Uw eigen behoudenis Filippensen 2:12 (Eng. vert.)
Als onze tekst van vanmorgen kiezen we de woorden “uw eigen behoudenis”, niet omdat we zo eigenaardig willen doen of omdat we wensen dat de beknoptheid van de tekst u zou verrassen, maar omdat ons onderwerp voor u des te duidelijker zal zijn als slechts deze drie woorden verklaard worden. Als ik het gehele vers had genomen, zou ik niet hebben kunnen proberen het uiteen te zetten zonder uw aandacht af te leiden van het thema dat mij nu op het hart ligt. Och, mocht Gods Geest de onuitsprekelijke betekenis van ”uw eigen behoudenis” aan het verstand van een ieder van u brengen!
We hebben het toehoorders die naar ons komen luisteren, horen zeggen dat we tot hen spreken over onderwerpen waarin ze niet geïnteresseerd zijn. Vandaag zult u deze klacht niet kunnen indienen, want we zullen alleen maar spreken over ”uw eigen behoudenis”. Er is niets wat u meer kan raken. Er is wel eens beweerd dat predikers vaak erg ontoepasbare thema’s uitkiezen. Vandaag kan een dergelijk bezwaar niet geopperd worden, want er is niets toepasbaarder dan dit, niets noodzakelijker dan u ertoe op te wekken op ”uw eigen behoudenis” toe te zien. We hebben zelfs horen zeggen dat dominees behagen scheppen in duistere onderwerpen, tegenstrijdige dogma’s en geheimenissen die het begrip te boven gaan. Zonder twijfel zullen we het vanmorgen echter rechttoe rechtaan houden. Geen verheven leerstellingen, geen diepzinnige kwesties zullen u in verwarring brengen.
U wordt alleen verzocht over ”uw eigen behoudenis” na te denken: een zeer alledaags en een zeer eenvoudig thema, maar tegelijk ook het meest zwaarwichtige dat u voorgelegd kan worden. Ik zal verder streven naar eenvoudige woorden en duidelijke zinnen, die passen bij de eenvoud en de duidelijkheid van het onderwerp, zodat er geen enkele bedenking tegen het woordgebruik van de spreker kan zijn, maar slechts aandacht voor dit ene thema: ”uw eigen behoudenis”. Ik vraag u allen, als verstandige mensen die uzelf geen onrecht zou aandoen noch uzelf zou veronachtzamen, me uw zeer gemeende belangstelling te verlenen. Verjaag de ijdelheden die al krioelend om u heen zwermen en laat ieder voor zich nadenken over ’’zijn eigen behoudenis”. Och, mocht de Geest van God een ieder van u in een geestelijke eenzaamheid afzonderen en een ieder van u apart nopen de waarheid betreffende zijn eigen staat onder ogen te zien. Elke man afzonderlijk, elke vrouw afzonderlijk; de vader afzonderlijk en het kind afzonderlijk. Moge u nu tot de Heere naderen met een plechtig gemoed en moge niets anders uw aandacht in beslag nemen dan dit: ”uw eigen behoudenis”.
I. We zullen de overdenking van vanmorgen beginnen door te letten op DE ZAAK IN OVERWEGING: behoudenis!
Behoudenis! Een groot woord, niet altijd begrepen, vaak ingeperkt en haar merg zelf over het hoofd gezien. Behoudenis! Dit raakt iedereen die hier aanwezig is. We zijn allen in Adam gevallen. We hebben allen in eigen persoon gezondigd. We zullen allen vergaan tenzij we behoudenis verkrijgen. Het woord behoudenis houdt in zich bevrijding van de schuld van onze bedreven zonden.We hebben, elk van ons, op meer of minder schandelijke wijze Gods wet overtreden. We hebben allen de weg naar het verderf bewandeld, al heeft iedereen een verschillende route gekozen. De behoudenis brengt ons de uitdelging van de zonden uit het verleden, vrijspraak van misdadige praktijken, wegwissing van elke schuldigheid, zodat we als aanvaarde mensen voor de grote Rechter mogen staan. Welk weldenkend mens zal ontkennen dat vergeving een onuitsprekelijk gewenste zegen is!
Behoudenis betekent echter meer dan dat: zij omvat ook bevrijding van de macht van de zonde.Van nature zijn we allemaal verzot op het kwade en hollen we er begerig achteraan. We zijn slaven van de ongerechtigheid en hebben de slavernij lief. Dit laatste is het ergste van de situatie. Maar als de verlossing komt, bevrijdt zij een mens van de macht van de zonde. Hij leert dan dat de zonde goddeloos is en hij beschouwt haar ook als zodanig. Hij verafschuwt de zonde en het berouwt hem dat hij zelfs verliefd op haar geweest is. Hij keert de zonde de rug toe, wordt door Gods Geest zijn lusten meester, houdt het vlees onder de voet en komt tot de vrijheid van de kinderen Gods. Er zijn er helaas velen die hier niet om geven. Als dit de behoudenis is, dan zouden ze er geen cent voor over hebben.
Zij hebben hun zonden lief. Zij verheugen zich erin de neigingen en fantasieën van hun eigen verdorven hart na te volgen. Wees er echter van verzekerd, dat deze vrijmaking van slechte gewoonten, onreine verlangens en vleselijke begeerten het allerbelangrijkste van de verlossing is. En als zij niet de onze wordt, wordt de verlossing in haar andere vertakkingen ook niet door ons genoten en kunnen we er niet van genieten. Geliefde toehoorder, kent u de verlossing van de zonde? Bent u ontkomen aan de verdorvenheid die er door de begeerte in de wereld is? Zo niet, wat hebt u dan van doen met de behoudenis? Door ieder weldenkend mens wordt bevrijding van goddeloze principes beschouwd als de grootste van alle zegeningen. Hoe denkt u erover?
De behoudenis omvat verder bevrijding van de huidige toorn van God,die elk moment van zijn leven op de niet-verloste mens blijft. Ieder mens wiens zonden niet vergeven zijn, is het voorwerp van goddelijke toorn. ”God is een God, Die te allen dage toornt over de goddeloze. Indien hij zich niet bekeert, zo zal Hij Zijn zwaard wetten.” ”Die niet gelooft, is alreeds veroordeeld, omdat hij niet geloofd heeft in de Naam van de eniggeboren Zoon van God.” Ik hoor regelmatig mensen beweren dat dit een proefperiode is. Dit is een grove misvatting, want onze proefperiode is allang voorbij. Zondaren zijn gebleken en bevonden onwaardig te zijn. Zij zijn ”in weegschalen gewogen” en ”te licht bevonden”. Als u niet in Jezus hebt geloofd, rust de veroordeling al op u. U wordt een ogenblik respijt verleend, maar uw veroordeling ligt vast. De verlossing haalt een mens van onder de schaduw van Gods toorn en openbaart Gods liefde aan hem.
Hij mag dan zeggen: ”OGod, ik zal U loven; hoewel Gij toornig op mij geweest zijt, is Uw toorn afgekeerd, en troost Gij mij.” Och, het is niet de hel na dit leven die een zondaar als enige moet vrezen, maar juist de toornvan God die nu op hem rust. Nu onverzoend met God te zijn, is iets afschuwelijks. Op dit ogenblik Gods pijl op je gericht te weten, alhoewel hij nog niet van de pees vliegt, is iets vreselijks. Het is voldoende om u van top tot teen te laten sidderen, als u ontdekt dat u het doelwit van de toorn des Heeren bent. ”Hij heeft Zijn boog gespannen, en die bereid.” Iedere ziel die niet verzoend is met God door het bloed van Zijn Zoon, verkeert in een gans bittere gal. De verlossing bevrijdt ons onmiddellijk van deze staat van gevaar en vervreemding. We zijn dan niet langer ’’kinderen des toorns, gelijk ook de anderen”, maar kinderen Gods en mede-erfgenamen van Christus Jezus. Wat is er kostbaarder dan dit?
En tenslotte ontvangen we dat deel van de behoudenis dat onwetende mensen voorop plaatsen en dat als het geheel van de behoudenis maken. Als gevolg van onze bevrijding van de schuld van de zonde, van de macht van de zonde en van de huidige toorn van God, worden we ook bevrijd van de toekomende toorn van God. Op het hevigst zal die toorn neerkomen op de zielen van de mensen, wanneer zij als niet-verlosten het lichaam verlaten en voor de rechterstoel van hun Schepper staan. Zonder verlossing sterven, staat gelijk aan de verdoemenis binnengaan. Waar de dood ons achterlaat, daar vindt het oordeel ons. En waar het oordeel ons vindt, daar zal de eeuwigheid ons altoos en immer vasthouden. ”Die vuil is, dat hij nog vuil worde”, en die ellendig is wegens straf voor zijn vuilheid, zal nog hopeloos ellendig worden. De verlossing bevrijdt de ziel ervan de kuil van de hel te moeten afdalen.
Wij dan, gerechtvaardigd zijnde, zijn niet langer onderworpen aan de straf omdat we niet langer aangeklaagd worden wegens onze zonden. Christus Jezus heeft de toorn van God gedragen zodat wij die nimmer hoeven dragen. Hij heeft volkomen genoeg gedaan aan het recht van God voor de zonden van alle gelovigen. Tegen hem die gelooft, blijft er geen rapport van schuld over. Zijn overtredingen zijn uitgedelgd want Christus Jezus heeft de overtredingen doen ophouden, een einde aan de zonde gemaakt en eeuwigdurende gerechtigheid aangebracht. Wat een veelomvattend woord is het toch: ’’behoudenis”! Het is de triomfantelijke bevrijding van de schuld van de zonde, van haar heerschappij, van haar vloek, van haar straf en uiteindelijk van haar bestaan zelf. Behoudenis is de dood van de zonde, haar begrafenis, haar uitdelging, ja zelfs de uitwissing van de herinnering eraan. Want aldus spreekt de Heere: ”Hun zonden en hun ongerechtigheden zal Ik geenszins meer gedenken.”
Geliefde toehoorders, ik weet zeker dat dit het meest zwaarwichtige thema is dat ik u kan voorleggen. Daarom kan ik me dan ook niet eerder tevreden stellen dan dat ik merk dat het u aangrijpt en in beslag neemt. Ik hoop dat u serieuze aandacht schenkt aan dit zeer urgente onderwerp. Als mijn stem en woorden uw volledige aandacht niet kunnen afdwingen, wenste ik wel dat ik stom was, zodat een andere pleiter met een beter spraakvermogen u tot een grondige overweging van deze zaak zou kunnen brengen. De behoudenis lijkt mij van het hoogste belang, als ik denk aan wat zij in zichzelf is. En om deze reden heb ik haar in het begin voor uw ogen geschilderd. Het kan u echter helpen de waarde ervan te onthouden, als u bedenkt dat God de Vader een hoge dunk van de behoudenis heeft. Hij dacht er al aan lang voordat de aarde bestond. Hij vindt de behoudenis een verheven zaak, want Hij gaf Zijn Zoon opdat Hij wederspannige zondaren zou behouden. Jezus Christus, de Eniggeborene, vindt de behoudenis zeer belangrijk, want Hij vergoot Zijn bloed. Hij stierf om het te volbrengen.
Zal ik dan lichtvaardig denken over iets wat Hem Zijn leven heeft gekost? Als Hij van de hemel naar de aarde kwam, zal ik dan verzuimen van de aarde naar de hemel te zien? Zal datgene wat de Zaligmaker een leven van dienstijver en doodsangsten kostte, voor mij van weinig belang zijn? Bij het bloedige zweet van Gethsémané, bij de wonden van Golgotha bid ik u: Wees ervan verzekerd dat de behoudenis uw meest verheven en meest begeerde gedachten waard is. Het kan toch niet zo zijn dat God de Vader en God de Zoon aldus een gemeenschappelijk offer brengen -de Eén geeft Zijn Zoon en de Ander geeft Zichzelf ter behoudenis- en dat de behoudenis dan toch een geringe en onbeduidende zaak is? De Heilige Geest vindt het geen onbelangrijke zaak, want Hij verwaardigt Zich onophoudelijk in de nieuwe schepping te werken opdat Hij de behoudenis tot stand kan brengen. Hij wordt vaak geërgerd en bedroefd. Maar toch gaat Hij nog door met Zijn duurzame werk, opdat Hij vele kinderen tot de hemelse heerlijkheid mag leiden. Veracht niet wat de Heilige Geest hoogacht, opdat u de Heilige Geest Zelf niet veracht. De Heilige Drie-eenheid heeft een hoge dunk van de behoudenis. Laten wij haar dan niet veronachtzamen.
Ik bid u die lichtvaardig over de behoudenis blijft denken, niet te vergeten dat wij die tot u moeten preken, er niet gering over durven denken. Des te langer ik leef, des te meer ervaar ik dat, als God me niet als dominee getrouw maakt, het beter voor mij geweest zou zijn als ik nooit geboren was. Ik moet er niet aan denken dat ik, aangesteld als wachter om uw zielen te waarschuwen, u niet goed waarschuw en uw bloed mij ten laste gelegd zal worden. Mijn eigen verdoemenis zal heel verschrikkelijk zijn, maar om ook uw bloed op mijn geweten te hebben! Moge God een ieder van Zijn dienaren ervoor bewaren schuldig aan de zielen van mensen bevonden te worden. Iedere prediker van het evangelie kan met David roepen: ’’Verlos mij van bloedschulden, o God, Gij, God mijns heils!”
Bedenk, o zorgeloze toehoorders, dat Gods gemeente de behoudenis geen geringe zaak vindt. Volijverige mannen en vrouwen, bij duizenden, bidden dag en nacht voor het behoud van anderen. Ook spannen zij zich in, brengen grote offers en zijn bereid om er veel meer te brengen, als zij ook maar enkelen tot Jezus en Zijn zaligheid mogen leiden. Voorzeker, als goedgunstige mensen en verstandige mensen de behoudenis zo belangrijk achten, behoort u die haar tot nu toe veronachtzaamd hebt, toch over deze zaak van gedachte te veranderen en met grotere zorg uw eigen belangen te behartigen.
Verder vinden de engelen het een zwaarwichtige zaak. Vooroverbuigend van hun tronen, kijken zij uit naar zondaren die zich bekeren. En wanneer zij vernemen dat een zondaar naar zijn God is teruggekeerd, stemmen zij hun gouden harpen weer en laten nieuwe muziek voor de troon klinken, want ”er is blijdschap bij de engelen Gods over één zondaar, die zich bekeert.”
Het is ook zeker dat de duivels de behoudenis een belangrijke zaak vinden, want hun aanvoerder van den beginne gaat rond, zoekende wie hij zou kunnen verslinden. Zij worden het streven naar de verdelging van mensen nooit moe. Zij weten hoezeer de behoudenis God verheerlijkt en hoe vreselijk de ondergang van zielen is. Daarom reizen zij stad en land af om te zien of zij ook mensenkinderen kunnen verdelgen. Och, ik bid u, zorgeloze toehoorder, wees zo verstandig dat lot te vrezen dat uw wrede vijand, de duivel, gaarne over u zou verzekeren!
Vergeet ook niet, dat verdoemde zielen de behoudenis belangrijk vinden. De rijke man had. toen hij nog op aarde was, een hoge dunk van niets anders dan zijn schuren en de opslag van zijn opbrengst. Maar toen hij in de plaats der pijniging kwam, sprak hij: ’’Vader Abraham, zend Lazarus tot het huis mijns vaders; want ik heb vijf broeders; dat hij hun dit betuige, opdat ook zij niet komen in deze plaats der pijniging.” Verloren zielen zien de dingen in een ander licht dan datgene wat hen hier beneden verblindde. Zij waarderen de dingen op een andere manier dan wij hier doen, waar zondig vermaak en aardse schatten het geestesoog verduisteren. Ik bid u dan, bij de Heilige Drie-eenheid, bij de tranen en gebeden van de heiligen, bij de vreugde van engelen en verheerlijkte zielen, bij de boosaardigheid van duivels en de wanhoop van de verdoemden, waak op uit uw slaap en verwaarloos deze grote zaligheid niet!
Ik zal geen enkel ding geringschatten dat uw welzijn aangaat, maar ik zal standvastig blijven beweren dat er niets is wat zozeer een ieder van u aangaat, als de behoudenis. Uiteraard is uw gezondheid belangrijk. Laat de dokter gehaald worden als u ziek bent. Zorg goed voor uw dagelijks voedsel, beweging en alle hygiënische regels. Let verstandig op uw gestel en zijn eigenaardigheden. Maar wat maakt het eigenlijk uit, een gezond lichaam gehad te hebben als u een ziel hebt die omkomt! Rijkdom, ja, als u die zonodig moet bezitten, hoewel u die echter leeg zult vinden als u uw hart erop zet. Voorspoed in deze wereld, verdien die op een eerlijke manier, maar ”wat zou het de mens baten, zo hij de gehele wereld won, en aan zijn ziel schade leed?” Een gouden doodkist zal een armzalige compensatie voor een verdoemde ziel zijn.
Van voor Gods aangezicht verworpen te worden, kan die misère door stapels schatten gelenigd worden? Kan de bitterheid van de tweede dood verlicht worden door de gedachte dat de stakker ooit miljonair was en dat zijn rijkdom de politiek kon beïnvloeden? Nee, gezondheid of rijkdom stelt niets voor, vergeleken met de behoudenis. Noch kan eer of faam de vergelijking ermee doorstaan. Het zijn echt niets meer dan pruldingen. Maar ondanks dat hebben ze een vreemde aantrekkingskracht op mensenkinderen. Och toehoorders, al zou iedere harpsnaar ter wereld uw gloriedaden doen weerklinken en iedere bazuin uw vermaardheid verkondigen, wat zou dat ertoe doen als een luidere stem zou zeggen: ’’Gaat weg van Mij, gij vervloekten, in het eeuwige vuur, dat de duivel en zijn engelen bereid is”?
Behoudenis, behoudenis,BEHOUDENIS! Niets op aarde kan haar evenaren, want haar koopwaar is beter dan de koophandel van zilver, en haar inkomst dan het uitgegraven goud. Het bezit van het gehele heelal zou voor een verdoemde ziel niet opwegen tegen de afschuwelijke schade die zij opgelopen heeft en eeuwig zal moeten verduren. Stapel de werelden op en laat hen de balans in evenwicht brengen. Ja, breng net zoveel werelden als er sterren zijn en laad de weegschaal aan één kant vol. Plaats dan in de andere schaal één enkele ziel begiftigd met onsterfelijkheid, en die zal zwaarder wegen dan al het andere. Behoudenis! Niets kan ermee vergeleken worden. Mogen wij iets van haar onuitsprekelijke waarde bespeuren en daarnaar zoeken, totdat we haar ten volle bezitten!
2. Maar nu moeten we overgaan op het tweede punt van overdenking -en ik bid God de Heilige Geest ons dat op te leggen- en dat is: WIENS ZAAK IS HET? We hebben gezien wat de zaak is: behoudenis. Neem nu in overweging van wie die is. ”uw eigen” Op dit ogenblik mag niets anders uw gedachten bezighouden dan deze sterk persoonlijke zaak. En ik bid de Heilige Geest om uw gemoed op dit ene punt te laten concentreren.
Als u verlost bent, zal het ”uw eigen behoudenis” zijn en zult u zich er zelf in verlustigen. Als u niet verlost bent, is de zonde die u nu begaat, uw eigen zonde, de schuld uw eigen schuld. De veroordeling waaronder u leeft, met al haar ongerustheid en angst, met al haar ongevoeligheid en onachtzaamheid, is van uzelf – helemaal van uzelf. U kunt dan deelgenoot zijn van de zonden van andere mensen, en anderen kunnen deelgenoot van de uwe worden, maar er ligt een last op uw eigen rug die niemand anders met één vinger kan aanraken. Er is een bladzijde in het Boek van God, waarop uw zonden staan opgetekend, niet vermengd met de overtredingen van uw kameraden. Welnu geliefden, u moet voor al deze zonden persoonlijk vergeving verkrijgen, anders bent u voor eeuwig verloren.
Niemand anders kan er voor u in het bloed van Christus gewassen worden. Niemand kan zijn geloof in plaats van uw geloof laten gelden. De veronderstelling alleen al dat er in de godsdienst een mens borg zou kunnen staan, is een grof schandaal. U dient zelf berouw te hebben, zelf te geloven, zelf in het bloed gewassen te worden, want anders is er voor u geen vergeving, geen aanvaarding, geen aanneming, geen wedergeboorte. Het is allemaal van begin tot eind een persoonlijke zaak: ”uw eigen behoudenis” moet het zijn, anders wordt het uw eigen eeuwige verderf.
Wees ervan doordrongen dat u persoonlijk moet sterven. Laat niemand denken dat iemand anders voor hem kan sterven. Geen mens kan zijn broeder verlossen of God een losprijs bieden. Door die ijzeren poort moet ik alleen gaan, en dat geldt ook voor u. Sterven zal uw eigen persoonlijke aangelegenheid zijn. En in dat sterven zullen we of persoonlijke vertroosting of persoonlijke ontzetting ervaren. Wanneer de dood achter ons ligt, is de behoudenis nog altijd onze ’’eigen behoudenis”. Want als ik verlost ben, zullen mijn’’ogen de Koning zien in Zijn schoonheid; zij zullen een vergelegen land zien.” Mijn ogen zullen Hem zien, en niet iemand anders namens mij. Niet het hoofd van uw broeder zal uw kroon dragen. Niet de hand van een vreemde zal met uw palmtak zwaaien. Niet het oog van een zuster zal voor u de gelukzalige aanblik aanschouwen. Niet het hart van een borg zal als uw gevolmachtigde met vreugdevolle vervoering vervuld worden. Er is een persoonlijke hemel voor de persoonlijke gelovige in de Heere Jezus Christus.
Het zal, als u haar bezit, ”uw eigen behoudenis” zijn. Als u haar echter niet bezit, bedenk dan nogmaals dat dit uw eigen verdoemenis zal inhouden. Niemand zal echter voor u veroordeeld worden. Niemand kan namens u de vurige bliksemstralen van de toorn des Heeren verdragen. Wanneer u zult zeggen: ’’Valt op mij, gij steenrotsen! Verberg mij, o bergen!”, zal er niemand naar voren springen en zeggen: ”U hoeft niet langer vervloekt te zijn, ik zal voor u een vervloeking worden.” Er is heden een plaatsvervanger voor iedereen die gelooft: de door God aangestelde Plaatsvervanger, de Christus Gods. Maar als die plaatsvervanging niet door u aanvaard wordt, kan er nooit een ander zijn. Er rest dan voor u slechts een persoonlijke verwerping om voor eeuwig een persoonlijke kwelling in uw eigen ziel en in uw eigen lichaam te verduren. Dit maakt het dus tot een zeer ernstige zaak. Och, wees wijs en bekommer u om ”uw eigen behoudenis”.
U wordt vandaag misschien in de verleiding gebracht -en zeer waarschijnlijk is dat zo- om uw eigen behoudenis door ideeën van andere mensen te vergeten. We zijn allen zo geneigd om wat dit betreft om ons heen te kijken en niet naar onszelf. Laat me u bidden de procedure om te draaien. Laat alles wat u uw eigen wijngaard heeft doen verwaarlozen, tot uw voordeel aangewend worden en u ertoe brengen bij uzelf te beginnen en op “uw eigen behoudenis” acht te slaan. Misschien woont u tussen godvruchtige mensen en hebt u sterk de neiging gehad iets op hen aan te merken, hoewel ik wat mij betreft kan zeggen dat dit mensen zijn met wie ik graag wil leven en sterven: ”Uw volk is mijn volk, en uw God mijn God.” Maar o, als u tussen vromen woont, zou het dan niet uw zaak moeten zijn op ”uw eigen behoudenis” acht te slaan? Zorg ervoor dat u waarlijk een van hen wordt, niet alleen maar in hun kerkregister opgeschreven, maar werkelijk in de handpalmen van Christus gegraveerd, niet een ontrouwe belijder, maar een getrouwe bezitter, niet slechts een drager van de Naam van Christus, maar een drager van de aard van Christus.
Als u in een begenadigd gezin woont, pas er dan voor op dat u niet voor eeuwig van hen gescheiden zult worden. Hoe zou u het kunnen verdragen van een christelijk huisgezin naar een plaats der pijniging te gaan? Laat de bezorgdheid van de vromen u tot ongerustheid leiden. Laten hun gebeden u tot bidden drijven. Laat hun voorbeeld tot berisping van uw zonde zijn en laten hun vreugden u tot hun Zaligmaker lokken. O, sla er acht op! Maar misschien leeft u grotendeels tussen goddeloze mensen en hebt u in uw omgang met de goddelozen de neiging hetzelfde te denken als zij over de kleinigheden, ijdelheden en verdorvenheden van dit leven. Laat dit niet zo zijn. Maar zeg daarentegen: ”O God, hoewel ik tussen deze mensen geplaatst ben, raap mijn ziel toch niet weg met de zondaren, noch mijn leven met de mannen des bloeds. Laat mij de zonden waartoe ze vervallen en de onboetvaardigheid waaraan ze schuldig staan, mijden. Red mij, bid ik u, o mijn God, red mij van de overtredingen die zij bedrijven.”
Misschien worden sommigen van u vandaag bezig gehouden door herinneringen aan de doden die onlangs ontslapen zijn. Hier ligt een kleine thuis opgebaard en daar is een vader die nog niet in het graf gelegd is. Och, wanneer u weent om hen die naar de hemel gegaan zijn, denk dan aan ”uw eigen behoudenis” en ween over uzelf, want u bent voor eeuwig van hen gescheiden tenzij u behouden bent. U hebt uw geliefden ’’Vaarwel” gezegd, voor eeuwig vaarwel, tenzij u zelf in Jezus gelooft. En als iemand van u gehoord heeft van personen die in zonde geleefd hebben en met godslasterlijke taal op de lippen gestorven zijn en verloren gingen, dan bid ik u niet achteloos aan hen te denken opdat u ook niet hetzelfde verderf ondergaat. Want wat zei de Heiland? ’’Meent gij, dat dezen zondaren zijn geweest boven alle zondaren? Ik zeg u: Neen zij; maar indien gij u niet bekeert, zo zult gij allen evenzo vergaan.” Het lijkt alsof alles op aarde, alles in de hemel en alles in de hel, ja ook God Zelf u oproept om allereerst en bovenal ”uw eigen behoudenis” te zoeken.
Het is misschien nuttig enkele personen te noemen voor wie dit thema zeer benadrukt moet worden. Ik zal dicht bij huis beginnen. Er is grote behoefte om deze zaak christelijke ambtsdragers zoals ik, zoals mijn broeders diakenen en ouderlingen, op het hart te drukken. Als er mensen zijn die gemakkelijk bedrogen kunnen uitkomen, dan zijn het diegenen die door hun ambt geroepen worden als herders voor de zielen van anderen te fungeren. O mijn broeders, het is voor mij zo gemakkelijk me in te beelden dat ik, omdat ik dominee ben en me met heilige zaken moet bezighouden, om die reden veilig ben. Ik bid dat ik nooit tot die misvatting mag vervallen, maar dat ik me altijd aan het kruis mag klemmen als een arme behoeftige zondaar, rustend in het bloed van Jezus. Collega-dominees, medewerkers en ambtsdragers van de kerk, denk niet dat dat ambt u kan behouden. De zoon des verderfs was een apostel, in een hoger ambt dan wij, maar toch is hij op dit moment in een groter verderf. Sla er acht op, u die onder de leiders van Israël geteld wordt, dat u zelf behouden wordt.
Eigengereide dogmatici zijn een ander soort mensen die gewaarschuwd dienen te worden om op hun eigen behoudenis acht te slaan. Wanneer zij een preek aanhoren, zitten ze al met hun mond open, klaar om een halve vergissing aan te grijpen. Om één woord maken zij iemand tot overtreder, want zij beschouwen zichzelf als de norm van rechtzinnigheid. Zij beoordelen de predikant als die spreekt, met zoveel koelbloedigheid alsof zij als plaatsvervangende rechters van de Grote Koning Zelf aangesteld waren. Och, beoordeel uzelf maar! Het is misschien belangrijk om goed van verstand en zuiver in de leer te zijn, maar het is belangrijker om oprecht van hart te zijn. Ik kan misschien in staat zijn nauwkeurig rechtzinnigheid van ketterij te onderscheiden en toch part noch deel aan de zaak hebben. U bent misschien een zeer degelijke calvinist, of misschien denkt u toevallig dat degelijkheid in een andere richting ligt. Maar o, het stelt niets voor, het is minder dan niets, als uw ziel de macht van de waarheid niet voelt en u zelf niet wedergeboren bent. Sla acht op ”uw eigen behoudenis”, u, wijzen naar de letter, die de Geest niet hebben.
Ook bepaalde personen die altijd tot vernuftige bespiegelingen gebracht worden, moeten gewaarschuwd worden. Als zij de Bijbel lezen, doen ze dat niet om te ontdekken of ze behouden zijn of niet, maar om te weten of we ons onder de derde of de vierde schaal bevinden, wanneer het duizendjarige rijk zal komen of wat de slag van Armageddon inhoudt. Ach, zoek al deze dingen maar uit als u er de tijd en de deskundigheid voor hebt, maar bekommer u eerst om uw eigen behoudenis. Het boek Openbaring, gezegend is hij die het begrijpt, maar niet voordat hij allereerst dit begrijpt: ”Die geloofd zal hebben, en gedoopt zal zijn, zal zalig worden.” De meest vooraanstaande doctor in de symboliek en geheimenissen van Openbaring zal net zo zeker verworpen worden als de meest onkundige, als hij niet tot Christus gekomen is en zijn ziel in het verzoenend werk van onze Grote Plaatsvervanger heeft doen rusten.
Ik ken er enkelen die zeer nodig op hun eigen behoudenis acht moeten slaan. Ik zinspeel op hen die altijd anderen bekritiseren. Zij kunnen eigenlijk nooit naar een bedehuis gaan zonder de kleding of het gedrag van hun medemensen te observeren. Niemand is veilig voor hun commentaar. Zij zijn zulke scherpzinnige rechters en maken zulke intelligente opmerkingen. U muggenzifters en kwaadsprekers, sla acht op ”uw eigen behoudenis”. U hebt onlangs een dominee voor een vermeende misstap veroordeeld, maar toch is hij een geliefde dienaar van God, die dichtbij zijn Meester leeft. Wie bent u eigenlijk, dat u uw mond tegen iemand als hem durft opendoen? Een paar dagen geleden nog was een arme, nederige christin het doelwit van uw roddel en uw laster, waardoor zij tot in haar hart gekrenkt werd. O, let toch op uzelf, let toch op uzelf. Als die ogen die naar buiten toe zo onderzoekend kijken, eens naar binnen zouden kijken, dan zouden ze wellicht iets waarnemen wat hen van afgrijzen zou verblinden. Zalig afgrijzen, als het hen ertoe zou brengen zich tot de Heiland te wenden. Die hun ogen opnieuw zou openen en het hun zou vergunnen Zijn zaligheid te zien.
Ik zou ook kunnen zeggen dat het in deze zaak zich om een persoonlijke behoudenis te bekommeren, nodig is tot sommigen te spreken die bepaalde belangrijke publieke doelen gesteund hebben. Ik ga ervan uit dat ik net zo’n vurige protestant ben als ieder ander, maar ik ken ook te veel verwoede protestanten die geen haar beter zijn dan de roomsen. Want hoewel de roomsen van vroeger hen verbrand zouden hebben, zouden zij de roomsen van vandaag zeker hun verdraagzaamheid onthouden, als ze dat konden. En daarin zie ik geen verschil tussen de twee groepen fanatiekelingen. Volijverige protestanten, ik ben het met u eens, maar toch waarschuw ik u dat uw ijver in deze zaak u niet kan behouden of in de plaats van persoonlijke godvruchtigheid kan staan. Vele rechtzinnige protestanten zullen aan de linkerhand van de Grote Rechter gevonden worden.
En ook u, die zich altijd maar weer opwindt wegens een of andere publieke kwestie, tot u zou ik willen zeggen: ’’Laat de politiek maar met rust, totdat uw eigen innerlijke politiek op een goed fundament gevestigd staat.” U bent een radicale hervormer, u zou ons een economisch systeem kunnen tonen dat al onze misstanden zou rechtzetten en ieder mens zou geven wat hem toekomt. Ik bid u dan dat u uw eigen misstanden rechtzet, uzelf hervormt en u overgeeft aan de liefde van Jezus Christus. Want wat zal het u baten, al wist u hoe u staatszaken tegen elkaar moest afwegen en hoe u het geheel van alle klassen in de maatschappij moest ordenen, als u zelf als kaf voor de wan van de Heere weggeblazen zult worden? Moge God ons dan genade schenken, door wat voor andere zaken we ook in beslag genomen worden, om alles op zijn juiste plaats te houden en onze roeping en verkiezing vast te maken.
3. En in de derde plaats -en o, moge de genade mij de juiste woorden laten spreken- zal ik proberen OP BEPAALDE BEZWAREN IN TE GAAN. Ik denk dat ik iemand hoor zeggen: ”Zo, maar gelooft u dan niet in de uitverkiezing? Waarom zouden we acht slaan op onze eigen behoudenis? Ligt alles niet al vast?” U dwaas -ik kan u niet eerder antwoorden voordat ik u uw rechtmatige naam heb gegeven-, lag het niet vast of u bij uw komst naar deze plaats nat zou worden of niet? Waarom hebt u uw paraplu dan meegenomen? Ligt het niet vast of u vandaag met eten gevoed zult worden of honger zult lijden? Waarom gaat u dan thuis eten? Ligt het niet vast of u morgen nog leeft of niet? Wilt u zich daarom van het leven beroven? Nee, zo verdorven, zo dwaas redeneert u niet over de beschikking wat betreft van alles en nog wat, behalve ”uw eigen behoudenis”. En u weet dat het geen redeneren is, alleen maar kletspraat. Dit is het enige antwoord dat ik u zal geven en het enige wat u verdient.
Iemand anders zegt: ”Ik heb er moeite mee op onze eigen behoudenis acht te slaan. Gelooft u niet in volle verzekerdheid? Zijn er dan geen mensen die zonder enige twijfel weten dat zij behouden zijn?” Jazeker, God zij geloofd, ik hoop dat er velen van hen nu aanwezig zijn. Laat me u echter vertellen wie dit niet zijn. Het zijn geen mensen die bang zijn om zichzelf te onderzoeken. Als ik iemand tegenkom die zegt: ”Ik hoef mijzelf niet meer te onderzoeken. Ik weet dat ik behouden ben en daarom hoef ik er verder geen aandacht aan te besteden”, zal ik zo vrij zijn tot hem te zeggen: ’’Mijnheer, ti bent al verloren. Deze grove misvatting van u heeft u in een leugen doen geloven.” Niemand is zo voorzichtig als diegenen die de volle verzekerdheid bezitten. Niemand heeft zoveel heilige vrees om tegen God te zondigen of wandelt zo toegenegen en nauwgezet, als diegenen die de volle verzekerdheid des geloofs bezitten. Arrogantie is echter geen verzekerdheid. Helaas, velen denken van wel! Geen ten volle verzekerd gelovige zal er ooit bezwaar tegen maken aan het belang van zijn eigen behoudenis herinnerd te worden.
Een derde bezwaar dient zich echter aan: ”Dit is erg zelfzuchtig”,zegt iemand. ”U hebt ons staan vermanen om op onszelf acht te slaan en dat is pure zelfzucht.” Ja, dat zegt u. Maar laat mij u zeggen dat het een soort zelfzucht is dat absoluut noodzakelijk is voordat u onzelfzuchtig kunt worden. Een deel van de behoudenis is om van zelfzucht verlost te worden, en ik ben zelfzuchtig genoeg om te verlangen van mijn zelfzucht verlost te worden. Hoe kunt u anderen van enige dienst zijn als u niet zelf behouden bent? Stel, er dreigt een man te verdrinken en ik sta op London Bridge. Als ik van de brugleuning spring en kan zwemmen, kan ik hem redden. Maar stel dat ik niet kan zwemmen, kan ik dan enige dienst bewijzen door met de wegzinkende man in een plotselinge en stellige dood te springen? Ik ben pas in staat hem te helpen als ik het vermogen heb dat te doen. Een ander voorbeeld. Er staat daarginds een school. Welnu, de eerste vraag van degene die daar leraar wil worden, moet zijn: ’’Weet ik zelf datgene wat ik wil onderwijzen?”
Noemt u die vraag zelfzuchtig? Het is zeker zeer onzelfzuchtige zelfzucht, gebaseerd op gezond verstand. Uiteraard zou de man die niet zo zelfzuchtig is dat hij zich afvraagt: ”Ben ik in staat als leraar te functioneren?”, schuldig staan aan grove zelfzucht door zich in een functie te plaatsen die hij niet bevoegd is te vervullen. Ik stel me een analfabeet voor die de school binnengaat en zegt: ”Ik kom hier les geven en het salaris in ontvangst nemen”, hoewel hij de kinderen niet kan leren lezen of schrijven. Zou hij niet erg zelfzuchtig zijn als hij geen acht slaat op zijn eigen bekwaamheid? Maar het is zeker geen zelfzucht die een mens een stap naar achteren laat doen en zeggen: ”Nee, ik moet eerst zelf naar school gaan. Anders is het alleen maar een aanfluiting voor de kinderen als ik probeer ze iets te leren.” Dit is, goed beschouwd, toch geen zelfzucht die ons acht laat slaan op onze eigen behoudenis, want zij is de basis vanwaaruit we ten goede van anderen werkzaam zijn.
4. Na op deze bezwaren ingegaan te zijn, zal ik een ogenblik proberen WAT HULP TE VERLENEN aan diegenen die graag oprecht willen zijn.
Heeft het de Heilige Geest behaagd iedereen hier eerlijk te maken jegens zijn eigen behoudenis? Vriend, ik zal u helpen twee vragen te beantwoorden. Vraag u eerst af: ”Ben ik behouden?” Ik zal u helpen daarop erg snel te antwoorden. Als u vanmorgen behouden bent, bent u het onderwerp van een werk binnen in u, zoals de tekst zegt: ’’Werkt uw eigen behoudenis; want het is God, Die in u werkt.” U kunt het niet werken, maar wanneer God het in u werkt, werkt u het uit.Hebt u een werk van de Heilige Geest in uw ziel? Merkt u iets meer dan de menselijke natuur zonder hulp verwerven kan? Is er bij u een verandering, uit de hemel in u gewerkt? Als dat zo is, bent u behouden.
En verder, rust uw behoudenis volkomen op Christus? Degene die zich aan iets anders vastklemt dan aan het kruis, klemt zich aan iets vast waarmee hij bedrogen zal uitkomen. Als u op Christus staat, staat u op de rots. Maar als u voor een deel op de verdiensten van Christus vertrouwt en voor een deel op uw eigen verdiensten, dan staat u met één voet op de rots maar met de andere op drijfzand. U zou dan net zo goed met beide voeten op drijfzand kunnen staan, want de uitkomst zal hetzelfde zijn. U bent pas behouden als Christus alles in allen in uw ziel is, de Alfa en de Omega, het Begin en het Einde, de Eerste en de Laatste. Toets uzelf hieraan.
En verder hebt u, als u behouden bent, de zonde de rug toegekeerd. U hebt het zondigen niet afgelegd -konden we dat maar- maar u bemint de zonde niet langer. U zondigt niet moedwillig maar uit zwakheid. U zoekt God ernstig en jaagt de heiligmaking na. U hebt eerbied voor God, u wenst als Hem te zijn, u verlangt bij Hem te zijn. Uw gelaat is op de hemel gericht. U lijkt op iemand die naar de evenaar reist. Meer en meer voelt u de warme invloed van de hemelse warmte en het hemelse licht. Welnu, als dit uw levensweg is, dat u niet naar het vlees wandelt maar naar de Geest en vruchten van heiligmaking voortbrengt, dan bent u behouden. Moge uw antwoord op die vraag in alle oprechtheid en eerlijkheid aan uw eigen ziel gegeven worden.
Wees als rechter niet te vooringenomen. Kom niet tot de conclusie dat alles wel goed zit omdat de buitenkant schoon schijnt. Overweeg alles zorgvuldig voordat u een gunstige uitspraak doet. Oordeel uzelf, opdat gij niet geoordeeld wordt. Het is beter uzelf te veroordelen en door God aangenomen te worden, dan uzelf vrij te spreken en op het laatste moment uw vergissing te ontdekken.
Maar stel dat die vraag door iemand hier ontkennend beantwoord moet worden – en ik ben bang dat dat zo zal zijn. Laten diegenen die erkennen dat ze niet behouden zijn, dan luisteren naar het antwoord op een tweede vraag: “Hoe kan ik behouden worden?” Ach geliefde toehoorder, ik hoef u geen dik boek of een armvol foliovellen te brengen en te zeggen: ”Het zal u maanden, jaren kosten om het reddingsplan te begrijpen.” Nee, de weg is duidelijk, de manier eenvoudig. U zult, als u gelooft, op hetzelfde moment behouden zijn. Gods zaligmakende werk is, wat betreft de aanvang en het wezen ervan, onverwijld.
Als u gelooft dat Jezus de Christus is, bent u nu uit God geboren. Als u nu in de geest aan de voet van het kruis staat en de vleesgeworden God daar ziet lijden, bloeden en sterven, en als uw ziel, terwijl u op Hem ziet, zich bereid verklaart Hem als uw Zaligmaker te ontvangen en zich volkomen aan Hem toe te vertrouwen, dan bent u behouden. Wat komt vanmorgen het moment dat ik voor het eerst in Jezus geloofde, me levendig voor de geest! Het was de meest eenvoudige daad die mijn geest ooit verricht heeft, en toch ook de meest wonderbaarlijke, want de Heilige Geest had het in mij gewerkt. Gewoonweg niet meer op mijzelf te steunen en niet meer op iedereen behalve Jezus te vertrouwen. Alleen nog maar mijn volkomen vertrouwen op Hem te stellen en op wat Hij gedaan had. Mijn zonden werden mij op dat ogenblik vergeven en ik was behouden. En zo kan het ook met u gaan, ja juist met u als u ook op de Heere Jezus vertrouwt.
”Uw eigen behoudenis” zal verzekerd worden door die ene eenvoudige geloofsdaad. En voortaan zult u, in de kracht van God door het geloof tot de zaligheid bewaard, de weg van de heiligmaking bewandelen, totdat u komt waar Jezus is in eeuwige gelukzaligheid. God geve dat elke ziel behouden van deze plaats mag gaan. Ja ook jullie, kleine kinderen, die hier zijn, jullie jongelui, jullie jongens en meisjes, ik bid dat jullie in je jeugd op ”je eigen behoudenis” mogen letten. Het geloof is geen voorrecht voor alleen maar oude mensen en ook niet alleen voor jullie vaders en moeders. Als jullie hartjes op Hem zien, het Heilige Kind Jezus, al weet je nog maar weinig, als jullie op Hem betrouwen, zal de zaligheid voor jullie zijn. Ik hoop dat voor jullie die nu jong zijn, ”je eigen behoudenis” een zaak van vreugde mag worden, omdat je haar toevertrouwd hebt in de handen van je Verlosser.
Nu moet ik gaan afsluiten, maar enkele gedachten drukken nog op me. Ik moet ze uitspreken voordat ik ga zitten. Ik zou iedereen hier dringend willen aansporen op deze zaak van zijn eigen behoudenis acht te slaan. Doe het, bid ik u, in alle ernst, want niemand kan dat voor u doen. Ik heb God omwille van uw ziel gebeden, mijn toehoorder, en ik hoop dat ik een antwoord van vrede jegens u mag krijgen. Maar als ook u niet bidt, zijn mijn gebeden vruchteloos. U bent de tranen van uw moeder niet vergeten. Ah, u bent sinds die tijd de oceaan overgestoken en de diepten der zonden ingegaan. Maar u herinnert zich wel dat u altijd op moeders schoot uw gebed opzegde en dat zij liefdevol ’’Amen” zei, haar jongen kuste, voor hem Gods zegen vroeg en bad of hij de God van zijn moeder zou mogen leren kennen.
Die gebeden voor u klinken nog in Gods oren, maar het is onmogelijk dat u ooit behouden kunt worden als er ook niet van u gezegd kan worden: ”Zie, hij bidt.” De heiligheid van uw moeder kan slechts opstaan in het oordeel om uw moedwillige goddeloosheid te veroordelen als u haar niet navolgt. De ernstige vermaningen van uw vader zullen de rechtvaardige straf van de Rechter alleen maar bekrachtigen, tenzij u ernaar luistert, u bedenkt en uw vertrouwen op Jezus stelt. O, bedenk toch, ieder van u, dat er maar één hoop is, en als die ene hoop vervlogen is, is zij voor eeuwig weg. Verslagen in de ene strijd, waagt een bevelhebber een andere in de hoop dat hij de veldtocht toch mag winnen. Uw leven is uw eenmalige strijd en als die verloren wordt, is hij voor eeuwig verloren. De man die gisteren failliet ging, begint weer vol goede moed met een zaak in de hoop dat hij alsnog succes mag hebben. Maar in het geval van dit vergankelijke leven bent u, als u failliet bevonden wordt, voor eeuwig en altoos failliet.
Ik gelast u daarom bij de levende God, voor Wiens aangezicht ik sta en voor Wie ik misschien rekenschap van de preek van vandaag moet geven nog voordat de zon weer opgaat, ik gelast u op uw eigen behoudenis acht te slaan. Moge God u helpen het zoeken van Hem nooit te staken, totdat u door de getuigenis van de Geest weet dat u echt van de dood in het leven overgegaan bent. Sla er nu acht op, nu, NU, NU! Juist op deze dag komt de stem der vermaning van God tot sommigen van u met extra nadruk, omdat u daar dringend behoefte aan hebt, aangezien uw tijd kort is. Voor hoevelen het deze week al eeuwigheid geworden! Voor de volgende zondag kunt uzelf wel het land der levenden verlaten hebben.
Op basis van de kansberekening veronderstel ik dat er uit dit gehoor diversen zullen zijn die binnen een maand sterven. Ik sta nu niet te speculeren, maar naar alle waarschijnlijkheid kunnen deze duizenden niet allemaal weer samenkomen, al willen allen dat graag. Wie onder ons zal er dan naar het onbekende land opgeroepen worden? Zult u het zijn, jongedame, die altijd om de dingen van God zat te lachen? Zal het die handelaar daar zijn, die niet genoeg tijd voor de dienst aan God heeft? Zult u het zijn, mijn buitenlandse vriend, die de oceaan bent overgestoken om vakantie te houden? Zult u als lijk teruggevoerd worden? Ik smeek u over uzelf na te denken, u allen.
U die in Londen woont, zult zich wel herinneren dat enkelen van ons jaren geleden, toen de cholera onze straten teisterde, er middenin zaten en velen om ons heen zagen neervallen alsof ze door een onzichtbare maar dodelijke pijl getroffen werden. Van die ziekte wordt beweerd dat ze weer op weg hierheen is. Men zegt dat zij snel vanuit Polen door heel het vasteland van Europa raast. En als zij hier komt en sommigen van u grijpt, bent u dan bereid heen te gaan? Ook al teistert de dood in die gedaante onze stad niet, waar ik ook om bid, toch is de dood immer binnen onze poorten en waart de pestilentie iedere nacht in het duister rond. Denk daarom na over uw wegen. Alzo spreekt de Heere, en met Zijn Woord besluit ik deze verkondiging: ’’Schik u, o Israël! om uw God te ontmoeten.”
Amen.