Gij zult Zijn Naam heten Immanuël; hetwelk is, overgezet zijnde, God met ons. Mattheus 1:23
De woorden die overgezet zijn hebben een zoete klank. Hoe zou het woord ‘Immanuël’ uit het Hebreeuws kunnen overgezet worden? Was het niet duidelijk dat het betrekking heeft op ons, heidenen? En daarom moest het vertaald worden in een van de hoofdtalen van de toen bekende heidenwereld, namelijk in het Grieks. Dit overgezet zijnde bij Christus’ geboorte in drie talen, waarin het opschrift geschreven stond boven Zijn kruis, doet ons zien dat Hij niet alleen de Zaligmaker van de Joden is, maar ook van de heidenen. Overgezet zijnde moet betekenen, dat verschillende volken toegesproken worden. Wij hebben de tekst eerst in het Hebreeuws: ‘Immanuël’ en daarna vertaald in de taal van de heiden: ‘God met ons’. Overgezet zijnde’, opdat wij zouden weten dat ook wij uitgenodigd zijn, dat wij welkom zijn, dat God onze behoeften heeft gezien en daarin voor ons heeft voorzien, en dat wij nu vrij komen mogen, zelfs wij, die zondaars uit de heidenen zijn, en verre van de levende God. Laat ons met eerbiedige liefde beide vormen van deze kostelijke naam in ere houden en de dag verwachten, waarop onze broeders uit Israël hun: ‘Immanuël’ zullen verenigen met ons: ‘God met ons’. Ik weet niet dat onze Heere later in het Nieuwe Testament weer Immanuël genoemd is. Ik vond nergens dat Zijn apostelen of iemand onder Zijn discipelen Hem letterlijk bij die naam noemt; maar wij vinden Hem overal zo handelende, dat zij over Hem spreken als ‘God geopenbaard in het vlees’, en zij zeggen: ‘Het Woord is vlees geworden en heeft onder ons gewoond, en wij hebben Zijn heerlijkheid aanschouwd, een heerlijkheid als van de Eniggeborene van de Vader, vol van genade en waarheid.’ Zij gebruiken het letterlijke woord niet, maar zij leggen het uit, en onderrichten ons wat bedoeld wordt door God met ons in de Persoon van de Heere Jezus Christus. Het is een heerlijk feit, van het hoogste belang: dat God met ons is.