Vandaag moet ik mijn zonden in herinnering brengen. (Genesis 41:9) Lees verder 2 Petrus 1:5—15.
Kwaad onthouden we beter dan goed. Dit zien we duidelijk in onze kinderen. Als je ze iets goeds bij wil brengen moet je dat vaak en duidelijk zeggen voordat ze het onthouden. Maar als ze op straat zomaar een slecht woord horen, zal het niet lang duren voor ze het herhalen. Ons geheugen is hetzelfde, maar als het zich meer ontwikkeld heeft is deze eigenaardigheid duidelijker zichtbaar. We hebben een handig warenhuis waar we het kwaad op kunnen slaan. Maar de kostbare juwelen van goedheid worden snel uit hun kistje gestolen. We hebben een brandwerende kluis voor waardeloze zaken en bewaren de meest zeldzame edelstenen in kartonnen dozen. Ons geheugen laat vaak, zoals een zeef, de goede wijn door terwijl het bezinksel achterblijft. Het houdt het kwaad in een ijzeren greep en het speelt met het goede tot het uit onze vingers glipt. Ons geheugen heeft, net als ons, de dingen gedaan die het niet zou moeten doen en het heeft nagelaten te doen wat het zou moeten doen. Maar het is niet altijd makkelijk om onder andere onze zonden te herinneren. We hebben een speciale en bijzondere reden om er niet vaak aan herinnerd te willen worden. Er zijn maar weinig mensen die hun zonden op het zicht willen hebben. Onder de grond, in de diepste kelder als dat mogelijk is, met de deur op slot en de sleutel verloren, daar willen we onze zonden voor onszelf verbergen. Maar als de genade van God in iemands leven komt, zal hij bidden dat hij zijn zonden zal herinneren. Hij zal om genade vragen om een paar goede dingen te vergeten zodat hij zijn fouten, zijn zonden, zijn gebreken, zijn zwakheden en zijn overtredingen niet vergeet. Hij wil ze voortdurend zien zodat hij er door vernederd wordt, vergeving zoekt en hulp zoekt om ze te overwinnen.
Ter overdenking
Lees Spreuken 28:13, als wij onze zonden proberen te verbergen, zal God ze herinneren. Als we ze belijden en vertrouwen op de Heere Jezus Christus voor vergeving, zal Hij ze niet meer herinneren (Jeremia 31:34).
Preek 680, 11 maart 1866