Zeg tegen mijn ziel: Ik ben uw heil. Psalm 35:3
David kende ook twijfels. Anders had hij nooit gebeden: “Zeg tegen mijn ziel: Ik ben uw heil.” Hij wist hoe het was om te worstelen met angst en onzekerheid. Dat stelt gerust, want het laat zien dat ik niet de enige ben die soms klaagt over een zwak geloof. En jij hoeft dat ook niet te denken. Als zelfs David twijfelde, dan hoef jij niet te concluderen dat je geen christen bent omdat je twijfels hebt. Het bijzondere is dat David niet bleef hangen in zijn onzekerheid, maar er meteen mee naar God ging. Hij wist hoe kostbaar zekerheid is – waardevoller dan goud – en daarom bad hij erom. Ook wij mogen verlangen naar die zekerheid: dat we weten en ervaren dat we geliefd en aanvaard zijn in Christus. David wist waar hij die zekerheid kon vinden: bij God, in gebed. Alleen wanneer we tijd nemen om echt in Gods aanwezigheid te komen, ervaren we steeds meer van Zijn liefde. Maar verwaarlozen we het gebed, dan vervaagt ons zicht op Jezus al snel. Wie veel bidt, leeft dicht bij de hemel. Wie traag is in gebed, raakt geestelijk stil en leeg. Daarom verlangde David naar zekerheid die direct uit Gods mond kwam. Alleen dat stelt een gelovige echt gerust. En hij wilde die zekerheid persoonlijk ervaren. Hij bad niet om een algemene belofte voor iedereen, maar riep uit: “Heere, het betekent niets als U dit alleen tegen anderen zegt. U moet het ook tegen míj zeggen. Ik heb gezondigd, ik verdien Uw glimlach niet, ik durf het nauwelijks te vragen, maar Heere: zeg tegen mijn ziel, juist tegen mijn ziel: ‘Ik ben uw heil.’ Kan jij dat ook niet bidden? Vraag Hem om een persoonlijk, levend, onmiskenbaar bewijs in je hart dat jij van Hem bent, en dat Hij van jou is.