Doch mijn God zal naar Zijn rijkdom vervullen al uw nooddruft, in heerlijkheid, door Christus Jezus. Filipenzen 4:19
Diverse malen hadden de Filippenzen aan Paulus gaven gestuurd opdat hij in zijn behoeften zou kunnen voorzien. Zelf waren ze niet rijk, maar toch hebben ze aan Epafroditus gaven meegegeven. Paulus noemt het ‘een welriekende reuk, een aangename offerande, Gode welbehaaglijk.’ Paulus is er blij mee, en hij dankt God ervoor. Maar hij vergeet ook niet de mensen te bedanken die hem de gaven gegeven heeft. Hij wenst hun zegen toe en zegt: ‘U hebt mijn nooddruft vervuld en mij voorzien in mijn tijdelijke behoeften van voedsel en kleding.’ En dan laat hij volgen: ‘Maar mijn God zal naar Zijn rijkdom vervullen al uw nooddruft.’ Hij wil zeggen: ‘U hebt uw gaven door de hand van een geliefde broeder gezonden, maar God zal een betere Boodschapper naar u zenden. Hij zal al uw nooddruft vervullen door Christus Jezus.’ Paulus heeft over ieder woord van deze tekst diep nagedacht. De Geest van God heeft hem in Zijn overdenking geleid. Zo kon hij hun uit de grond van zijn hart ook een zegen toewensen, een zegen die veel rijker en duurzamer van inhoud is dan wat de Filippenzen hem gezonden hadden. Op deze nieuwjaarsdag wens ik – in de geest van Paulus – diegenen van u te zegenen die, naar de u geschonken mogelijkheden, in de behoefte van het werk van God door mijn handen voorzien hebben en voor de zaak van God gegeven hebben, zelfs van uw armoede. Dit vers is mij bijzonder aangenaam. Toen we het weeshuis aan het bouwen waren, voorzag ik dat we tijden van beproeving tegemoet zouden zien. We waren afhankelijk van de goedheid van God en de vrijwillige gaven van Zijn kinderen. Tegen de metselaars heb ik gezegd dat ze op de eerste kolommen van de ingang van het weeshuis deze woorden moesten plaatsen: ‘Mijn God zal naar Zijn rijkdom vervullen al uw nooddruft, in heerlijkheid, door Christus Jezus.’ De tekst staat daarom in steen gebeiteld aan de rechter- en linkerkant van de grote poort. Daar staat het getuigenis van ons vertrouwen op God. En zolang God leeft zullen we het nooit hoeven weg te halen. Want Hij zal zeker in de behoeften van Zijn eigen werk voorzien. Zolang wij Hem dienen, zal Hij de tafel voor ons aanrichten.