Wandelen door aanschouwen is als “Ik geloof in mezelf;” maar wandelen door geloof is: “Ik geloof in God.” Als ik loop door zicht, dan loop ik alleen; als ik loop door geloof, dan zijn er twee van ons, en de tweede – ah! Hoe groot, hoe glorieus, hoe machtig is Hij, de Grote God die alles in allen is! Aanschouwen voert een oorlogsvoering op eigen kosten en gaat bankroet en wordt verslagen. Geloof gaat een oorlogsvoering aan ten laste van de schatkist van de Koning en er is geen angst dat de bank des geloofs ooit failliet zal gaan. Aanschouwen bouwt het huis vanuit zijn eigen steengroeve en op zijn eigen fundament en wanneer men begint te bouwen kan het bouwwerk nooit afgemaakt worden, het rust op het zand en stort in. Maar geloof bouwt voort op het fundament dat in de eeuwigheid is gelegd, in de mooie kleur van het bloed van de Verlosser, in het verbond van genade. Elke steen die in het gebouw gebruikt moet worden is afkomstig van God en elke steen zal gelegd worden met het roepen van ‘genade, genade’.