En Pilatus schreef ook een opschrift, en zette dat op het kruis; en er was geschreven: JEZUS DE NAZARENER, DE KONING DER JODEN. Johannes 19:19
De Romeinen hadden de gewoonte om, wanneer iemand tot de kruisdood veroordeeld was, ergens aan het kruis op een zichtbare plaats zijn levensloop vast te maken. Zijn naam en toenaam stonden dan vermeld, met de beschuldiging die tegen hem ingebracht was, zodat alle voorbijgangers de reden konden lezen waarom deze persoon tot zulk een smadelijke dood veroordeeld was. Onze Heiland, Die met de overtreders is geteld geweest, moest daarom op precies dezelfde manier behandeld worden als zij. Als hun beschuldigingen bekendgemaakt werden, dan moest dat ook met Zijn beschuldiging gebeuren. Wat een wonderlijke vernedering dat Hij, Die door de ganse hemel aangebeden werd als de eeuwige Zoon van de Allerhoogste, aan een kruis gehangen zou worden, met een beschuldiging boven Zijn hoofd alsof Hij een ordinaire misdadiger was.
Ik wilde wel dat we ons zowel de waardigheid van Zijn Persoon, als ook de schande waaraan Hij blootgesteld werd zouden kunnen voorstellen. Als we dat zouden doen, dan zouden we niet alleen met droefheid jegens Hem vervuld zijn, maar ook met dankbaarheid dat Hij Zich vernederde om de kruisdood te sterven. Ik wenste wel dat we nu samen met Maria, Johannes en de andere discipelen aan de voet van het kruis konden staan om de grove en spottende taal een ogenblik te horen. En dan omhoog te kijken, dat bedroefde gezicht te zien, dat gegeselde lichaam, en dan in het Hebreeuws, Grieks en Latijn te lezen: “Jezus de Nazarener, de Koning der Joden”. Het is op zich zeer opmerkelijk dat Pilatus “Dit is de Koning der Joden” geschreven had, zoals Mattheüs en Lukas vermelden. We verbazen ons er niet over dat de overpriesters tegen Pilatus zeiden: “Schrijf niet: De Koning der Joden; maar dat Hij gezegd heeft: Ik ben de Koning der Joden.” Maar Pilatus antwoordde: “Wat ik geschreven heb, dat heb ik geschreven.”
Goddelijke voorzienigheid gaat altijd haar eigen gang. Het maakt niet uit welke persoon het betreft, God weet hoe Hij Zijn wil in hem kan laten werken. Het was Zijn voornemen om Zijn Zoon niet aan het kruis te laten sterven zonder een openbare verklaring van Diens onschuld en een officiële erkenning dat Hij was wie Hij gezegd had dat Hij was, namelijk de Koning der Joden. Wie zou er, als Hij daar hing, zo’n mededeling boven Zijn hoofd kunnen plaatsen? Petrus zou misschien brutaal genoeg geweest zijn om het te proberen. Maar het zou hem zeker niet gelukt zijn, want de Romeinse legioenen bewaakten iedere executieplaats angstvallig. Zelfs Johannes, zo moedig als hij misschien in zo’n crisis geweest mocht zijn, had die taak niet kunnen volbrengen. Het was het beste als dat door de autoriteiten gedaan zou worden, door de Romeinse stadhouder, met een officiële pen. Zo was het zeker dat geen afgunstige overpriester het zou wagen om het naar beneden te trekken en geen hand van een spotter omhoog zou gaan om het getuigenis uit te wissen. Het was een onschendbaar stuk omdat het met de pen van een Romeinse functionaris geschreven was. En daar moest het blijven, op gezag van de Romeinse wet, zolang het lichaam van Jezus aan het kruis hing. Kijk eens wat God kan. Hij kan de weifelende Pilatus onbuigzaam maken en Hij kan hem iets laten besluiten waarvan men wellicht gedacht zou hebben dat dit het laatste was wat hij zou doen. Hoewel het waarschijnlijk zijn bedoeling was om de Zaligmaker belachelijk te maken, werd het toch uitgevoerd zoals God het wilde hebben, en hing Jezus daar aan het kruis, door de Romeinse overheid uitgeroepen als “de Koning der Joden”.
Op het eerste gezicht denkt u misschien dat dit feit niet zo belangrijk is. Toch denk ik dat ik u zal kunnen laten zien dat het wel zo is. Ga daarom nu maar aan de voet van het kruis zitten, kijk omhoog naar uw gekruisigde Heere en lees dit opschrift dan nog eens. Ik vraag u om het op twee manieren te lezen: eerst met betrekking tot de mensenen vervolgens met betrekking tot Jezus Christus Zelf.
Het opschrift met betrekking tot de mensen
Dit is een voorbeeld van hoe de wereld de Zaligmaker verwerpt.De Zaligmaker is echt in de wereld gekomen. Opdat Hij bekend zou worden als Zaligmaker, had Hij de naam Jezus, dat is Zaligmaker, aangenomen. Opdat Hij bekend zou worden als Iemand Die erg ootmoedig en eenvoudig was, had Hij Zich vernederd door onder mensen van het laagste soort te wonen. Daarom had Hij besloten om in Nazareth te wonen en Nazarener genoemd te worden. Zo stond Hij bekend als Jezus de Zaligmaker en als Jezus van Nazareth, een vriendelijke en nederige Zaligmaker. Jezus was in de wereld gekomen om mensen te behouden en Hij was Zijn bediening begonnen door velen te bevrijden van ziekten die als ongeneeslijk beschouwd werden. Hij had blinden de ogen geopend, doven de oren ontsloten, spraak geschonken aan stommen, genezing aan melaatsen en Hij had zelfs doden opgewekt. Er waren ook velen die Hij van geestelijke kwalen had genezen, want Hij had geloof geschonken aan ongelovigen en heiligheid en een uitnemend karakter aan hen die tot op dat moment in zonde geleefd hadden.
Hij was inderdaad Jezus de Zaligmaker, maar hoe hebben de mensen Hem ontvangen? Zijn ze gekomen om Hem aan de voeten te vallen en het stof te kussen waarop Hij gelopen had? We zouden er niet verbaasd over geweest zijn als ze dat gedaan hadden, maar het gebeurde niet. Hebben ze zich met een vrolijk geluid rond Hem geschaard, alle zielen die graag de zoom van Zijn mantel wilden aanraken om daardoor gezond gemaakt te worden? Er waren er enkelen die dat deden, “een overblijfsel, naar de verkiezing der genade” dat Hem heeft ontvangen. En hun “heeft Hij macht gegeven kinderen Gods te worden, namelijk die in Zijn Naam geloven”.
Het ging echter zo niet met het merendeel van de mensheid. Men merkte aan Hem iets vreemds, iets aparts. Men zag in Hem geen vijandschap, geen zondige toorn, geen trots, geen bitterheid, maar alleen ongeëvenaarde liefde. Tocht moesten ze Hem zo nodig gemeen behandelen, want Hij leidde een leven van armoede en schande. En op het laatst werd Hij veroordeeld tot de dood aan het vervloekte hout. De wereld hing Hem aan het schandhout van een misdadiger en door dat te doen zei men: “Dit is de Zaligmaker, de Nazarener, en zo behandelen we Hem. We willen niet van de zonde verlost worden, want we genieten ervan. We willen niet van onze weerspannigheid bevrijd worden en we willen geen vrede met God door Jezus Christus ontvangen. Dus dit is wat we met Gods Gezant doen. Dit is hoe we Hem dienen Die met woorden van verzoening en genade op Zijn lippen komt. We hangen Hem aan het kruis om te sterven, want we moeten Hem niet.” Dit is slechts een voorbeeld van wat alle zondige harten doen. Tot op het moment dat ze door genade veranderd worden, willen ze niet dat de Zaligmaker Koning over hen is.
“O,” zegt er iemand, “u brengt een te scherpe aanklacht tegen me in!” Is dat zo? Hebt u Jezus al ontvangen? Gelooft u in Hem? Is Hij uw Zaligmaker geworden? En als dat niet zo is, waarom dan niet? Kunt u één geldige reden voor uw ongeloof en verwerping van Hem noemen? Het lijkt mij – en ik laat uw geweten maar uitmaken of het zo is – dat u, door in uw ongeloof te blijven, eigenlijk zegt: ‘ik word liever voor eeuwig verdoemd dan dat ik in Jezus Christus geloof.” Hoe dan ook, dat is op dit moment uw keuze. En als iemand laat zien dat zijn afkeer van Christus zo groot is dat hij zich liever in de hel laat werpen dan zich door Jezus te laten behouden, dan kunt u ervan op aan dat er in zijn hart genoeg vijandschap jegens Christus woont om Hem aan de schandpaal te hangen, als Hij nogmaals onder ons zou verkeren. Christus zou morgen gehangen worden als Hij hier onder de onbekeerden zou komen. Ja, juist door die mensen die een ivoren kruisje om hun nek hangen, er een op hun gebedenboek doen en er een aan de muur vastmaken. Net als hun voorvaders vroeger, zouden ze roepen: “Neem weg, neem weg, kruisig Hem!” Tot vandaag toe, als de plaatsvervanging gepreekt wordt, het bloed der verzoening en redding door een eenvoudig geloof in Jezus en niet door sacramenten, priesters of goede werken, dan schuimbekken de mensen van woede. Want zij haten de Christus, de Zaligmaker der mensen, nog altijd.
Vervolgens zie ik hier dat de mensen de vleesgeworden God doden: “Jezus de Nazarener, de Koning der Joden”. Of het nu de bedoeling van Pilatus was om te kennen te geven dat Jezus de Messias was, in elk geval zagen de Joden dat dit de betekenis was die men aan het opschrift boven het hoofd van Christus zou geven. Er zou dus staan dat hun Messias gekruisigd werd. Derhalve wilden ze dat het opschrift veranderd zou worden, maar dat wilde Pilatus niet. Welnu, de Messias van de Joden was niemand anders dan God in een menselijke gedaante. Heeft Jesaja Hem niet Immanuel genoemd, God met ons? Hij was het beloofde Zaad van de vrouw, Die de kop van de oude slang zou vermorzelen. Dit was Hij van Wie David gezegd had: “De HEERE heeft tot mijn Heere gesproken: Zit aan Mijn rechterhand, totdat Ik Uw vijanden gezet zal hebben tot een voetbank Uwer voeten.” Hij was Davids Zoon en tegelijkertijd was Hij ook DavidsHeere.
En daar is Hij dan: Hij is tot de mensen gekomen. Als God kwam Hij om in een menselijke gedaante te tabernakelen en onder de mensen te wonen. Het is een wonderlijke geschiedenis waarin ons verteld wordt hoe Hij als Baby in Bethlehems stal gevonden werd, waar schaapherders Hem kwamen aanbidden. Er wordt verteld hoe Hij als Mens onder de mensen opgroeide, zoals alle anderen, en aan de werkbank in de zaak van Zijn vermeende vader werkte. Niettemin was Hij al die tijd God, gesluierd in de nederige gedaante van de Zoon van Maria. Zelfs toen de tijd kwam dat Hij Zich aan Israël zou openbaren, was Hij nog steeds gesluierd, hoewel Zijn Godheid af en toe door de sluier van Zijn mensheid heen brak. Hij beval de zee stil te worden toen wilde golven het schip waarin Hij Zich met Zijn discipelen bevond, dreigden te verzwelgen. Hij deed zulke wonderen dat het duidelijk was dat alles Hem gehoorzaamde. De vissen kwamen in menigte uit de diepte naar het net dat Hij Zijn discipelen in de zee had laten werpen. En door Zijn wonderlijke macht werden broden en vissen in Zijn handen vermenigvuldigd. Men kon er niet om heen dat Hij hoger was dan de mensen en dat Hij inderdaad de Zoon van God was, zoals Hij ook beweerde.
Toch zeiden de landlieden, tot wie Hij door Zijn Vader gezonden werd om de huur van de wijngaard die aan hen verpacht was te vragen: “Deze is de Erfgenaam, komt, laat ons Hem doden, en Zijn erfenis aan ons behouden.” Ze zeiden, met andere woorden: “Dit is de God-Mens; laten we met Hem doen wat we met God zouden doen, als we dat konden.” Daarom hingen ze Hem als een misdadiger en zetten ze een opschrift boven Zijn hoofd, alsof ze tot God Zelf wilden zeggen: “Dit hebben we gedaan met Degene Die meer op U leek dan ieder ander mens over wie we ooit gehoord hebben, Degene Die zegt dat Hij en U één zijn.”
O geliefden, deze goddeloze wereld is nooit zover in haar goddeloosheid gegaan als bij die gelegenheid. De kern van iedere zonde is vijandschap tegen God. En als we de zonden kritisch bekijken, dan vinden we als kern ervan altijd: “geen God”. Zonde is een steek naar het hart van God. Steeds wanneer we zondigen, zeggen we in feite: “We willen Gods heerschappij niet. We willen Gods wetten niet. We willen God niet.” Ik heb eens een welbespraakt theoloog, die de mensen van grote zonden had beschuldigd, zijn aanklacht met deze opmerkelijke uitdrukking horen beëindigen: “deze Goddodende wereld”. Daar sprak hij het toppunt van waarheid want dit is een Goddodende wereld. Ze kan God in feite niet doden, maar als dat mogelijk was, zou ze het graag doen. En door Christus ter dood te brengen, toonde ze dat de vijandschap tegen God echt in haar hart woonde. De wereld zou haar eigen god niet ter dood brengen, de god die de mensen bedenken, de god die hun eigen verstand verzint, de god zoals zijzelf, over wie ik vanmorgen gesproken heb. Maar wat de God van de Bijbel betreft, er zijn miljoenen mensen die, als ze dat konden, deze God graag uit Zijn Eigen heelal zouden willen stoten. Toch is Hij de Heere, de enige levende en ware God.
Ten derde zie ik hier dat het grootste bezwaar van de mens tegen Christus Zijn autoriteit is,want de kern van het opschrift was: “Jezus de Koning”. Pilatus had niet geschreven: “Dit is Jezus de Leraar”, want velen zouden dan gezegd kunnen hebben: “Laat Hem maar leren wat Hij wil, wij hebben er geen boodschap aan. Wij geven er niet om wat de zieners zien of wat ze zeggen.” Pilatus had niet opgehangen: “Dit is Jezus de Priester”, want de mensen zouden Hem best de grote Hogepriester willen laten zijn als zij ook maar priester konden zijn. Pilatus had echter geschreven: “Dit is Jezus de Koning” en dat is nu het doel waarop ze al hun pijlen afvuren.
U herinnert zich ongetwijfeld dat de dichter van Psalm 2 zegt: “De koningen der aarde stellen zich op, en de vorsten beraadslagen te zamen tegen de HEERE en tegen Zijn Gezalfde, zeggende: Laat ons Hun banden verscheuren en Hun touwen van ons werpen.” Totdat de menselijke natuur vernieuwd wordt, is ze altijd hierin vastbesloten: “We willen niet, dat Deze over ons Koning is.” De mensen willen misschien wel dat Christus hen redt, maar niet dat Hij over hen heerst. Van wetten als “Gij zult uw naaste liefhebben als uzelf’, “Gij zult vergeven tot zeventigmaal zevenmaal”, de wet der liefde, de wet der goedertierenheid, de wet der vriendelijkheid, zegt de mens dat hij ze respecteert. Maar als deze wetten goed tot hem doordringen, de teugels van zijn ambitie sterk in handen houden, zijn hebzucht onderdrukken en zijn eigengerechtigheid veroordelen, dan is hij meteen beledigd. En als Christus zegt: “De hemel en de aarde zullen voorbijgaan, maar Mijn woorden zullen geenszins voorbijgaan”, als Hij de noodzaak van volkomen reinheid begint te leren en zegt dat zelfs een wellustige blik van de ogen zonde is, dan antwoorden de mensen: “Zijn heerschappij moeten wij niet”. Ze veroordelen Hem tot de kruisdood omdat ze zich niet aan Zijn gezag willen onderwerpen.
We leren verder uit deze geschiedenis dat de mens het Koninkrijk van Christus belachelijk maakt.Pilatus had geen hekel aan Christus. Hij vond Hem waarschijnlijk niet eens belangrijk genoeg om haatgevoelens tegen Hem te koesteren. Ik twijfel er niet aan dat hij van mening was dat Jezus een meelijwekkende fanatiekeling was, die zo lang alleen geleefd had dat Zijn verstand beneveld was. Pilatus bedoelde het goed en was misschien ook slim. Maar tegelijkertijd was hij niet de persoon als Romeinse stadhouder om mee te spotten. Hij vond het erg om Hem ter dood te veroordelen want het arme Schepsel had zo veel goede eigenschappen dat Pilatus niet wilde dat Zijn vijanden Hem zouden vernietigen. Toen de kwestie van het Koninkrijk van Christus ter sprake kwam, kan ik me voorstellen hoe Pilatus Hem spottend vroeg: “Zijt Gij de Koning der Joden?” Wat moet hij minachtend hebben neergekeken op zo’n arm uitgemergeld Schepsel, Dat door iedereen veracht leek te worden, toen Christus zei: “Mijn Koninkrijk is niet van deze wereld.” En Pilatus vroeg half-lachend: “Zijt Gij dan een Koning?” Hij moet wel gedacht hebben dat hij Hem gemakkelijk belachelijk kon maken en ik twijfel er niet aan of het was in die geest dat hij schreef: “Dit is Jezus, de Koning der Joden”. Hij deed dit met een vleugje bittere, sardonische humor, eerst jegens de Joden en vervolgens jegens Christus Zelf, alsof hij wilde zeggen: “Dit is de grote Koning naar Wie de Joden gezocht hebben. Ze zullen tegen Caesar strijden en zich bevrijden, en dit is de Bendeleider Die hen zal helpen om al de legioenen van het trotse Rome te verslaan.”
De gedachte aan een geestelijk koninkrijk gaat het begrip van de goddelozen tot op de dag van vandaag ver te boven. Ze kunnen zich niet voorstellen wat dat is. De relatie tussen kerk en staat zal niet door politici van welke partij dan ook geregeld worden. Er bestaat een unieke relatie tussen die twee, hoewel ze toch zoveel van elkaar verschillen als materialisme verschilt van geest. De gebieden van die twee overlappen elkaar vaak. Het is niet mogelijk om een strakke lijn te trekken en te zeggen: “Tot hiertoe loopt de staat en tot hiertoe loopt de kerk.” Het is een feit dat de ware Kerk van God nooit aan de staat ondergeschikt is. Ze beweegt zich in een heel andere sfeer en heerst op een heel andere manier. Een geestelijk koninkrijk komt volgens sommige mensen neer op bepaalde wetten en verordeningen die door bisschoppen, synodes en concilies zijn opgesteld. Maar zo’n koninkrijk is niet geestelijker dan een wet die het Lagerhuis en het Hogerhuis passeert. Het is dan toch weer een koninkrijk naar het vlees, een kerkelijke staat van dezelfde snit als een wereldlijke.
Wat het geestelijke Koninkrijk van Jezus Christus betreft, dat is echter geen zaak die men met de ogen kan waarnemen of op een menselijke manier kan begrijpen. “Gij moet wederom geboren worden” om er binnen te gaan of om het zelfs maar te zien. Het is te etherisch dat het door menselijke wetgeving gecontroleerd kan worden. Het is een sterke macht, die Christus in deze wereld gevestigd heeft, een macht sterker dan alle wereldlijke staten bij elkaar. Een koninkrijk als een steen zonder handen uit een rots gehouwen, dat iedere andere macht zal verbreken en op Gods tijd de hele aarde zal vervullen. O, konden we de macht ervan vandaag de dag maar duidelijker zien in de harten van mensen. De macht van dat Rijk waarvan Christus Koning is en dit heilige Boek de wet, de Heilige Geest de grote Uitvoerder en ieder van ons dienstknecht aan het hof van de grote Koning, levend en werkend naar Zijn wil.
“O,” zegt u, “dat is belachelijk.” Ja, ik dacht wel dat u dat zou zeggen. Dat zegt de wereld ook altijd van het Koninkrijk van Christus, dat het belachelijk is. Ze kunnen zich een koninkrijk voorstellen met iemand als de paus aan het hoofd en waarin kardinalen, bisschoppen en priesters zitten. Ze kunnen zich daarin de Aartsbisschop van Canterbury en de Aartsbisschop van York voorstellen en verder alles wat bij de Anglicaanse kerk hoort. Maar om te weten dat we één met Christus zijn, dat Hij ons tot konin- gen en priesters voor God Zijn Vader heeft gemaakt en dat Zijn heiligen voor eeuwig met Hem zullen heersen, dat begrijpen ze niet. Evenmin dat onze strijdwapens niet vleselijk zijn, “maar krachtig door God, tot neer- werping der sterkten”. En ze willen het ook niet begrijpen. Daarom hangen ze Christus de Koning aan het hout en zeggen: “Als dit Zijn Koninkrijk is, dan willen wij er niet bij horen en geloven we er ook niet in. Weg ermee. Daar besteden we geen aandacht aan. Het zijn slechts een paar ordinaire kerels die überhaupt onderdanen van zo’n koninkrijk willen zijn.” Dat is “zoals het in den beginne was” en “het nu is”, maar niet zoals het “in alle eeuwigheid zal zijn”, want de Koning komt, voor de tweede maal, in blinkende heerlijkheid. En Hij zal de wereld laten zien dat Zijn Koninkrijk, hoewel het niet als de andere is en niet door goud, pracht, klasse, waardigheid en natuurlijke kracht in stand gehouden wordt, toch een Koninkrijk is dat zal blijven bestaan als alle aardse prinsen en tronen voorbijgegaan zullen zijn. Iedereen die tot dat Koninkrijk behoort, zal een kroon en een heerlijkheid bezitten die alle pracht en praal van de wereld voor eeuwig doen verbleken.
Het opschrift met betrekking tot Christus
Wat betekende dat opschrift boven Zijn hoofd? Allereerst is het duidelijk dat het Christus tot eer strekt. Kijk maar naar het opschrift boven het hoofd van de misdadiger die aan het andere kruis hangt. “Ter dood gebracht wegens beroving in de bergen, waar hij op heterdaad betrapt werd, nadat hij een van de wachters die hem wilden arresteren neergestoken had.” U begrijpt dat opschrift wel. Dan gaat u verder naar Jezus om te zien aan welke misdaad Hij schuldig bevonden is. U weet heel zeker dat ze boven Zijn hoofd een beschrijving zullen zetten van het ergste dat Hij ooit gedaan heeft. Daar komen de overpriesters, de Schriftgeleerden en een menigte Joden kijken wat er opgeschreven wordt. En daar staat Pilatus te wachten om zijn eigen geweten te verschonen. Als hij iets kan opschrijven wat hem zal zuiveren van de blaam dat Hij de Christus ter dood veroordeelt, dan zal hij dat zeker niet laten. Dus neemt hij zijn pen ter hand en schrijft: “Dit is Jezus van Nazareth, de Koning der Joden”. “Nou,” zegt u, “is dat alles wat er tegen Hem in gebracht kan worden, dat Hij Jezus van Nazareth is, de Koning der Joden?”
Ja, dat is Zijn enige misdaad. Ze kunnen Zijn schuld niet met andere woorden weergeven. Zijn misdaad is dat Hij is Wie Hij is, dat Hij een Zaligmaker is, dat Hij in Nazareth gewoond heeft en dat Hij de Koning der Joden is. Welnu, Hij had niet beter van blaam gezuiverd kunnen worden dan met deze officiële aanklacht tegen Hem. En als deze beschuldiging niets tegen Hem kan inbrengen, stelt u zich dan eens voor wat er allemaal door Zijn vrienden ten gunste van Hem gezegd kan worden. Als iemand voor de rechter geleid wordt, dan zal zijn beschuldiger zeker alles zeggen wat hij tegen hem heeft. Toen Christus op het punt stond ter dood gebracht te worden, moesten diegenen die voor dat enorme vergrijp verantwoordelijk waren de aanklacht tegen Hem zo zwaar maken als ze maar konden. Maar dit was alles wat ze konden bedenken. Ze konden niets anders tegen Hem in brengen dan dat Hij Jezus van Nazareth was, de Koning der Joden. Ziet u nu hoe het Paaslam zonder vlek en zonder smet was? Ziet u hoe Hij, “Die geen zonde gekend heeft”, toch zonde voor ons gemaakt is, “opdat wij zouden worden rechtvaardigheid Gods in Hem”? Verblijdt u, gelovigen, in deze openbare en officiële getuigenis aangaande de vlekkeloze reinheid van Zijn gehele leven en karakter.
Vervolgens mogen we, wat Christus betreft, dit opschrift lezen als de verklaring voor Zijn dood,alsmede de onschuldigverklaring van Zijn Persoon. Houd dat opschrift helder voor de geest: “Jezus de Nazarener, de Koning der Joden”. Daarom is Hij gestorven. Jezus is allereerst gestorven omdat Hij Jezus was, omdat Hij de Zaligmaker was. Dat is de echte betekenis ervan: niet dat Hij alleen maar tot voorbeeld gesteld zou worden, niet dat Hij alleen maar van de waarheid zou getuigen, maar die wrede dood betekent verzoening en behoudenis door verzoening. Laten wij allen opzien naar Hem aan het kruis. Als we dat al eerder gedaan hebben, laten we dan opnieuw opzien naar Hem en zeggen: “Ja Heere, we zien dat U echt gestorven bent en dat U gestorven bent om ons te behouden. We verhogen U omdat dit de oorzaak was van Uw dood, dat U de Zaligmaker was.” De volledige titel die Pilatus opgeschreven had, betekent dat Christus de Messias was. En Hij is gestorven omdat Hij de Messias was. “De Messias zal uitgeroeid worden, maar het zal niet voor Hemzelf zijn.” Dit waren de wonderlijke woorden van de profeet Daniël: “uitgeroeid, maar het zal niet voor Hemzelf zijn”. Uitgeroeid, omdat Hij de van God Gezondene was, de Gezalfde van de Allerhoogste. De profeet Zacharia heeft deze woorden des Heeren opgetekend: “Zwaard, ontwaak tegen Mijn Herder, en tegen de Man, Die Mijn Metgezel is, spreekt de HEERE der heerscharen.” Daar, geliefden, hebt u de enige oorzaak van Christus’ dood samengevat in één zin. Jezus sterft omdat Hij de Zaligmaker is, de gezalfde en voorzegde Messias, door God gezonden om de Koning der Joden te zijn, en ook der heidenen.
Ten derde was dit opschrift boven het hoofd van Christus, wat Hem betreft, ook een claim die op die plaats en op dat moment bekendgemaakt werd. Hij hangt aan het kruis, maar er is geen omroeper die Zijn Koningschap proclameert. Eigenlijk heeft Hij zo’n heraut ook niet nodig, want dezelfde soldaten die Zijn handen aan het kruis vastmaken, maken ook het opschrift vast dat de beste proclamatie vormt die men zich kan indenken. Er staat in drie verschillende talen geschreven: “Dit is Jezus, de Koning der Joden”. Hij claimt Koning te zijn, dus ga aan de voet van het kruis staan, vraag ik u, en aanvaard Zijn claim. Als u Jezus als uw Zaligmaker wenst, dan moet u Hem ook als uw Koning aanvaarden. U dient zich aan Zijn heerschappij te onderwerpen, want Hij claimt het recht om over allen te heersen die erkennen dat Hij Jezus is.
En dat is nog niet alles. Hij maakt er ook aanspraak op om over de hele mensheid te heersen, want Hem is gegeven alle macht in hemel en op aarde. Wij worden ertoe opgeroepen Zijn Koningschap over de hele wereld uit te roepen en aan allen te zeggen: “Jezus van Nazareth is uw Koning. Buigt u voor Hem neer. Koningen, buigt u voor Hem neer, want Hij is de Koning der koningen. Heren en edelen, buigt u voor Hem neer, want Hij is de Heere der heren. En u allen, zonen en dochters der mensen, buigt u neer aan Zijn voeten, want Hij zal regeren. Zelfs al bent u een vijand van Hem, Hij zal over u heersen ondanks al uw vijandschap en verzet. U moet er nodig toe gebracht worden Hem aan de voeten te vallen. De claims van Christus werden derhalve zelfs verkondigd van het kruis waaraan Hij stierf. Weerstaat ze dus niet, maar geeft u nu gewillig aan Jezus over en laat Hem nu en tot in eeuwigheid Koning over u zijn.”
Verder werd Zijn soevereiniteit niet alleen geclaimd door het bevestigen van dit opschrift, maar Zijn heerschappij werd ook op dat moment en op die plaats bekendgemaakt.In een aardse monarchie was het gebruikelijk, zodra de ene koning gestorven was, zijn opvolger uit te roepen. En door die beschuldiging boven het hoofd van Christus werd over de ganse aarde een proclamatie gedaan dat Jezus de troon beklommen had en dat Zijn Koningschap altijd duurt. Hij ging terug naar Zijn Vader en keerde naar de aarde weer om hier nog veertig dagen te verblijven. Daarna verliet Hij de Olijfberg, voer Hij op naar Zijn troon, waar Hij nu zit, “wachtende, totdat Zijn vijanden gesteld worden tot een voetbank van Zijn voeten”. Zijn Koninkrijk is gegrondvest. Behoort u er allen al toe? Het is een Koninkrijk dat in zekere zin door Pilatus’ proclamatie aan het kruis erkend is, hoewel het lang daarvoor al bestond, want Zijn Koninkrijk is een eeuwigdurend Koninkrijk. Behoort u er al toe, of staat u er nog buiten? Staat u er vijandig tegenover, of onverschillig? Vergeet niet dat degenen die niet vóór Christus zijn, tegen Hem zijn. Degenen die niet aan Zijn kant staan, telt Hij bij de andere kant. Hoort u, mijn geliefde broeder of zuster, bij het Koninkrijk van de Heere Jezus Christus? Zo ja, dan weet ik dat u met genoegen naar het opschrift kijkt. En omdat u gelooft dat het bloed van Christus u reinigt, slaat u uw ogen op dat dierbare hoofd met doornen gekroond. U verheugt zich erin dat Jezus van Nazareth, de Koning der Joden, ook uw Koning, Heere en Zaligmaker is.
Ik wil nog één opmerking over dit opschrift maken. Voor zover Pilatus het niet wilde veranderen, komt het mij voor dat God aan de mensheid verklaard heeft dat Hij het nooit veranderd had willen hebben. Pilatus had dat opschrift kunnen laten halen en met een paar pennenstreken had hij die woorden erbij kunnen zetten die de overpriesters erbij wilden hebben: “Hij heeft gezegd:Ik ben de Koning der Joden”. Pilatus wilde het echter niet doen. De hogepriester kon het toen niet en de duivel ook niet. En alle duivels in de hel en alle goddelozen op aarde, in al hun woede, kunnen het nu nog niet. God heeft, net als Pilatus, gezegd: “Wat Ik geschreven heb, dat heb Ik geschreven.” “Ik toch heb Mijn Koning gezalfd over Sion, de berg Mijner heiligheid.” Hij zal heersen en geen macht zal Hem ooit het Koningschap kunnen ontnemen! Zijn Kerk bidt nog steeds: “Uw Koninkrijk kome”, en dat Koninkrijk moet in al zijn volheid nog komen als gans Israël vergaderd wordt en Hem als haar Heere en Koning aanvaardt. Ja, en meer nog, want “Hij zal heersen van de zee tot aan de zee, en van de rivier tot aan de einden der aarde. De ingezetenen van dorre plaatsen zullen voor Zijn aangezicht knielen, en Zijn vijanden zullen het stof lekken. … Ja, alle koningen zullen zich voor Hem neerbuigen, alle heidenen zullen Hem dienen.”
Zeer geliefde vrienden, dit is de conclusie van de hele zaak: laten we Hem met blijdschap als onze Koning aanvaarden.Hebben we dat al gedaan? Zo ja, laten we dan proberen Zijn overwinning nog verder bekend te maken en ernaar streven de grenzen van Zijn Koninkrijk uit te breiden. Bent u daarmee bezig? Zo ja, doe het dan nog serieuzer. En doe het met het juiste middel, want het belangrijkste wapen tot de overwinning is het kruis. Aan het kruis werd de proclamatie voor het eerst omhooggestoken en door het kruis moet ze tot aan de einden der aarde gedragen worden. Niet door menselijke kennis of welsprekendheid, niet door omkoping of staatshulp – en ik weet niet wat nog meer – maar door de proclamatie van Christus, en Die gekruisigd, onder de mensenkinderen. Het kruis is zijn eigen strijdbijl, zijn eigen wapen. “In dit teken zult gij overwinnen.” Laat de ganse kerk meer Christus verkondigen en meer in Christus leven. Dan zal de proclamatie van Zijn Koninkrijk, die aanvankelijk aan dat kruis vastgemaakt werd, over de gehele wereld schitteren en zal de macht van Zijn Koninkrijk tot aan de uiterste einden der aarde ervaren worden.
Ik keek in de duisternis en ik meende een kruis voor me te zien. En ik zag Hem, Die er eenmaal aanhing. Maar terwijl ik ernaar keek, leek dat kruis wel groter te worden. Het leek alsof het een boom werd en ik zag dat hij diep in de grond wortel schoot, totdat de diepste diepten van de menselijke ellende erdoor geraakt en gezegend waren. Toen zag ik die boom zich omhoog verheffen, de wolken doorklieven, zich door het hele uitspansel heen tot boven de sterren een weg banen, de gelovigen omhoog tillen en hen door zijn majesteitelijke kracht helemaal dragen tot aan de troon van God. Toen zag ik die boom aan iedere kant zijn machtige takken uitstrekken. Hun schaduw viel op ons zeer begenadigde land en ook op de landen aan de overkant van de zee. Terwijl ik stond te kijken, strekten de heilige takken zich uit naar Europa, naar Azië, naar Afrika, naar Amerika en ook naar Australië. Ik zag de boom groeien totdat hij zo enorm groot werd dat zijn schaduw de hele aarde leek te bestrijken. En ik loofde en aanbad de God des hemels dat Hij zo’n sterke kracht had ingesteld tot zegen van de mensenkinderen.
O Jezus, eenmaal gekruisigd maar nu verheven, mogen wij Uw nederige instrumenten zijn om de uitbreiding van Uw gezegend Koninkrijk te bevorderen. We zullen U tot in eeuwigheid aanbidden, wat we nu ook al doen, niet alleen als “Jezus de Nazarener, de Koning der Joden”, maar ook als de heilige en enige Potentaat, de Koning der koningen en Heere der heren. Hem zij de eer en de kracht tot in eeuwigheid.
Amen.