Ik heb u wel gedrukt, maar Ik zal u niet meer drukken. Nahum 1:12
Er is een grens aan het leed. God zendt het en God neemt het weg. Zucht u, en zegt u: “Wanneer zal het einde zijn? ” Bedenk, dat er aan onze smarten zeker en voor goed een einde zal komen, wanneer dit armzalige aardse leven voorbij is. Laten wij rustig afwachten en geduldig de wil van de Heere verdragen, totdat Hij komt. Ondertussen neemt onze Vader in de hemel de roede weg, wanneer Zijn doel door het gebruik ervan tenvolle is bereikt. Wanneer Hij onze dwaasheid heeft verdreven, zullen er geen slagen meer zijn. Of als het leed wordt gezonden om ons te beproeven, opdat de ons geschonken gunstbewijzen God mogen verheerlijken, zal er een einde aan komen, wanneer de HEERE heeft bewerkt, dat wij er getuigenis van zullen afleggen tot Zijn lof. Wij moeten niet verlangen, dat het leed weggaat, voordat God al de eer van ons heeft verkregen, die wij Hem, zoveel mogelijk is, kunnen schenken. Er kan vandaag “een grote stilte” zijn. Wie weet, hoe spoedig deze woedende baren plaats zullen maken voor een spiegelgladde zee, en de zeevogels zullen neerstrijken op de rustige golven? Na een lange beproeving wordt de dorsvlegel opgehangen en de tarwe ligt rustig in de graanschuur. Misschien zijn wij, voor er veel uren zijn voorbijgegaan, even gelukkig als wij thans bedroefd zijn. Het is voor de HEERE niet moeilijk de nacht in dag te veranderen. Hij, die de wolken zendt, kan even gemakkelijk de lucht doen opklaren. Laten wij goedsmoeds zijn. Het wordt spoedig beter. Laten wij bij voorbaat “Halleluja” zingen.