En hij zei tegen Jezus: Heere, denk aan mij, als U in Uw Koninkrijk gekomen bent. En Jezus zei tegen hem: Voorwaar, zeg Ik u, heden zult u met Mij in het paradijs zijn. Lukas 23:42-43
De satan vraagt je om naar voren te komen zodat hij tegen je kan spreken; hij fluistert in je oor: ‘Zie je, je kunt op het allerlaatst nog gered worden. Stel berouw en geloof uit; je kunt op je sterfbed nog vergeven worden.’ Verafschuw zijn bedrieglijke leer. Wees niet ondankbaar omdat God goed is. Provoceer de Heer niet omdat Hij geduldig is. Zulk gedrag zou onwaardig en ondankbaar zijn. Neem geen vreselijk risico alleen omdat je aan het enorme gevaar ontsnapt bent. De Heer zal allen aannemen die berouw hebben; maar hoe weet je dat je berouw zult hebben? Het is waar dat de ene misdadiger gered is, maar de andere misdadiger is verloren gegaan. De ene is gered, dus mogen we niet wanhopen; maar de andere is verloren, dus moeten we niets veronderstellen. Beste vrienden, ik vertrouw erop dat jullie niet zo duivels zijn dat jullie uit Gods barmhartigheid een argument halen om door te gaan met zondigen. Als je dat doet, kan ik alleen maar van je zeggen dat je verdoemenis rechtvaardig zal zijn; je zult het over jezelf hebben afgeroepen.
Denk aan de les van onze Heere: Hij is bereid om op het laatste moment te redden. Hij stond op het punt om te vertrekken; Zijn voet stond op de drempel van het Vaderhuis. Deze arme zondaar kwam te elfder ure, op het allerlaatste moment van de nacht, en de Heiland glimlachte en verklaarde dat Hij alleen met deze laattijdige zwerver naar binnen wilde gaan. Bij de hemelpoort verklaart Hij dat deze zoekende ziel met Hem naar binnen zal gaan. De misdadiger had genoeg tijd gehad om eerder te komen; je weet hoe snel we geneigd zijn om te zeggen: ‘Je hebt tot het allerlaatste moment gewacht. Ik moet nu weg en kan nu niet met je praten.’ Onze Heere was stervende en toch schonk Hij aandacht aan de verloren misdadiger en liet Hem hem door Zijn gezelschap de hemel binnengaan. Jezus houdt ervan om zondaars te redden van de ondergang. Je zult heel blij zijn als je gered wordt, maar je zult niet half zo blij zijn als Jezus wanneer Hij je redt. Hij komt naar ons toe vol tederheid en met tranen in Zijn ogen, met handen vol barmhartigheid en liefde in Zijn hart. Je zult zien dat je overtredingen zijn weggenomen en je zonden voor eens en voor altijd zijn vergeven als je nu op Hem vertrouwt.
Deze man geloofde dat Jezus de Christus was. Het volgende wat hij zei was: ‘Heere, gedenk mij.’ Jezus had kunnen zeggen: ‘Wat heb ik met jou te maken en wat heb jij met mij te maken? Wat heeft een misdadiger te maken met de Volmaakte?’ Velen van jullie goede mensen proberen zo ver mogelijk uit de buurt van criminelen te blijven. Ze zouden je onschuld kunnen besmetten! De maatschappij vertelt ons dat we niet moeten omgaan met mensen die haar wetten hebben overtreden. We mogen niet met hen omgaan omdat dat ons in diskrediet zou kunnen brengen. Wat een onzin! Kan iets een zondaar (die we van nature en in de praktijk allemaal zijn) in diskrediet brengen? Als we ons bewust zijn van wie we zijn voor God, zijn we dan van onszelf al niet verachtelijk genoeg? Is er iemand in de wereld die erger is dan wij als we onszelf zien door de ogen van het Woord? Zodra iemand gelooft dat Jezus de Christus is, moet hij of zij zich aan Hem vastklampen.
Op het moment dat je gelooft dat Jezus de Redder is, grijp Hem dan vast als jouw Redder. Jezus is het gemeenschappelijke bezit van alle zondaars die de moed hebben om Hem aan te nemen. Elke zondaar die de wil heeft om dat te doen, kan de Heer mee naar huis nemen. De hemel en de hel zijn geen verre plaatsen. Je kunt in de hemel zijn voordat de klok weer tikt; het is zo dichtbij. Het is er, en het is heel dichtbij. ‘Vandaag,’ zei de Heere; over drie of hooguit vier uur, ‘zul je met Mij in het paradijs zijn;’ het is zo dichtbij. We zijn allemaal binnen een meetbare afstand van de hemel of de hel. O, dat we, in plaats van ruzie te maken over zulke dingen omdat ze zo ver weg lijken, ze plechtig zouden erkennen omdat ze zo heel dichtbij zijn! Zelfs vandaag, voordat de zon ondergaat, kan een lezer die nu in zijn of haar stoel zit de realiteit van de hemel of hel aanschouwen. Weet bovendien dat als je in Jezus hebt geloofd, je bent voorbereid op de hemel.
Het kan zijn dat je twintig, dertig of veertig jaar op aarde moet leven om Christus te verheerlijken; en als dat het geval is, wees dan dankbaar voor dat voorrecht. Maar als je geen uur meer te leven hebt, verandert je onmiddellijke dood niets aan het feit dat wie in de Zoon van God gelooft, is voorbereid op de hemel. Zeker, als er iets anders dan geloof nodig is om ons geschikt te maken om het paradijs binnen te gaan, dan had de misdadiger hier wat langer moeten blijven. Maar nee, ‘s morgens was hij nog in de staat van zijn oude verdorven natuur, ‘s middags ging hij over in de staat van genade en tegen zonsondergang was hij in de staat van heerlijkheid. Ik las ergens, en ik denk dat het waar is, dat sommige predikers het Evangelie verkondigen zoals ezels distels eten, namelijk heel voorzichtig. Maar ik predik het vrijmoedig. Ik maak me er niet het minste zorgen over. Als iemand van jullie de leer van vrije genade misbruikt, kan ik het niet helpen. Zij die verdoemd willen worden, kunnen zichzelf net zo goed ruïneren door het Evangelie te verdraaien als door iets anders.
Als het de bedoeling van de Heiland was geweest dat dit een op zichzelf staande gebeurtenis zou zijn, zou Hij zachtjes tegen hem hebben gezegd: ‘Vertel het niemand, maar je zult vandaag met Mij in het koninkrijk zijn.’ Nee, onze Heere sprak openlijk en de mensen om Hem heen hoorden wat Hij zei. De Heiland liet dit wonder van genade verkondigen in de dagelijkse verkondiging van het Evangelie, omdat Hij dit wonder elke dag opnieuw wil doen. Daarom bid ik jullie, als iemand van jullie nog geen vertrouwen heeft gesteld in mijn Heere Jezus, kom dan nu en vertrouw op Hem. Vertrouw Hem volledig, vertrouw alleen op Hem, vertrouw onmiddellijk op Hem. Dan zul je samen met mij zingen:
‘The dying thief rejoiced to see
That fountain in his day,
And there have I, though vile as he,
Washed all my sins away’