed ontvangen heeft, dan zegt Satan: U hoeft niet meer te bidden; u hebt waar u om gevraagd hebt.” Of iemand heeft na een maand van roepen een zegen ontvangen en dan fluistert Satan:
Dwaas die u bent om bij de poort van genade te blijven staan. Ga weg! Ga weg! De poort is dichtgespijkerd en vastgeklonken en u zult nooit gehoord worden.” O, mijn vrienden, wanneer u onderhevig bent aan deze ziekte terwijl u Christus zoekt, dan smeek ik u, roep ertegenin en werk ertegenin, houdt nooit op met bidden. Een mens kan nooit zinken in de rivier van toorn, zolang hij nog roepen kan. Zolang u kunt roepen om genade bij God, zal genade zich niet van u aftrekken. O, laat Satan u niet terugduwen van de deur van uw gebedsruimte, maar duw ertegenin, of hij het wil of niet. Geef uw gebed op en u tekent uw eigen verdoemenis. Geef geheime smeekbeden op en u geeft Christus en de hemel op. Houdt aan in gebed en al blijft de zegen uit, die zal komen; op Gods tijd zal die u bereiken.
De ziekte die meest waarschijnlijk hen treft die in het tweedestadium verkeren, namelijk zij die onvoorwaardelijk vertrouwen op Christus, is de ziekte van tekenen en wonderen willen zien als een voorwaarde voor geloof. In de vroege fase van mijn bediening, te midden van een plattelandsbevolking, kwam ik geregeld in aanraking met mensen, die dachten dat zij bekeerd waren, omdat zij meenden dat zij tekenen en wonderen hadden gezien. Sinds die tijd zijn mij de meest belachelijke verhalen verteld door ernstige en oprechte mensen als redenen waarom zij meenden dat zij bekeerd waren.
Ik heb een verhaal gehoord, dat ongeveer zo luidde: “Ik geloof dat mijn zonden weggedaan zijn.” “Waarom?” “Wel dominee, ik was in de achtertuin en ik zag een grote wolk en ik dacht: nu kan God de wolk laten wegtrekken als Hij dat wil. En de wolk ging weg en ik dacht dat de wolk en mijn zonden beide weg waren en ik heb er sindsdien niet weer aan getwijfeld.” Ik dacht: wel, u hebt juist een goede reden eraan te twijfelen, want dit is volkomen dwaasheid. Zou ik u al de rare verhalen vertellen die mensen in hun hoofd halen, dan zou u glimlachen, maar u zou er niets aan hebben.
Het is zeker dat mensen elk vreemd verhaal oplappen om zo maar te denken dat zij Christus mogen vertrouwen. O mijn lieve vrienden, wanneer u geen betere reden hebt om te geloven dat u in Christus bent dan een droom of een visioen, dan wordt het tijd dat u opnieuw begint. Ik verzeker u dat er mensen geweest zijn die gealarmeerd zijn, overtuigd en mogelijk bekeerd door vreemde sprongen van hun fantasie. Maar als u erop rust alsof het beloften van God waren, als u erop ziet als tekenen dat u gered bent, dan zeg ik u dat u rust op een droom, een waanvoorstelling. U kunt net zo goed een luchtkasteel bouwen of een huis op het zand.
Nee, hij die God gelooft, gelooft God, omdat God het zegt, omdat het geschreven is in het Woord. Hij gelooft niet omdat hij het gedroomd heeft of omdat hij een stem gehoord heeft. Die stem kon wel van een vogel geweest zijn. Hij gelooft niet omdat hij een engel in de lucht gezien heeft. Dat kan net zo goed een vreemd gevormde mist geweest zijn als iets anders. Nee, wij moeten ophouden met dit verlangen tekenen en wonderen te zien.
^Als zij komen, wees er dan dankbaar voor.(Als zij niet komen, vertrouw eenvoudig op het Woord dat zegt: “Alle zonde en lastering zal den mensen vergeven worden.’) Ik wens dit niet te zeggen om enige tere gewetens te bezeren, die mogelijk een beetje troost hebben geput uit zulke bijzondere wonderen, maar ik zeg dit alleen maar eerlijk, opdat niet iemand van u bedrogen zal uitkomen. Ik waarschuw u heel ernstig geen vertrouwen te stellen in iets dat u gezien denkt te hebben of gedroomd of gehoord. Dit Boek is het zekere woord van Gods getuigenis en u doet wel als u er acht op slaat als op een licht schijnend in een donkere plaats. Geloof in de Heere. Wacht geduldig op Hem. Werp al uw vertrouwen daar waar Hij al uw zonden werpt, namelijk op Christus Jezus alleen en u zult gered zijn, met of zonder enige van deze tekenen en wonderen.
Ik ben bang dat sommige christenen vervallen zijn tot deze fout van wachten op tekenen en wonderen. Zij zijn bijeengekomen in speciale gebedsbijeenkomsten om daar te bidden voor een opwekking en omdat mensen niet op de grond vielen in een soort aanval en niet schreeuwden en misbaar maakten, hebben zij mogelijk gedacht dat de opwekking niet gekomen is. O, dat wij toch ogen hadden Gods geschenken te zien op de manier waarop God ze wilde geven. Wij willen niet de opwekking van Noord-Ierland; wij willen de opwekking door Zijn goedheid, maar niet specifiek in die vorm. Als de Heere een opwekking stuurt in een andere vorm, dan zullen wij nog blijer zijn dat wij zonder deze speciale werken in het vlees zijn. Waar de Geest in de ziel werkt, zijn wij altijd blij ware bekering te zien en als Hij verkiest om ook in het lichaam te werken, dan zullen wij blij zijn het te zien.
Maar wanneer mensenharten vernieuwd worden, wat geeft het dat zij het niet uitschreeuwen? Als hun gewetens nieuw leven ontvangen, wat geeft het dat zij geen aanval krijgen? Als zij Christus maar vinden, wie zal het dan betreuren dat zij niet voor vijf of zes weken roerloos zijn en buiten bewustzijn? Neem het antwoord zonder de tekenen en wonderen. Wat mijzelf betreft, ik verlang er niet naar. Laat mij Gods werk zien op Gods eigen manier, een ware en volledige opwekking, maar de tekenen en wonderen kunnen wij missen, want er wordt vast en zeker niet naar gevraagd door de getrouwen en zij zullen slechts belachelijk zijn voor de ongelovigen.
Na gesproken te hebben over deze twee ziekten, wil ik de volgende noemen. Er is een derde ziekte, die vaak voorkomt op de weg van het verkrijgen van het hoogste stadium van het geloof, namelijk volle verzekering. De ziekte ervan is gebrek aan opmerkzaamheid.De hoveling uit onze tekst deed zorgvuldig navraag over de dag en het uur dat zijn zoon genezen was. Daardoor kreeg hij zijn verzekering. Maar wij merken Gods hand niet zo vaak op, als wij zouden moeten doen. Onze goede Puriteinse voorvaders zeiden, als het regende, dat God de flessen van de hemel ontkurkt had. Als het tegenwoordig regent, denken wij dat de wolken gecondenseerd zijn. Als de Puriteinen een veld vol hooi hadden, dan smeekten zij de Heere of Hij de zon wilde laten schijnen. Wij denken meer te weten dan zij en wij achten het nauwelijks de moeite waard om voor zulke dingen te bidden, menend dat zij komen door de loop van de natuur.
Zij geloofden dat God in elke storm was, zelfs in elke stofwolk. Zij spraken over de aanwezigheid van God in alles, maar wij spreken over zulke dingen als wetten van de natuur, alsof wetten ooit iets konden zijn zonder dat er Iemand was die ze uitvoerde, zonder een geheime macht om de hele machinerie in werking te zetten. Wij verkrijgen geen verzekering omdat wij niet genoeg opmerken. Als u de voorzienige goedheid zou opmerken, iedere dag weer, en u de antwoorden op uw gebeden zou opmerken, als u alleen maar iets zou opschrijven in uw memoires van Gods voortdurende goedheid aan u betoond. Ik denk dat u dan zou worden zoals die vader, die tot volle verzekering werd geleid, omdat hij bemerkte dat het uur dat Jezus sprak, het precieze uur van de genezing van zijn zoon was. Wees opmerkzaam, christen. Hij die let op voorzienigheid, zal nooit te kort hebben aan voorzienigheid om op te merken.
Pas dan op voor deze drie ziekten:van ophouden te bidden,van wachten op tekenen en wonderenen van nalaten de hand van God te zien.
3. Nu kom ik tot mijn derde en laatste onderwerp, waarover ik kort, maar ernstig moet wezen. Er zijn drie vragen die u gesteld moeten worden omtrent uw geloof.
Eerst deze vraag. U zegt: “Ik heb geloof.” Moge het zo zijn. Er zijn veel mensen die zeggen goud te hebben en zij hebben het niet. Er zijn veel mensen die denken dat zij rijk zijn en zij zijn naakt en arm en ellendig. Ik vraag u daarom in de eerste plaats: Doet uw geloof u bidden? Niet het gebed van een man die als een papegaai de gebeden die hij geleerd heeft, nakletst, maar roept u de roep van een levend kind? Vertelt u God uw verlangens en uw wensen? En zoektu Zijn aangezicht en vraagt u Zijn genade?
Mens, wanneer u zonder gebed leeft, dan bent u een ziel zonder Christus. Uw geloof is een waanidee en uw vertrouwen dat eruit voortkomt, is een droom die u zal vernietigen. Wordt wakker uit uw doodse sluimer, want zo lang als u stom bent in gebed, kan God u niet antwoorden. U zult niet voor God leven als u niet in de binnenkamer leeft. Hij die nooit op zijn knieën ligt op aarde, zal nooit op zijn voeten staan in de hemel. Hij die hier beneden nooit met de engel worstelt, zal nooit door diezelfde engel boven in de hemel toegelaten worden.
Ik weet dat ik, vandaag, tegen sommigen spreek die zonder gebed leven. U hebt ruim voldoende tijd voor uw kantoor, maar u hebt geen tijd voor uw binnenkamer. Samen bidden in uw gezin is er niet bij, maar daar zal ik het niet over hebben. U hebt uw persoonlijk gebed verwaarloosd. Staat u niet ‘s morgens zo laat mogelijk op om nog op tijd uw afspraken na te komen? Ja, u knielt, het is waar, maar waar is het gebed? En voor alle extra gelegenheden te smeken, daar neemt u nooit de tijd voor. Gebed is voor u een soort luxe, te speciaal om het vaak te doen. Ach, maar hij die waar geloof in zijn hart heeft, bidt de hele dag door. Ik bedoel niet dat hij altijd op zijn knieën ligt, maar vaak tussen de zaken door, als hij in zijn winkel is of in zijn kantoor.
Dan vindt zijn hart een beetje ruimte, een beetje tijd en het springt op naar de boezem van zijn God en komt weer beneden en is verfrist om verder te gaan in zaken. O, deze uitschietende gebeden – niet slechts ‘s morgens het wierookvaatje opvullend met wierook, maar het inwerpen van kleine stukjes kaneel en wierook de hele dag door, om het zo altijd vers te houden – dat is de manier om te leven en dat is de stijl van een ware, oprechte gelovige. Als uw geloof u niet brengt tot bidden, heb er dan niets mee van doen. Raak ervan ontslagen en God helpe u opnieuw Ie beginnen.
Maar u zegt: “Ik heb geloof.” Ik zal u een tweede vraag stellen. Maakt dat geloof u gehoorzaam? Jezus zei tegen de hoveling: “(ia heen” en hij ging zonder één woord, hoe graag hij ook had willen blijven luisteren naar de Meester. Hij gehoorzaamde. Maakt uw geloof u gehoorzaam? Tegenwoordig hebben we christenen van het zieligste soort. Ik heb handelaren wel horen zeggen dat zij veel mensen kennen die (rod niet vrezen en die toch eerlijk en oprecht zijn in hun handel en wandel Aan de andere kant kennen zij sommige belijdende christenen die niet voluit oneerlijk zijn, maarzij sjoemelen wel een beetje, ze betalen een rekening wal te laat, zij zijn niet op tijd, zij zijn niet precies. Soms zelfsbetrap je christenen op vuile daden, en predikanten die zichzelf bevuilen dooi daden die wereldse mensen nog zouden vermijden.
Wij hoeven niet te verbergen wat waar is. Nu heren, ik breng mijn getuigenis vanmorgen als een dienstknecht van God, te eerlijk om een woord te veranderen om iemand te plezieren. U bent geen christen als u zaken onwaardig of oneerlijk kunt handelen. Als God u niet eerlijk gemaakt heeft, dan heeft Hij uw ziel niet gered. Wees ervan overtuigd dat als u verder kunt leven, ongehoorzaam aan de tien geboden van God, als uw leven slordig en laks is, als uw gesprekken doorspekt zijn met uitdrukkingen die een werelds mens zelfs nog zou verwerpen, dat dan de liefde van God niet in u is. Ik pleit voor eerlijkheid, maar niet voor volmaaktheid. Als uw godsdienst u niet voorzichtig en biddend gemaakt heeft in het gewone leven, als u niet een nieuw schepsel bent geworden in Christus Jezus, dan is uw geloof maar een lege naam, als klinkend metaal of een luidende schel.
Ik zal u nog een vraag stellen omtrent uw geloof en dan ben ik klaar. U zegt: “Ik heb geloof.” Heeft uw geloof u geleid om uw gezin te zegenen? Rowland Hill zei eens op zijn eigen karakteristieke manier dat als iemand een christen wordt, zelfs zijn hond en zijn kat daar beter van behoren te worden. En ik meen dat het Mr. Jay was, die altijd zei dat iemand die christen wordt, beter wordt in elke verhouding. Hij wordt een beter echtgenoot, een beter werkgever, een beter vader dan hij voorheen was, want anders is zijn geloof niet echt. Nu, hebt u er ooit aan gedacht, mijn lieve, christelijke broeders, uw gezin te zegenen?
Hoor ik iemand zeggen: “Ik houd mijn godsdienst voor mijzelf?” Wees toch niet bang dat het ooit gestolen zal worden! U hoeft het niet achter slot en grendel te bewaren, want u hebt niet eens genoeg om zelfs maar de duivel te verleiden om het van u te komen nemen. Iemand die zijn godzaligheid voor zichzelf houdt, heeft er maar zo’n klein beetje van dat ik vrees of er wel genoeg krediet is voor hemzelf, en er is zeker geen zegen voor anderen.
Vreemd genoeg ontmoeten wij soms vaders die zich niet meer lijken te bekommeren om de zaligheid van hun eigen kinderen dan om de arme kinderen uit de achterbuurten. Zij zouden wel graag zien dat de jongen goed terechtkwam en zij zouden het meisje graag behoorlijk getrouwd zien, maar wat hun bekering betreft, dat lijkt hun geen hoofdbrekens te bezorgen. Het is waar dat de vader in de kerk zijn plaats niet leeg laat en dat hij zich met christenen ophoudt en dat hij hooptdat zijn kinderen goed terechtkomen.
Zij hebben het voordeel van zijn hoop, zeker een heel grote nalatenschap. Ongetwijfeld zal hij hun, wanneer hij sterft, zijn beste wensen nalaten. En mogen zij er maar rijk van worden! Maar het lijkt hem nooit een zaak van zielenangst te wezen of zij al of niet bekeerd zijn. Weg met zo’n godsdienst! Werp het op de mesthoop. Smijt het voor de honden. Laat het begraven worden. Gooi het buiten het legerkamp zoals iets onreins. Het is niet de godsdienst van God. Hij die zich niet om zijn eigen gezin bekommert, is erger dan een heiden en een tollenaar.
Wees nooit tevreden, mijn broeders in Christus, totdat al uw kinderen gered zijn. Leg de belofte voor uw God neer. De belofte is voor u en uw kinderen. Het Griekse woord betreft geen baby’s, maar wel kinderen, kleinkinderen en welke nakomelingen u ook mag hebben, volwassen of niet. Houdt niet op te pleiten totdat niet alleen uw kinderen, maar zelfs uw achterkleinkinderen, als u ze hebt, gered zijn. Ik sta hier vandaag als bewijs dat God nooit Zijn belofte breekt. Ik kan terugzien op vier of vijf geslachten en ik zie dat het God behaagd heeft om al de gebeden van onze betovergrootvader te verhoren. Die smeekte God of zijn kinderen voor Hem mochten leven tot aan de laatste generatie toe.
God heeft het huis nooit verlaten, maar heeft er behagen in gehad om er eerst één toe te brengen en toen nog één om Zijn naam te vrezen en lief te hebben. Mag het zo ook met u zijn en wanneer u dit vraagt, dan vraagt u niet meer dan God graag aan u wil geven. Hij kan niet weigeren u beide uw eigen ziel en de zielen van uw kinderen te geven als een antwoord op het gebed van uw geloof. “Ach,’’ zegt iemand, “maar u weet niet wat voor kinderen ik heb.” Nee, mijn lieve vriend, maar ik weet als u een christen bent, het dan kinderen zijn, waarvan God beloofd heeft hen te zegenen. “O, maar het zijn zulke vrijgevochten kinderen, zij breken mijn hart.” Bidt God dan hun harten te verbreken en /ij zullen uw hart niet meer breken. “Maar zij zullen mijn grijze haren met verdriet naar mijn graf brengen.” Bidt God dan of Hij hun ogen naar het kruis wil laten blikken en hen vol verdriet wil laten bidden en smeken en dan zullen zij u niet langer naar het graf brengen. “Maar,” zegt u, “mijn kinderen hebben zulke harde harten.”
Kijk naar uw eigen hart. U denkt dat zij niet bekeerd kunnen worden? Kijk naar uzelf; Hij die u gered heeft, kan hen redden. Ga naar Hem in gebed en zeg: “Heere, ik zal U niet laten gaan tenzij U mij zegent.” En wanneer uw kind op sterven ligt en u denkt dat het op het randje van de verdoemenis ligt vanwege zijn zonden, pleit dan nog voor hem als de hoveling: Heere, kom af eer mijn kind vergaat en redt hem uit genade. En o God, U Die in de hoogste hemelen woont, zal Uw volk nooit afwijzen. Laat het ver van ons zijn te denken dat U Uw belofte zou vergeten. In de naam van al Uw volk leggen wij onze handen in ernst op Uw Woord en pleiten bij U op Uw eigen verbond. U hebt gezegd dat Uw genade is voor de kindskinderen van hen die U vrezen en Uw geboden bewaren. U hebt gezegd, dat voor ons de belofte is en voor onze kinderen. Heere, U zult nooit Uw eigen verbond ontkennen. Wij dagen U vanmorgen uit op Uw Woord in heilig geloof. Doe zoals U gezegd hebt.
Amen.