En hij zei tegen Jezus: Heere, denk aan mij, als U in Uw Koninkrijk gekomen bent. En Jezus zei tegen hem: Voorwaar, zeg Ik u, heden zult u met Mij in het paradijs zijn. Lukas 23:42-43
Deze man was de metgezel van onze Heere Jezus bij de poorten van het paradijs. Maar wie is deze man die samen met de Koning der heerlijkheid de paarlen poorten binnengaat? Wie is deze bevoorrechte metgezel van de Verlosser? Is het een geëerde martelaar? Een trouwe apostel misschien? Of een patriarch zoals Abraham, of een prins zoals David? Nee, het is geen van hen. Kijk en verwonder je over de soevereine genade: degene die met de Koning der heerlijkheid het paradijs binnengaat, is een misdadiger! Zijn redding is niet gering, en zijn zaligheid is allesbehalve onbelangrijk. Ik geloof dat de Verlosser hem meenam als een voorbeeld van wat Hij voornemens was te doen. Het lijkt alsof Hij aan alle hemelse machten wilde tonen: ‘Ik neem een zondaar met Mij mee; hij staat symbool voor de rest.’ Jezus sprak: ‘Heden zult u met Mij in het paradijs zijn.’
Het paradijs betekent een hof, een plaats vol heerlijkheden. De Hof van Eden was een voorafschaduwing van de hemel. Onze Verlosser nam deze stervende misdadiger mee naar het paradijs van oneindige vreugde, en dat is dezelfde bestemming waar Hij ook ons, zondaars die in Hem geloven, naartoe zal brengen. Als wij op Hem vertrouwen, zullen wij uiteindelijk met Hem in het paradijs zijn. Wanneer de Heere heeft gezegd: ‘Heden zult u met Mij zijn,’ is er niets meer nodig om toe te voegen. Waar Hij is, daar is voor ons de hemel. Toch voegde Hij het woord ‘paradijs’ toe, zodat duidelijk werd naar welke plek Hij zou gaan – een plaats die anders niemand had kunnen bedenken. Stel je voor: voor eeuwig wonen bij de Allerbeminnelijkste! U, armen en behoeftigen, zult bij Hem zijn in Zijn heerlijkheid, Zijn gelukzaligheid en Zijn volmaaktheid. Waar Hij is en zoals Hij is, daar zult ook u zijn. Wat een glorieuze en troostrijke belofte!
Vanmorgen kijkt de Heere in je betraande ogen en zegt: ‘Arme zondaar, op een dag zul je bij Mij zijn.’ Misschien denk je: ‘Heere, dat is een te grote zaligheid voor een zondaar als ik,’ maar Hij antwoordt: ‘Ik heb je liefgehad met een eeuwigdurende liefde; daarom zal Ik je trekken met koorden van liefde totdat je bij Mij bent waar Ik ben.’ ‘Vandaag!’ Je zult geen eeuwen doorbrengen in het vagevuur, noch zul je vele jaren doorbrengen in het voorgeborchte, een tussenstaat. Nee, je zult onmiddellijk klaar zijn voor verlossing en er onmiddellijk van genieten. De zondaar stond aan de rand van de hel, maar de almachtige barmhartigheid tilde hem op en de Heere zei: ‘Vandaag zul je met Mij in het paradijs zijn.’ Wat een ommekeer! Van het kruis naar de kroon, van de kwelling van Golgotha naar de heerlijkheid van het Nieuwe Jeruzalem. In slechts een paar uur tijd werd de bedelaar van het vuil opgetild en tussen prinsen geplaatst. Kun je je de verandering in die zondaar voorstellen? Toen de zon die middag hoog aan de hemel stond, was hij verachtelijk in zijn ongerechtigheid. Maar toen de zon onderging, werd diezelfde zondaar, gekleed in zuiver wit en opgenomen in de Geliefde, opgenomen in het paradijs van God.
Oh, heerlijke Verlosser! Wat een wonderen kunt U verrichten en hoe snel kunt U ze volbrengen! Let op de zekerheid ervan: Hij zegt: ‘Voorwaar.’ Onze gezegende Heere, hangend aan het kruis, nam Zijn majestueuze houding aan. Terwijl Hij pijnlijk Zijn hoofd draaide, keek Hij naar Zijn bekeerling en bevestigde Zijn belofte. Wat een troostende zekerheid! De Heere begon Zijn prediking vaak met: ‘Voorwaar, voorwaar, zeg Ik u’; en nu Hij stervende is gebruikt Hij Zijn vertrouwde uitdrukking, en zegt: ‘Voorwaar.’ Onze Heere zwoer geen eed; want Zijn krachtigste belofte was: ‘Voorwaar, voorwaar’. Om de boeteling de groots mogelijke zekerheid te geven, zegt Hij: ‘Voorwaar, Ik zeg u: heden zult u met Mij in het paradijs zijn.’ Hierin had hij een absoluut onbetwistbare zekerheid dat, hoewel hij moest sterven, hij toch zou leven en zich in het paradijs bij zijn Heere zou bevinden. Waarom zouden jij en ik niet te zijner tijd door die paarlen poort gaan, gekleed in Zijn verdienste, gewassen in Zijn bloed, steunend op Zijn kracht?
Een dezer dagen zullen de engelen over jou en mij zeggen: ‘Wie is zij die daar opkomt uit de woestijn, leunend op haar Liefste? (Hoogl. 8:5)’ De verheerlijkten zullen verbaasd zijn als ze sommigen van ons zien komen. Als u tot nu toe een zondig leven hebt geleid, maar tot inkeer komt en de hemel binnengaat, wat een verbazing zal er dan in de gouden straten zijn bij de gedachte dat u daar bent gekomen! De verlossing van deze veroordeelde misdadiger heeft onze Heere tot op de dag van vandaag beroemd gemaakt om Zijn barmhartigheid; zou uw toestand niet hetzelfde doen? Zouden de heiligen niet roepen: ‘Halleluja! Halleluja!’ als ze hoorden dat sommigen van jullie uit de duisternis waren overgegaan naar het wonderbaar licht? Waarom zou het niet kunnen? Geloof in Jezus, en het zal geschieden.