In mijn vlees zal ik God aanschouwen. Job 19:26 Eng. Vert. KJ
Let eens goed op waar Job zo vurig naar uitzag: “Ik zal God aanschouwen.” Hij zei niet: “Ik zal de heiligen zien” – hoe prachtig en verblijdend dat ook zal zijn – maar juist dit: “Ik zal God aanschouwen.” Het gaat hem niet om de paarlen poorten, niet om de muren van jaspis, niet om de gouden kronen. Nee, het gaat hem om dit ene: “Ik zal God aanschouwen.” Dát is de kern van de hemel. Dát is de hoop die je hart doet zingen. Gelovigen genieten er nu al van om Hem in gebed en gemeenschap te ontmoeten, maar daar – daar in de hemel – zal het zicht niet meer vertroebeld zijn. Dan zul je Hem zien zoals Hij is, en daarin ook zelf volledig op Hem lijken. Kun je je iets groters wensen dan gelijkvormig te worden aan God? Kun je je iets mooiers wensen dan Hem met eigen ogen te aanschouwen? Want dit staat vast: Christus zal het voorwerp zijn van ons eeuwig zien. Alleen Hem. Nooit meer zal je verlangen naar méér vreugde, want alle vreugde ligt in Hem besloten. Het is maar één bron, maar die bron is oneindig. Denk alleen al aan Zijn liefde, Zijn gaven, Zijn wonderlijke daden en Zijn eeuwige plannen. Daar zul je eeuwig in mogen kijken en telkens weer iets nieuws ontdekken, zonder ooit uitgeput te raken. Neem dit voor ogen: dit is de zaligheid van de hemel. Stel je eens voor wat dat voor jou betekent: “Jouw ogen zullen de Koning in Zijn schoonheid aanschouwen.” Alles wat hier op aarde schittert, valt daarbij volkomen in het niet. Want daar glanst een licht dat nooit zal doven, een heerlijkheid die nooit vervaagt: “Je zult God aanschouwen.”