Enter your email Address

  • Log in
  • Registreer
woensdag, 28 mei, 2025
  • Eigen HTML
Doneren
Het Spurgeon Archief
  • Home
  • Bijbels Dagboek
    • Voor Iedere Morgen
    • Voor Iedere Dag
    • Voor Iedere Avond
    • Bank Des Geloofs
    • Overdenkingen Met Spurgeon
    • Aan De Voeten Van De Meester
    • De Schatkamer Van David
    • Dagelijkse Hulp
    • Nabij De Zon
    • Met Spurgeon Het Jaar Door
  • Biografieën
    • Hoorspel
    • Wie is Spurgeon?
    • Tijdlijn van Spurgeon
    • Beknopte biografische schets van CH Spurgeon
    • Uitvoerige biografische schets van CH Spurgeon
    • Een Levensschets (1892)
    • Biografische schets van Susannah Spurgeon
    • Biografie van Charles Spurgeon
    • Docudrama
  • Preken
    • Preken
    • Voor de Predikant
  • Categorieën
    • Blog
    • Brieven
    • De Bekering
    • Diversen
    • Doop
    • Gebeden
    • Het Kruis
    • Korte Overdenkingen
    • Voor kinderen
    • Woorden Van Troost
    • Woorden Van Waarschuwing
    • Woorden Van Wijsheid
  • Onderwerpen
  • Contact
  • Home
  • Bijbels Dagboek
    • Voor Iedere Morgen
    • Voor Iedere Dag
    • Voor Iedere Avond
    • Bank Des Geloofs
    • Overdenkingen Met Spurgeon
    • Aan De Voeten Van De Meester
    • De Schatkamer Van David
    • Dagelijkse Hulp
    • Nabij De Zon
    • Met Spurgeon Het Jaar Door
  • Biografieën
    • Hoorspel
    • Wie is Spurgeon?
    • Tijdlijn van Spurgeon
    • Beknopte biografische schets van CH Spurgeon
    • Uitvoerige biografische schets van CH Spurgeon
    • Een Levensschets (1892)
    • Biografische schets van Susannah Spurgeon
    • Biografie van Charles Spurgeon
    • Docudrama
  • Preken
    • Preken
    • Voor de Predikant
  • Categorieën
    • Blog
    • Brieven
    • De Bekering
    • Diversen
    • Doop
    • Gebeden
    • Het Kruis
    • Korte Overdenkingen
    • Voor kinderen
    • Woorden Van Troost
    • Woorden Van Waarschuwing
    • Woorden Van Wijsheid
  • Onderwerpen
  • Contact

Meer resultaten...

Selecteer een zoekfilter
Zoek in titel
Zoek in inhoud
Kies onderwerp of categorie
Het Spurgeon Archief
Home Preken

De onveranderlijkheid van God

The Immutability of God

Door Charles Haddon Spurgeon
3 mei
uit Preken
Leestijd: 40 minuten
A A
NEW PARK STREET CHAPEL, SOUTHWARK

Een preek gehouden op zondagmorgen, 7 januari 1855,
door C.H. Spurgeon, in de New Park Street Chapel, Southwark

Want Ík, de HEERE, ben niet veranderd, ú, kinderen van Jakob, bent daarom niet omgekomen. Mal. 3:6

Iemand heeft ooit gezegd: ‘De beste studie over de mensheid is de mens zelf.’ Ik ben het daar zeker mee eens, maar ik geloof dat het evenzeer waar is dat de beste studie over Gods uitverkorenen God zelf is; de beste studie voor een christen is de Godheid. De hoogste vorm van wetenschap, de meest verheven speculatie en de diepste filosofie die ooit de aandacht van een kind van God kan trekken, is het onderzoek naar de Naam, de aard, de Persoon, het werk, de daden en het bestaan van de grote God die hij zijn Vader noemt. Overpeinzing van het Goddelijke heeft een bijzonder verheffend effect op de menselijke geest. Dit onderwerp is zo omvangrijk dat al onze gedachten verloren raken in zijn onmetelijkheid; zo diepgaand dat onze trots ten onder gaat in zijn oneindigheid.

Andere onderwerpen kunnen we bevatten en begrijpen; daarbij ervaren we een zekere zelfgenoegzaamheid en leven we met de gedachte: ‘Zie, ik ben wijs.’ Maar wanneer wij ons verdiepen in deze hoogste wetenschap en ontdekken dat onze meetlat geen bodem vindt en dat zelfs het scherpste oog de hoogte niet kan overzien, keren wij terug met de bescheiden erkenning dat de mens wel wijs zou willen zijn, maar in wezen onwetend blijft en plechtig uitroept: ‘Ik ben een mens van een dag en weet niets.’

Geen enkel onderwerp van beschouwing brengt de geest zo tot nederigheid als het nadenken over God. Onvermijdelijk zullen wij voelen:

‘O Heere, U bent oneindig groot,
De mens? Een broze worm is hij!‘

Maar terwijl dit onderwerp onze geest tot nederigheid stemt, voert het hem toch ook tot hogere ontwikkeling. Hij die voortdurend over God nadenkt, zal ruimer van gemoed zijn dan de man wiens gedachten de grenzen van deze beperkte aardbol niet overschrijden. Hij mag een natuurkundige zijn, bekwaam in het ontleden van torren en vliegen, in staat om met behulp van nauwelijks uit te spreken benamingen alle vogels en vissen te classificeren; hij mag een geoloog zijn, geleerd genoeg om een redevoering te houden over het Megatherium, de Plesiosaurus en alle niet meer bestaande diersoorten; Men kan menen dat zijn wetenschap, wat deze ook moge zijn, zijn geest verheft en verruimt-en tot op zekere hoogte is dat ook zo.

Toch durf ik te stellen dat de meest verheven studie, die de ziel werkelijk verruimt, de kennis is van Christus en Dien gekruisigd, alsmede de kennis van de Godheid van de heerlijke Drie-eenheid. Niets zal het intellect zo verheffen, niets zal de ganse ziel van de mens zo vervolmaken als een vroom, ernstig en voortdurend onderzoek van het grote onderwerp der Godheid. En hoewel dit onderwerp nederig maakt en tegelijkertijd verruimend is, is het bij uitstek troostrijk.

O, in het aanschouwen van Christus is er balsem voor elke wond; het overdenken van de Vader brengt verlichting voor elke smart; de invloed van de Heilige Geest is genezing voor alle kwaal. Wilt u van uw lasten ontslagen worden? Wilt u uw zorgen zien wegzinken? Dompel uzelf in de diepe oceaan van het Goddelijke Wezen; verlies uzelf in Zijn oneindigheid; en u zult verfrist en versterkt weer boven komen, alsof u uit een rustbed bent opgestaan.

Ik ken niets dat de ziel zo kan troosten, de golven van verdriet en smart zo kan kalmeren, de winden van beproeving zo tot rust kan brengen als een eerbiedige overpeinzing over het onderwerp van de Godheid. Het is naar dat onderwerp dat ik u vanmorgen uitnodig. Wij zullen u één aspect ervan voorleggen, namelijk de onveranderlijkheid van de heerlijke Jehova. ‘Ik Ben,’ zegt mijn tekst, ‘Jehova’ (want deze vertaling is eigenlijk de juiste), ‘Ik Ben’ Jehova, Ik verander niet; daarom zijt gij, o kinderen Jakobs! niet verteerd.’

Drie hoofdzaken komen hier naar voren.

  1. Ten eerste: de onveranderlijke God.
  2. Ten tweede: de personen aan wie deze eigenschap ten goede komt – ‘de kinderen Jakobs’.
  3. Ten derde: welk voordeel deze eigenschap hun brengt – zij ‘worden niet verteerd.’

Laten we nu overgaan tot de behandeling van deze punten.

I. Laten we eerst stilstaan bij het leerstuk van de onveranderlijke God. ‘Ik ben God, Ik verander niet.’ Ik zal  trachten deze gedachte uit te leggen, of liever gezegd, verder uit te werken, om vervolgens enkele argumenten aan te voeren om de waarheid ervan te bewijzen.

1. Ter opheldering van de tekstwoorden begin ik met te zeggen dat God Jehova is en dat Hij niet verandert in Zijn Wezen. Ik zal mijn tekst toelichten door eerst te zeggen dat God Jehovah is en dat Hij niet verandert in Zijn Wezen. Wij kunnen u niet zeggen wat de Godheid is. Wij weten niet wat de substantie is die wij God noemen. Het is een Bestaan, het is een Wezen, maar wat dat is, weten wij niet. Wat het ook is, wij noemen het Zijn Wezen, en dat Wezen verandert nooit. De substantie van sterfelijke dingen verandert voortdurend. De bergen met hun sneeuwwitte toppen leggen in de zomer hun oude diademen af, die in rivieren langs hun flanken naar beneden stromen, terwijl de onweerswolken hen een nieuwe kroon geven; de oceaan, met zijn machtige vloedgolven, verliest zijn water wanneer de zonnestralen de golven kussen en ze in nevelen naar de hemel voeren; zelfs de zon heeft nieuwe brandstof nodig uit de hand van de Oneindige Almachtige om zijn eeuwig brandende oven te vullen.

Alles wat schepsel is, verandert. De mens is vooral wat zijn lichaam betreft aan voortdurende wisseling onderhevig. Zeer waarschijnlijk is geen enkel deel van mijn lichaam precies hetzelfde als het jaren geleden was. Dit samenstel is door arbeid afgesleten; talloze kleine, nauwelijks merkbare delen waaruit het bestaat zijn door wrijving verloren gegaan. Daarvoor heeft het lichaam steeds nieuwe delen in de plaats gekregen en zo is het blijven bestaan, hoewel zijn substantie veranderd is. De gedaanteverwisselingen van dit wereldgebouw gaan altijd door, zoals de waterdeeltjes van een stroom elkaar onophoudelijk voortstuwen: de druppels vloeien weg en anderen komen ervoor in de plaats. De rivier blijft steeds vol, maar haar bestanddelen wisselen voortdurend af.

God echter is voortdurend dezelfde. Hij is niet uit enige stof samengesteld, maar is Geest – louter, zuiver, enkel Geest – en daarom onveranderlijk. Er zijn geen rimpels op Zijn eeuwige voorhoofd. Geen ouderdom heeft Hem verzwakt; geen merkteken van de snelle vlucht der jaren is bij Hem te bespeuren. Hij ziet eeuwen voorbijgaan, maar voor Hem is het altijd heden. Hij is de Grote ‘Ik ben,’ de grote Onveranderlijke.

U weet dat Zijn natuur geen verandering onderging toen zij zich met de mensheid verenigde. Toen Christus eeuwen geleden zich met sterfelijk vlees bekleedde, bleef het wezen van Zijn Godheid wat het was; het vlees werd geen God en God werd geen vlees door een werkelijke verandering van natuur. Beiden werden verenigd in één persoon, maar Jezus’ Godheid bleef dezelfde. Zij was dezelfde toen Hij als kind in de kribbe lag en toen Hij als Schepper de hemelen uitbreidde; Hij die aan het kruis hing en de purperen stroom van Zijn bloed ten beste gaf, was dezelfde die als God de wereld op Zijn eeuwige schouders draagt en de sleutels van hel en dood in handen heeft.

Hij heeft nooit enige verandering in Zijn Wezen ondergaan, zelfs niet bij Zijn menswording: Hij blijft eeuwig en altijddurend dezelfde onveranderlijke God, de Vader der lichten, bij wie geen verandering of schaduw van omkering is.

2. Hij verandert niet in Zijn eigenschappen.
Wat Gods eigenschappen vroeger waren, dat zijn ze nog steeds. Van elk van hen mogen we zingen: Gelijk ze in den beginne waren, zijn ze heden en zullen ze zijn tot in eeuwigheid: Amen. Was Hij almachtig? Was Hij de Almachtige God toen Hij de wereld gebood om uit de baarmoeder van het niets tevoorschijn te komen? Was Hij de Allesvermogende toen Hij bergen op bergen stapelde en de afgronden als verzamelplaatsen voor de wateren der zee uitdiepte? Ja, toen was Hij de Almachtige, en tot op heden is Zijn arm niet krachteloos geworden; Zijn kracht is niet verdroogd, Zijn macht is niet vergaan.

Was Hij wijs toen Hij deze aarde samenstelde en de grondslagen van het heelal legde? Had Hij wijsheid toen Hij het plan der verlossing ontwierp en Zijn verheven besluiten vormde? Ja, en nog steeds is Hij wijs; Zijn verstand is niet afgenomen, Zijn kennis is niet verminderd. Zijn oog, dat alle dingen ziet, is onverduisterd; Zijn oor, dat al het gezucht, gekerm, gekrijt en geween van Zijn volk hoort, is niet zwaar geworden gedurende al die jaren waarin gebeden en smeekbeden tot Hem zijn opgeklommen. Hij is onveranderlijk in Zijn wijsheid; Hij weet evenveel als vroeger—niet minder, noch meer. Hij bezit dezelfde volmaakte kennis, datzelfde vooruitzicht in de verste toekomst.

Hij is onveranderd—gezegend zij Zijn Naam—in Zijn rechtvaardigheid. Heilig en rechtvaardig was Hij in het verleden, heilig en rechtvaardig is Hij nu. Hij is onveranderd in Zijn waarheid: wat Hij heeft beloofd, volbrengt Hij; wat Hij heeft gezegd, zal geschieden. Hij verandert niet wat betreft de goedheid, edelmoedigheid en weldadigheid die eigen zijn aan Zijn natuur. Hij is geen almachtige tiran geworden zoals sommigen Hem zouden beschrijven; nee, zoals Hij eens een almachtige Vader was, blijft Zijn sterke liefde als een rots van graniet onbewogen tegenover de orkanen van onze ongerechtigheid. En gezegend zij Zijn dierbare Naam: Hij is onveranderd in Zijn liefde.

Hoe was Zijn hart vervuld van genegenheid voor Zijn volk bij de eerste optekening van het verbond! Hij wist dat Zijn Zoon zou moeten sterven om de artikelen van die overeenkomst te verwezenlijken. Het was Hem volkomen bekend dat Hij de Geliefde van Zijn borst zou moeten afscheuren en Hem naar de aarde zou moeten zenden om daar te bloeden en te sterven. Toch aarzelde Hij niet om die wonderlijke verbintenis te tekenen en trok zich geenszins terug van de uitvoering ervan. Hij heeft lief evenzeer als toen. En wanneer de zon ophoudt te stralen en de maan stopt met schijnen, zal Hij nog steeds beminnen – van eeuwigheid tot eeuwigheid.

Neem een van Gods eigenschappen – welke u ook kiest – en ik zal erop schrijven: semper idem (altijd dezelfde). Neem iets waarvan u kunt zeggen dat het aan God eigen is, en u mag met zekerheid beweren – niet alleen met terugblik op een duister verleden, maar ook met vooruitzicht op een glorieuze toekomst – dat het altijd hetzelfde zal blijven: ‘Ik, Jehova, word niet veranderd.’

3. Bovendien verandert God Zijn plannen niet.

Die man daar ginds begon te bouwen, maar was niet in staat het werk te voltooien. Daarom wijzigde hij zijn ontwerp, zoals het een verstandig man betaamt in een dergelijk geval; hij besloot nu op een fundament van kleinere omvang te bouwen en begon opnieuw. Maar kan ooit gezegd worden dat God met bouwen begon en niet in staat was het te voltooien? Wanneer het bij Hem opkomt om over onmetelijke schatten te beschikken, wanneer Hij Zijn hand wil uitstrekken om een menigte werelden te scheppen, even onberekenbaar groot als de hoeveelheid morgendaauwdruppels, zal Hij dan genoodzaakt zijn daarvan af te zien omdat het Hem aan vermogen ontbreekt? Zal Hij Zijn plan omkeren, veranderen of herschikken omdat Hij niet in staat is het te verwezenlijken?

‘Maar,’ zegt wellicht iemand, ‘heeft God wel ooit een plan gehad?’ Meent u dat God minder verstandig zou zijn dan u, vriend? Gaat u zonder nadenken te werk? Nee, zegt u: ‘Ik heb altijd een plan.’ God eveneens. Elk mens heeft een plan, en God heeft het Zijne. God is de opperste geest: Hij bepaalde elk ding in Zijn alomvattende verstand lang voordat Hij het daarstelde. En eens een bepaling vastgesteld hebbende, wijkt Hij daar nooit van af. ‘Dit zal geschieden,’ zegt Hij, ‘en de ijzeren hand, tegen welke niemand zich verzetten kan, schrijft het neer en voert het uit.’

‘Dit is mijn oogmerk,’ verklaart Hij, ‘en het wordt bereikt, ondanks de weerstand van aardse en helse machten.’ ‘Dit is mijn besluit,’ zegt Hij. Verkondig het, engelen! Scheur de bekendmaking van de deuren des hemels af, duivelen! Maar u kunt dat besluit niet verijdelen – het zal volvoerd worden. God verandert Zijn plannen niet. Waarom zou Hij? Hij is almachtig en doet dus wat Hem behaagt. Waarom zou Hij? Hij is alwijs en kan geen averechts plan ontwerpen. Waarom zou Hij? Hij is de eeuwig levende God, die onmogelijk kan sterven voordat Zijn plan verwezenlijkt is.

Waarom zou Hij veranderen? U, wezens van één dag, gelijk aan wemelende stofdeeltjes; u, kruipende insecten die aan deze aarde kleven – u mag uw plannen veranderen, maar Hij verandert de Zijne nooit. Is mij dan door Hem bekendgemaakt dat Hij het plan heeft mij zalig te maken? Zo ja, dan ben ik zalig!

‘En in de palmen Zijner handen
Daar staat mijn naam als ingegrift;
Zijn hart van Vaderliefde aan ’t branden
Draagt ook mijn naam met eeuwig schrift.’

4. Nog eens, God is onveranderlijk in Zijn besluiten.

O, hoe graag spreken wij over de liefelijke beloften van de Heere! Maar als wij konden veronderstellen dat één daarvan veranderd kon worden, zouden wij er helemaal niet meer over willen spreken. Als ik zou denken dat onze bankbiljetten morgen niet meer tegen contant geld ingewisseld konden worden, zou ik ze niet willen aannemen. En als ik moest aannemen dat Gods beloften nooit vervuld zouden worden – als ik moest veronderstellen dat God het rechtvaardig zou achten om een enkel woord in Zijn beloften te veranderen – dan: vaarwel, o Schrift! Ik heb behoefte aan onveranderlijke dingen.

Maar nu weet ik dat ik in het bezit ben van onveranderlijke beloften wanneer ik mij tot de Bijbel wend. Want door twee onveranderlijke dingen, waarin het onmogelijk is dat God zou liegen, weet ik dat Hij elk van Zijn beloften heeft getekend, bekrachtigd en verzegeld. Het Evangelie is niet ‘ja en nee,’ het belooft niet vandaag om morgen te ontkennen. Nee, het Evangelie is ‘ja, ja’ tot heerlijkheid Gods.

Gelovige! Dat was een verkwikkende belofte waarin u zich gisteren verblijdde; en deze morgen, toen u uw Bijbel weer opende, leek de belofte niet meer verkwikkend. Weet u waarom? Denkt u dat de belofte veranderd is? Ach nee! U bent veranderd. Dat is de zaak. U hebt van de druiven van Sodom gegeten, en uw mond heeft daardoor de juiste smaak verloren, zodat u het werkelijk verkwikkende niet meer kunt onderscheiden. Maar reken erop: het was dezelfde honing die deze morgen werd aangeboden, hetzelfde kleinood, dezelfde kostelijke gave.

‘O,’ zegt een kind van God, ‘ik had mijn huis stevig op een vaste belofte gebouwd; toen stak er een wind op en ik riep uit: O God, ik ben neergeworpen en zal verloren gaan.’ Maar de beloften waren niet neergeworpen en de grondslagen waren niet geschokt. Dat was slechts het geval met uw kleine hut van hooi, stro en stoppelen die u erop gebouwd had – die was ingestort. U bent geschud geworden op de rots, maar de rots onder u geenszins.

Laat mij u vertellen wat de beste manier is om stand te houden in deze wereld. Ik heb eens gehoord van een heer die tegen een neger zei: ‘Ik kan mij niet voorstellen hoe u altijd zo gelukkig bent in de Heer, terwijl ik vaak neerslachtig ben.’ ‘Wel, Massa,’ zei hij, ‘ik leg mij altijd plat op de belofte neer en daar blijf ik liggen; u gaat op de belofte staan – u klemt zich er niet goed aan vast – en wanneer de wind komt kunt u zich niet staande houden. Dan roept u uit: ‘Wee mij, ik ben neergeworpen.’ Terwijl ik mij gewoon rechtuit op de belofte laat vallen; daarom vrees ik geen omverwerping.’ Laten wij dan altijd zeggen: ‘Heere, hier is de belofte; het is Uw zaak om haar te vervullen.’ En ik laat mij op die belofte zinken zonder mijzelf weer op te richten. Zo moet u te werk gaan: werp uzelf neer op de belofte en onthoud dat elke belofte een rots is – een onveranderlijke zaak. Daarom: val aan haar voeten neer en rust daar voor altijd.

5. Maar nu een verontrustende noot die het lied verstoort.

Voor sommigen van u is God onveranderlijk in Zijn bedreigingen. Zoals elke belofte vaststaat en elke eed van het verbond vervuld wordt, hoor dan, zondaar! Let op het woord – hoor het geklep van de doodsklok, die het vergaan van uw aardse verwachtingen aankondigt. Bereid u voor op de begrafenis van uw vleselijke vertrouwen. Elke bedreiging van God, evenals elke belofte, zal vervuld worden. Spreekt u van besluiten? Ik zal u een besluit vertellen: ‘Die niet gelooft, zal verdoemd worden.’ Dat is een besluit en een inzetting die niet kan veranderen. Wees zo goed als u wilt, wees zo zedelijk als u kunt, wees zo fatsoenlijk als u wenst, wandel zo oprecht als u vermag – daar staat de onveranderlijke bedreiging: ‘Die niet gelooft, zal verdoemd worden.’

Wat zegt u daarvan, zedemeester? O, u zou graag willen dat er een verandering in kwam en zeggen: ‘Die niet heilig leeft, zal verdoemd worden.’ Dat is ook waar; maar hier wordt iets anders gezegd. Er staat: ‘Die niet gelooft.’ Hier is een steen des aanstoots en een rots der ergernis; maar er is niets aan te veranderen. U moet geloven of verdoemd worden, zegt de Bijbel. En bedenk dat Gods eed zo onveranderlijk is als God zelf.

En wanneer duizend jaren in helse kwellingen voorbij zijn gegaan, zult u uw ogen opheffen en in vurige letters geschreven zien: ‘Die niet gelooft, zal verdoemd worden.’ ‘Maar Heere, ik ben verdoemd.’ Niettemin zal het altijd luiden: ‘zal.’ En wanneer miljoenen eeuwen zijn voortgewenteld en u door uw smarten en angsten bent uitgeput, zult u uw ogen opheffen en nog steeds lezen: ‘ZAL VERDOEMD WORDEN’ – ongewijzigd, onveranderd. En wanneer u denkt dat de eeuwigheid haar laatste draad heeft afgesponnen m- dat elk deel van wat wij eeuwigheid noemen ten einde is gekomen m- zult u nog steeds dat schrift aanschouwen: ‘ZAL VERDOEMD WORDEN.’

O schrikkelijke gedachte! Hoe durf ik die uit te spreken? Maar ik moet! U heeft waarschuwing nodig, vrienden, ‘opdat gij niet komt in deze plaats der pijniging.’ Harde zaken moeten u voorgehouden worden; want als Gods Evangelie geen zachte zaak is, dan is de wet een harde zaak; de berg Sinaï is een harde zaak. Wee de wachter die de goddelozen niet waarschuwt! God is onveranderlijk in Zijn bedreigingen. Zie toe, o zondaar, want ‘vreeslijk is het te vallen in de handen van de levende God.’

6. Wij moeten nog met een wenk aan een gedachte herinneren voordat wij verder gaan; en die is: God is onveranderlijk in de voorwerpen van Zijn liefde—niet alleen in Zijn liefde, maar ook in de voorwerpen daarvan.

‘Als ooit een schaap van Jezus:
Ach! Voor goed van Gods gena verviel,
Wel duizendmaal op één dag,
Bezweek mijn afgestreden ziel.’

Indien één van Gods heiligen zou omkomen, dan zouden allen kunnen omkomen; indien één van hen die in het verbond getreden zijn verloren zou gaan, dan zouden allen verloren kunnen gaan. Maar dan zou geen Evangeliebelofte meer waar zijn; dan zou de Bijbel een leugen zijn; dan zou hij niets bevatten wat mijn aanvaarding waardig is. Ik zou onmiddellijk een ongelovige worden als ik moest aannemen dat een kind van God uiteindelijk zou kunnen afvallen.

Indien God mij eenmaal heeft liefgehad, zal Hij mij liefhebben voor altijd:

‘Zag Jezus eenmaal op mij neer,
O dan ontval ik Hem nooit weer.’

God verandert nooit in de voorwerpen van Zijn eeuwige liefde. Die God geroepen heeft, heeft Hij ook gerechtvaardigd; die Hij gerechtvaardigd heeft, zal Hij ook heiligen; en die Hij heiligt, zal Hij ook verheerlijken.

II. Ik heb dus wat tijd besteed – misschien wel te veel – aan het uitleggen van de gedachte dat God onveranderlijk is.Nu wil ik proberen te bewijzen dat Hij onveranderlijk is.

1. Ik ben niet per se een prediker die veel redeneert, maar er is één argument dat ik graag wil noemen: naar mijn mening impliceert het bestaan en het wezen van God Zijn onveranderlijkheid.

Laten we een ogenblik nadenken. Er is een God; deze God regeert en bestuurt alle dingen; deze God vormde de wereld: Hij onderhoudt haar. Wat voor soort Wezen moet Hij zijn? Het verwondert mij niet dat u zich geenszins een veranderlijke God kunt voorstellen. Ik erken dat de gedachte zo stuitend is voor het gezond verstand, dat één moment van nadenken u zal aantonen dat er een strijd is tussen de denkbeelden ‘God’ en ‘veranderlijk.’ U zult zeggen: ‘Als Hij veranderde, zou Hij een soort mens zijn,’ en u schuwt het om een voorstelling van God te hebben zoals de Mormonen die zich vormen.

Ik stel mij voor dat het onmogelijk is om het denkbeeld van een veranderlijke God te koesteren. Anderen mogen daartoe in staat zijn, maar voor mij is het ondenkbaar. Ik kan evenmin aan een veranderlijke God denken als aan een rond vierkant of enige andere onzin. De zaak komt mij zo tegenstrijdig voor, dat ik verplicht ben, wanneer ik zeg ‘God,’ daarmee ook het denkbeeld van een onveranderlijk Wezen te verbinden.

2. Ik meen dat dit éne argument genoeg is, maar een andere afdoende bewijsvoering wordt gevonden in de waarheid dat God volmaakt is.

Ik geloof dat God een volmaakt wezen is. En als Hij volmaakt is, kan Hij niet veranderen. Stel dat ik vandaag volmaakt ben – als het mogelijk zou zijn dat ik verander, zou ik dan na die verandering nog steeds volmaakt zijn? Verandering betekent namelijk dat ik óf van een goede staat naar een betere ga, óf naar een slechtere. Maar als ik beter kan worden, ben ik nu niet volmaakt; en als ik slechter word, ben ik daarna niet langer volmaakt. Volmaaktheid sluit verandering uit, want veranderen zou onvolmaaktheid betekenen. Als ik vandaag volmaakt ben, moet ik morgen precies hetzelfde blijven om nog steeds volmaakt te zijn.

Hetzelfde geldt voor God: als Hij volmaakt is, moet Hij altijd dezelfde blijven. Verandering zou betekenen dat Hij óf nu onvolmaakt is, óf later onvolmaakt wordt – en dat is onmogelijk.

3. Ook sluit het feit dat God oneindig is alle verandering uit.

God is een oneindig wezen. Maar wat betekent dat precies? Niemand kan exact omschrijven wat ‘oneindig’ in deze context betekent. Eén ding is zeker: er kunnen geen twee oneindigheden bestaan. Als iets oneindig is, omvat het immers alles – het is onbegrensd en kent geen einde. Er is simpelweg geen ruimte voor een tweede oneindigheid. Stel dat God vandaag oneindig is en morgen verandert, terwijl Hij nog steeds oneindig blijft. Dan zouden er twee oneindigheden zijn, wat onmogelijk is. Als God oneindig is en tóch verandert, zou Hij eindig moeten worden—en dan houdt Hij op God te zijn. Andere scenario’s, zoals ‘vandaag oneindig, morgen eindig’ of ‘vandaag eindig, morgen oneindig’ zijn eveneens onmogelijk. Al deze veronderstellingen zijn absurd. Het feit dat Gods wezen oneindig is, sluit elke mogelijkheid van verandering uit. Oneindigheid draagt het kenmerk van onveranderlijkheid in zich. Het is als een zegel op haar voorhoofd: wat oneindig is, kan niet anders dan altijd hetzelfde blijven.

4. Maar laten we nu, vrienden, naar het verleden terugkijken, waar we enkele bewijzen van Gods onveranderlijke natuur kunnen verzamelen.

‘Heeft Hij gesproken en het niet gedaan? Heeft Hij gezworen en Zijn eed niet gehouden?’ Kan men niet van Jehova zeggen: Zijn raad is uitgevoerd en Hij heeft al Zijn welbehagen gedaan? Wend u tot het land der Filistijnen en vraag waar het is. God heeft gezegd: ‘Huil, Asdod, en gij poorten van Gaza, want gij zult vallen.’ En waar zijn zij nu? Waar is Edom? Vraag het aan Petra en zijn verwoeste muren. Zullen zij niet bevestigen dat God gezegd heeft: ‘Edom zal een prooi zijn en zal verwoest worden’?

Waar is Babel? Waar is Nineve? Waar zijn Moab en Ammon? Waar zijn de naties waarvan God heeft gezegd dat Hij ze zou uitroeien? Heeft Hij ze niet ontworteld en hun herinnering van de aarde weggevaagd? En heeft God ooit Zijn volk verstoten? Is Hij ook maar één keer ontrouw geweest aan Zijn belofte? Heeft Hij ooit Zijn eed of verbond verbroken? Is Hij ooit afgeweken van Zijn plan? O nee! Wijs mij in de geschiedenis een enkel voorbeeld aan waarin God veranderd is! Het is onmogelijk, vrienden! Want door de hele geschiedenis heen staat het feit vast dat God onveranderlijk is in Zijn ontwerpen.

Misschien zegt iemand: ‘Ik herinner mij een voorbeeld uit de Schrift waaruit blijkt dat God kan veranderen!’ Ik heb dat vroeger ook gedacht. Het geval betreft de aankondiging van Hiskia’s dood. Jezaja kwam tot hem en zei: ‘Zo zegt de Heere: Stel uw huis in orde, want gij zult sterven en niet leven!’ Hiskia keerde zijn gezicht naar de muur en bad, en voordat Jezaja het middenvoorhof was uitgegaan, kwam het woord des Heeren tot hem: ‘Keer terug en zeg tegen Hiskia: Ik zal vijftien jaren aan uw leven toevoegen.’ U mag daarin een bewijs zien dat God verandert, maar ik zie daar werkelijk geen bewijs voor. Waarom zou deze levensverlenging voor God een onverwachte zaak zijn geweest?

Ze was al vooraf door God bepaald; Hij wist precies hoe lang Hiskia zou leven. Als Hij dat vooruit wist, waarin is Hij dan veranderd? Dat zou ik graag willen weten. Maar ziet u niet iets over het hoofd? Namelijk dat Hiskia’s zoon Manasse toen nog niet geboren was. Als Hiskia gestorven was, zou er geen Manasse zijn geweest, geen Jozia, en geen Christus – want Christus moest uit die lijn voortkomen.

U kunt lezen dat Manasse twaalf jaar oud was toen zijn vader stierf; dus moet hij drie jaar na dit voorval geboren zijn. Gelooft u niet dat God de geboorte van Manasse had bepaald en deze vooruit wist? Natuurlijk wel. Daarom wilde Hij dat Jezaja naar Hiskia ging om hem te vertellen dat zijn ziekte ongeneeslijk was, met daarbij de belofte: ‘Maar Ik zal u genezen en gij zult leven.’

God kondigde Hiskia’s sterven aan om hem tot gebed op te wekken. Hij sprak in eerste instantie als een mens: ‘Volgens alle menselijke berekeningen kunt u niet herstellen van uw ziekte en zult u sterven.’ Vervolgens wachtte Hij totdat Hiskia bad; daarna voegde Hij een klein ‘maar’ toe aan het einde van de aankondiging. Jezaja had nog niet helemaal uitgesproken toen hij zei: ‘Stel uw huis in orde, want vanuit menselijk oogpunt is er geen genezing mogelijk; maar…’ (en toen vertrok hij). Hiskia bad een ogenblik, waarna Jezaja terugkeerde om te zeggen: ‘Maar Ik zal u genezen.’

Waar is hier enige tegenstrijdigheid? Het idee dat God een veranderlijk wezen zou zijn bestaat alleen in de gedachten van hen die Hem zo willen zien.

II. Laat mij nu ten tweede iets zeggen over de personen aan wie deze onveranderlijkheid van God ten goede komt. ‘Ik, de Heere, verander niet; daarom zijt gij, o kinderen van Jakob, niet verteerd.’ Nu, wie zijn die kinderen van Jakob die zich kunnen verblijden in een onveranderlijke God?

1. Ten eerste zijn zij uitverkoren kinderen.

Want er staat geschreven: ‘Jakob heb Ik liefgehad, en Ezau heb Ik gehaat.’ Toen de kinderen nog niet geboren waren, noch iets goeds of kwaads hadden gedaan, werd tot haar (Rebekka) gezegd: ‘De meerdere zal de mindere dienen.’

‘De zonen van Jakob, door ontferming uitverkoren,
Ten nieuwen leven weergeboren,
Gekend van vóór ’t begin der tijden,
Gaan zij tot heerlijkheid door lijden.’

De kinderen Jakobs worden hier bedoeld als Gods uitverkorenen – degenen die Hij van tevoren heeft gekend en van tevoren heeft verordend tot eeuwige behoudenis.

2. Door de kinderen Jakobs moet men in de tweede plaats personen verstaan die genot hebben van bijzondere rechten en aanspraken.

Jakob, zoals u weet, had geen rechten door geboorte, maar hij verkreeg die later. Hij ruilde met zijn broer Ezau en kreeg het eerstgeboorterecht voor een schotel linzensoep. Ik rechtvaardig de middelen niet die hij gebruikte, maar zo verkreeg hij de zegen en bijzondere rechten.

Door de ‘zonen van Jakob’ moeten wij mensen verstaan die bijzondere aanspraken en voorrechten bezitten. Hij heeft hun de macht gegeven om kinderen van God te worden, namelijk degenen die in Zijn naam geloven. Zij hebben deel aan Christus’ bloed; zij hebben het recht om door de poorten van de stad te gaan; zij hebben aanspraak op eeuwige eer; zij hebben een belofte van altijddurende heerlijkheid; zij hebben het recht zichzelf kinderen van God te noemen.

O! Wat een uitnemende voorrechten komen toe aan de kinderen Jakobs!

3. Daarbij zijn deze ‘kinderen Jakobs’ mensen aan wie bijzondere openbaringen geschonken zijn.

Jakob ontving buitengewone bekendmakingen van zijn God en was daardoor hoog bevoorrecht. Op een nacht lag hij neer om te slapen; de heg waarachter hij sliep was het gordijn dat hem verborg, de hemel was boven hem, hij gebruikte een steen als kussen en de harde grond als bed. O! Toen kwam er een bijzondere openbaring tot hem. Hij zag een ladder staan, en hij zag de engelen Gods opklimmen en neerdalen.

Zo kreeg hij een bekendmaking over Christus Jezus als de ladder die van de aarde naar de hemel reikt, langs welke engelen komen om ons zegeningen te brengen. Wat een ontmoeting was dat in Mahanaïm, waar de engelen Gods hem omringden! En nog eens in Pniël, waar hij met God worstelde en Hem van aangezicht tot aangezicht zag. Dat waren unieke openbaringen, en onze tekst verwijst naar mensen die, zoals Jakob, bijzondere openbaringen hebben ontvangen.

Hoeveel van u hebben persoonlijke openbaringen gehad? ‘O!’ zegt u misschien, ‘dat is opwinding; dat is dweperij.’ Nu, het is een gezegende opwinding voor de kinderen Jakobs wanneer zij bijzondere openbaringen deelachtig worden. Zij hebben met God gesproken zoals een man met zijn vriend spreekt; zij hebben in het oor van Jehova gefluisterd; Christus heeft avondmaal met hen gehouden en zij met Christus; en de Heilige Geest heeft met zoveel helderheid in hun zielen geschenen dat zij niet kunnen twijfelen aan deze bijzondere openbaringen.

4. Bovendien zijn zij mensen van bijzondere beproevingen.

Ach, die arme Jakob. Ik zou zijn lot niet kiezen, tenzij ik zeker wist dat ik ook zijn zegen in het vooruitzicht had, want zijn leven was hard. Hij vluchtte uit het huis van zijn vader naar dat van Laban, en de norsige, oude Laban misleidde Jakob gedurende al die jaren van ballingschap. Hij bedroog hem op zijn huwelijksdag, in zijn loon, in zijn kudde – van begin tot eind werd Jakob bedrogen. Vervolgens moest hij vluchten voor Laban, die hem achtervolgde en inhaalde.

Daarna kwam Ezau met vierhonderd man om hem te slaan, inclusief de moeders met hun kinderen. Dat was een tijd voor gebed en worsteling, en als gevolg van die worsteling moest Jakob levenslang met een verwrongen heup voortstrompelen. Kort daarna stierf zijn hartelijk geliefde Rachel. Vervolgens werd zijn dochter Dina ontvoerd, en richtten zijn zonen een slachting aan onder de Sichemiten. Daarna werd zijn geliefde Jozef naar Egypte verkocht en brak er hongersnood uit. Ruben beklom het bed van zijn vader en bezoedelde het; Juda beging bloedschande met zijn eigen schoondochter; en Jakobs zonen werden hem tot een kwelling.

Ten slotte moest hij Benjamin missen, en de oude man riep met gebroken hart uit: ‘Jozef is er niet meer, Siméon is er niet meer, en nu wilt u Benjamin ook nog wegnemen.’ Niemand werd meer verdrukt dan Jakob, en dat vanwege dat ene bedrog tegenover zijn vader. Zijn hele leven werd hij door God gekastijd. Maar ik geloof dat er hier velen zijn die met die lieve oude Jakob kunnen meevoelen. Zij hebben verdrukkingen doorstaan die op veel manieren lijken op de zijne.

Nu dan, kruisdragers! God zegt: ‘Ik verander niet; daarom bent u, kinderen van Jakob, niet verteerd.’ Arme, beproefde zielen! U bent niet verteerd vanwege de onveranderlijke natuur van uw God. Ga dan niet morrend uw weg om uzelf te misleiden door te zeggen: ‘Ik ben de man die ellende heeft gezien.’ O, de ‘Man van smarten’ heeft meer leed gedragen dan u: Jezus was werkelijk een rouwdrager; u aanschouwt slechts de zoom van het kleed van Zijn smarten. U hebt nooit beproevingen gehad die gelijk zijn aan de Zijne. U begrijpt nog niet wat echte kwelling is; uw lippen hebben nauwelijks de beker des lijdens aangeraakt; u hebt slechts een paar druppels geproefd, maar Jezus dronk de droesem.

Vrees niet, zegt God: ‘Ik, de Heere, verander niet; daarom bent u, o kinderen van Jakob – u mensen van uitmuntende verdrukkingen – niet verteerd.’

5. Nu nog een opmerking betreffende de vraag wie de ‘kinderen Jakobs’ zijn, want ik wens dat u te weten komt of u zichzelf kinderen van Jakob mag noemen of niet.

Ze zijn mensen met een bijzonder karakter. Hoewel er dingen in Jakobs karakter waren die wij niet kunnen prijzen, zijn er één of twee eigenschappen die door God worden geprezen. Daar was Jakobs geloof, waardoor zijn naam is opgeschreven onder die machtigen en verhevenen die de beloften niet op aarde hebben verkregen, maar ze in de hemel zullen ontvangen. Bent u mensen van geloof, geliefden? Weet u wat het betekent om in geloof te wandelen, door geloof te leven, uw dagelijks brood door geloof te verkrijgen en te leven van geestelijk manna – alles door geloof? Is geloof de regel van uw leven? Zo ja, dan bent u kinderen Jakobs.

Bovendien was Jakob een man van gebed – een man die worstelde en zuchtte. Daar ginds zie ik een man die deze ochtend niet heeft gebeden voordat hij naar het huis van God ging. Zeg eens, arme ziel, bidt u niet? ‘Nee,’ antwoordt hij, ‘ik heb nooit aan zoiets gedacht; ik heb al jaren niet gebeden.’ Nu, ik hoop dat u het zult doen voordat u sterft. Leef en sterf zonder gebed, en u zult lang genoeg bidden wanneer u in de hel belandt. Aan de andere kant zie ik een vrouw; zij heeft deze ochtend niet gebeden omdat ze bezig was haar kinderen naar de zondagschool te sturen. ‘Ik had geen tijd om te bidden,’ zegt ze. Geen tijd om te bidden? Had u wel tijd om uzelf aan te kleden? Er is tijd onder de hemel voor elk voornemen, en als u had voorgenomen te bidden, dan had u gebeden.

De kinderen van God kunnen niet leven zonder gebed. Zij zijn worstelende Jakobs – mensen waarin de Heilige Geest zo krachtig werkt dat zij net zo min zonder gebed kunnen leven als ik zonder ademhaling kan leven. Zij moeten bidden. Bedenk dit goed, vrienden! Als u leeft zonder gebed, dan leeft u ook zonder Christus; en wie zonder Hem leeft, zal zijn deel vinden in de poel die brandt van vuur en zwavel. God beware u! God behoede u voor zo’n lot! Maar als u een van de ‘kinderen Jakobs’ bent, vat moed: God is onveranderlijk.

III. Ten derde kan ik slechts kort spreken over het laatste punt: het voordeel dat de onveranderlijkheid van god aan de ‘kinderen jakobs’ biedt.

‘Daarom zijt gij, o kinderen Jakobs, niet verteerd.’ ‘Verteerd?’ Hoe? Hoe wordt een mens verteerd? Dat kan op twee manieren. We hadden verteerd kunnen worden in de hel. Als God een veranderlijk God was, zouden de ‘kinderen Jakobs’ zich op dit moment al in de plaats der pijniging kunnen bevinden. Zonder Gods onveranderlijke liefde zou ik al een brandende vuurkolk in de gloed zijn geweest. Daarnaast is er een manier om in deze wereld verteerd te worden: men kan in een toestand verkeren waarin men heet te leven, maar in werkelijkheid dood is—een toestand die ‘veroordeeld tot sterven’ wordt genoemd. God had ons kunnen overlaten aan het goeddunken van ons eigen hart, en waar zouden we dan nu zijn? O, misschien wel midden tussen de dronkaards, bezig met losbandigheid en lastering van de Almachtige.

O, als Hij u had losgelaten, mijn geliefden! Als Hij een veranderlijk God was geweest, zou u nu behoren tot de onreinsten onder de onreinen, tot de ergsten onder de zondaars. Kunt u zich geen momenten in uw leven herinneren die lijken op wat ik heb meegemaakt? Ik naderde rechtstreeks tot de uiterste grens van de zonde; een zware beproeving had mijn beide armen verlamd, zodat ik niet kon worstelen. Ik werd voortgedreven, meegesleept als door een vreselijke satanische kracht, tot aan de rand van een angstaanjagende afgrond.

Ik staarde in die verschrikkelijke diepte en zag het lot dat mij wachtte. Huiverend stond ik op de rand van het verderf, ontroerd door de gedachte aan de zonde die ik op het punt stond te begaan en de poel van verschrikking waarin ik bijna was gestort. Maar een sterke hand heeft mij gered. Ik deinsde terug en riep uit: ‘O God! Hoe kon ik zo dicht bij het uitvoeren van deze zonde komen en toch nog terugkeren? Hoe kon ik zo dicht bij de gloeiende oven naderen zonder door de felle hitte verteerd te worden, zoals Nebukadnezars knechten?’

Wanneer ik denk aan de zonden die ik heb begaan en aan de misdadige gedachten waarmee mijn verdorven verbeelding zich heeft beziggehouden, vraag ik mij af: hoe is het mogelijk dat ik hier vandaag nog sta? Ja, ik ben hier – niet verteerd – want de Heere verandert niet.

Als Hij veranderlijk was geweest, zouden wij op talloze manieren verteerd zijn geworden. Als de Heere veranderlijk was geweest, zouden u en ik onszelf hebben vernietigd; want een zondaar is zijn eigen gevaarlijkste vijand. We zouden als zelfmoordenaars onze eigen ziel voor eeuwig hebben gedood; we zouden zelf de gifbeker hebben bereid om onze innerlijke mens te verderven – als de Heer geen onveranderlijke God was geweest en die beker niet uit onze handen had geslagen toen we klaarstonden om hem leeg te drinken.

Als God kon veranderen, dan zouden we door God zelf verteerd zijn geworden. Wij noemen Hem Vader – maar geen vader op aarde zou al zijn kinderen niet allang hebben verworpen als hij zo getergd was geworden als God door Zijn volk.

Hij heeft het meest verdriet veroorzakende volk in de hele wereld—ongelovig, ondankbaar, ongehoorzaam, vergeetachtig, opstandig, dwaalziek, klagend en koppig. Toch is Hij geduldig en zeer lankmoedig; anders had Hij allang niet alleen de roede, maar zelfs het zwaard tegen sommigen van ons gebruikt. En als er vroeger al niets in ons was dat Zijn liefde voor ons kon opwekken, dan is er nu zelfs nog minder in ons te vinden.

John Newton vertelde meer dan eens glimlachend een bijzondere anekdote over een vrouw die, om de waarheid van de leer der uitverkiezing te verdedigen, eens zei: ‘Ach, mijnheer! God moet mij liefgehad hebben vóór ik geboren was, want na mijn geboorte heeft Hij nooit iets beminnelijks in mij gezien.’ Ik ben er zeker van dat dit in mijn geval waar is, en ook waar is voor de meesten van Gods volk. Want er is zo weinig in hen om lief te hebben nadat zij geboren zijn, dat als Hij hen niet tevoren had liefgehad, er werkelijk geen reden zou zijn geweest om hen later te verkiezen. Maar omdat Hij hen liefhad zonder hun werken, blijft Hij hen ook zonder hun werken liefhebben.

Omdat hun goede werken Zijn genegenheid niet deden ontstaan, kunnen hun kwade werken die genegenheid ook niet beëindigen. Omdat hun gerechtigheid Zijn liefde niet kon uitlokken, kan hun boosheid Zijn liefde niet verwijderen. Hij beminde hen uit pure genade en zal hen daarom blijven beminnen. Zeker zouden wij verteerd zijn door onze vijanden – verteerd door de wereld, door onze zonden, door onze verdrukkingen en op honderd andere manieren—als God ooit veranderd was.

Nu dan, de tijd ontbreekt mij en ik kan slechts weinig meer zeggen. Ik heb de tekst slechts vluchtig behandeld. Moge de Heere u, ‘kinderen Jakobs,’ helpen om dit deel voedsel mee naar huis te nemen: geniet ervan en leef ervan. Moge de Heilige Geest u op een liefelijke wijze de heerlijke dingen die geschreven staan toe-eigenen! Moge u een maaltijd ontvangen van vet vol merg en van reine wijnen die gezuiverd zijn. Herinner u: God blijft dezelfde, wat er ook verandert. Uw vrienden kunnen van u vervreemden; uw leraren kunnen weggenomen worden; alles kan veranderen—maar God niet. Uw broeders kunnen veranderen en uw naam als kwaad verwerpen; maar God zal u nog steeds liefhebben.

Mocht uw maatschappelijke positie veranderen; mocht u uw eigendom verliezen; mocht uw gestel verzwakken en uw lichaam ziekelijk worden; mocht alles om u heen instorten – er is één Naam waarachter nooit het woord ‘veranderlijk’ geschreven kan worden; er is één hart dat altijd hetzelfde blijft: dat hart is het hart van God; die naam is de eeuwige Liefde.

‘Getrouw in sterven en in leven,
Hoe vaak ge in slaafse vrees beeft,
Zal Hij u nooit – o nooit – begeven
Noch dulden dat gij Hem begeeft.’

Download PDF
XFacebookWhatsApp
Vorige Artikel

Ongelukken, geen Straffen

Volgende Artikel

De bewaring van christenen in deze wereld

Archief

Meer resultaten...

Selecteer een zoekfilter
Zoek in titel
Zoek in inhoud
Kies onderwerp of categorie

Afgelopen 30 dagen

  • Populair
  • Nieuw
Sword and Trowel - CharlesSpurgeon.nl

Wat is er met Petrus gebeurd?

24 mei
All Rights Reserved © Het Spurgeon Archief

De dame die om gebed vroeg

17 mei
EXETER HALL

Heb ik te weinig berouw?

22 september

Rust in de Heere

16 mei

De jonge predikant van de Fens

22 mei
All Rights Reserved © Het Spurgeon Archief

De dame die twijfelde

28 mei
Sword and Trowel - CharlesSpurgeon.nl

Wat is er met Petrus gebeurd?

24 mei

De jonge predikant van de Fens

22 mei
Sword and Trowel - CharlesSpurgeon.nl

Simon de Marskramer

20 mei
All Rights Reserved © Het Spurgeon Archief

De dame die om gebed vroeg

17 mei
Steun ons met een donatie

Donatie

 
FacebookXInstagram
  • Privacybeleid en voorwaarden

© Het Spurgeon Archief

Welkom Terug!

Log hieronder in op uw account

Wachtwoord vergeten? Registreren

Maak een nieuw account!

Vul de onderstaande formulieren in om te registreren op Het Spurgeon Archief

Alle velden zijn verplicht. Log In

Haal uw wachtwoord op

Voer uw gebruikersnaam of e-mailadres in om uw wachtwoord opnieuw in te stellen.

Log In

Meer resultaten...

Selecteer een zoekfilter
Zoek in titel
Zoek in inhoud
Kies onderwerp of categorie
  • Donatie | Steun ons
  • Home
  • Bijbels Dagboek
    • Voor Iedere Morgen
    • Voor Iedere Avond
    • Voor Iedere Dag
    • Bank Des Geloofs
    • Aan De Voeten Van De Meester
    • De Schatkamer Van David
    • Overdenkingen Met Spurgeon
    • Nabij De Zon
    • Dagelijkse Hulp
    • Met Spurgeon Het Jaar Door
  • Biografieën
    • Hoorspel
    • Wie is Spurgeon?
    • Tijdlijn van Spurgeon
    • Beknopte biografische schets van CH Spurgeon
    • Uitvoerige biografische schets van CH Spurgeon
    • Een Levensschets (1892)
    • Biografie van Charles Spurgeon
    • Biografische schets van Susannah Spurgeon
    • Docudrama
  • Preken
    • Preken
    • Voor de Predikant
  • Categorieën
    • Blog
    • Brieven
    • De Bekering
    • Diversen
    • Doop
    • Gebeden
    • Het Kruis
    • Korte Overdenkingen
    • Voor kinderen
    • Woorden Van Troost
    • Woorden Van Waarschuwing
    • Woorden Van Wijsheid
  • Anekdotes
  • Onderwerpen
  • Contact
  • Log in
  • Registreren
  • Giften

© Het Spurgeon Archief