Bijbels Dagboek, C.H. Spurgeon
“Voor Iedere Avond”
Dat niemand van hen ontkome. 1 Koningen 18:40
Toen de profeet Elia het antwoord op zijn bede ontvangen had, en het vuur van de hemel het offer in tegenwoordigheid van het gehele volk had verteerd, beval hij dat men de priesters van Baäl grijpen zou, en riep met aandrang: “dat niemand van hen ontkome.” Hij nam hen allen af naar de beek Kedron en sloeg hen daar. Zo moet het ook zijn met onze zonden; zij zijn alle veroordeeld, geen enkele mag behouden worden. Onze troetelzonde moet wegsterven. Spaar haar niet om haar geroep. Sla haar, al was zij u zo dierbaar als een Izak, want God sloeg de zonde, toen zij op zijn eigen Zoon gelegd was. Met een sterk, onwankelbaar voornemen moet gij die zonde uitroeien, die eens de afgod van uw hart was. Vraagt gij, hoe gij dit volbrengen moet? Jezus zal uw sterkte zijn. De genade om de zonden te overwinnen is u in het verbond van de genade gegeven; de kracht om de zegepraal te behalen in de kruistocht tegen inwendige lusten hebt gij omdat Christus beloofd heeft met ons te zullen zijn tot het einde. Wilt gij over de duisternis zegevieren, zet u dan in de tegenwoordigheid van de Zon van de gerechtigheid. Er is geen betere plaats om zonde te ontdekken en van haar macht en schuld bevrijd te worden, dan de onmiddellijke tegenwoordigheid van God. Job wist niet half zo goed, hoe hij van zijn zonden af kon komen, dan toen hij de ogen van zijn geloof op God deed rusten, en zichzelf verfoeiend, schuld beleed in zak en as. Des Christens fijn goud behoeft menigmaal de loutering van het heilige vuur. Laat ons de toevlucht nemen tot God; Hij is een verterend vuur; Hij zal onze geest niet verteren, maar onze zonden. Laat de goedertierenheid van God ons opwekken tot een heiligen naijver en tot strijd tegen die ongerechtigheden, die hatelijk zijn in zijn ogen. Ga voort in zijn kracht tegen Amalek te oorlogen en dat vervloekte heirleger uit te roeien. “Dat niemand van hen ontkome.”