En zij kwamen in een plaats, welker naam was Gethsémané. Markus 14:32
Onze Heere had met Zijn discipelen de zalige gemeenschap aan tafel geoefend en met hen op een zeer plechtige en indrukwekkende wijze gesproken. Hij voerde toen die uitgelezen gesprekken die door Johannes opgetekend zijn en sprak dat wonderlijke gebed uit dat met recht “Het gebed des Heeren” genoemd kan worden. Wetend wat Hem zou overkomen, verliet Hij met Zijn discipelen de opperzaal en ging op weg naar de plaats waar Hij Zich gewoonlijk rustig terugtrok, “een plaats, welker naam was Gethsémané”.
U kunt zich wellicht voorstellen hoe ze naar beneden liepen, de straat op. Het was die nacht van het Pascha volle maan en erg koud, want we lezen dat de dienaren van de hogepriester een vuur ontstoken hadden waaraan ze zich konden warmen. Terwijl Jezus door de nauwe straten van Jeruzalem liep, zal Hij ongetwijfeld nog op kalme en hulpvaardige toon tot Zijn discipelen gesproken hebben. Het duurde niet lang of ze kwamen aan de beek Kidron, die David overgestoken was toen Absalom het hart van het volk op zijn vader veroverd had. En nu moet “Davids grote Zoon” dezelfde weg gaan, naar de olijfhof waar Hij met Zijn discipelen al vaak vertoefd had. De plaats werd Gethsémané genoemd, “de olijvenpers”. Als we nu over Christus in Gethsémané gaan nadenken, dan wil ik graag dat u, die Hem liefhebt, Hem niet alleen aanbidt, maar ook Hem leert navolgen. Dan kunt u, als u geroepen wordt Zijn drinkbeker te drinken en met de doop waarmee Hij gedoopt werd zelf gedoopt te worden, zich als een ware volgeling van Hem gedragen. Dan kunt u als overwinnaar uit uw strijd tevoorschijn komen, net zoals Hij uit de Zijne kwam.
Al dadelijk aan het begin is er iets waar ik u in het bijzonder op wil wijzen. Een plotselinge verandering van blijdschap in verdriet heeft gewoonlijk een uitzonderlijk effect op degene die erdoor getroffen wordt.
We hebben vaak gehoord of gelezen over mensen wier haar in één nacht grijs werd. Hun is zo’n extreme gemoedsaandoening overkomen dat ze voortijdig oud geworden zijn, althans wat hun uiterlijk betreft, zo niet in werkelijkheid. Velen zijn als gevolg van een ongewone opwinding van geest gestorven. Sommigen zijn door een plotselinge overvloed van vreugde doodgebleven, anderen door een plotselinge overvloed van verdriet. Onze geliefde Meester moet die gedenkwaardige nacht wel een zeer plotselinge gemoedsverandering meegemaakt hebben. In dat grote hogepriesterlijke gebed vinden we niets wat op wanhoop of geestesverwaning lijkt; het is zo rustig als een meertje, onbewogen door de wind. Hij is echter nog maar net in Gethsémané of Hij zegt tot Zijn drie meest geliefde discipelen: “Mijn ziel is geheel bedroefd tot de dood toe; blijft hier en waakt met Mij.”
Ik denk niet dat deze grote strijd ontstond doordat onze geliefde Meester bang was voor de dood, noch door Zijn angst voor lichamelijke pijn en al de smaad en schande die Hij weldra zou ondergaan. Toch waren de doodsangsten in Gethsémané zeker deel van de enorme last die al rustte op Hem, als de Middelaar van Zijn volk. En het was dit dat Zijn geest temeer drukte, ja zelfs tot de dood toe. Hij zou het volle gewicht ervan aan het kruis dragen, maar ik ben geneigd te denken dat het lijden in Gethsémané begon. U weet dat Petrus schrijft: “Die Zelf onze zonden in Zijn lichaam gedragen heeft op het hout”. We kunnen uit dit gedeelte echter niet opmaken of Zijn plaatsvervangend lijden tot het hout beperkt bleef; de oorspronkelijke tekst leent zich ook voor deze lezing: dat Hij onze zonden in Zijn lichaam droeg tot op het hout, dat Hij bij het hout kwam, die verschrikkelijke last dragend, en die aan het hout nog bleef dragen.
U herinnert zich wel dat Petrus in hetzelfde vers ook zegt: “door Wiens striemen gij genezen zijt”. Deze striemen kwamen niet op Jezus terecht toen Hij aan het kruis hing. Het was in de rechtszaal van Pilatus waar Hij zo bruut gegeseld werd. Ik geloof dat Hij heel Zijn leven onze zonden gedragen heeft, maar dat het vreselijke gewicht ervan Hem met zevenvoudige kracht begon te verpletteren toen Hij bij de olijvenpers kwam. Aan het kruis kwam de hele massa echter met zo’n onbegrensde hevigheid op Hem neer, dat Hij het op hartverscheurende wijze uitschreeuwde: “Mijn God, Mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten?”
De keuze van de plaats
Als we nadenken over dit begin van de doodsangsten van onze Zaligmaker, laten we dan eerst stilstaan bij de keuze van de plaats waar Hij deze ondraaglijke pijn verduren zou. Laten we proberen te ontdekken waarom Hij op die afschuwelijke nacht van Zijn verraad naar die bepaalde hof ging. De keuze voor Gethsémané toonde allereerst Zijn helderheid van geest en Zijn moed.Hij wist dat Hij verraden zou worden, voor Annas en Kajafas, Pilatus en Herodes gesleept, gesmaad, gegeseld en uiteindelijk weggeleid om gekruisigd te worden. Toch lezen we deze opmerkelijke woorden: “En uitgaande, vertrok Hij, gelijk Hij gewoon was, naar de Olijfberg.” Het was Zijn gewoonte om daar te bidden en van die gewoonte wilde Hij niet afwijken, hoewel Hij de doodsstrijd van Zijn aardse leven naderde. Moge deze moedige handelwijze van onze Heere een les zijn voor allen die belijden Zijn volgelingen te zijn. Wanneer u één of andere tegenslag dreigt te overkomen, in het bijzonder als het tegenspoed is die u overkomt omdat u christen bent, word dan niet verward van geest. Verzaak geen van uw plichten, maar doe gewoon wat u altijd doet. De beste manier om u voor te bereiden op wat er komen kan, is om, voor zover de voorzienigheid het geeft, gewoon verder te gaan met datgene waarmee u bezig bent. Als een kind van God wist dat hij vanavond zou sterven, dan zou ik hem willen aanraden gewoon datgene te doen wat hij op iedere andere zondagavond doet. Doe het alleen nog ernstiger en oprechter dan u ooit gedaan hebt.
Zalig is die dienstknecht die zijn Meester, als Hij komt, zal aantreffen bij het vervullen van zijn taak als dienstknecht, bij het dienen in het huis van zijn Meester in alle ordelijkheid en zorg. Voor de voordeur naar de hemel te gaan staren om te zien of de Meester al komt, zoals sommigen wel lijken te doen, is juist datgene waarvan uw Heere wil dat u dat niet doet. U weet hoe de engelen de discipelen daarom berispten: “Gij Galilese mannen, wat staat gij en ziet op naar de hemel?” Ga in de kracht van de Heilige Geest het evangelie verkondigen. Of Christus dan vroeg of laat komt, u zult altijd in de juiste houding staan om Hem te verwelkomen. Dan zal Hij u ervoor prijzen dat u Zijn laatste grote opdracht aan Zijn discipelen zo getrouw mogelijk uitvoert.
De moed van Christus blijkt ook duidelijk hieruit: “Judas, die Hem verried, wist ook die plaats, omdat Jezus aldaar dikwijls vergaderd was geweest met Zijn discipelen.” Er zou niets gemakkelijker voor onze Heere geweest zijn dan om Judas te ontlopen, als Hij dat gewild had. Maar Hij wilde dat niet en dus ging Hij onvervaard en welbewust naar die plaats waarmee “de zoon der verderfenis” goed bekend was, precies die plaats waarheen de verrader de krijgsknechten leidde die opdracht hadden gekregen om de Meester te arresteren. Moge de Heere ons vergelijkbare moed geven wanneer wij in een situatie als de Zijne geplaatst worden. Er zijn bepaalde beproevingen die u als christen niet uit de weg kunt gaan en ook niet zou moeten vermijden. U denkt er misschien niet graag aan, maar toch zou ik u willen aansporen om dat wel te doen. Niet uit vrees of paniek, maar in het rustige vertrouwen van iemand die zegt: “Ik heb een doop waarmee ik gedoopt zal worden en ik word bekneld totdat het volbracht is. Ik heb een drinkbeker waaruit ik moet drinken en ik ben bereid om dat te doen. Ik vraag niet om het lijden, maar als het ter wille van Christus is, tot eer van God en ten bate van Zijn Kerk, dan wil ik het niet ontvluchten. Ik zal het echter kalm en vastberaden tegemoet zien, zoals mijn Heere naar Gethsémané ging, hoewel Judas de plaats wist waar Jezus dikwijls met Zijn discipelen vergaderd was geweest.”
In de keuze van deze plaats toonde onze Heere vervolgens ook Zijn wijsheid.Want het was voor Hem een plaats waaraan Hij heilige herinneringen bewaarde. Onder die oude olijfbomen, zo knoestig en gevlochten, had Hij vele nachten in gebed doorgebracht. En de zilveren stralen van de maan, glinsterend tussen het sombere gebladerte, hadden Zijn gezegende Persoon vaak beschenen als Hij daar neerknielde, worstelde en gemeenschap met Zijn Vader had. Hij wist hoe Zijn ziel verkwikt geweest was toen Hij van aangezicht tot aangezicht met de Eeuwige had gesproken. Zijn gezicht was blinkende gemaakt en Hij kon door Zijn contact met de Almachtige versterkt terugkeren naar de strijd op de straten van Jeruzalem. Dus ging Hij naar de oude afgesproken plaats, die vertrouwde plek waar de heilige herinneringen zich groepeerden als bijen rond een bijenkorf, elk vol met honing. Hij ging daarheen omdat die heilige herinneringen Zijn geloof ondersteunden.
En, broeders en zusters in Christus, wanneer uw tijd van beproeving komt, dan doet u er goed aan om naar de plaats te gaan waar de Heere u in het verleden geholpen heeft en waar u vaak geheiligde gemeenschap met Hem genoten hebt. Er zijn kamers waar, als de muren alles wat daarbinnen is gebeurd zouden vertellen, een hemels schijnsel waargenomen zou kunnen worden, omdat God Zich daar zo genadig aan ons geopenbaard heeft in tijden van ziekte en verdriet. Iemand die lang ter wille van Christus in de gevangenis gezeten had, zei eens na zijn vrijlating: “O, breng me maar terug naar de kerker, want ik heb nooit zulke gezegende tijden van gemeenschap met mijn Heere gehad als daar in die koude, stenen cel!” Welnu, als u zo’n plaats kent, die u door vele geheiligde herinneringen dierbaar is, ga daar dan heen, zoals uw Meester naar Zijn gewijde gebedsplaats in de hof van Gethsémané ging, want dan zult u waarschijnlijk door de associaties van die plaats alleen al ondersteund worden.
De wijsheid van onze Heere om die plaats uit te zoeken blijkt ook duidelijk uit het feit dat het een plaats van intense eenzaamheid was en daarom zeer geschikt voor Zijn smeekbeden in die treurige nacht. De plaats die nu de hof van Gethsémané genoemd wordt, verdient volgens sommige kenners die naam niet. Hij ligt veel te veel in het oog, terwijl we bij Gethsémané altijd denken aan een erg rustige, eenzame plek. Laat me u vertellen dat er naar mijn mening geen plaats zo geschikt is voor eenzaamheid als een olijventuin, met name als die terrasgewijs aangelegd is, zoals in Zuid- Frankrijk. Ik heb vaak in een olijventuin gezeten en, geliefden, als degenen die ik daar graag had willen ontmoeten een paar meter bij me vandaan hadden gezeten, dan zou ik toch niet geweten hebben dat ze daar waren.
Op een schitterende middag, toen we daar met ons tweeën of drieën zaten te lezen, zagen we op grote afstand een zwarte hoed heen en weer bewegen, maar we konden de persoon eronder niet zien. Naderhand ontdekten we dat het een collega-dominee was die we graag wilden uitnodigen om zich bij ons groepje te voegen. Als u alleen wilt zijn, dan kan dat in een olijventuin, wanneer u maar wilt, zelfs als die dichtbij de stad ligt. Doordat een dergelijke tuin terrasgewijs is aangelegd, door een grote overvloed aan gebladerte en door de vreemde gevlochten stammen van de oude bomen, ken ik geen andere plaats waar ik me zo alleen zou kunnen voelen als in een olijventuin. En ik denk dat onze Meester om een dergelijke reden naar Gethsémané ging. Een ziel, zo bedrukt als de Zijne, had grote behoefte aan een eenzame plaats. De luidruchtige schare in Jeruzalem zou geen goed gezelschap voor Hem geweest zijn toen Zijn ziel geheel bedroefd was tot de dood toe.
Het komt me ook voor dat er aan een olijventuin, zowel overdag als ’s nachts, altijd iets is wat aan verdriet doet denken. Er zijn bomen die lijken bij te dragen tot vrolijkheid: de schittering van hun bladeren alleen al kan het hart laten opspringen van vreugde. Maar aan een olijfboom is altijd iets dat wijst op een sobere ernst – al is het wellicht geen totale droefgeestigheid te noemen – alsof die boom, door olie uit de harde rots te onttrekken, zoveel pijn geleden heeft dat hij niet geneigd is om te glimlachen. Hij staat daar als het toonbeeld van alles wat ernstig en plechtig is.
Onze Heiland wist dat er iets in de donkerte van de olijventuin verwant was aan Zijn diepe droefheid en daarom ging Hij daarheen in de nacht waarin Hij verraden werd. Handel dan met soortgelijke wijsheid, broeders en zusters in Christus, wanneer het uur van uw beproeving nadert. Ik heb mensen gekend die zich overhaast in vrolijk gezelschap stortten om zo te proberen hun verdriet te vergeten. Dat was echter dwaas. Ik heb anderen gekend die in tijden van verdriet zich met alles wat treurig was probeerden te omgeven. Dat was ook dwaas. Weer anderen die in grote moeilijkheden zaten, hebben geprobeerd dat met lichtzinnigheid te verbergen. Dat was echter nog dwazer. Het is goed om in tijden van smart uw omgeving niet te somber of te opgewekt te laten zijn. Streef er echter naar om op uw wijze net zo verstandig te zijn als uw Heere bij Diens keuze voor Gethsémané als de locatie voor Zijn eenzame smeekbeden en het daaropvolgend verraad.
De handelingen van de Zaligmaker op die plaats
Laten we nu in de tweede plaats nadenken over de handelingen van de Zaligmaker op die plaats. Ieder onderdeel is onze aandacht en navolging waard.
Eerst nam Hij alle gepaste voorzorgsmaatregelen ten behoeve van de anderen.Hij liet acht van Zijn discipelen bij de ingang van de hof achter en zei tot hen: “Bidt, opdat gij niet in verzoeking komt”. Toen nam Hij Petrus, Jakobus en Johannes een beetje verder mee de hof in en zei tot hen: “Blijft hier en waakt met Mij”. Er hadden dus twee wakende en biddende groepen moeten zijn. Als ze allen op de uitkijk hadden gestaan, hadden ze wellicht de voetstappen van de naderende bende kunnen horen en in de verte het licht van de lantaarns en de fakkels kunnen zien van hen die eraan kwamen om hun Heere te arresteren. Waarschijnlijk heeft de Meester deze voorzorgsmaatregelen meer ter wille van Zijn discipelen genomen dan voor Zichzelf. Hij beval hun te bidden en te waken, opdat ze niet overrompeld zouden worden, noch door vrees overmand, als ze zouden zien dat hun Meester gevangen genomen werd en als gevangene weggevoerd. Van deze handelwijze van onze Heere kunnen we leren dat ook wij in onze eigen uiterste nood niet moeten vergeten voor anderen te zorgen en hen zo goed als we kunnen tegen het kwaad te beschermen.
Vervolgens vroeg onze Heiland om het medeleven van vrienden.Als Mens verzocht Hij om het gebed en het medeleven van degenen die het dichtst bij Hem stonden. O, wat hadden ze een gebedsbijeenkomst kunnen houden: waakzaam zijn voor de komst van de vijand en bidden voor hun geliefde Heere en Meester! Ze hadden een prachtige gelegenheid om hun toewijding aan Hem te tonen, maar ze lieten die voorbijgaan. Ze hadden noch Judas, noch de mensen die met hem meekwamen, bij hun Heere vandaan kunnen houden, maar zij hadden hun Meester tenminste kunnen laten weten wanneer Judas eraan kwam. Het was zo’n beetje de laatste dienst die ze Hem hadden kunnen bewijzen voordat Hij voor hen zou sterven. Niettemin slaagden ze er niet in Hem dat te bieden; ze hebben Hem op dat verschrikkelijke moment van duisternis verlaten, zonder Hem maar zelfs de minste menselijke vertroosting te verschaffen. In onze tijden van beproeving doen we er niet verkeerd aan als we onze Heere in deze handeling van Hem navolgen. Al hoeven we er ons ook niet over te verbazen als we, net als Hij, in het uur van onze diepste nood ontdekken dat alle menselijke hulp ons ontvalt.
Daarna, terwijl Hij Zijn discipelen achterliet en alleen wegging, bad Jezus en worstelde Hij met God.In tijden van beproeving moeten ook wij onze toevlucht tot het gebed nemen. Bid altijd zonder ophouden, zelfs wanneer de zon fel schijnt. Zorg dat u in elk geval bidt wanneer de nachtelijke duisternis uw geest omgeeft. Het gebed is op zo’n moment hard nodig. Wees er dus niet traag mee, maar stort uw gehele ziel uit in vurige smeekbeden tot uw God en zeg bij uzelf: “Nu in het bijzonder moet ik met de grootst mogelijke intensiteit bidden”. Kijk maar hoe Jezus in Gethsémané gebeden heeft.
Hij nam de meest nederige houding aan. “Hij viel op Zijn aangezicht, biddende en zeggende: Mijn Vader, indien het mogelijk is, laat deze drinkbeker van Mij voorbijgaan.” Wat een opmerkelijk gezicht! De eeuwige Zoon van God had onze natuur aangenomen. En daar lag Hij op dezelfde laagte als het stof waaruit onze natuur oorspronkelijk geformeerd was. Daar lag Hij, net zo laag als de meest goddeloze zondaar, als de meest nederige bedelaar ligt voor God. Toen begon Hij met duidelijke, eenvoudige woorden tot Zijn Vader te roepen. Maar o, wat een kracht legde Hij in die woorden. Driemaal pleitte Hij bij Zijn Vader, en zei dezelfde woorden. Lukas vertelt ons: “In zware strijd zijnde, bad Hij te ernstiger. En Zijn zweet werd gelijk grote druppels bloed, die op de aarde afliepen.” Hij was niet alleen in een lijdensstrijd, maar tegelijk ook in een gebedsstrijd gewikkeld.
Terwijl het gebed van onze Heere in Gethsémané zo ernstig, intensief en aanhoudend was, werd het tegelijkertijd afgewogen tegen een gewillige aanvaarding van de wil van Zijn Vader: “Doch niet, gelijk Ik wil, maar gelijk Gij wilt”. U, lijdend mens, u wiens moed u in de schoenen gezakt is, u die terneergeslagen en nagenoeg radeloos van verdriet bent, moge de Heilige Geest u bijstaan om te doen wat Jezus deed: bidden, alleen bidden, intensief bidden, aanhoudend bidden, ja zelfs worstelend bidden, want dit is de manier waarop u God zult overmogen en door uw uur van duisternis en verdriet heengeleid worden. Geloof de duivel niet als hij zegt dat uw bidden tevergeefs is. Laat uw ongeloof niet zeggen: “De Heere heeft Zijn oor voor u toegesloten”. “Ziet, de hand des HEEREN is niet verkort, dat zij niet zou kunnen verlossen; en Zijn oor is niet zwaar geworden, dat het niet zou kunnen horen.” Let er echter wel op dat u de Heere ook navolgt in Zijn nederigheid en overgave, want een gebed waarin een mens probeert zijn eigen wil te laten gelden boven de wil van God is onaanvaardbaar. Dat zou arrogantie en rebellie zijn en niet het geroep van een waar kind van God. U mag Hem smeken uw verzoek in te willigen “als het mogelijk is”, maar u mag niet verder gaan. Met uw Heere dient u te roepen: “Doch niet, gelijk ik wil, maar gelijk Gij wilt”.
Ik heb u al gezegd dat onze Heere in Gethsémané het medeleven van mensen zocht. Toch wil ik het nogmaals noemen zodat we er lering uit kunnen trekken. Bij geringe smart wenden we ons vaak tot onze medemensen, maar niet tot God. Die gewoonte leidt gauw tot afhankelijkheid van de mensen. Bij diepe droefheid keren we ons echter veelvuldig tot God en vinden we dat we er niet mee naar de mensen kunnen. Nu lijkt dat wellicht op het eren van God, maar toch zit er dan nog heel wat trots bij. Onze Hee- re Jezus Christus verliet zich niet op mensen, maar Hij verwierp het medeleven van mensen ook niet. Er waren drie van Zijn discipelen binnen gehoorafstand en nog acht een stukje verderop – en misschien nog steeds binnen gehoorafstand. Hij bad tot Zijn Vader, nochtans vroeg Hij van Zijn discipelen dat medeleven dat ze Hem hadden kunnen bewijzen. Toch was Hij niet afhankelijk van hun medeleven. Want toen Hij het niet ontving, ging Hij weer verder bidden tot Zijn Vader. Er zijn mensen die zeggen dat ze op God vertrouwen, maar de middelen niet gebruiken. Anderen zeggen dat ze de middelen zullen gebruiken, maar ze schieten tekort in hun vertrouwen op God.
Ik heb gelezen dat één van Mohammeds volgelingen eens bij hem kwam en zei: “O profeet van God, ik zal vannacht mijn kameel losmaken en dan op de voorzienigheid vertrouwen”. Waarop Mohammed heel verstandig zei: “Bind uw kameel zo stevig mogelijk vast en vertrouw dan op de voorzienigheid”. Dat was een wijze opmerking en het principe dat eraan ten grondslag ligt kan ook op veel gewichtigere zaken toegepast worden. Ik geloof dat ik het voorbeeld van mijn Heere volg als ik zeg: “Ik vertrouw zo volledig op God dat, al heeft er misschien geen mens medelijden met mij, Hij me toch kracht zal geven om de hele drinkbeker die Hij in mijn hand geplaatst heeft leeg te drinken. Toch heb ik mijn medemensen zo lief dat ik verlang om hun medeleven in mijn smart te ervaren. Als ze me dat echter onthouden, zal ik nochtans mijn enige vertrouwen op mijn God stellen.”
Toen de Heere tot Zijn discipelen kwam en hen slapend in plaats van wakend aantrof, weet u hoe snel Hij een verontschuldiging voor hen vond: “De geest is wel gewillig, maar het vlees is zwak”. Zijn terechtwijzing van Petrus was erg beminnelijk: “Simon, slaapt gij? Kunt gij niet één uur waken?” Slaapt u,u die pas nog zo trots verklaarde dat u wel met Mij naar de gevangenis wilde en ter dood gebracht worden? U die, al zouden alle anderen Mij verloochenen, dat geenszins zou doen? Ach, Simon, u kunt maar beter waken en bidden, want u weet niet hoe snel de verzoeking u overkomt en u verschrikkelijk laat vallen. Toch werd Petrus inbegrepen bij de rest van de discipelen in de verontschuldiging die de Heere aanvoerde voor de gewillige maar zwakke slapers die wakers hadden moeten zijn.
Wat een les is dit voor ons! We voeren nog niet de helft van de verontschuldigingen voor elkaar aan die Jezus wel voor ons aanvoert. In het algemeen zijn we zo druk met verontschuldigingen voor onszelf aan te voeren, dat we helemaal vergeten anderen te verontschuldigen. Zo was het niet bij onze Heere. Zelfs toen Hij Zelf door grote angst overmand werd, kwam er geen scherp of onvriendelijk woord van Zijn lippen. Als wij erg ziek zijn, dan weet u wel hoezeer we geneigd zijn om ons te ergeren aan de mensen om ons heen. En als anderen niet zo met ons meeleven zoals wij vinden dat ze zouden moeten, dan vragen we ons af hoe het mogelijk is dat zij die ons in zulke smart zien, dan ter wille van ons niet wat meer verdriet tonen.
Nochtans staat onze Meester daar, helemaal bevlekt met Zijn Eigen bloed, want de stromen van Zijn hart waren buiten hun oevers getreden en vloeiden allemaal in een bloederige stortvloed over Hem heen. Toen Hij echter bij Zijn discipelen kwam, spraken ze geen vriendelijk woord tot Hem. Ze gaven Hem geen steun, geen medeleven, want ze lagen allemaal te slapen. Hij wist dat ze van smart sliepen. Hun slaap was immers niet veroorzaakt door onverschilligheid voor Zijn lijden, maar door hun smart over Zijn smart. Hun Meester wist dat en daarom voerde Hij voor hen die verontschuldiging aan. En geliefden, als wij lijden aan onze veel geringere smarten, laten we dan ook klaarstaan om anderen te verontschuldigen, zoals onze Heere deed in de overvloed van Zijn lijden.
Laten we in de derde plaats nadenken over de overwinning op die plaats. Er woedde een verschrikkelijke strijd in Gethsémané – en we zullen dat woord nooit kunnen uitspreken zonder aan de smarten en doodsangsten van onze Heere te denken. Het was echter een strijd die Hij won, een gevecht dat in een totale overwinning voor Hem eindigde.
Die overwinning bestond allereerst uit Zijn volkomen overgave.Hij was niet opstandig tegen de wil van Zijn Vader, aan Wie Hij Zich zo geheel had onderworpen. Zonder voorbehoud riep Hij: “Niet, gelijk Ik wil, maar gelijk Gij wilt”. Geen trompetgeschal, geen kanonschoten, geen wapperende vlaggen, geen juichende menigte hebben de overwinning die onze Heere in Gethsémané behaalde aangekondigd. Daar behaalde Hij de overwinning op de smarten die Hij droeg, evenals op de smarten die weldra als oceaangolven over Hem heen zouden komen. Daar behaalde Hij de overwinning op de dood en zelfs op de toorn van God, die Hij weldra ter wille van Zijn volk tot het uiterste zou verduren. Daar zien we ware moed. Daar zien we grote heldenmoed. Daar horen we de proclamatie van de onoverwinnelijke Overwinnaar: “Niet, gelijk Ik wil, maar gelijk Gij wilt”.
Naast de volkomen overgave van Christus, zien we daar ook Zijn grote vastberadenheid.Hij had de last van de verlossing van Zijn volk op zich genomen en Hij zou ermee doorgaan totdat Hij zegevierend van het kruis kon roepen: “Het is volbracht”. Soms stapt er iemand naar voren om een bijzonder moedige daad te volbrengen, maar toch is het langdurig lijden dat moedige vastberadenheid echt test. Het lijden van Christus in Gethsémané werd verspreid over drie perioden van de meest intense gebedsworstelingen, met korte onderbrekingen, die Hem echter geen verlichting boden. Hij zocht tevergeefs bij de slapende discipelen het medeleven dat Hij naar Zijn ware menselijke natuur in dat uur van verschrikkelijke duisternis zo nodig had. Nochtans zette Hij vastberaden Zijn schreden naar Jeruzalem, hoewel Hij heel goed wist wat Hem daar te wachten stond. Toch hield Hij onverzettelijk Zijn ogen op het belangrijke doel gericht waarvoor Hij vanuit de hemel naar de aarde gekomen was. Voor veel heldhaftige zielen blijkt afmatting door langdurige smart te veel te zijn, maar onze Heere verdroeg alles niettemin tot het einde toe en liet ons zo een voorbeeld na dat we dienen na te volgen.
Een deel van de overwinning van onze Zaligmaker was dat Hij steun kreeg van een engel.Zijn gebed werd door Zijn Vader verhoord. “En van Hem werd gezien een engel uit de hemel, die Hem versterkte”. Ik weet niet hoe het gebeurde, maar op de één of andere mysterieuze manier verleende de engel Hem bijstand van boven. De naam van de engel weten we niet en dat hoeven we ook niet te weten. Maar ergens tussen de lichtende geesten voor de troon is er een engel die Christus in Gethsémané versterkte. Wat een grote eer voor hem! De discipelen misten die kans die Christus binnen hun bereik had gelegd, maar de engel maakte blij gebruik van de mogelijkheid zodra die zich voordeed.
Als laatste was de overwinning van Christus zichtbaar in Zijn majesteitelijke houding jegens Zijn vijanden.Rustig stond Hij op en trad Hij de vijandige bende tegemoet. En toen de verrader het afgesproken teken gaf waaraan Jezus herkend zou worden, stelde Hij eenvoudig die onderzoekende, persoonlijke vraag: “Judas, verraadt gij de Zoon des mensen met een kus?” Wat moet die vraag de verrader in het hart geraakt hebben! Toen Jezus Zich wendde tot hen die erop uitgestuurd waren om Hem te arresteren, zei Hij: “Wie zoekt gij?” Hij sprak niet als iemand wiens ziel geheel tot de dood toe bedroefd was. En toen zij Hem antwoordden: “Jezus de Nazarener”, zei Hij: “Ik ben het”. En bij het horen van deze geweldige Godsnaam “IK BEN”, “deinsden zij achterwaarts, en vielen ter aarde”.
Even was er een majesteitelijke flits van Zijn Godheid te zien, zelfs in het uur van de vernedering naar Zijn menselijke natuur, en zij vielen op de grond voor de God Die op deze wijze beleden had dat de Naam van God Hem terecht toebehoorde. Daarna ging Hij rustig met hen mee, zonder enig verzet, nadat Hij Zijn bezorgdheid jegens Zijn discipelen had geuit: “Indien gij dan Mij zoekt, zo laat dezen heengaan”. Ook heelde Hij het oor van Malchus dat Petrus zo onbesuisd had afgehouwen. De hele tijd dat Christus voor Annas en Kajafas stond, voor Pilatus en Herodes, ja helemaal tot aan het laatste afschrikwekkende moment aan het kruis, was Hij kalm en beheerst. Hij zou nooit meer zo heen en weer geslingerd worden als in Gethsémané.
Welnu, geliefden, als de Heere ons in grote problemen brengt en ons door het vuur laat gaan, als Zijn Geest ons in staat stelt te bidden zoals Jezus, dan zullen we zelf ook iets dergelijks mogen ervaren. We zullen opstaan, gesterkt om alles wat voor ons ligt aan te kunnen en toegerust om het kruis te dragen dat onze Heere misschien voor ons bestemd heeft. Hoe dan ook, onze beker kan toch nooit zo vol en bitter zijn als de Zijne en er zaten in Zijn beker een paar ingrediënten die in de onze ontbreken. De bitterheid van de zonde zat erin, maar die heeft Hij weggenomen voor allen die in Hem geloven. De toorn van Zijn Vader zat erin, maar die heeft Hij helemaal opgedronken en geen druppel voor Zijn volk overgelaten.
Een van de martelaren keek op weg naar de brandstapel zo gelukkig dat een vriend tot hem zei: “Je Zaligmaker was in smarten toen Hij voor jou in Gethsémané tot de dood toe bedroefd was.” “Ja”, antwoordde de martelaar, “en daarom ben ik ook zo gelukkig, want Hij heeft alle smarten voor mij gedragen.” U hoeft niet bang te zijn om te sterven als u christen bent, omdat Jezus gestorven is om uw zonden weg te dragen. De dood is dan slechts het openen van uw kooi, zodat u weg kunt vliegen om hoog daarboven blij uw nest te bouwen. Vrees daarom ook zelfs de laatste vijand, de dood, niet. Trouwens, Christus had geen Zaligmaker bij Zich om Hem in Zijn doodsangsten bij te staan, maar u hebt Zijn belofte dat Hij met u zal zijn. U zult niet zomaar een engel bij u hebben om u te ondersteunen, maar u zult die grote Engel des verbonds hebben om u tot het einde toe te behouden en te zegenen.
Het grootste deel van deze verkondiging slaat niet op sommigen van u, want u hoort niet bij Christus. O geliefden, gun uzelf geen rust voordat u echt bij Hem hoort! Zo waarachtig als u leeft, u zult op een bepaald moment smarten kennen. U zult uit een bittere beker moeten drinken en wat moet u dan als u in dat uur van beproeving geen Goddelijke troost ontvangt? Wat moet u, vooral als u gaat sterven en u geen Christus hebt Die het kussen voor u klaarlegt? Als u geen Zaligmaker hebt Die met u meegaat door dat dal van de schaduw des doods? O, zoek Hem dan en Hij zal zich door u laten vinden, ja nu! Moge de Heere u helpen om dit te doen, om Christus’ wil.
Amen.