Bekeer u, bekeer u van uw slechte wegen, want waarom zou u sterven, huis van Israël? Ezechiël 33:11
Omdat de Heere er een welbehagen in heeft dat de mens zich tot Hem bekeert, wekt God ons daartoe op en voegt bij Zijn opwekking een sterke drangreden: Bekeer u, bekeer u van uw boze wegen, want waarom zou u sterven, o huis van Israël? Hij ziet hoe Zijn schepsels zich van Hem afkeren en hun aangezicht wenden tot hun afgoden, tot hun zondige genoegens, tot de stad van het verderf. En wat zegt God tot hen: ‘Bekeer u’, dat is, keer je om. Dat is alles en dat is genoeg. De Heere zegt: ‘Bekeer u’. Nu is je aangezicht naar de verkeerde richting gekeerd. Bekeer je, dat betekent, keer je om naar de goede richting. Dat is oprecht berouw. Een veranderd leven is het wezen van het berouw en dat moet ontspringen uit een vernieuwd hart, uit een vernieuwd verlangen, uit een vernieuwde wil. God zegt: ‘Bekeer je’! Ach, dat je Hem toch wilde horen en gehoorzamen! Let er op, dat Hij spreekt in de tegenwoordige tijd.’ ‘Bekeer u.’ Niet morgen, maar nu. Nu is het de welaangename tijd. Bekeer je. O, bij de oneindige barmhartigheid van God, die jou tot bekering in staat zal stellen, bid ik je, keer je af van ieder kwaad, van alle vertrouwen op jezelf, en keer tot de Heere.
‘Bekeer u, bekeer u’. Zie, de Heere zegt het tweemaal. God moet wel het goede met je voorhebben door deze woorden te herhalen. Stel je voor, je zag iemand door een rivier waden en je merkte dat hij een diepe plaats naderde, dan zou je hem toeroepen: ‘Ga terug! Ga terug! Want als je een stap verder gaat zink je weg in de diepte!’ Zou dan iemand durven zeggen dat jij er een welbehagen in zou hebben, dat die man verdronk? Wat een leugenaar zou hij zijn, die zoiets zou durven zeggen, terwijl hij toch ziet dat jij al het mogelijke doet om de man te redden! Zou God met ons pleiten om de dood te ontkomen, als Hij niet ernstig verlangde dat wij de dood zullen ontkomen? Iedere zondaar kan er van verzekerd zijn, dat God geen lust heeft in zijn dood, als Hij met hem pleit in deze weergaloze woorden: Bekeer u, bekeer u, want waarom zou u sterven?
Er is een inwendig zuchten en kermen in deze woorden: Bekeer u, bekeer u. God pleit telkens met meer nadruk. Wil je niet naar Hem luisteren? Waarom wil je sterven? Hij eindigt met de mens te vragen naar de reden waarom hij sterven wil. Het moet een zeer gewichtige reden zijn, die de mens kan doen besluiten om te sterven. Waarom zou jij sterven? Dit is een vraag waarop met betrekking tot de eeuwige dood geen antwoord mogelijk is. Is er iets het verlangen waard in een eeuwig verderf, in een eeuwige verbanning uit de tegenwoordigheid van de Heere en van de heerlijkheid van Zijn kracht? Kan er enige voor jou enige winst in zijn, als jij je ziel verliest? Kan er enig voordeel in zijn om in het eeuwige verderf te gaan? Kan het bij enige mogelijkheid wenselijk of het verlangen waard zijn, om in de hel geworpen te worden, waar je worm niet sterft en jouw vuur niet wordt uitgeblust? O ziel, wees toch niet onredelijk! Verwaarloos deze grote zaligheid toch niet! Het moet het vreselijkste zijn, dat je kan overkomen, om in je zonde te sterven. Waarom kies jij dit dan tot jouw deel? Wil je schipbreuk lijden? Waarom blijf je nog langer op die rotsachtige kust? Waarom ga je je ondergang tegemoet? Wil je jezelf voeden met het vergif van de zonde, omdat dit jou een ogenblik van twijfelachtig genot schenkt? In het einde zal de bitterheid van het alsem jouw ingewanden verscheuren. Ik ben geen vleier, ik durf het niet te zijn, want ik heb jou lief en wens je over te halen om je tot de Heere te keren. Er is een bloem, die zich altijd naar de zon keert. Ach, dat jij je toch ook zo tot de Heere wilde keren!