Zo gij nederligt, zult gij niet schrikken; maar gij zult nederliggen, en uw slaap zal zoet wezen. Spr.3:24
Moet de lezer wellicht voor een tijd het bed houden door ziekte? Laat hij naar boven gaan zonder droefheid, met deze belofte in zijn hart: “Zo gij nederligt, zult gij niet schrikken”. Wanneer wij ’s avonds naar bed gaan, laat dan dit woord ons kussen zacht maken. Wij kunnen onszelf niet bewaken in de slaap, maar de HEERE zal ons de gehele nacht bewaren. Zij, die nederliggen onder de bescherming van de HEERE zijn even veilig als koningen en koninginnen in hun paleizen, en nog heel wat meer. Als met ons neerliggen een afleggen van alle zorgen en begeerten gepaard gaat, zullen wij van ons bed een verkwikking verkrijgen, zoals de begerigen en gierigaards die op het hunne nooit vinden. Boze dromen zullen worden verbannen, of, als zij komen, zullen wij de indruk ervan uitwissen, wetende, dat het slechts dromen zijn. Als wij zo slapen, zullen wij daar goed aan doen. Hoe rustig sliep Petrus, toen zelfs het licht van de engel hem niet wakker maakte, en hij een stoot in de zijde nodig had om hem te wekken. En toch was hij veroordeeld om de volgende dag te sterven. Zó hebben martelaars geslapen voordat zij werden verbrand. “Zo geeft Hij Zijn beminden slaap”. Om een rustige slaap te hebben, zijn voor ons een goed leven, een goede aard, liefelijke overdenkingen, en tedere liefde nodig.