En Ik, als wanneer Ik van de aarde zal verhoogd zijn, zal hen allen tot Mij trekken. En dit zei Hij, betekenende, hoedanigen dood Hij sterven zou. Johannes 12:32-33
Jezus wordt hier sprekende ingevoerd. Hij spreekt van zijn sterven aan het kruis, en van het gevolg dat dit hebben zou. Het blijkt dus dat de kracht van onze Heere om allen tot zich te trekken voornamelijk lag in Zijn dood. Door van de aarde verhoogd te worden aan het kruis zou Hij sterven, en zo ook zou Hij allen tot Zich trekken. Er is een aantrekkingskracht in de persoon van onze Heere, in Zijn leven én in Zijn leer. Maar toch ligt ze het meest in Zijn sterven aan het kruis. Zeer zeker is dit ongewoon en vreemd, want wanneer een groot godsdienstleraar sterft, is een aanmerkelijk deel van de macht van zijn persoonlijkheid verdwenen.
Het innemende van zijn optreden, het indrukwekkende van zijn persoonlijke overtuiging, het verhevene van zijn nooit falende geestdrift – dit zijn alle krachtige hulpmiddelen voor een zaak, zolang wij ze voor ogen hebben; ze te derven is een groot nadeel, dat het gevaarlijk maakt een godsdienstleraar door de dood te verliezen. Men zal hem na zijn dood gedenken, en dit met geestdrift doen, wanneer hij bijzonder goed geweest is. Wij zeggen van de rechtvaardigen: ‘Zelfs in hun as gloort hun vuur na.’ Uit menig graf stijgt een stille stem op, welsprekender dan de schoonste rede: ‘Hij spreekt nog nadat hij gestorven is.’ Maar de invloed van louter gedachtenis heeft een maat en grens.
Hoe dikwijls gebeurt het kort nadat een leraar is heengegaan, dat de meer oppervlakkige allengs verflauwen, de geveinsden zich openlijk afkeren, de lauwen afdwalen en zo de zaak uitsterft. De opvolgers van de man laten zijn beginselen varen of handhaven ze met weinig opgewektheid en kracht, en wat eens een veelbelovend streven was sterft weg als een uitgaande kaars. Voor de goede gang van iemands werk is het niet wenselijk dat hij sterft. Is het niet wonderlijk dat wat dikwijls noodlottig is voor de invloed van mensen, een winst is voor de Heere Jezus Christus, want juist door Zijn dood bezit Hij de machtigste invloed op de kinderen van de mensen. Omdat Jezus stierf is Hij tot op deze dag de machtigste Heere over de harten van de mensen, het grote Middelpunt, tot Hetwelk alle harten getrokken worden.
‘Weet ook dat onze Heere Jezus Christus de schandelijkste dood gestorven is’. Wij zijn het kruis als een sieraad gaan gebruiken en door sommigen word het als een voorwerp van verering beschouwd. Maar om ronduit te spreken was het kruis voor de ouden wat de galg is voor ons – een afgrijselijk moordtuig voor misdadigers, – niets meer en niets minder. De kruisiging werd nooit op een Romeins burger toegepast, tenzij voor afschuwelijke misdrijven.
Ze werd als de doodstraf voor slaven beschouwd. Ze was niet alleen smartelijk, ze was onterend en schandelijk, en te zeggen dat iemand gekruisigd was, stond in de tijd van onze Heere volkomen gelijk met in onze dagen te zeggen dat iemand is opgehangen. Het betekende juist hetzelfde, en men moet zich de kruisdood voorstellen met al de schande, die verbonden is aan de galg en de worgpaal, of men kan niet begrijpen wat hij voor Jezus en Zijn discipelen betekende. Nu, voorzeker is het, wanneer iemand opgehangen is, met zijn invloed onder de mensen uit.
Terwijl ik eens al de Engelse Bijbelverklaringen doorzag, vond ik er één met een titelblad, waarop de naam van Dr. Coke als schrijver voorkwam. Maar bij nader onderzoek bemerkte ik dat het de Bijbelverklaring was van Dr. Dodd, die wegens valsheid in geschrifte ter dood veroordeeld was. Nadat hij opgehangen was konden de uitgevers natuurlijk geen Bijbelverklaring onder zijn Naam verkopen, en haalden een andere geleerde doctor over haar onder zijn bescherming te nemen. De man was opgehangen en daarom wilden de mensen zijn boek niet lezen, en dat zal u volstrekt niet verwonderen.
Maar wonderbaar is het, dat de Heere Jezus niets van Zijn invloed heeft verloren doordat Hij aan het kruis werd gehangen; nee, het is integendeel eerder om Zijn smadelijke dood dat Hij alle mensen tot zich trekken kan. Zijn heerlijkheid vloeit voort uit Zijn vernedering; Zijn koninklijke overwinning en uit Zijn verachtelijke dood. Toen Hij ‘gehoorzaam werd tot de dood, ja de dood des kruises’, wierp Zijn vernedering geen smaad op zijn zaak, maar omschitterde ze met heerlijkheid. De dood van de vernedering, die Christus onderging, bracht geen verzwakking over het Christendom; nee, eerder de rechterarm van Zijn sterkte. In het teken van het lijden tot de dood heeft de gemeente overwonnen en zal ze nog zegepralen.
Door een liefde sterker dan de dood, heeft ze reeds gezegevierd en zal ze dit voortdurend doen. Terwijl ze zich niet heeft geschaamd het kruis aan de spits te dragen, is ze nimmer beschaamd geworden, want God is met haar geweest en Jezus heeft allen tot zich getrokken. De gekruiste Christus heeft onweerstaanbare aantrekkelijkheden; als Hij Zich tot het smartelijkste lijden en de diepste smaad vernedert, moet zelfs het hardste gemoed bewogen worden; een levende Zaligmaker mag men liefhebben, maar een gekruiste Zaligmaker moet men liefhebben. Wanneer wij beseffen dat Hij ons liefheeft en Zichzelf voor ons gaf, gaan onze harten voor Hem kloppen: de stad Mensziel wordt ingenomen voor het beleg aanvangt, want Vorst Immanuël ontdekt de schoonheden van zijn stervende liefde aan de ogen van de opstandelingen.
Schamen wij ons nooit, geliefde vrienden, de gekruiste Christus te prediken – de Zoon van God, verhoogd aan het kruis te midden van boosdoeners. Dat ze onder ons, die onderwijzen op de Zondagsscholen, of prediken op de hoeken van de straten, of op een andere wijze het Evangelie trachten te verbreiden, altijd de stervende Christus voorop plaatsen. Christus zonder het kruis is in het geheel geen Christus. Vergeet nooit dat Hij de eeuwige God is, maar verbindt deze waarheid met het feit, dat Hij aan een Romeins schandhout is genageld geweest. Aan het kruis zegepraalde Hij over Satan, en door het kruis moet Hij over de wereld zegevieren. ‘En Ik, als wanneer Ik van de aarde zal verhoogd zijn, zal hen allen tot Mij trekken. Dit zeide Hij, betekenende hoedanige dood Hij sterven zou.’
De grote waarheid van onze tekst heb ik genoemd; laat mij ze nu ontvouwen.
I. Ik wens ten eerste te spreken over de aantrekkingskracht die in een gekruiste Zaligmaker ligt.
Het is duidelijk dat ze kort samengevat wordt in deze woorden: Hijzelf – tot Hemzelf.’Ik zal hen allen tot Mij trekken.’ Daar staat niet geschreven dat Christus allen tot de zichtbare gemeente trekken zal, want de algemene belijdenis van ons geloof laat zich lang genoeg wachten. De Heere Jezus Christus zal er zich voorzeker niet toe lenen de mensen tot uw of tot mijn kerkgenootschap te trekken. Hij zal altijd trekken tot de waarheid en de gerechtigheid, maar niet tot dode vormen of zinloze onderscheidingen; noch tot ijdel roemen in voormalige bedenkelijke of eenzijdige zegepralen. Indien de Heere de mensen wilde trekken tot de kathedraal of de tabernakel, tot het klooster of de kapel, zou het hun weinig baten, tenzij ze Hemzelf daar vonden. De hoofdzaak, waar alles op aankomt, is dat ze tot Hemzelf getrokken worden, en niemand kan hen tot Hem trekken dan Hijzelf. Dat Hijzelf hen tot Zichzelf trekt – dat is de ziel van onze tekst.
Ik mag veronderstellen dat u wel eens van de algemeen bekende geschiedenis van de zendelingen onder de Groenlanders gehoord hebt. Onze Moravische broeders, vol vuur en ijver en zelfverloochening, gingen goedsmoeds naar de destijds onkundige bewoners van Groenland, met de wens hen te bekeren. Met alle voorzichtigheid te werk gaande, dachten zij: ‘Deze mensen zijn zo diep onwetend dat het niet baten zou hun terstond Jezus Christus te prediken. Ze weten zelfs niet eens dat er een God is. Laat ons dus beginnen hun Gods Wezen te leren kennen, hun het onderscheid tussen goed en kwaad te doen beseffen, hun de noodzakelijkheid van de verzoening van de zonde te doen inzien en hun de verwachting van de rechtvaardigen en de straffen van de onrechtvaardigen voor te stellen.’
Dit werd als de meest geschikte voorbereiding van het bekeringswerk beschouwd. En wat was het gevolg? ze arbeidden jaren achtereen, maar kregen geen bekeerlingen. Maar wat was er ook in dat hele schone voorbereidend onderwijs dat iemand tot bekering leiden kon? Jezus werd buiten het hart van de Groenlanders gehouden door degenen die er Hem in wensten te brengen. Maar op zekere dag gebeurde het dat één van de zendelingen voor een arme Groenlander de geschiedenis las van Jezus’ bloedig sterven aan het kruis, en hoe God Zijn Zoon gezonden had om te sterven, ‘opdat een iegelijk die in Hem gelooft niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe’; en de Groenlander zei: ‘Wilt u mij dat nog eens voorlezen? Wat een wonderlijke woorden! Is de Zoon van God voor ons, arme Groenlanders, gestorven, opdat wij leven zouden?’ De zendeling antwoordde dat dit zo was, en terwijl de eenvoudige Groenlander zijn handen ineensloeg, riep hij uit: ‘Waarom hebt u ons dat niet dadelijk gezegd?’
Ja juist! Waarom het hun niet terstond gezegd en het zichzelf de weg laten banen? Dat is het waar men mee beginnen moet. Laat ons beginnen met het Lam van God, Dat de zonden van de wereld wegdroeg: ‘Alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon heeft overgegeven, opdat een iegelijk die in Hem gelooft niet verderve maar het eeuwige leven hebbe.’ Naar mijn overtuiging is dat de zaak waarmee begonnen, en ook de zaak waarmee voortgegaan moet worden; met diezelfde waarheid moet ook worden besloten, indien er sprake kan zijn van een einde aan de grote oude geschiedenis van God geopenbaard in het vlees, die zijn vijanden lief had en Zichzelf in hun plaats aan de dood overgaf, opdat ze mochten leven…door Hem.
Het Evangelie van Jezus trekt de zondaren tot Hemzelf, opdat ze door Hem leven zouden. Geliefde hoorders, weet u wat dit betekent? Ik weet dat velen van u het weten en daarin gelukkig zijn, want in die kennis is het leven. Gave God dat allen, welke de macht van de liefde in Christus leerden kennen, haar zo mochten kennen dat ze door die almachtige liefde gedreven werden en verder aan haar antwoorden met geheel hun hart en ziel en verstand. Het beste dat een ieder van onze kan overkomen, is te voelen dat Christus ons tot Christus trekt, en Zich bereid te vinden aan de vriendelijke trekking van de liefde van de Zaligmaker toe te geven.
De tekst zegt dat Jezus Christus allen tot Zich trekken zal. En allen die van Jezus Christus horen worden geroepen, maar komen niet allen. Sommigen van hen keren zich af, en het verschrikkelijkste, dat iemand overkomen kan, is wanneer hij zich zó lang afkeert totdat Christus hem laat gaan. Hoe vreselijk wanneer de trekkende invloed ophoudt en de mens terugvalt in een verderf dat hij voor zichzelf gekozen heeft, door het eeuwige leven te weigeren en aan de kracht van de Zaligmaker weerstand te bieden. Rampzalig de ellendige mens, die tegen zijn eigen redding in worstelt.
Ieder, die het Evangelie hoort, gevoelt in zekere mate iets van Zijn trekkende kracht. Ik beroep mij op diegenen van u, die gewoon zijn het te horen. Roert de Heere Jezus soms niet sterk de snaren van uw geweten aan en trekt Hij en trekt Hij niet nogmaals, hoewel u zich van Hem afkeert? Ik herinner mij hoe Hij mij als kind trok, en hoewel ik mij aan Hem onttrok, toch liet Hij niet van mij af, totdat Hij mij over de grenslijn had heengetrokken. Sommigen van u zullen zich wel herinneren hoe ze getrokken werden door de tere woorden van een moeder, door de ernstige vermaningen van een onderwijzer, door de waarschuwingen van een vader, door de tranen van een zuster, door de toespraken van een leraar. Laat uw geheugen mij te hulp komen. Brengt u voor het oog van de geest die veel geliefden, welke uw harten gebroken hebben om u voor Jezus te winnen. Ja, u bent getrokken.
Ik houd het er voor, dat u allen in zekere mate die trekking gevoeld hebt. Ja, niet enkel degenen die het Evangelie horen, maar gehele volkeren zijn in andere opzichten getrokken door de alles doordringende invloed van Jezus en Zijn liefde. In onze dagen wordt de invloed van het Christendom waargenomen in alle streken van de aarde over een uitgebreidheid die niet licht te overschatten is. Indien ik redenaarstalent bezat, zou ik mijn Zaligmaker schilderen zoals Hij de gouden ketenen van de liefde over alle volkeren werpt, waar de zending Zijn naam verkondigt. De Heere temt de naties gelijk de mens langzamerhand wilde dieren temt. Jezus trekt de heidenen van lieverlede tot Zich. Hij heeft een langdurige worsteling gehad met Indië. De dode massa ligt daar nog in de donkere voren.
Maar ze moet komen, ze moet gewonnen worden. Allen, die een opmerkzaam oog hebben, zien dat wanneer er iets is dat in Indië vordering maakt, het de zaak van Christus is. Het Oosten schijnt onbeweeglijk te zijn, maar wanneer er enige beweging is, is ze in Christelijke richting. Langzamerhand wordt China door Christus getrokken. Japan wordt als in een net gevangen. Waar het getuigenis van Christus verschijnt, beginnen de afgodsbeelden te wankelen en erkennen de priesters dat er een keer ophanden is. Elke eeuw aanschouwt een aanmerkelijke vooruitgang in de toestand van de wereld; en nog sneller zullen wij vooruitgaan, wanneer de gemeente opwaakt tot een gevoel van haar verantwoordelijkheid, en de Heilige Geest over de gemeente wordt uitgestort, om ons allen tot zendelingen te maken, en op de één of andere wijze het Evangelie van Christus te doen prediken. Jezus trekt, trekt, trekt.
Terwijl God wilde dat de kinderen van de mensen zich over de aarde zouden verspreiden, wilden ze zich niet verspreiden; ze bouwden een toren als middelpunt van vereniging, en alleen doordat hun sprake zo verwarde dat ze elkaar niet meer verstaan konden, kon hun toeleg om één geheel te blijven uitmaken, worden verijdeld. En zie nu hoe de gehele aarde met mensen overdekt is; de kinderen van Adam verkeren in alle wereldstreken, en het is des Vaders welbehagen om al de verlosten van de Heere bijeen te vergaderen. Daarom heeft Hij in hun midden de Grote in Silo gesteld, van Wie geprofeteerd was vanouds: ‘Tot Hem zullen zich de volkeren vergaderen.’
De verstrooide stammen van Israël antwoorden niet op de roepstem van de Vader roepstem; ze begeren niet te komen onder de regering van de oudste Broeder; maar ze moeten komen, want Hij moet heersen. Heiden en Jood, Afrikaan en Europeaan – allen zullen ze komen tot het kruis, het algemene middelpunt van de gehele mensheid. Want Christus is verhoogd en trekt allen tot Zich.
Maar alle mensen worden niet behouden. Nee, want hoewel getrokken, komen ze niet. Toch trekt de gekruiste Christus sommigen uit alle geslachten en rangen tot het eeuwige leven. Dat Jezus stierf aan het kruis. geschiedde niet alleen voor heren en mevrouwen; noch ook enkel voor arbeiders; het was voor alle soorten, standen en klassen van mensen. ‘Terwijl de genade de vorsten wordt aangeboden, mogen ook de armen er in delen. Geen sterveling kan een voorwendsel vinden om in wanhoop te sterven.’ De wijste en kundigste is menigmaal tot Jezus getrokken door de overweldigende schoonheid van de Heere. Sommige van de geleerdste mannen hebben zich getrokken gevoeld tot Christus te komen.
Maar de minst onderwezene en de onkundigste zijn eveneens door Jezus getrokken en met vreugde tot Hem gekomen. Ik hoor gaarne dat het Evangelie aan de armste onder de armen verkondigd wordt, en wel zo gepredikt dat het dezen bereikt, die er tot hiertoe niet mee in aanraking waren gekomen. God ondersteunt elke poging waardoor Jezus tot de gevallen en vervallen mens gebracht wordt; zo lang het het Evangelie is en geen loutere woordenkramerij, wensen wij ook aan de zonderlingste wijze van prediken Gods zegen toe: alleen wanneer Jezus niet langer voorop gesteld wordt, beginnen wij vrees te koesteren.
Het is hoog nodig dat het Evangelie gepredikt wordt in het Westeind van Londen, en wel zo, dat onze aanzienlijken het te horen komen en het leven vinden dat in Jezus Christus is. Mag er spoedig een poging in die geest in het werk worden gesteld. Hoe zou het mij verheugen te vernemen van een bekeerde hertog, die het Evangelie verbreidde, of van een toegebrachte ridder van de kousenband, getuigende van de genade voor de grootsten van de zondaren.
Waarom niet? En God zij geloofd, de Zaligmaker, van de aarde verhoogd, trekt alle soorten van mensen tot Zich – mensen van alle geslacht en rang; niet alleen de Jood, allereerst, maar ook de heiden. Niemand is voortaan buitengesloten dan die zichzelf uitsluit. Welkom is de geleerde er, de welopgevoede, de onwetende en de onbeschaafde. Daar is geen uitsluiting van enige klasse van mensen van Gods genade in Christus. ‘En Ik, als wanneer Ik van de aarde zal verhoogd zijn, zal hen allen tot Mij trekken’, en de geschiedenis van de gemeente bewijst hoe waar die verzekering is; de lijst van de bekeerden bevat koningen en bedelaars, edellieden en kroeglopers.
Maar welke kracht is het, die mensen tot de gekruiste Zaligmaker trekt? Ze komen; dit lijdt geen twijfel. Zie, daar is niets ter wereld wat de mensen zo gaarne horen als het Evangelie. Hoeveel jaren heb ik op deze plaats gestaan om te prediken voor een menigte, juist als die welke thans hier vergaderd is! De mensen zijn hier zondag na Zondag, ‘s morgens of ‘s avonds, jaar na jaar even geregeld geweest als de uren. Denk Niet dat ik over een wetenschappelijk onderwerp had moeten spreken, om zoveel toehoorders getrokken en gehouden te kunnen hebben. Ik zou snel afgedaan hebben, indien ik verplicht was geweest voor mijn eigen zaak op te komen. Indien ik iets anders gepredikt had dan de leer van de gekruiste Christus, zou ik al voor jaren mijn hoorders naar al de winden van de hemel hebben zien uiteengaan.
Maar het oude onderwerp is altijd nieuw, altijd vers, altijd aantrekkelijk. Predik Jezus Christus. Dat is het middel om het oor van de mens te boeien, om het hart van de mens te vangen. De naam Jezus heeft voor het hart van de mens de machtigste bekoring; het oor van de mens wacht er op, als de dageraad wacht op de zon en de verzengde aarde op de plasregen. Laat de naam van Jezus weergalmen; Hij is het schoonste Feestlied dat ooit is aangeheven. Laat die naam weerklinken, onbeschroomd en onverdroten. Want hij is allerwegen welkom als de bloemen in mei, de mensen zullen er evenmin ooit van verzadigd worden als de bloemen van het zonlicht, het gras van de dauw.
De muziek van die zilveren klokkentoon weergalmt over berg en dal, als lieflijk als toen in de eerste Kerstnacht de engelen zongen: ‘Ere ze God in de hoogste hemelen, en vrede op aarde, in de mensen een welbehagen.’ Daar is in Golgotha in Zijn onmetelijke neerbuigende Goddelijke liefde een kracht, die nooit sterft noch sterven zal zolang de wereld staat. En waarom? Vanwaar die algemene aantrekkelijkheid?
Ten eerste is ze de kracht van de liefde. Want Jezus Christus is de verpersoonlijkte liefde. In Hem zien wij Degene, Die Zich van al Zijn heerlijkheid ontblootte, opdat Hij schuldigen verlossen mocht; Die op aarde kwam niet om rijkdom en eer te zoeken, maar alleen om mensen te redden; Die, na Zijn heerlijkheid en eer te hebben afgelegd, ten slotte Zijn leven aflegde louter uit liefde; uit liefde die een droevig onthaal vond; uit liefde die echter de Zijnen met een machtige verlossing heeft uitgered. Één van onze opvoedkundigen zegt dat wanneer wij weten dat een ander ons liefheeft, wij niet kunnen nalaten hem wederkerig lief te hebben, en ik geloof dat de stelling juist is.
Werkelijk, een liefde zoals de liefde van Christus, op eenvoudige wijze voorgesteld, zodat de mensen het begrijpen kunnen, kan er op rekenen een belangstelling te verwekken, een zekere mate van opmerkzaamheid te trekken en alzo tot iets beters te brengen. Zeer dikwijls toont deze liefde haar kracht aan haar toeschouwers door hen van vijanden tot vrienden te maken; en hoewel ze de Verlosser eerst verachten, haalt Zijn liefde hen eindelijk over om in Hem te geloven en Hem te aanbidden. Wanneer men mij naar het geheim van de aantrekkingskracht van de gekruiste Zaligmaker vroeg, zou ik antwoorden dat het in onweerstaanbare liefde bestaat.
De enige grief, die men ooit tegen Jezus kon inbrengen, is dat Hij, zoals de dichter zingt, ‘schuldig staat aan overmaat van liefde’, een liefde zonder enige grond en zonder grens, een liefde zoals niemand ooit betoond heeft, zodat wanneer al de stromen van menselijke liefde samenvloeiden, ze zulk een oceaan van liefde niet konden vullen als in het hart van Jezus de Zaligmaker aanwezig was. Dit, deze enige onovertrefbare liefde is het, die de mensen tot Jezus trekt. Het doorboorde hart van Christus is een magneet die alle andere harten aantrekt.
Het is dus duidelijk, dat men van de gekruiste Zaligmaker zeggen kan, dat Hij de mensen tot Zich trekt door de wonderbare zielevrede, die Zijn dood voor de mensen heeft uitgewerkt. De innigste Christen moet soms twijfel voelen opkomen of het wel goed met hem staat. Hoe oprechter iemand is, des te meer vreest hij zichzelf te bedriegen. U, geliefde broeder, heeft uw persoonlijke benauwingen en ik heb de mijne. Maar wanneer ik het oog sla op Christus aan het kruis, en de doornenkroon zie op zijn hoofd, en de roodgeweende ogen, en de aan het hout getingelde handen, en de van bloed druipende voeten, en wanneer ik bedenk dat deze smadelijke dood ondergaan werd uit liefde tot mij, dan is mijn ziel zo gerust en verblijd, dat ik niet zeggen kan hoe vredig mijn levensstroom vloeit. God moet mijn zware misdrijven vergeven, want mijn Verlosser heeft er zo zwaar voor geboet.
Wanneer ik Jezus zie sterven, besef ik dat van nu af aan de goddelijke gerechtigheid aan de zijde van de zondaar is. Hoe kan de Heere God dezelfde misdaad tweemaal straffen – eerst aan de Plaatsbekleder en dan aan de mensen, voor wie de Plaatsbekleder Zijn bloed vergoten heeft? Christus heeft Zijn bloed vergoten als Plaatsvervanger van een ieder mens die in Hem gelooft, – daarom is ieder gelovige verlost. O, broeders, wanneer u ontrust bent, blijft met ons staren naar Golgotha; en wanneer de eerste aanblik u geen rust geeft, ziet, en ziet opnieuw, en ziet nogmaals, want alle zonde moet sterven waar Jezus stierf.
Niet naar Bethlehem, waar de sterren van de Kerstnacht schitteren, zien wij tot onze grootste troost, maar naar die kant waar de zon verduisterd werd op de middag en het gelaat van de eeuwige liefde omfloerst werd. Omdat de Heere van het leven en van de heerlijkheid Zijn leven gaf tot de laatste bloeddruppel toe, terwijl Hij de dodelijkste smarten leed om onzentwil, daarom vloeit uit Zijn wonden de kostelijkste balsem die ooit de wonden van een zondaar genas.
Dit moeten wij nooit vergeten. Wanneer wij onze Bijbel lezen, zullen wij er dit spoedig uit ontwaren. Daar is geen troost voor ons tegen de toorn van God en tegen ons beschuldigend geweten dan op Christus te zien, die Zich in onze plaats stelt om voor ons te lijden. Het geweten ziet met onuitsprekelijke vreugde op het gebrachte offer; het legt met blijdschap de hand op Jezus’ hoofd en ziet zijn zonde op Hem gelegd, en in Hem gestraft, en zo vindt het vrede in de liefde van God. In de verzoeningsdood van Christus is de wet voldaan en God is rechtvaardig, en rechtvaardigende degene die uit het geloof van Jezus is. Geliefde vrienden, gelooft mij, Jezus verleent de onschatbare parel van volmaakte vrede aan elk hart dat tot Hem komt. Hij vervult de ziel zodanig, dat ze geen begeerten meer kent.
U kent de hoefmagneet en hebt gezien hoe snel hij stukjes ijzers tot zich trekt. Hebt u wel eens een stukje ijzer dwars langs de beide uiteinden van de magneet gelegd? U zult dan opgemerkt hebben, dat de magneet ophield iets anders meer aan te trekken. De magnetische stroom is dan volkomen en de magneet doet niets meer; hij wil niet buiten zijn eigen kring gaan, want hij is voldaan. Wanneer mijn ziel met Jezus vervuld is, bevredigt Hij de wensen en begeerten van mijn ziel. In Hem is al mijn zaligheid en al mijn begeren. Hebt u dat ook ervaren? Is uw ziel niet geheel en al tot rust gekomen toen ze Christus had gevonden? Toen Hij u tot zich trok, hebt u toen geen rust verkregen?
Omdat de mensen zien dat zulk een rust hun deel kan worden, daarom komen ze tot Christus. Hijzelf gebruikt dit als een drangreden om hen tot Zich te doen komen: denkt aan Zijn bemoedigende woorden: ‘Komt tot Mij, allen die vermoeid en belast bent, en Ik zal u rust geven.’ Dit is een deel van de aantrekkingskracht, die in de gekruiste Zaligmaker woont.
Het staat vervolgens bij mij vast dat er een grote aantrekkelijkheid in Christus is, wanneer wij de ommekeer zien, die Hij in de mensen teweegbrengt. Hebt u een dronkaard een Christen, of een dief een eerlijk man zien worden? Hebt u een publieke vrouw kuis zien worden? Hebt u van die wonderen van de tegenwoordige tijd aanschouwd, die in de vorm van bekeringen onophoudelijk om ons heen geschieden? Wanneer u zich in deze tekenen en wonderen verblijd hebt, ben ik er zeker van dat u gezegd hebt; ‘Heere, ook ik wil tot U komen om bekeerd te worden’, het aanschouwen van Zijn macht tot verlossing en heiliging heeft u tot Jezus getrokken, en u bent Hem te voet gevallen.
Er is geen ware, grondige, innige, levende bekering dan door het kruis; en daarom komen zij, die door God geleerd zijn, van ganser harte tot Christus, opdat de zonde in hen overwonnen worde, opdat hun stenen hart weggenomen en hun een vlesen hart gegeven worde, en opdat ze mogen wandelen op de blijde weg van de heiligheid overeenkomstig het voorbeeld van hun aanbiddelijke Meester.
Ik zou voort kunnen gaan met u te doen zien wat deze aantrekkingskracht is, maar om u niet te vermoeien, wil ik alleen zeggen dat ze voor een groot deel gelegen is in zijn lijden zelf. Is het niet vreemd, dat lijden aantrekt? Ja, wat meer is: een smadelijk lijden zegepraalt: het zit als een koning op zijn troon en heerst door Zijn Koninklijke gelatenheid. Het schip van de gemeente is voortgeworsteld door zeeën bloed. Met het scharlakenrood, kruis in top, heeft het zich zelfs in de nacht vooruitgestuwd en de bloedrode golven tot schuim geslagen met zijn kiel. Het is nooit opgehouden door vervolging, verdrukking of de dood; dat zijn juist de sterke winden die zijn zeilen vullen. Geen vooruitgang is zekerder dan die door heilig lijden wordt uitgewerkt. De vijanden van de gemeente hebben haar discipelen genomen en verbrand, maar hun dood bleef een lieflijke reuk des levens.
Men mag vragen of iemands invloed beter kan bevorderd worden dan door hem in een vurige wagen naar boven te doen gaan. Waardoor werd ons (Engelse) volk voor eeuwen Protestants? Ik zeg niet dat wij nu Protestants zijn, maar wat maakte ons vroeger antipaaps? De brandstapels van Smith- field hebben dat gedaan. Mannen en vrouwen zagen de geloofsgetuigen verbranden, en toen ze hen zagen sterven zeiden zij: ‘Deze mensen zijn rechtvaardig, en de zaak waarvoor ze verbrand worden is recht’, en in het hart van Engeland bereidde het martelaarschap een weg voor de Heere Jezus, en daarlangs kwam Hij toen in Oud- Engelands volksbestaan. Wat de martelaren in hun mate deden door hun bittere folteringen tot de dood, is op Goddelijke schaal verricht door het lijden van de Overste van alle martelaren en het Hoofd van alle bloedgetuigen. Door de doodsangsten van Jezus zijn de harten van de mensen bewogen geworden en aan Hem geboeid.
Zijn sommigen van u nog onbekeerd en wensen ze bekeerd te worden? Dan weet ik geen beter middel dan ernstig de geschiedenis van Christus’ dood te lezen, zoals die door de vier Evangelisten verhaald wordt. Wanneer u ze eens gelezen hebt, lees ze nogmaals; en wanneer u ze leest, zeg dan: ‘Heere, ik moet wel bijzonder hard van hart zijn dat ik niet tot tranen toe bewogen word. Ik bid U, verander mijn hart.’ Lees dan de geschiedenis nog eens, en ik verzeker u, ten laatste zal ze u treffen. God de Heilige Geest u zegenende, zal ze u bewegen, en u zult tot die ‘allen’ behoren, die door Jezus’ eigen persoonlijke kracht tot Hem getrokken worden.
Zover nu over wat die kracht is.
II. Laat mij u ten tweede kortelijk bepalen bij de vraag hoe deze kracht wordt uitgeoefend.
Die kracht wordt uitgeoefend door de Heilige Geest. Het is de Geest van God, Die werkt op de waarheid die in Christus is. Zo worden de mensen van de waarheid overtuigd en komen tot Christus en leven. Maar onze gezegende Heere en Meester gebruikt werktuigen. De kracht van de liefde van Christus wordt soms aan mensen geopenbaard door zulken, bij wie al liefde tot Hem aanwezig is. Één Christen maakt er meer. Één gelovige brengt anderen tot het geloof. Om tot het beeld van de magneet terug te keren: u hebt wel eens een batterij gezien, waaraan een ineengevlochten draad verbonden was, en wanneer men nu een spijker neemt en die in dat kabeltje steekt, dan is die spijker sterk magnetisch geworden.
U bemerkt dat de spijker in een magneet is omgezet, want neemt u een andere spijker en brengt die aan het einde daarvan, dan houdt hij die tweede spijker vast. Nu is nummer twee magnetisch geworden. Beproef het maar eens. Breng er een derde spijker aan. Zie, hij wordt vastgehouden. Nummer drie is magnetisch geworden. Neem de proef met een volgende spijker, hij hecht er zich eveneens aan vast als de onverbiddelijke dood, en nu is nummer vier magnetisch geworden. Breng nu een volgende spijker onder zijn invloed. Nummer vijf is magnetisch geworden. En zo gaat het voort. Geleidelijk gaat de magnetische kracht van de ene spijker op de anderen over.
Maar ga nu naar uw batterij en maak één van uw draden los, en de spijkers vallen terstond af, want de samengevlochten draad heeft ook opgehouden magnetisch te zijn. Al de magnetische kracht komt van de eerste plaats waar ze ontstaan is, en wanneer ze bij de hoofd-oorsprong ophoudt eindigt ze overal. Werkelijk, Jezus Christus is de grote aantrekkende Magneet en alles moet met Hem beginnen en eindigen. Wanneer Jezus ons aangrijpt, grijpen wij een broeder aan, en weldra wordt ook hij in een magneet omgezet; zo werkt die geheimzinnige invloed van de één op de andere door; maar al de kracht samen berust in Jezus. Meer en meer breidt zich Zijn koninkrijk uit, ‘altijd machtig om te heersen’. Maar alle groei en kracht komt uit Hem. Zo werkt Hij – allereerst Hijzelf en voorts door allen die in Hem zijn. Mag de Heere ons allen magneten voor Hem maken. Jezus zegt: ‘Ik, zo, wanneer Ik van de aarde zal verhoogd zijn, zal hen allen tot Mij trekken’; maar Hij laat in deze voorstelling ruimte voor de medewerking van begenadigde harten.
Jezus trekt de mensen geleidelijk. Sommigen zijn in een ogenblik tot Hem gebracht; maar velen zijn langzamerhand getrokken. In sommige delen van de wereld rijst de zon in een enkel ogenblik boven de horizon. Maar in ons eigen land is het in dit gedeelte van het jaar schoon, de dageraad te zien aanbreken van het eerste morgengrauw tot het volle daglicht toe. Is het duister, of is het licht? Nu, het is niet geheel duister; het is schemerdonker. Van lieverlede breekt het licht aan. De zon is nog niet op, maar toch breekt het licht door totdat het Oosten begint te gloren en het Westen de glans weerkaatst: dan verrijst van lieverlede de grote dagvorstin. Zó brengt de Heere velen van schrede tot schrede tot Zich.
Ze kunnen niet verhalen wanneer ze bekeerd zijn geworden, maar ze zijn bekeerd, want ze zijn tot Christus gekomen. Wees verzekerd dat Hij u niet zal afwijzen. Zeg niet: ‘Ik ben niet bekeerd, want ik weet het ogenblik van de grote verandering niet.’ Ik heb een oude vrouw gekend, die haar geboortedag niet wist. Maar ik heb haar nooit horen beweren dat ze daarom niet geboren was, want ze was er. En wanneer u niet weet wanneer u een Christen geworden bent, maar een Christen bent, doet het er weinig toe. Indien u werkelijk uit God geboren bent, kan de dag van u nieuwe geboorte de nieuwsgierigheid prikkelen, maar godsvrucht bevorderen niet. De verlossing wordt dikwijls over een lange weg tot stand gebracht. Ik heb wel gehoord dat men om een brug over een afgrond te bouwen, begint met een pijl of een kogel over de kloof te schieten, waaraan een dunne draad bevestigd is.
Dat was al de gemeenschap van oever tot oever en ver daar beneden bruiste de stroom. Maar veracht de dag van de kleine dingen niet. Het onbeduidende begin was de profetie van grote uitkomsten. Door middel van die dunne draad trok men er een gevlochten draad over heen, en toen men die aan de andere zijde had gekregen, bond men een duimenkabel aan het einde van de gevlochten draad en trok hem daarmee over, en toen hechtte men aan die dunne kabel een dikke en trok die er over, en nu ligt daar over die afgrond een ijzeren brug, waar het stoompaard met zijn ontzaglijke vracht over heen snort.
Zo verenigt de Heere Jezus ons met Zich. Hij gebruikt eerst een onbeduidende vezel van bezorgdheid; dan een gevoel van warme belangstelling; dan een dieper overdenking; dan een gemengde gewaarwording en aandoening; dan een weifelend geloof; dan een vaster geloof; dan een nog sterker, totdat wij ten slotte hecht aan Christus zijn verbonden. O, wees dankbaar, wanneer er ook maar een draad van gemeenschap tussen u en Christus bestaat, want daar zal meer op volgen. Iets meer begeerlijks zal van over de kloof u geworden. De trekkingen van Christus worden dikwijls eerst van lieverlede openbaar en de overwinningskracht wordt niet steeds opeens gevoeld.
Bovendien zijn de koorden waarmee de Heere trekt zeer verborgen. U ziet de zwaluw over onze daken zweven, in de lucht fladderen, naar de wolken stijgen of langs uw oor strijken. Het is zomer, en ze brengen ons haar jaarlijks bezoek. Ze willen voor een tijd bij u toeven. Maar onverwachts zult u ze bijeen zien komen op de nok van een oud huis, onder levendig gesnap en blijkbaar iets belangrijks behandelende van de vogels. De Heere is bezig elke zwaluw in Engeland naar de Afrikaanse kust te trekken, en allen, zonder uitzondering zullen vertrekken, als de verborgen oproeping de ge- vleugelde gasten bereikt. Ze weten maar weinig van de weg af, maar haar vlucht is daarom niet wisselvallig noch haar koers onzeker. Duizenden mijlen over land vervolgen ze haar tocht totdat ze haar rustplaats hebben bereikt.
En ziet, dezelfde macht die ze naar het Zuiden trok, zal ze weer naar het Noorden trekken, en later zullen ze terugkomen en wij zullen haar vrolijk getjilp horen en bij onszelf zeggen: ‘De zomer is gekomen, want de zwaluw zijn er weer.’ Door een dergelijke verborgen kracht trekt Jezus de vreemdelingen en uitlanders, die Zijn genade verkoren heeft, naar huis; ze zeggen tot elkaar: ‘Komt en laat ons opgaan naar het huis van de Heere, laat ons het aangezicht zoeken van de Zaligmaker.’ De geheimzinnige trekkingen van de kracht van Christus trekken in het verborgene velen die Hem niet kennen, en nu vragen ze naar de weg naar Sion, waarheen ze het aangezicht keren.
Ziet hoe de zon de planeten aantrekt. Ze spoedt zich voort op haar ontzaglijke loopbaan in de ruimte, ik weet niet waarheen, maar trekt al de hemelbollen met zich mee die het zonnestelsel vormen: al deze volgen haar zwijgend in haar majestueuze loop. Zo is Christus, de grote Hoofdzon; al de Zijnen volgen Hem, want Hij trekt hen aan. Gaat naar het strand van de zee en ziet wat de maan kan doen. U ziet haar niet, want het is midden op de dag. Maar hier komt een golf aanstuwen, en daar een andere, en verderop weer één, en de vloed rijst vandaag een weinig hoger dan gisteren. Wat is de oorzaak van die levensuitingen, van die hartslagen van de diepte? De aantrekkingskracht van de maan trekt de wateren van de zee op. Evenzo trekt onze heerlijke Christus, op voor ons verborgen wijze, de harten van de mensen door Zijn machtige geest waarheen het Hem behaagt. ‘En Ik, wanneer Ik van de aarde zal verhoogd zijn, zal hen allen tot Mij trekken.’
Verzuimt niet op te merken hoe zacht Hij het doet. De oude heidenen aanbaden een godin, die ze voorstelden rijdende in een wagen door duiven getrokken. Werkelijk de zachtste wijze van voortstuwing – macht zonder ruwe kracht, beweging ontstaande uit innerlijke aandrift. Sommigen van ons zijn door zulk een zachte Zuidenwind tot Jezus gedreven. Wij hadden slechts toe te geven; de zachtheid en teerheid van elke aanraking van de Heiland werkte oneindig meer op ons uit dan geweld bij mogelijkheid had kunnen doen. Harten zijn tere voorwerpen, en niet open te breken met breekijzers: de deuren van de harten gaan zachtjes open voor wie de sleutel bezit; en wie is dat anders dan Hij, Die het hart vormde en het kocht met Zijn dierbaar bloed? De zachtmoedigheid evenaart de kracht wanneer Jezus mensen tot Zich trekt. Maar o, hoe krachtdadig.
Toen ik mijn tekst overdacht, stelde ik mij een grote draaikolk voor, zoals de Maalstroom bij de Noorse kust. Het was mij als zag ik een ontzaglijke draaikolk, als uitgestrekt dat al de zielen van de mensen, als schepen van allerlei vorm, er in getrokken werden. Met strakke blik staarde ik op die ontzettende alverzwelger. Wee hem, die binnen het bereik van die vreselijke wervelstroom komt, voor hem is geen ontkomen. Zijn diepte heeft geen bodem, vernieling is zeker voor al wie in zijn afgrijslijke kringloop geraakt. Zelfs schepen die een andere streek van de zeer bevaren, worden, hoewel zij deze maalstroom ontgaan, er toch door gehinderd in hun koers. Want deze verschrikkelijke vernieler spant zich in om alles te verdelgen en laat geen baai, geen haven, geen verre kust onaangeroerd door zijn altijd durende cirkelstromingen.
Terwijl ik over die ontzettende vernieler dacht en peinsde hoe ik mijn eigen scheepje zou moeten sturen dat het aan die kaken van de hel ontkwam, zag ik een hand die in haar palm het teken van een nagel vertoonde, en zie, ze hield een machtige magneet, die elk schip aantrok met een kracht groter dan enig geweld van zee of storm. Die magneet trok veel schepen zo sterk aan, dat ze er zich ijlings heen wendden en vlak voorbij de maalstroom ongedeerd naar de gewenste haven voeren.
Ik zag andere schepen, wier bemanning de zeilen in top hesen om de werking van die magneet te ontgaan en zelfs de riemen uitbrachten om al roeiende weg te komen; en enigen ontkwamen zo dan ook. Helaas, ze dreven al verder en verder binnen de vernielende stroming van de draaikolk, om in hun verderf te worden gesleept. Deze waren zo verdwaasd, dat ze tegen de genade in werkten en besloten te gronde te gaan: wij verblijden ons dat niet allen er toe kwamen zo waanzinnig te handelen.
Meermalen zult u op de rivier een bijzondere wijze van trekken hebben waargenomen. Een groot schip is voor de Indiën bevracht. Maar hoe kan het de Noord omkomen? Het is moeilijk het logge vaartuig in beweging te krijgen. Nu zou het moeten blijven liggen. Maar hier komt een stoomsleper. Het grote schip werpt de sleper een kabel aan boord; en nu begint de stoom te werken. Trek, trek, trek; de schepraderen draaien en het lome schip begint de sleper te volgen; het is niet langer bewegingloos, het zal weldra de wateren klieven als een levend wezen. Een aangenaam gezicht – de sleper trekt het langzaam in zee en laat het schip dan zijn reis vervolgen. Evenzo trekt Jezus u uit de zondige vermaken en van uw eigengerechtigheid af.
III. Laat mij besluiten met hieruit een paar lessen te trekken. Daarmee wens ik te eindigen. Wat sluit dit alles in? ‘En Ik, wanneer Ik van de aarde zal verhoogd zijn, zal allen tot Mij trekken.’ Ten eerste dit – dat de mens, van nature, zich op verre afstand van Christus bevindt. U bent niet bekeerd geboren. Daarvan ben ik zeker. Ook bent u geen Christen door geboorte. Dan zou u zulk een kind van God zijn gewenst, dat de zonde liefhad, en zulk een lid van Christus’ lichaam dat niets van Hem wist, en zulk een erfgenaam van het Koninkrijk der hemelen, die, hetzij God u verlost, er nimmer zult ingaan.
Van dezulken zou men ook hebben te zeggen: ‘Ogen hebbende, zien ze niet; een mond hebbende, spreken ze niet’; en ik vrees er te moeten bijvoegen: ‘Dat die hen maken hun gelijk worden en al wie op hen vertrouwt.’ Het is een armzalig. Christendom, dat op zulk een inbeelding rust. ‘Gij moet wederom geboren worden, wedergeboren uit water en Geest, of u kunt het Koninkrijk van de hemelen niet ingaan.’ De mens is ver van Christus verwijderd, en Christus moet Hem trekken. Vriend, bid Hem dat Hij u trekke.
Ik ga over tot een andere les – dat de mens niet tot Christus zal komen tenzij Hij hem trekke. Wanneer ik het onderwerp van mijn preek overdenk, zeg ik soms bij mijzelf: Waartoe moet ik al die moeite doen? Als de mensen hun verstand gebruikten, zouden ze ook zonder geroepen te worden tot Christus vluchten. Waarom moeten wij het hun zo aanlokkelijk maken? Waarom moeten wij hen dringen? Waarom moeten wij zo ijverig zijn? Omdat de mensen geen behoefte gevoelen om te komen, te komen tot hun Zaligmaker. Ze verlangen niet dat hun zonden hun vergeven worden.
Ze begeren niet dat hun harten vernieuwd worden; en ze zullen nimmer komen, nee, geen enkele van hen, tenzij Hij, die Christus tot hen zond, hen tot Christus trekke. Volstrekt noodzakelijk is een werking van de genade in het hart, alvorens door één van ons, het offer van de Heere Jezus wordt aanvaard. Jezus zei: ‘Gij wilt niet tot Mij komen, opdat u het leven hebt.’ Wat onze Heere zei is waar tot op dit uur toe; de mens is nog geen streep vooruitgegaan.
Maar verneemt dan nog een andere les. Wanneer daar iemand is die door Christus getrokken wordt, behoeft hij niet te vragen: ‘Mag ik komen?’ Natuurlijk mag u, wanneer u trekking gevoelt om te komen. Komt u? Kom en wees welkom. Christus wees nog nooit een ziel af, die tot Hem kwam – geen enkele. ‘Die tot Mij komt, die zal Ik geenszins uitwerpen.’ Als Hij u trekt, treedt toe, want de Schrift geeft u daartoe grond: ‘Trek ons; wij zullen U nalopen.’ Indien u heden enige trekking in uw hart gevoelt, draal dan geen ogenblik. Kom dan terstond. Wanneer God trekt, is het uw tijd om te komen. Wat zeggen deze mensen? ‘De wind steekt op, Jack. Ieder op zijn post! Het anker gelicht! Alle zeilen gehesen! Wij kunnen nu vooruit!’ Voelt u enige wind? Wekt de adem van de Heilige Geest enige beweging bij u? Gevoelt u zich geneigd te zeggen: ‘Ik wil tot Jezus gaan’? Spoed u dan, als een schip onder volle zeilen bij een sterke wind; en door Gods genade zult u weldra de haven van de eeuwige zaligheid binnenlopen.
Laat ons eindigen met de opmerking, dat wanneer Christus gezegd heeft dat Hij trekken zal, Hij dan heden trekken wil. De trekkingen van de Heere Jezus zijn gestadig, aanhoudend: Hij trekt en zal voortdurend trekken. Hij trekt nu. Trekt u niet terug, zodat Hij ten laatste zou ophouden te trekken en u verloren zou gaan, maar laat het bij u mogen zijn: ‘Hij trok mij en ik volgde Hem, verheugd dat ik Zijn Goddelijke kracht erkennen mocht.’ O, Geest van God, trek de mensen tot Jezus! Dit is de weg van het behoud: Gelooft in de Heere Jezus en u zult zalig worden. In die daad ligt een verandering in uw wezen opgesloten, die zich voortaan naar buiten zal vertonen. Want die in Jezus Christus, de Zoon van God, gelooft, is wederom geboren.
Het geloof, dat op Jezus ziet, en het leven, dat uit Jezus, leeft, verenigen zich. Ik kan u niet zeggen wat het eerst is, de nieuwe geboorte of het geloof. Kunt u mij zeggen, welke spaak van een wiel zich het eerst beweegt? Nee. En dit zijn spaken van Zijn: ‘Die in Hem gelooft, heeft het eeuwige leven!’ O, gelooft Hem op Zijn Woord. Vertrouw op Hem. Houdt Hem vast. Neemt Hem nauw en gaat uw weg, en de bergen en heuvelen zullen vrolijk geklank maken en de bomen van het woud zullen in de handen klappen. Zo zij het!
Amen.