En nu, onze God! hoor naar het gebed van uw knecht, en naar zijn smekingen; en doe uw aangezicht lichten over uw heiligdom, dat verwoest is; om de wil van de Heere. Dan. 9:17
Deze trouwhartige man heeft niet voor zichzelf geleefd. Daniel heeft zijn land vurig bemind.
Hij is persoonlijk getrouw geweest, en bijgevolg is hij ook geeerd, maar persoonlijke rust en welvaren voldeden hem niet, waren hem niet genoeg.
Hij had gezichten Gods, maar hij was geen dweper en geen dromer.
Hij had onderzocht en gestudeerd, maar nu bad hij. Uit onze overdenking behoort immer gebed voort te komen.
Zijn gebed kan ons veel leren.
Het wekt ons op om voor de kerk van God in onze dagen vurig te bidden.
De heilige plaats. “Uw heiligdom.”
De tempel was typisch en ter onze stichting zullen wij de tekst lezen, alsof het geestelijk huis bedoeld was. Er zijn in het type veel punten, die wel waardig zijn om er bij stil te staan, wij zullen er enkelen van noemen.
1. De tempel was enig; en gelijk er slechts een tempel voor Jehovah kon zijn, zo is er ook slechts een Kerk.
2. De tempel was “ten hoogste groot;” (1) en in de ogen van God en van heilige wezens is de kerk het huis van Gods heerlijkheid.
3. De tempel was het gebouw van de wijsheid. Koning Salomo heeft hem gebouwd en van de Kerk kunnen wij zeggen: “Meer dan Salomo is hier.”
4. De tempel was de vrucht van grote kosten en ontzaglijk veel arbeid: aldus is ook de Kerk, gebouwd door de Heere Jezus met onberekenbare kosten.
5. De tempel was het huis, waarin God woonde.
6. De tempel was de plaats van zijn aanbidding.
7. De tempel was de troon van zijn macht en heerschappij: zijn woord ging uit van Jeruzalem; daar regeerde Hij over zijn volk en dreef Hij zijn vijanden op de vlucht.
De Kerk van Jezus Christus zal ten laatste dagen nog meer ten volle en nog nauwkeuriger het antitype zijn van de tempel, gelijk de Kerk van heden het antitype is van de tabernakel in de woestijn.
II. Het innig gebed. “Doe uw aangezicht lichten over uw heiligdom, dat verwoest is.”
1. Het was verheven boven alle zelfzucht. Dit was het gebed, het middelpunt van al zijn gebeden:
2. Het was de vrucht van gedachten {#Da 9:2}. Hij had nagedacht over de zonden, de rampen, de vooruitzichten van zijn volk. Zulke gebeden wijzen de gedachtengang van de mensen aan, en zijn veel krachtiger, dan de uitdrukkingen waarover niet nagedacht is.
3. Het werpt zich op God. “O onze God.”
4. Het was een erkenning, dat hij niets kon doen uit zichzelf. Eerlijke, oprechte mensen vragen niet dat God zal doen, wat zij zelf kunnen doen.
5. Het vroeg om een veel omvattende gave. “Doe uw aangezicht lichten.”
Dit betekent veel dingen, die ook wij voor de kerk van God afsmeken.
(1) Muren herbouwd en wel gegrond.
(2) Leraren op hun plaats, getrouw in hun dienst.
(3) Welbehagelijke lof en aanbidding.
(4) De Waarheid verkondigd in haar zuiverheid. Gods aangezicht kan niet schijnen op leugen en dubbelzinnigheid.
(5) Heiligheid tentoongespreid in haar schoonheid. Waar de heilige God zijn vriendelijk aanschijn doet lichten, daar zijn zijn dienstknechten heilig.
(6) Verlustiging in gemeenschap: de heiligen wandelende met God.
(7) Macht in getuigenis. Als God behaagd wordt, dan is zijn woord machtig en dan zal elk heilig streven voorspoedig zijn.
6. Het vroeg om noodzakelijke dingen.
Voor de Kerk: eenheid, leven, zuiverheid, blijdschap enz.
Voor de wereld: verlichting en bekering. Een verwoeste Kerk is een verslagen Kerk.
Voor onszelf: stichting. Als Zion kwijnt, kan onze ziel niet welvaren.
Voor onze kinderen: heil en verlossing. Het is niet waarschijnlijk dat onze zonen en dochters in een verwoeste Kerk heil zullen vinden.
7. Het voerde met machtige pleitgrond aan: “Om de wil van de Heere.”
III. Hoe wij ons dienovereenkomstig hebben te gedragen. Dit wordt door zo’n gebed aangeduid.
1. Laat ons de toestand van Zion nagaan. Laat ons een juist denkbeeld hebben van de toestand van de ware godsdienst.
2. Laat ons die toestand ter harte nemen. In vreugde of smart moet de toestand van de kerk ons persoonlijk aangaan.
3. Laat ons alles voor haar doen wat wij kunnen, of ons gebed zal een bespotting zijn.
4. Laat ons niets doen, dat de Heere smart kan veroorzaken, want aan zijn goedkeuring is alles gelegen. “Doe uw aangezicht lichten.”
5. Laat ons veel meer bidden dan wij gedaan hebben. Laat ieder van ons een Daniel zijn.
(1) 1 Kron. 22:5.