En de overheden en de machten uitgetogen hebbende, heeft Hij die in het openbaar tentoongesteld, en heeft door hetzelve over hen getriomfeerd. Kollosensen 2:15
Voor de ogen van het verstand is het kruis het middelpunt van smart en het dieptepunt van schande. Jezus stierf de dood van een boosdoener. Hij hangt aan het vloekhout en stort Zijn bloed uit over de publieke veroordelingsplaats in gezelschap van moordenaars. Te midden van hoon, spot, minachting, vuile taal en gevloek geeft Hij de geest. De aarde verwerpt Hem en de hemel geeft Hem geen licht, maar verduistert de middagzon in het uur van Zijn beproeving.
Een diepere smart dan die van de Zaligmaker is niet denkbaar. Satan zelf kon geen bozere laster bedenken dan die op Christus geworpen werd. Hij verborg Zijn gezicht niet voor schande en gespuug, hoe erg dat ook was! Voor de wereld moet het Kruis altijd het beeld van de schande zijn: voor de Joden een steen des aanstoots, voor de Grieken een dwaasheid. Hoe anders is het beeld echter gezien door het oog van het geloof!
Het geloof schaamt zich niet zozeer voor het kruis als wel voor degenen die de Zaligmaker aan dat kruis genageld hebben. Het ziet geen reden voor verwijten, maar werpt een verontwaardigde blik op de zonde, de vijand die de Heere doorboord heeft. Het geloof ziet zeker ellende, maar uit die ellende ontspringt een stroom van genade. Zeker, het rouwt om een stervende Zaligmaker, maar het ziet ook hoe Hij leven en onsterfelijkheid brengt op het ogenblik dat Zijn ziel wordt verduisterd door de schaduw van de dood. Het geloof beschouwt het kruis niet als het teken van schande, maar als het bewijs van glorie.
De Belialszonen leggen het kruis in het stof, maar de christen maakt er een sterrenbeeld van dat glanst tot in de zevende hemel. De natuurlijke mens spuugt erop, maar de gelovigen buigen samen met de engelen neer en aanbidden Hem Die leeft in eeuwigheid, hoewel Hij eens gekruisigd was.
Mijn broeders, onze tekst biedt ons een beeld dat het geloof vast en zeker zal ontdekken wanneer de ogen gezalfd zijn met de ogenzalf van de Heilige Geest. Het kruis was het veld van de overwinning van Jezus Christus. Daar heeft Hij gevochten en overwonnen. Als Overwinnaar aan het kruis heeft Hij de buit verdeeld.
Nee, sterker nog, in onze tekst wordt het kruis gezien als de triomfwagen van Christus. Daarin reed Hij toen Hij de gevangenen gevankelijk wegvoerde en geschenken voor de mens ontving. Calvijn verklaart de laatste zin van onze tekst op bewonderenswaardige wijze als volgt: “De uitdrukking in onze tekst kan in het Grieks inderdaad ook vertaald worden met in Hemzelf. In het verband van dit gedeelte moeten we dat echter anders lezen. Want wat op Christus toegepast karig zou zijn, past wonderlijk goed wanneer het op het kruis toegepast wordt. Eerder al had Hij het kruis vergeleken met een wisselbeker of overwinningsparade waarin Christus Zijn vijanden meevoerde. Nu vergelijkt Hij het ook met een triomfwagen waarin Hij Zichzelf toonde in al Zijn luister. Want er is geen rechtbank zo indrukwekkend, geen troon zo statig, geen vertoning van de overwinning zo voornaam, geen wagen zo verheven, als de galg waaraan Christus de dood en de duivel, de prins van de dood, heeft gehangen. Of liever gezegd, Hij heeft ze volledig onder Zijn voetzolen vertrapt.”
Vanmorgen zal ik met Gods hulp u wijzen op de twee gedeelten van de tekst. Ten eerste zal ik proberen u te beschrijven hoe Christus Zijn vijanden aan het kruis ontwapend. Daarna zal ik u een beeld schetsen van de Zaligmaker in triomftocht aan Zijn kruis. Dan voert Hij Zijn vijanden gevankelijk weg, en maakt hen openlijk te schande voor de ogen van het verbijsterde heelal.
1. Christus berooft de overheden en machten.
Satan heeft een verbond gesloten met de zonde en de dood. Deze wereld heeft hij tot een klaaghuis gemaakt. De prins van de hemelmachten, die niet tevreden was met zijn bezittingen in de hel, wilde zich deze goede aarde toe-eigenen. Hij vond onze voorouders in Eden. Hij verleidde hen om een verbond met hem te sluiten, en ze werden meteen zijn slaven. Als de Hemelkoning niet bemiddeld had om ze vrij te kopen, zouden ze voor eeuwig slaven zijn.
De stem van genade werd gehoord terwijl de boeien vastgeklonken werden aan hun voeten: “U zult vrij zijn!” In de volheid van de tijd zal er Iemand komen Die de kop van de slang zal vermorzelen en de gevangenen zal bevrijden uit de gevangenis. De vervulling van de belofte liet lang op zich wachten. De aarde kreunde en leed ontberingen in gevangenschap. De mens was slaaf van satan. De rammelende boeien drukten zwaar op zijn ziel. Eindelijk, in de volheid van de tijden, kwam de Verlosser. Geboren uit een vrouw. Hij lag in een kribbe. Hij Die eens de oude draak zou binden en hem in de bodemloze put zou werpen, om die vervolgens te verzegelen.
Toen de oude slang wist dat zijn vijand geboren was, ging hij een plan beramen om Hem te doden. Hij sloot een verbond met Herodes om het jonge Kind te zoeken, zodat hij het kon vernietigen. Maar Gods voorzienigheid bewaarde de toekomstige Overwinnaar. Hij ging naar Egypte, waar Hij korte tijd werd verborgen. Toen Hij volwassen was geworden, ging Hij in het openbaar preken over vrijheid voor de gevangenen en over de opening van de gevangenis voor de gebondenen. Toen begon satan zijn pijlen af te schieten. Hij wilde dit zaad doden.
Op verschillende manieren probeerde hij Hem vroegtijdig te vermoorden. Eens wilden de Joden Hem stenigen. Dat probeerden ze nog een keer. Ze wilden Hem van een steile rand van een heuvel werpen. Alle middelen stelden ze in het werk om Hem van het leven te beroven, maar Zijn tijd was nog niet gekomen. Hij was omringd door gevaren, maar Hij was onkwetsbaar. Uiteindelijk brak die vreselijke dag aan. Van man tot man moest de Overwinnaar vechten met de gevreesde tiran. Toen klonk er een stem uit de hemel: “Dit is uw tijd, en de macht van de duisternis.” Christus Zelf riep uit: “Dit is het beslissende ogenblik voor deze wereld. Nu moet de vorst der duisternis uitgeworpen worden.” De Verlosser stond te middernacht op van de avondmaalstafel en ging ten strijde. Wat was het een vreselijk gevecht! Bij het allereerste begin leek het al of de machtige Overwinnaar Zelf werd verslagen! Na de eerste aanval viel Hij ter aarde. Op Zijn knieën riep Hij het uit: “Mijn Vader, indien het mogelijk is, laat deze drinkbeker aan Mij voorbijgaan.” Gesterkt door kracht uit de hemel sidderde Hij niet langer.
Vanaf dat ogenblik sprak Hij geen woord meer dat de indruk wekte dat Hij de strijd wilde opgeven. Na de vreselijke schermutseling, rood van bloedig zweet, wierp Hij zich in het heetst van de strijd. De kus van Judas was als het ware de eerste klank van de bazuin. De staf van Pilatus was als het glinsteren van een speer. De wrede zweep was het kruisen van de zwaarden. Maar het kruis was het middelpunt van het gevecht. Daar, op Golgotha, moest het ontzettende gevecht over de eeuwigheid worden gevochten. Nu moest de Zoon van God opstaan en Zijn zwaard gorden aan Zijn lende. Een afgrijselijke nederlaag of glorieuze overwinning wacht de Voorvechter van de kerk. Wat zal het worden? We houden onze adem vol angstige spanning in, terwijl de storm woedt.
Ik hoor de bazuin klinken. Al luider klinkt het gejammer van de hel met afschuwelijk geschreeuw. De groeve laat haar legioenen los. Vreselijk als leeuwen, hongerig als wolven, zwart als de nacht schieten de drommen demonen vooruit. De reservetroepen van satan, die lange tijd achter de hand zijn gehouden tot op deze dag van vreselijke strijd, brullen nu vanuit hun holen. Kijk eens hoe ontelbaar hun legers zijn en hoe kwaadaardig hun gezichtsuitdrukking is. Zwaaiend met zijn zwaard gaat de aartsvijand voorop. Hij beveelt zijn volgelingen niet met groot of klein te vechten, maar alleen met de Koning van Israël. De leiders van de strijd zijn verschrikkelijk. De zonde is er, met alle ontelbare nakomelingen. Ze spugen het venijn van de adder uit en zetten hun giftanden in het vlees van de Zaligmaker. De dood is er op haar vale paard. Haar wrede pijl baant haar weg door het lichaam van Jezus tot in het diepst van Zijn hart. Hij is “buitengewoon bedroefd, tot de dood toe.” De hel komt, met alle vlammende kolen en vurige pijlen. Maar hun leider is de satan. Hij herinnert zich maar al te goed die dag, langgeleden, toen Christus hem uit de hemel wierp. Met alle boosaardigheid die in hem is, haast hij zich in de aanval. De pijlen schieten door de lucht. Er zijn er zo veel van dat ze de zon verduisteren. Duisternis bedekt het slagveld, en net als in Egypte was het een duisternis die gevolgen had. Lange tijd lijkt het gevecht onzeker, want het is er maar één tegen velen. Eén mens, nee, ik kan beter zeggen -voor het geval dat iemand me verkeerd zou begrijpen, één God staat in de strijd in slagorde tegen duizenden vorsten en machten. Ze blijven komen en Hij ontvangt ze allemaal. Eerst laat Hij in stilte de gelederen op Hem aanvallen. De beproeving die Hij ondergaat, is te zwaar om zelfs maar aan schreeuwen te denken.
Dan wordt er eindelijk een strijdkreet gehoord. Hij Die vecht voor Zijn volk schreeuwt, maar het is een geluid dat de kerk laat schudden. Hij roept het uit: “Mij dorst.” De strijd is zo hevig voor Hem en het stof zo dik dat Hij het benauwd krijgt van de dorst. Nu is Hij zeker bijna verslagen? Wacht even, kijk eens naar die menigte. Die zijn allemaal geveld. Wees maar niet bang voor de uitkomst. De vijand gaat snel zijn eigen ondergang tegemoet. Tevergeefs zijn al zijn razernij en getier. Kijk maar, het laatste gelid valt aan, de strijd der eeuwen is bijna voorbij. Ten slotte is de duisternis verdwenen. Hoor hoe de Overwinnaar uitroept: “Het is volbracht.” Waar zijn nu Zijn vijanden? Ze zijn allemaal dood. Daar ligt de koning van wreedheden, doorboord met een van zijn eigen pijlen! Daar ligt satan met bloedend hoofd, verslagen! Verderop kruipt de slang met gebroken rug, ineen- kronkelend van afgrijselijke ellende. En wat de zonde betreft, die is in stukken gehakt en verstrooid over de windstreken van de hemel! “Het is volbracht”, riep de Overwinnaar uit toen Hij met geverfde klederen uit Bozra kwam. “Ik heb de wijnpers alleen getreden, Ik heb hen vermorzeld in Mijn woede, en hun bloed over Mijn klederen gesprenkeld.”
En nu gaat Hij verder met het verdelen van de buit. We willen hierbij opmerken dat wanneer de buit verdeeld wordt, dat een vast en zeker bewijs is dat de strijd volledig gewonnen is. De vijand zal nooit toelaten dat de buit onder de overwinnaars verdeeld wordt zolang er nog enige kracht in hem over is. Uit onze tekst mogen we met zekerheid vaststellen dat Jezus Christus al Zijn vijanden totaal verpletterd heeft, volledig verslagen, eens en voorgoed. Zijn vijanden hebben zich teruggetrokken, anders zou Hij de buit niet hebben verdeeld.
Wat betekent nu die uitdrukking dat Christus de buit verdeelt? Volgens mij betekent het ten eerste dat Hij al Zijn vijanden ontwapende. Satan kwam tegen Christus op. Hij had een scherp zwaard in zijn hand dat de wet heette. Dat was gedoopt in het vergif van de zonde, zodat elke wond die de wet toebracht dodelijk was. Christus sloeg dit zwaard uit de hand van satan.
Daar stond de vorst der duisternis, ontwapend. Zijn helm was in tweeën gespleten. Zijn hoofd was vermorzeld met een ijzeren roede. De dood kwam in opstand tegen Christus. De Zaligmaker pakte de dood haar pijlkoker af, gooide alle pijlen eruit en brak ze in twee stukken. Hij gaf de dood het veren uiteinde terug, maar hield Zelf de giftige punten. Zo kon zij nooit meer de verlosten vernietigen. De zonde viel Christus aan. Maar de zonde werd totaal in stukken gehakt. Zij was altijd de wapendrager van de satan geweest, maar haar schild werd weggeworpen en zij lag dood op het slagveld. Is dat geen mooi beeld om vast te houden? Alle vijanden van Christus, of liever gezegd, mijn broeders, al uw vijanden en de mijne, volledig ontwapend. Satan heeft nu niets meer over waarmee hij ons zou kunnen aanvallen. Hij kan wel proberen ons te verwonden, maar het lukt hem nooit, want zijn zwaard en speer zijn helemaal weggenomen. Vroeger was het in de strijd, vooral onder de Romeinen, de gewoonte alle wapens en munitie van de vijand weg te nemen wanneer die overwonnen was. Vervolgens werden hun harnas en hun kleren afgenomen en met de handen op de rug gebonden moesten ze een juk dragen. Dat heeft Christus gedaan met zonde, dood en hel. Hij heeft ze ontwapend, hun harnas afgenomen en ze allemaal onder een juk gebukt laten gaan. Nu zijn ze dus onze slaven en wij zijn in Christus overwinnaars van hen die machtiger waren dan wij.
In de tweede plaats nemen de overwinnaars wanneer ze de buit verdelen niet alleen de wapens weg, maar ook alle schatten van hun vijanden. Ze halen hun vestingen leeg en plunderen hun voorraden, zodat ze in de toekomst niet in staat zijn opnieuw aan te vallen. Christus heeft datzelfde gedaan met al Zijn vijanden. De oude satan had al onze bezittingen weggenomen. Hij had het paradijs aan zijn grondgebied toegevoegd. Alle vreugde, geluk en vrede van de mens had hij weggenomen. Niet dat hij er zelf van kon genieten, maar hij genoot ervan ons in de armoede en veroordeling te storten. Nu heeft Christus al onze verloren erfenissen weer teruggenomen. Het paradijs is voor ons, en meer vreugde en geluk dan Adam had heeft Christus voor ons teruggebracht. O, dief van ons mensdom, hoe word je nu berooid en gevankelijk weggevoerd! Heb je Adam zijn rijkdom afgenomen? De tweede Adam heeft jou geplunderd! Kijk nu eens hoe de hamer van de hele aarde in stukken geslagen en gebroken is en de verwerper is verworpen. “Dan wordt de prooi van een grote buit verdeeld en de lamme neemt de prooi mee!”
Wanneer overwinnaars de buit verdelen, is het bovendien gebruikelijk alle versieringen van de vijand weg te nemen, de kronen en de juwelen. Christus deed dat ook aan het kruis. Satan had een kroon op zijn hoofd, een arrogante overwinningskroon. ”lk heb met de eerste Adam gevochten”, zei hij. “Ik heb hem overwonnen, en kijk nu eens naar mijn glinsterende kroon.” Christus griste haar van zijn hoofd op het moment dat Hij de kop van de slang vermorzelde. En nu kan satan niet meer pochen op één enkele overwinning, want hij is volledig verslagen. In de eerste schermutseling versloeg hij de mens, maar in de tweede strijd heeft de mens hem verslagen. De kroon is van hem weggenomen. Hij is niet langer de vorst van Gods volk. Zijn macht om te regeren is weg. Hij kan wel verleiden, maar niet meer opeisen. Hij kan wel dreigen, maar niet onderwerpen. De kroon is van zijn hoofd genomen, de machten worden vernederd. Volk van God, zing een nieuw lied voor de Heere! Verlosten, maak een vrolijk geluid voor Hem met psalmen! Want Hij heeft de koperen poorten in stukken gebroken en de ijzeren tralies heeft Hij weggehaald. Hij heeft de boog gebroken, de speer kapotgesneden. De strijdwagens heeft Hij in het vuur verbrand. Onze vijanden heeft Hij vermorzeld en de buit heeft Hij met de sterken verdeeld.
Wat heeft dit ons nu te zeggen? Als Christus aan het kruis satan beroofd heeft, laat ons dan niet bang zijn om deze grote vijand van onze zielen te ontmoeten. Mijn broeders, in alle dingen moeten we worden als Christus. We moeten ons kruis dragen en aan dat kruis moeten we net als Hij vechten met zonde, dood en hel. Laten we niet vrezen. De uitkomst van de strijd is zeker. Zoals onze Heere en Zaligmaker eens overwonnen heeft, zo zullen wij vast en zeker overwinnen. Weest u geen van allen bevreesd wanneer de boze plotseling tot u komt. Als hij u beschuldigt, antwoord hem dan met deze woorden: “Wie zal iets inbrengen als beschuldiging tegen de uitverkorenen?” Als hij u veroordeelt, lach hem dan smalend uit en roep: ”Wie is het die veroordeelt? Christus is het Die gestorven is. Ja, wat meer is. Hij is verrezen.” Dreigt hij u te scheiden van de liefde van Christus, treed hem dan vol vertrouwen tegemoet: “Ik ben verzekerd dat noch tegenwoordige, noch toekomende dingen, noch hoogte, noch diepte, noch enig ander schepsel ons zal kunnen scheiden van de liefde van God die is in Jezus Christus onze Heere.” Wanneer hij u al uw zonden laat zien, snoer de hellehond dan de mond met de volgende woorden: “Wanneer iemand onder u gezondigd heeft, wij hebben een voorspraak bij de Vader, Jezus Christus de Rechtvaardige!” Mocht de dood u bedreigen, schreeuw haar dan in haar gezicht: “O dood, waar is uw prikkel; o graf! Waar is uw overwinning?” Houd het kruis hoog. Laat dat uw schild en rondas zijn. Uw Meester heeft de vijand niet alleen verpletterd, maar daarna ook de buit verdeeld. Wees ervan verzekerd dat u dat net zo zult doen.
Uw strijd met satan zal in uw voordeel beslist worden. U zult rijker worden van uw vijanden. Des te talrijker zij zullen zijn, des te groter uw deel van de buit. Uw beproeving zal lijdzaamheid worden, uw lijdzaamheid bevinding, uw bevinding hoop, een hoop die niet beschaamt. Door deze beproeving zult u het koninkrijk beërven. Door die aanvallen van satan zult u des te meer genieten van de rust die overblijft voor het volk van God. Stel u op in de slagorde tegen de zonde en satan. Iedereen die de boog spant: schiet ze neer. Spaar uw pijlen niet, want uw vijanden zijn opstandelingen tegen God. Maak u tegen hen op, zet uw voet op hun nek, vrees niet en wees niet wanhopig, want de strijd is van de Heere en Hij zal ze in uw handen overleveren. Wees zeer moedig, denk er maar aan dat u moet vechten met een draak zonder stekels. Hij kan wel sissen, maar zijn tanden zijn gebroken en zijn giftanden zijn uitgetrokken. U moet strijden met een vijand die al littekens heeft door de wapens van uw Meester. U moet vechten met een naakte vijand.
Elke slag die u hem toebrengt is raak, want hij heeft niets om zich te beschermen. Christus heeft hem uitgekleed, zijn wapens afgenomen en hem weerloos achtergelaten voor Zijn volk. Wees niet bevreesd. De leeuw brult wel, maar kan u niet verscheuren. De vijand kan wel op u aanvallen met vreselijk lawaai, maar er is geen echte reden tot vrees. Wees standvastig in de Heere. U vecht tegen een koning die zijn kroon kwijt is. U strijdt tegen een vijand van wie de jukbeenderen verbrijzeld zijn en de gewrichten van zijn lendenen zijn slap geworden. Verheug u in de dag van de strijd, want dat is voor u het begin van een eeuwige overwinning.
Hiermee heb ik geprobeerd het eerste gedeelte van de tekst te verklaren. Christus aan het kruis verdeelde de buit, en Hij wil dat wij dat ook doen.
2. Christus’ triomftocht aan het Kruis.
Wanneer een Romeinse generaal grote heldendaden had verricht in het buitenland, dan was de hoogste onderscheiding dat de Senaat hem de overwinning toeschreef. Natuurlijk werd de buit verdeeld op het slagveld, en elke soldaat en elke leider namen hun deel. Maar iedereen keek vooral vol verlangen uit naar de dag waarop zij in het openbaar bejubeld zouden worden. Op een vastgestelde dag werden de poorten van Rome opengegooid. Alle huizen waren versierd. De mensen klommen op daken of stonden in grote menigte langs de straten. De poorten gingen open en weldra begonnen de eerste legioenen binnen te stromen met wapperende vaandels, en de trompetten klinken. De mensen zagen hoe de geharde strijders over de straten marcheerden bij hun terugkeer van de bloedrode slagvelden. Nadat zo de helft van het leger was voorbijgetrokken, werd je oog getrokken naar degene die het middelpunt was van alle aandacht. Rijdend in een deftige strijdwagen, getrokken door sneeuwwitte paarden, kwam daar de overwinnaar, gekroond met de lauwerkrans en rechtopstaand. De koningen en bevelhebbers van de gebieden die hij overwonnen had, waren aan zijn wagen vastgeketend. Direct daarachter kwam een gedeelte van de buit. Er werden ivoor en ebbenhout meegedragen en dieren uit de verscheidene landen die hij had onderworpen. Daarachter kwamen de overige soldaten. Een lange stoet van dappere mannen, die allen deelden in de overwinning van hun commandant. Achter hen kwamen de vaandels, de oude vlaggen die hadden gewapperd in de strijd, de vaandels die men de vijand afgenomen had. Vervolgens grote geverfde veldtekenen van de grote zeges van de overwinnaar. Op één ervan stond een enorme plattegrond met daarop aangegeven de rivieren die hij was overgestoken of de zeeën waarover zijn vloot was gevaren. Alles werd weergegeven in een afbeelding, en het volk schreeuwde het telkens uit als het het gedenkteken van weer een overwinning zag. Daarachter kwamen zij die wat lager in rang waren met de trofeeën. De gelederen werden gesloten met de klank van de trompet die het gejuich van de menigte nog versterkte. Het was een prachtige dag voor het oude Rome. Kinderen vergaten deze overwinningen nooit meer. Ze berekenden precies hoeveel tijd er zat tussen de ene en de andere overwinning. Er werd uitbundig genoten van de vrije dag. Vrouwen strooiden bloemen voor de overwinnaar, en hij was de ware held van de dag.
Zo’n overwinning had onze apostel blijkbaar gezien of hij had erover gelezen. Hij neemt dit als voorbeeld van wat Christus aan het kruis deed. Hij zegt: “Jezus heeft hen in het openbaar tentoongesteld, en heeft door hetzelve over hen getriomfeerd.” Had u ooit gedacht dat het kruis een toonbeeld van overwinning zou kunnen zijn? De meeste oude commentatoren kunnen dat nauwelijks geloven. Ze zeggen: “Dit moet vast en zeker verwijzen naar de opstanding en hemelvaart van Christus.” Niettemin zegt de Schrift dat Christus aan het kruis een overwinning genoot. Terwijl die handen bloedden, werd het gejuich van de engelen over Zijn hoofd uitgestort. Toen Zijn voeten vastgespijkerd werden, toen verdrongen de edelste geesten van de wereld zich vol bewondering om Hem. En toen Hij stierf onder onuitsprekelijke kwellingen aan dat met bloed bevlekte kruis, klonk er een schreeuw zoals nog nooit gehoord was door de verlosten in de hemel. Alle engelen van God zongen Zijn lof uit volle borst. Het lied van Mozes, de dienaar van God, werd gezongen door een groot koor. En ook het lied van het Lam, want Hij had werkelijk Rahab doorstoken en de draak ernstig verwond. Zing voor de Heere, want Hij heeft vol glorie overwonnen. De Heere zal voor eeuwig regeren, Koning der koningen en Heere der heren.
Ik voel me vanmorgen echter niet capabel om een beeld uit te werken dat zo groots is en tegelijkertijd zo strijdt met de voorstelling die de mens heeft van Christus’ eigenlijke overwinning aan het kruis. Dat Hij al bloedend, gewond en pijn lijdend eigenlijk een triomfantelijke Overwinnaar was, door iedereen bewonderd. Ik leg deze tekst liever zo uit: het kruis is de grondslag van de uiteindelijke overwinning van Christus. Al wordt er gezegd dat Hij daar werkelijk overwon, omdat het door die ene daad van Hem was, door dat ene offer van Zichzelf, dat Hij al Zijn vijanden volkomen overwon en voor eeuwig ter rechterhand van de Majesteit in de hemel zit. Het kruis bevat voor het geestelijk oog de volledige overwinning van Christus. Misschien is het daar niet feitelijk, maar het is wel de uitwerking daarvan.
De kiem van Zijn overwinningen kan door het oog van het geloof ontdekt worden in de beproevingen van het kruis. Staat u mij toe dat ik een voorzichtige poging zal doen om de overwinning te schilderen die het gevolg is van het kruis.
Christus heeft voorgoed al Zijn vijanden overwonnen en de buit verdeeld op het slagveld. En nu, tot op dit moment toe, geniet Hij van de welverdiende beloning en overwinning na Zijn vreselijke strijd. Hef uw ogen op naar de hemelse kantelen, de geweldige wereldstad van God. De paarlen poorten staan wijdopen. De stad schittert met haar muren vol juwelen, zoals een bruid die zich gereedgemaakt heeft voor haar bruidegom. Ziet u de engelenscharen naar de kantelen gaan? Merkt u hoe ze op elke woning van de hemelstad vol verlangen staan uit te kijken naar iets dat nog niet gekomen is? Eindelijk, daar klinkt een bazuin, en de engelen haasten zich naar de poorten. De voorhoede van de verlosten nadert de stad. Abel komt alleen naar binnen, gekleed in een scharlaken gewaad, als held van een roemrijk leger van martelaren. Hoor het gejuich! Dit is de eerste christenstrijder, soldaat en trofee tegelijk, die wordt thuisgebracht. Vlak achter hem volgen anderen die in het begin van de tijd al wisten van de roem van de komende Zaligmaker. Achter hen kunnen we een enorme menigte van oude aartsvaders zien die getuige geweest zijn van de komst van de Heere in een lichtzinnige tijd. Enoch wandelt met zijn God, en zingt liefelijk: “Zie, de Heere komt met tienduizenden van Zijn heiligen.” Daar is Noach ook, die in de ark heeft gevaren met de Heere als zijn stuurman. Verder volgen Abraham, Izaak en Jakob, Mozes, Jozua, Samuel en David, allemaal machtige helden. Hoor eens hoe ze binnenkomen! Ze zwaaien met hun helmen en roepen: “Hem Die ons heeft liefgehad en ons door Zijn bloed heeft gewassen van onze zonden, Hem zij de eer en glorie en de heerlijkheid en de macht voor eeuwig.”
Mijn broeders, kijk vol bewondering naar dit edele leger! Let op de helden als ze over de gouden straten marcheren. Overal worden ze hartelijk begroet door de engelen die in hun eerste staat zijn gebleven. Ze blijven alsmaar binnenstromen, die talloze legers. Heeft u ooit zo’n schouwspel gezien? Het is niet alleen de optocht van de dag, het is het grootste ’’schouwspel” aller tijden. Vierduizend jaar lang blijft het leger van de verlosten van Christus voortstromen. Soms is er een korte rij, want het volk is vaak in aantal afgenomen en uitgeput. Maar een menigte volhardt en ze blijven komen, al roepend en lofprijzend Hem Die hen heeft liefgehad en Die zichzelf voor hen gegeven heeft. Maar kijk. Hij komt! Ik zie Zijn heraut, gekleed in een kemelsharen mantel, met een leren gordel om zijn lenden. De Prins uit het huis van David is vlak achter hen. Houd nu allemaal uw ogen open. Let eens op hoe niet alleen de engelen, maar ook de verlosten zich verdringen voor de vensters van de hemel! Hij komt! Hij komt! Het is Christus Zelf! Geef de sneeuwwitte renpaarden de zweep op de eeuwige heuvels. “Heft uw hoofden op, gij poorten, en verheft u, gij eeuwige deuren, opdat de Koning der ere inga.” Kijk, Hij komt binnen onder gejuich. Hij is het! Maar Hij is niet met doornen gekroond. Hij is het! Zijn handen hebben nog wel de littekens, maar zijn niet meer met bloed bevlekt. Zijn ogen zijn vurig vlammend. Op Zijn hoofd zijn vele kronen. Op Zijn kleed en op Zijn dij staat geschreven: Koning der koningen. Heere der heren.Hij staat rechtop in die wagen, die overtrokken is met liefde van de dochters van Jeruzalem! Gekleed in een kleed dat in het bloed geverfd is, toont Hij Zich in Zijn ware gedaante als de Heerser van hemel en aarde. Hij rijdt maar voort en het geluid van de vele wateren en de stem van zeven donderslagen worden overstemd door het gejuich om Hem heen!
Het visioenvan Johannes is werkelijkheid geworden. Nu kunnen we het zelf zien en horen, het nieuwe lied waar hij over schrijft. “En zij zongen een nieuw lied, zeggende: U bent waardig dat boek te nemen, en zijn zegelen te openen; want U bent geslacht, en hebt ons Gode gekocht met Uw bloed, uit alle geslacht, en taal, en volk, en natie; En Gij hebt ons onzen God gemaakt tot koningen en priesteren; en wij zullen als koningen heersen op de aarde. En ik zag, en ik hoorde een stem veler engelen rondom den troon, en de dieren, en de ouderlingen; en hun getal was tienduizendmaal tienduizenden, en duizendmaal duizenden; Zeggende met een grote stem: Het Lam, Dat geslacht is, is waardig te ontvangen de kracht, en rijkdom, en wijsheid, en sterkte, en eer, en heerlijkheid, en dankzegging. En alle schepsel dat op de aarde, en onder de aarde is, en die in de zee zijn, en alles wat in dezelve is, hoorde ik zeggen: Hem, Die op de troon zit, en het Lam, zij de dankzegging, en de eer, en de heerlijkheid, en de kracht in alle eeuwigheid. En de vier dieren zeiden: Amen. En de vierentwintig ouderlingen vielen neder, en aanbaden Dengene, Die leeft in alle eeuwigheid.”
Maar wie zijn dat, bij die wielen van Zijn wagen? Wie zijn die akelige monsters die erachter lopen te janken? Ik ken ze wel. Allereerst is daar de aartsvijand. Kijk die oude slang, hoe hij is vastgebonden, al voortkronkelend met zijn grillige lijf! Zijn azuurblauwe kleuren zijn dof geworden. Terwijl hij zich voortsleept door het stof verliezen zijn schubben de felheid waar hij eens zo op pochte. Nu wordt de gevangene gevankelijk weggevoerd. Hij zal de dood en de hel in de vurige poel werpen. Wat wordt de aanvoerder van de opstandelingen nu bespot! Hij is het voorwerp van eeuwige minachting geworden. Hij Die in de hemel zit zal lachen, de Heere zal hem bespotten. Kijk eens hoe de kop van de slang vermorzeld is, en hoe de draak wordt vertrapt! Let eens goed op dat afschuwelijke monster, zonde, met de hand geketend aan haar satanische heer. Ze draait met haar vurige oogballen, ze draait en kronkelt van ellende. Kijk haar eens loeren naar de heilige stad. Zij kan er echter niet haar vergif spuwen, want zij is geketend en gekneveld. Zij wordt voortgesleept met een onwillige gevangene aan de wielen van haar overwinnaar. Daar is ook de oude dood. Haar pijlen zijn allemaal gebroken. Haar handen zijn op haar rug gebonden. Ook de barse koning van verschrikkingen is gevangen. Luister naar de liederen van de verlosten die het paradijs binnen zijn gegaan. Als ze zien hoe deze machtige gevangenen voortgesleept worden, roepen ze: “Hij is waardig te wonen en te regeren naast Zijn almachtige Vader, want Hij is opgevaren naar de hemel, Hij heeft de gevangenen gevankelijk weggevoerd en Hij heeft geschenken voor de mens ontvangen.”
Achter hen allen zie ik een grote menigte vrijgekochten binnenstromen. De apostelen komen als eersten in eensgezinde broederschap, zingend voor hun Heere. Dan komen hun directe opvolgers. Daarna een lange stoet van mensen die ondanks wrede bespotting en bloed, ondanks vuur en zwaard, hun Meester zijn gevolgd. Dat zijn degenen die de wereld niet waard waren, de helderste sterren van de hemel. Let ook eens op de geweldige predikanten en geloofsbelijders, zoals Chrysostomus, Athanasius en Augustinus. In heilige eensgezindheid prijzen ze hun Heere. Laat dan uw ogen maar eens dwalen langs de schitterende rijen tot u bij de tijd van de Reformatie komt.
Midden in het eskadron zie ik Luther, Calvijn en Zwingli, drie heilige broeders. Vlak voor hen lopen Wycliffe, Huss en Jerome samen op. En dan zie ik een menigte die niemand tellen kan, bekeerd tot God door deze geweldige reformators, die nu de Koning der koningen en de Heere der heren volgen. Verder kijkend tot in onze tijd zie ik de stroom breder en dieper worden. Want de laatste tijd zijn vele strijders binnengegaan in de overwinning van hun Meester. We mogen rouwen omdat ze niet meer bij onszijn, maar we moeten ons verheugen omdat ze bij de Heerezijn. Wat is die eenstemmige uitroep daar? Wat is dat ene lied dat weerklinkt van de eerste tot de laatste rij? “Voor Hem Die ons heeft liefgehad en onze zonden heeft weggewassen in Zijn eigen bloed. Hem zij de glorie en de heerschappij voor eeuwig en altoos!” Hebben ze de tijd verzet? Hebben ze Zijn Naam vervangen door een andere? Hebben ze de kroon op een ander hoofd gezet of een andere held in de wagen vereerd? O nee, ze laten nog steeds met voldoening de triomfantelijke optocht in zijn glorieuze lengte doorstromen. Ze verheugen zich nog steeds bij het zien van de verse zegetekenen van Zijn liefde, want elke soldaat is een zegeteken, elke strijder in het leger van Christus is weer een bewijs van Zijn macht om te redden en Zijn overwinning op dood en hel.
Ik heb geen tijd om verder uit te wijden, anders zou ik de geweldige beelden beschrijven aan het eind van de stoet. Bij de overwinningen van de oude Romeinen werden de daden van de overwinnaar allemaal uitgebeeld in schilderijen. De steden die hij had ingenomen, de rivieren die hij was overgestoken, gebieden die hij had onderworpen, het strijdtoneel, alles werd uitgebeeld op schilderijen en tentoongesteld voor het volk. Een grote menigte begeleidde hem met veel feestelijkheid. Anderen keken vanuit de ramen van hun huizen naar hem en vervulden de lucht met hun gejuich. Ik zou u ook eerst het beeld kunnen schetsen hoe de kerkers van de hel verbrijzeld worden. Satan had in de diepste donkerheid een gevangenis klaargemaakt voor de door God uitverkorenen, maar Christus heeft niet één steen op de andere gelaten. In mijn verbeelding zie ik de ketenen in stukken gebroken, de deuren van de gevangenis verbrand en de peilloze diepten schudden tot op hun funderingen. In een ander beeld dat ik voor ogen heb, zie ik de hemel geopend voor alle gelovigen. Ik zie de poorten, die eerst vast vergrendeld waren, geopend door de gouden hendel van Christus’ verzoening. Nog een beeld dat ik zie is het lege graf. Ik zie Jezus in het graf, een tijdlang sluimerend, en vervolgens de steen wegrollend om op te staan in onsterfelijkheid en glorie. Maar we kunnen niet langer stilstaan bij de beschrijving van deze machtige overwinningen van Zijn liefde. We weten dat de tijd zal komen waarin de triomfstoet zal ophouden. Wanneer de laatste van Zijn verlosten binnen zal zijn gegaan in de stad van geluk en vreugde en het geluid van de bazuin voor het laatst zal schallen, dan zal Hij ten hemel varen en Zijn volk meenemen om bij God onze Vader voor eeuwig en altijd te regeren.
We besluiten met de enige vraag die ons rest: Hebben wij door genade goede hoop dat we in die schitterende optocht mee zullen lopen? Zullen wij ook in die parade lopen op die dag vol pracht en glorie? Zeg mij, mijn ziel, zult u op bescheiden wijze deelnemen aan die glorierijke optocht? Zult u Zijn wagen volgen? Zult u meedoen met de hosanna’s? Zal uw stem meeklinken in het eeuwige koor? Soms ben ik bang van niet. Er zijn tijden waarin die vreselijke vraag tot me komt: Stel dat mijn naam overgeslagen wordt wanneer Hij het boek der boeken voorleest? Broeders, maakt u zich daar geen zorgen over? Ik stel die vraag nogmaals. Kunt u er antwoord op geven? Zult u erbij zijn, zult u al deze pracht zien, zult u Hem uiteindelijk zien triomferen over zonde, dood en hel? Kunt u antwoord geven op die vraag? Er is nog een vraag, maar het antwoord geldt voor beide vragen: Gelooft u in de Heere Jezus Christus? Is Hij uw steun en toeverlaat? Heeft u uw ziel aan Hem overgeven? Wanneer u op Zijn macht vertrouwt, kunt u zeggen voor uw onsterfelijke geest: “Ik heb geen andere Toevlucht, mijn hulpeloze ziel klampt zich vast aan U.” Wanneer u dat kunt zeggen, dan zullen uw ogen Hem zien in de dag van Zijn glorie. Sterker nog, u zult delen in Zijn glorie en met Hem zitten op Zijn troon, net zoals Hij heeft overwonnen en zit bij Zijn Vader op Zijn troon.
Met grote schroom heb ik vanmorgen voor u gepreekt over een onderwerp dat ver buiten mijn vermogen ligt. Toch kon ik het niet nalaten. Moge God uw geloof laten groeien, uw hoop versterken, uw liefde ontsteken en u gereedmaken om mede-erfgenamen te worden met de verheerlijkte heiligen. Zodat u gereed zult zijn om Hem te ontmoeten wanneer Hij zal komen op de wolken des hemels, op de vleugels van de wind, en u met Hem zult ten hemel varen om voor eeuwig Zijn glorie te zien.
God geve u Zijn zegen, om Christus’ wil.
Amen.