Toch zal ik steeds bij U zijn. Psalm 73:23 (Eng. vert. KJV)
Ondanks al zijn dwaasheid en tekortkomingen die David zojuist aan God had beleden, bleef het toch waar dat hij behouden was. De zegen om voor altijd dicht bij God te zijn, was zonder twijfel voor hem bestemd. Volkomen bewust van zijn verloren staat en van de bedrieglijkheid en verdorvenheid van zijn eigen natuur, barst hij toch, gedragen door een heerlijke opwelling van geloof, uit in gezang: “Toch zal ik steeds bij U zijn.” Lezer, neem dit zelf ook op de lippen en zeg met geloof: ‘En toch, omdat ik van Christus ben, ben ik steeds dicht bij God!’ Dat betekent: ik leef voortdurend in Zijn gedachten, want Hij denkt onophoudelijk aan mij en wil alleen mijn welzijn. Ik ben voortdurend voor Zijn ogen, want de ogen van de Heere sluimeren niet, maar waken dag en nacht over mij. Ik rust veilig in Zijn hand, niemand kan mij daaruit wegrukken. Ik heb altijd een plaats in Zijn hart, als een kostbaar gedenkteken, zoals de hogepriester de namen van de twaalf stammen op zijn borst droeg. Heere, U vergeet mij nooit. Alles wat U doet, keert U ten goede voor mij. U hebt mij als een zegel op Uw arm gezet. Uw liefde is sterker dan de dood; geen water kan haar uitdoven, geen rivier kan haar wegspoelen. U ziet mij in Christus. In mijzelf ben ik niets, maar U aanvaardt mij, bekleed met de gerechtigheid van Christus en gewassen in Zijn bloed. Daarom leef ik veilig en geborgen in Uw genade – ja, ik ben steeds bij U.”
Gebed: Hemelse Vader, ondanks mijn dwaasheid en tekortkomingen vertrouw ik op Uw genade, want in Christus ben ik geborgen en geliefd. Uw liefde is mijn schild, sterker dan de dood, en in Uw trouw vind ik een onwankelbare zekerheid.