Gij, die eertijds geen volk waart, maar nu Gods volk zijt; die eertijds niet ontfermd waart, maar nu ontfermd zijt geworden. 1 PETRUS 2:10
Het Woord van God vertelt ons dat er temidden van de grote massa mensen een bijzonder volk te vinden is – een volk dat uit het gewone ras uitverkoren werd voordat de sterren begonnen te stralen, een volk dat God’s hart dierbaar was voor de schepping van de wereld, een volk dat verlost werd door het kostbare bloed van Jezus boven de rest van de mensheid, een volk dat het bijzondere eigendom is van Christus, de kudde van Zijn weide, de schapen van Zijn hand, een volk waarover de Voorzienigheid waakt en dat zijn gang gaat te midden van het verwarde doolhof van het leven, een volk dat op het laatst zal worden gebracht, ieder van hen onberispelijk voor de eeuwige troon en geschikt gemaakt wordt voor de verheven bestemming die Hij in de komende eeuwen zal openbaren. Door de hele Schrift heen lees je over dit bijzondere volk. De ene keer worden ze “een zaadje” genoemd, de andere keer “een tuin”, de andere keer “een schat”, en de andere keer “een kudde”. De gewone naam in het Nieuwe Testament is voor hen “de Kerk”. Christus vertelt ons dat de enige manier om de Kerk binnen te komen door Hemzelf is. Hij is de deur, de enige deur. Er is geen andere manier om de Kerk binnen te komen dan door Hemzelf. Als je in Christus gelooft, ben je lid van Zijn Kerk. Als je vertrouwen op Christus is gebleven, die Gods grote weg naar verlossing is, heb je bewijs dat je van voor de schepping van de wereld uitverkoren bent; en dat je geloof je recht geeft op alle voorrechten die Christus in Zijn Woord aan de gelovigen heeft beloofd.