Heere, Gij zijt ons geweest een Toevlucht van geslacht tot geslacht. Ps. 90:1
De Israëlieten in de woestijn waren steeds aan veranderingen blootgesteld. Als de wolkkolom stilhield, dan werden de tenten opgeslagen. Maar de volgende dag, voordat de zon was opgegaan, werd de trompet geblazen. De ark werd in beweging gesteld en de lichtende en beschaduwende wolk leidde hen door smalle bergpassen of langs de kale vlakte van de woestijn. Nauwelijks hadden ze tijd om even uit te rusten, of daar hoorden zij het geroep: ‘Voorwaarts! Dit is niet het land van de rust, u moet verder reizen, u moet naar Kanaan.’ Ze waren nooit lang op één plaats. Ze moesten van plaats tot plaats voortgaan. Nooit was er tijd om zich ergens te vestigen, nooit konden ze zeggen: ‘Hier zijn we veilig, hier gaan we wonen.’ Steeds was er voor de Israëlieten sprake van verandering, maar toch zegt Mozes: ‘Gij zijt ons geweest een Toevlucht van geslacht tot geslacht.’ De christen kent ten opzichte van God geen verandering. Al is hij vandaag rijk en morgen arm, vandaag ziek en morgen gezond, maar er is geen verandering met betrekking tot God. Had Hij mij gisteren lief, dan heeft Hij mij ook vandaag lief. Het is waar, mijn vooruitzichten kunnen somber zijn, mijn hoop kan in rook opgaan, mijn vreugde kan vergaan, maar van wat ik in God heb, kan niets verloren gaan. Hij is mijn hoog Vertrek, waarheen ik steeds de toevlucht kan nemen. In de wereld ben ik een pelgrim, maar ik heb een woning bij God. Ik dwaal op de aarde rond, maar in God heb ik een veilige schuilplaats.