Gij weet wel, dat boer Brown, toen hij zekere dag boer Smith op de markt ontmoette, tot hem zei: „Boer Smith, ik kan niet begrijpen, hoe je tijd vindt om te jagen. Wel man, mijn tijd is op mijn boerderij zo volledig bezet met zaaien en maaien, met oogsten en ploegen, en al dat soort dingen, dat ik geen tijd heb om te jagen”. „Och Brown”, zei hij, „ais je zo van jagen hield als ik, dan zou je, als je geen tijd kon vinden, die maken”. Zo is het ook met de godsdienst: de reden waarom de mensen er geen tijd voor kunnen vinden, is deze, dat ze er niet genoeg van houden. Als zij er van hielden, dan zouden ze er wel tijd voor vinden. Bovendien: hoeveel tijd vraagt Hij? Hoeveel tijd eist Hij? Kan ik niet tot God bidden boven mijn kasboek? Kan ik zelfs bij mijn ontbijt geen tekst pakken en die de gehele dag overdenken? Kan ik, zelfs als ik het druk heb met wereldlijke zaken, niet denken aan mijn ziel en mijzelf toevertrouwen aan het bloed en de verzoening van een Verlosser? Dat vraagt geen tijd. Het is mogelijk, dat er enige tijd geëist wordt, enige tijd voor mijn persoonlijke gebeden, en voor de gemeenschap van Christus, maar wanneer ik opwas in de genade, dan zal ik het juist achten, dat ik er steeds meer tijd voor heb, en hoe meer ik die kan vinden, des te gelukkiger zal ik zijn, en ik zal mij nooit verontschuldigen omdat ik geen tijd heb.