Een preek uitgesproken op zondagmorgen 27 april 1884, door C.H. Spurgeon, in de Metropolitan Tabernacle, Newington.
Mordechai zei dat ze Esther moesten antwoorden: Beeld je niet in dat jij als enige van alle Joden zult ontkomen, omdat je in het huis van de koning bent. Want als je je in deze tijd in diep stilzwijgen hult, dan zal er vanuit een andere plaats verlichting en verlossing voor de Joden komen, maar jij en het huis van je vader zullen omkomen. En wie weet of jij niet juist voor een tijd als deze tot deze koninklijke waardigheid gekomen bent. Esther 4:13-14
De oproep van Mordechai in zijn dringende nood was gericht tot één persoon, namelijk Esther. Ik denk dat ik er vandaag beter aan doe mijn preek tot individuen te richten dan te spreken over naties of kerken. Ik ben ervan overtuigd dat Engeland als natie is opgericht en in een unieke positie is gebracht om het Evangelie onder alle volken van de aarde te verspreiden.
Ik geloof dat God de twee grote naties van het Angelsaksische ras – Engeland en de Verenigde Staten – heeft gezegend en hun een vooraanstaande positie in handel en vrijheid heeft gegeven, met het doel dat zij in tijden als deze de kennis van de heerlijkheid van God in het aangezicht van Jezus Christus over de hele wereld kunnen brengen. Wee deze naties als zij hun belangrijke verplichtingen niet nakomen! Als zij, hoewel voor een doel opgericht, weigeren dat te vervullen, zullen zij ten onder gaan. Wanneer zij, gewapend en met bogen, zich op de dag van de strijd terugtrekken, zullen beide rijken beslist verdwijnen, net als de macht van Macedonië en het rijk van Rome.
Wij moeten als volk zorgvuldig handelen volgens gerechtigheid en vrede, want elke andere weg is strijdig met onze hoge roeping. Grote kansen zijn ons toevertrouwd; als wij die niet goed benutten, kan het gebeuren dat een Nieuw-Zeelander van Macaulay later de ruïnes aanschouwt van deze keizerlijke stad. “Gij en het huis van uw vader zullen worden vernietigd,” zei Mordechai tot Esther, en datzelfde zegt hij tot ons. O, dat Engeland de dag van zijn bezoeking mag kennen.
We zouden over elke christelijke kerk kunnen zeggen dat zij een eigen plaats heeft in Gods barmhartigheid. Als een kaars brandt, ook al staat ze op een gouden kandelaar, dan brandt ze niet voor zichzelf, maar om licht te geven aan allen in het huis. Als een kerk nalaat anderen te zegenen en daarmee ontrouw blijkt aan haar plechtige taak, zal de Heere de kandelaar van haar plaats wegnemen en de ontrouwe in duisternis achterlaten om te treuren. Denk aan de waarschuwing van de Heere: “Want gaat nu henen naar Mijn plaats, die te Silo was, alwaar Ik Mijn Naam in het eerst had doen wonen; en ziet, wat Ik daaraan gedaan heb vanwege de boosheid van Mijn volk Israël.”
Denk ook aan het ontrouwe Jeruzalem, waarvan het huis werd verwoest omdat het niet luisterde naar de stem van de Heere. De kerk in Rome was ooit een invloedrijke kerk; u weet wat ervan geworden is. Ik vrees dat sommige kerken onderweg zijn naar hetzelfde einddoel. God geve dat geen enkele kerk waarvan wij als christenen deel uitmaken, ooit van het geloof af zal vallen, lui en werelds zal worden, of onverschillig voor de glorie van God en de redding van de mensheid.
Ik zou tegen elke kerk kunnen zeggen: “Wie weet of jij niet juist voor een tijd als deze tot deze koninklijke waardigheid gekomen bent?”
Broeders, het is makkelijk om de fouten van een regering of volk te benoemen en te klagen over wat niet gebeurt; maar dit tijdverdrijf leidt misschien af van nuttiger taken dichtbij huis. Denk eraan dat wij in een vrije staat allemaal deel uitmaken van de natie en haar regering en dat wij persoonlijk verantwoordelijk zijn voor haar daden, elk naar zijn eigen maat. Het is gemakkelijk ons land als misdadiger te bestempelen en genadeloos te veroordelen, maar het is nuttiger de kritiek op onszelf te richten.
Dat geldt ook voor een kerk. Mensen zijn te gauw klaar met het veroordelen van kerken, terwijl men hetzelfde of erger in zichzelf tolereert. Waarom zo snel oordelen over wat kerken doen en zijn? Wie vormen de kerken? Wij allemaal, met onze invloed maken we de kerken goed, slecht of onverschillig. Daarom ga ik niet spreken in algemene termen, maar richt ik mij op personen.
Ik volg de tactiek van Mordechai en spreek daarmee tot Esther—oftewel tot ieder van jullie die door God kansen, talenten en een bepaalde positie heeft ontvangen. Ik wil je eraan herinneren dat elke gelovige een unieke taak heeft die hij niet kan afstaan, een kostbaar voorrecht om te vervullen. Het nalaten daarvan brengt schade en schaamte, maar trouw hierin leidt tot eeuwige glorie. Het Evangelie leert ons dat de grote Huisheer aan ieder talenten toevertrouwt, afgestemd op ieders vermogen.
Onze hoop op succes van deze preek vanmorgen is dat jij jezelf herkent en luistert naar de stem van de Geest van God, die tot ieder zegt: “Wie weet of jij niet juist voor een tijd als deze tot deze koninklijke waardigheid gekomen bent?”
Ik deel mijn preek op in vier delen, met vier woorden als leidraad.
I. Het eerste woord is: LUISTER! Luister naar mijn woorden, zoals Mordechai Esther vroeg naar hem te luisteren. Luister terwijl God tot uw hart spreekt en u roept tot uw hoge roeping.
Luister allereerst naar deze vraag: Broeder, bent jij bereid jouw belangen te scheiden van die van jouw volk en jouw God? Mordechai wantrouwde Esther niet, maar soms is het goed om gevaar te voorkomen door het uit te spreken. Daarom zei hij: “Denk niet dat je in het huis van de koning zult ontkomen.” Misschien kwam bij Esther als koningin even het gevoel op dat ze veilig zou zijn, zelfs als alle andere Joden omkwamen.
Natuurlijk zou het vreselijk zijn als haar volksgenoten werden uitgeroeid, maar misschien zou haar positie in het paleis haar sparen, want ze had immers nog niet bekendgemaakt dat ze bij haar familie en volk hoorde. Ze zou de geliefde vrouw van de koning blijven en misschien denken dat het lot van de anderen haar niet zou raken, terwijl ze hoopte dat God hen op een andere manier zou redden.
Is die gedachte ook wel eens bij ons opgekomen? Het kan zijn. Misschien zegt u: “Ik zal wel behouden worden, ook al komt de stad om door haar zonde. Ook al leven de mensen in armoede en onwetendheid, ik leef in voorspoed en licht. Ik ken de Heere en dat is voor mij het belangrijkste. Als anderen omkomen, hoor ik er niet bij en ik ben dankbaar dat dit mijn lot niet treft.” Gaat u zo redeneren? Bent u van plan uw eigen belangen los te koppelen van die van uw Verlosser en van Zijn kerk?
In dat geval is uw schip al gezonken voordat het uitvaart. U bent geen kind van God als dat principe u beheerst. Uw redding ligt niet in losstaan van Christus en zijn kerk, maar in uw verbondenheid met hen. Over de zee van het leven komt je alleen veilig aan als je in het schip zit waarin jouw Heer en Zijn volgelingen varen. Probeer je het op eigen kracht, dan zul je schipbreuk lijden. Moeten jouw belangen en die van Christus gescheiden zijn, dan moet je ook zelf voor je eigen verzoening, gerechtigheid, geestelijk leven en hemels brood zorgen. Ja, dan zou je voor jezelf een hemel moeten maken – en dat is onmogelijk, het zou je ondergang worden.
Wil je jezelf aan Jezus verbinden om gered te worden? Dan zeg ik je: je kunt Christus niet aannemen als je niet Zijn leer en levenswijze wilt omarmen. Je moet ook deze genade aanvaarden: dat je jezelf aan Hem geeft, zodat Zijn belangen jouw belangen worden, Zijn leven jouw leven, Zijn koninkrijk jouw koninkrijk en Zijn glorie jouw glorie. Jouw echte welzijn vindt je in het opgaan in Christus. Zink of zwem met jouw Heere en Zijn zaak. Denk je dat jij je kan afscheiden van de kerk en zeggen: “Ik zorg voor mijn eigen redding, ik hoef mij niet te bekommeren om anderen”?
Ik zeg niet dat je met zo’n instelling verloren zult gaan – je bent dan al verloren. Het is net zo nodig van egoïsme verlost te worden als van iedere andere zonde. Sommige van onze zwaarste ketenen zijn gesmeed door egoïsme; het is een hoofdzaak dat onze Heiland die banden verbreekt. Wij behoren voor God te leven en anderen te lief te hebben zoals Hij ons heeft liefgehad, anders blijven wij vastzitten in bitterheid en onrecht.
Volgens mij zal niemand die zich christen noemt, bewust iets willen bezitten dat losstaat van Christus en Zijn zaak. Als je dan partners in naam bent, wees dat dan ook echt. Wie gemeenschap met Christus heeft, moet beseffen dat dit betekent dat je werkelijk verbonden is – als Hij verlies lijdt, lijdt jij verlies; als Hij wint, mag jij je daarover verheugen. Hij nodigt je uit samen met Hem blij te zijn als het verlorene gevonden wordt. Ik vraag je nogmaals: wil je bewust een belang los van Christus stellen? Overweeg dan de gevolgen. Let op de persoon die dat doet, want ook al gaat het hem misschien tijdelijk voor de wind, vroeg of laat verdort hij en wordt hij vergeten.
Och, jij die belijdt God te dienen – predikant, diaken of gemeentelid – je zult verloren gaan als je voor jezelf gaat leven. Onverschillige vrouwen, onthoudt dit spreekwoord goed: “Zij die in weelde leeft, is dood terwijl zij leeft.” En luister, egoïstische gelovigen, naar deze waarheid: “Als u naar het vlees leeft, zult u sterven.”
Luister naar een tweede vraag. Als jij je eigen belangen los zou kunnen koppelen van die van Gods zaak, zou je die dan veiligstellen? Je bent lid van een kerk en meent een levend deel te zijn van het lichaam van Christus. Vaak kijk je vooral naar jezelf en laat je anderen aan hun lot over. Maar luister goed: “Beeld je niet in dat jij als enige van alle Joden zult ontkomen.” Omdat je lid bent van een bloeiende kerk en verschillende christelijke voorrechten geniet, kan het zijn dat jouw hart verhardt tegenover uitstervende kerken en wanhopige gelovigen. Denk je echt dat het Lichaam van Christus ziek kan zijn terwijl jij als lid daarvan niet lijdt?
Ik zeg je: als de kerk ten onder gaat, zul je dat voelen; als de waarheid niet wordt gepredikt, zul je verliezen; als het christelijke leven verzwakt, zult jij dat ook merken. Hangt er een verderfelijke atmosfeer over andere christenen, dan adem jij die ook in. Zondaars kunnen niet in hun geestelijke dood blijven zonder dat er een schadelijke lucht ontstaat, gevaarlijk voor ons allen. Als deze grote stad wordt overgelaten aan haar ontreddering en verrotting in haar ongeloof en ellende, denk dan niet dat jullie, christenen, zullen ontkomen. Jullie wonen onder hen en voelen hun invloed al, en jullie zullen die nog meer voelen als zij jouw invloed niet voelen.
Hoe ver en hoe diep die deelname zal gaan, durf ik niet te voorspellen, want ik ben geen profeet, noch de zoon van een profeet; maar er zijn nu elementen in beweging die eerst het bestaan van de republiek bedreigen en vervolgens de vrijheden van de christelijke eredienst. Wees op je hoede, mijn broeders; de dingen kunnen niet lang blijven zoals ze zijn. Deze grote vloed van ellende moet worden getemperd, anders zal zij ons allen wegvagen.
Ik weet niet welk kwaad er nog kan voortkomen uit de nalatigheid van de christelijke kerk ten opzichte van de mensen die haar omringen. Die ellendige mensen die verhongeren in overvolle kamers zullen niet zonder gevolgen sterven, vooral niet als er alleen maar zonde voortkomt uit hun gebrek.
Stel: je woont in een goed geventileerd en goed onderhouden huis, maar vlakbij zijn smerige, vervuilde, vervallen en overbevolkte krotten. De koorts die daar heerst zal geen rekening houden met uw tuinmuur; ze zal via je ramen naar binnen komen, je kinderen ziek maken of jezelf het graf in brengen. Net zoals deze gezondheidsproblemen zich niet beperken tot waar ze ontstaan, geldt hetzelfde voor geestelijke en morele ziekten: die zullen zich onvermijdelijk overal verspreiden.
Misschien klinkt dit als een egoïstisch argument, maar omdat we juist tegen egoïsme strijden, kunnen we net zo goed het zwaard van Goliath gebruiken om hem te verslaan. Jullie, christenen, lijden als de kerk lijdt; jullie lijden zelfs als de hele wereld lijdt. Als jullie zelf geen heilige warmte voortbrengen, bevriest de kou van de zonde jullie. Onbewust zal de dood, die overal om jullie heen is, jullie, die in de kerk niets doen, overvallen en al jullie kracht verlammen, tenzij jullie in de naam van God wakker worden om de strijd aan te gaan. Jullie moeten je verenigen met de Heere en Zijn volk om de zonde te overwinnen, anders zal de zonde jullie overweldigen. Luister hier goed naar en laat het tot je doordringen.
Onthoud dan, tot je schaamte, dat God ook zonder je kan. Bevrijding en zegen voor Zijn volk zullen van een andere kant komen als het niet door ons gebeurt. Was de Heere gebonden aan één mens, één kerk of één volk, dan zou het verraad zijn als die persoon of groep nalatig was. Maar omdat de Heere niet wacht op de mens, is het aan ons om te letten op wat wij doen. Hij kan zonder ons. Toen Hij keek en er niemand was om te helpen, bracht Hij zelf redding; zoals dat vroeger was, zal het opnieuw zo zijn. Let daar goed op.
De grote eigenaar van de wijngaard wil aan het einde van het jaar vruchten zien. Als een boom geen vruchten draagt, zal hij worden omgehakt: waarom zou die onnodig grond bezetten? Als de landbouwers alleen hun eigen voordeel nastreven en samen proberen het erfdeel voor zichzelf te houden, zal de heer hen vernietigen en zijn wijngaard aan anderen verhuren die hun vruchten op tijd zullen brengen.
Hij zal zijn plan uitvoeren; hij zal zijn verbannen kinderen terugbrengen; hij zal zijn verspreide schapen verzamelen; de aarde zal worden gevuld met de kennis van de Heere, zoals het water de zee bedekt. En als wij de dolenden niet verzamelen en zijn genade niet verspreiden, zullen anderen dat trouw doen. De Geest zegt tot de kerk in Filadelfia: “Houd vast aan wat je hebt, zodat niemand je kroon afneemt.” De kroon van deze kerk is het winnen van zielen: laat niemand die van je afpakken. Als je al de eer hebt om zondaars tot Christus te brengen, verlies die dan niet door later luiheid of machteloosheid. Blijf ijverig en volhardend, zodat je op de laatste dag beloond wordt.
Hij kan zonder jou; bedenk dat goed, dienaar van de Heere! We zijn geneigd onszelf heel belangrijk te vinden en raken geïrriteerd als we even niet aan het werk zijn. Misschien is deze beproeving echter nodig, om ons en allen die ons kennen te leren niet te leven voor mensen, maar alleen voor God. Het zou triest zijn om vol trots en hoogmoed te zijn en daarmee de Heere uit te dagen, zodat Hij de wereld laat zien hoe makkelijk Hij zonder onze inspanningen verder kan.Met die waarheid leeft mijn hart en roept:
“Verwerp mij niet uit Uw dienst, Heere,
maar leid mij naar Uw wil.”
Denk hier eens goed over na: omdat God zonder ons kan, kan het ook gebeuren dat Hij zonder ons zal handelen. Misschien zegt God: “Ik zegen de wereld niet langer via dit Engeland; het is egoïstisch en commercieel geworden; het geeft meer om handel dan om gerechtigheid; het is dronken en ongelovig; Ik geef het op.” Zijn kooplieden hebben geen oog voor de armen, die slecht beloond worden; laat het verdwijnen zoals het alle onderdrukkers vergaat. Dan zullen de volken zeggen: “Wee, wee, die grote en machtige stad! Want in één uur is haar grote rijkdom verwoest.”
God kan tegen iedere kerk zeggen: “Bekeer u dan; maar zo niet, dan kom Ik spoedig tot uen Ik zal strijd tegen hen voeren met het zwaard.” Het woord ‘Ichabod’ – ‘de heerlijkheid is verdwenen’ – kan opnieuw verschijnen op plaatsen waar eens te lezen stond: “de Heiligheid des Heeren.” Net zo kan ieder mens terzijde worden gesteld, zoals de Heere Saul terzijde stelde en zei: “Omdat u het woord van de HEERE verworpen hebt, heeft de HEERE u verworpen, zodat u geen koning meer over Israël zult zijn.”
Ook een held zoals Simson, die duizenden doodde en op wie Israël hoopte, kan zo laag vallen dat hij kaalgeschoren en blind als slaaf aan de molen moet malen, als zijn lusten hem in hun greep krijgen. De Heere kan weigeren ons te gebruiken als wij, juist in deze tijd, niet bereid zijn ons uiterste best te doen en ons in te zetten voor waarheid en heiligheid. Misschien zegt Hij over een slechte en luie dienaar: “Neem zijn talent af en geef het aan degene die er tien heeft.” Hij kan tegen iedere predikant zeggen: “Laat zijn woning verwoest worden en zijn ambt door een ander overgenomen worden.”
Luister, ik smeek je, naar deze waarschuwing van de Heere. Hoor, o hemel, en luister, o aarde, want de Heere zal Zijn volk oordelen, en van wie veel ontvangen is, zal veel worden gevraagd.
Bedenk ook dit: hoe zul je de schande kunnen verdragen, als die ooit over je komt, dat je je gouden kansen hebt laten liggen? Wat als Israël was vernietigd omdat Esther haar tussenkomst weigerde? Haar naam zou dan een synoniem zijn geweest voor lafheid en verraad. Als het volk op een andere manier was gered zonder haar moedige daad, zou er nooit Purim gevierd zijn, en zou haar naam vervloekt zijn gebleven zolang er nog een Jood leefde.
Als ik denk aan de nalatigheid van onze voorgangers, vrees ik dat wij niet leren van hun voorbeeld. Vandaag de dag zijn er in de Hooglanden nog steeds regio’s die volledig rooms-katholiek zijn, omdat er tijdens de Reformatie nauwelijks of niet actief werd geëvangeliseerd.” Als de arbeiders van toen hun taak grondig hadden vervuld, zouden die katholieke enclaves in het presbyteriaanse Schotland niet bestaan hebben. Ierland staat nog steeds onder de schaduw van de paus; ooit was er hoop op betere tijden, maar die zijn voorbij. Wat kan er nu nog gedaan worden om Ierland te redden?
De tijd staat niet stil en wacht op niemand. Als wij handelen terwijl het nog kan, zullen onze nakomelingen niet onze nalatigheid hoeven te betreuren. Ik vrees dat zelfs de besten van ons later met spijt terugdenken aan de gemiste kansen. Die tijden krijgen we nooit terug. Je hebt je kinderen niet opgevoed, en nu ze volwassen zijn, luisteren ze niet meer. O ouders, waarom hebt je niet gesproken toen ze wilden luisteren?
En wat als je helemaal niets hebt gedaan in je leven voor de Heere Jezus en Zijn koninkrijk? Welke schande wacht dan op jou, trouwe lezer! Welke schande wacht de ontrouwe dienaar! Als jullie wolken zonder regen zijn, bronnen zonder water, lampen die geen licht geven, velden zonder oogst – wat zal dan jullie deel zijn?
Laat elke Esther onder ons besluiten nooit zo’n schande over haar naam te brengen. Laat ieder van ons, man, vrouw en zelfs kind dat de Heere kent, voelen dat Zijn geloften op ons rusten. We zijn geroepen om te dienen, zo goed we kunnen, voor de zaak van God en de waarheid. Zelfs als we daarbij omkomen uit ijver voor de Heere der heerscharen, is het groot eer om zo ons leven te verliezen.
Tot zover het woord: “Luister.” Moge de Geest van God jouw hart heiligen door dit woord.
II. Nu verander ik iets en luidt de oproep: “OVERWEEG.”
Bedenk waartoe sommigen van u zijn verheven. Jullie zijn verheven tot verlossing. Je bent uit de mesthoop opgeheven en omringd door vorsten. Ik spreek het woord ‘verlossing’ uit en besef welke oneindige liefde daarin verborgen ligt. In dat woord klinken alle zoetheden samen.
Wat zijn de verplichtingen van wie door Gods voorwetenschap is uitverkoren, door het bloed van Christus is verlost, en door de Heilige Geest tot leven is gewekt? Wat voor mensen moeten wij zijn? U bent tot die eer verheven — leef ernaar.
Bovendien zijn sommigen van jullie tot een vergaande mate van christelijke kennis gekomen. Jullie zijn geen geestelijke zuigelingen meer, maar goed onderwezen en verrijkt met gezegende ervaringen uit zowel moeilijke als vreugdevolle tijden. Deze ervaringen hebben jullie in de Heere versterkt, jullie geloof bevestigd en heeft jullie toegelaten tot de intieme kring waar de vreugde van de Heere het diepst wordt gevoeld.
Als ik zou zeggen dat jullie tot koninginnen zijn verheven, zoals Esther, zou dat een magere verheffing zijn in vergelijking met wat jullie werkelijk ontvangen hebben. Sommigen van jullie zijn de lievelingen van de hemel, jullie leggen jullie hoofd op de borst van Christus, zitten waar engelen zouden willen zitten — jullie zijn Hem nabij en dierbaar, verbonden in liefde.
Naast al deze zegeningen heeft de Heere sommigen van jullie uit armoede opgeheven en tot betrekkelijke rijkdom gebracht, misschien zelfs tot echte welstand. Hij heeft jullie posities gegeven waarvan je nooit had durven dromen. Daarbij komt huiselijk geluk, gezondheid en voorspoed in al haar vormen. De Heere heeft je ook talent gegeven. Ik vrees dat we allemaal meer capaciteiten hebben dan we gebruiken—sommigen zelfs meer talent dan ze zelf beseffen. Misschien tonen ze dat in het zakenleven, maar nooit in de zaak van de Heere.
Zo ben je in het koninkrijk gekomen, maar waarom is dat zo? Ik wil dat je nadenkt over de reden waarom de Heere jou precies daar heeft gebracht waar je nu bent. Denk je dat Hij dat alleen voor jouw eigen bestwil heeft gedaan? Wil Hij dat je alles alleen gebruikt om jezelf te verwennen? Kan dat Gods bedoeling zijn? Zeker niet. Heeft Hij dit allemaal gegeven om jou plezier te doen? Nee, Gods werk is als een net met vele knooppunten die met elkaar verbonden zijn. Wij zijn schakels in dezelfde keten en kunnen niet bewegen zonder anderen mee te bewegen. Wij zijn leden van één lichaam, en de Heere handelt met dat besef. Hij zegent de hand niet voor zichzelf, maar voor het welzijn van het hele lichaam.
Dus, lieve vriend, jij bent gered om anderen te redden; je wordt onderwezen om anderen te onderwijzen; je wordt bevestigd in het geloof om anderen daarin te versterken; je hebt talenten gekregen om deze in te zetten en zo hemelse rente voor je Heere te brengen. Wat je hebt is niet voor jezelf om te bewaren of te besteden, maar om als een goede rentmeester van God te gebruiken. Wie weet of jij juist voor deze tijd in het Koninkrijk bent geplaatst, omdat er nú bij jou behoefte is?
Denk ook eens na over de tijd waarin je bent verheven. Je bent opgevoed in het geloof in een tijd waarin ongeloof wijdverbreid is. Waarom? Je bent bevestigd in vol vertrouwen in een tijd waarin velen zwak en onrustig zijn. Waarom? Je hebt talent gekregen in een tijd waarin velen verloren gaan door gebrek aan kennis. Waarom? Je bent te vinden in de kerk op het moment dat waardevolle broeders sterven of weggaan. Waarom? Je hebt rijkdom terwijl veel mensen hongerlijden. Waarom? Je hebt een hoge positie terwijl sterke geesten velen in ongeloof, rituelen of communisme leiden. Waarom ben jij op jouw plaats geplaatst? Broeder, je antwoord moet wel zijn dat de Heere je daar heeft neergezet met een goed doel, dat verbonden is met Zijn eigen glorie en de uitbreiding van Zijn Koninkrijk in de wereld.
Maar als je denkt dat het genoeg is om een fortuin te hebben opgebouwd, mag ik je dan vragen: denk jij dat je eigenaar bent van wat je hebt verzameld? Of erken je dat je een rentmeester bent? Als rentmeester mag je de toevertrouwde goederen niet voor eigen doelen gebruiken, maar voor je Meester, want doe je dat wel, dan ben je een dief. Wanneer een rentmeester gaat denken dat het landgoed van hemzelf is en niet van zijn Heer, is hij een dief, en spoedig zal zijn Heer hem aanspreken: “Leg rekenschap af van je rentmeesterschap, want je mag geen rentmeester meer zijn.”
Denk ook eens na over de bijzondere omstandigheden waaronder je bent gekomen waar je nu bent. Ik spreek nu rechtstreeks tot jou als individu, niet tot iemand anders. Het was een wonderlijke zaak dat Esther, het pleegkind van Mordechai, een eenvoudige Jood, mocht opklimmen van een lage stand tot koningin van Perzië. Uit alle vrouwen uit alle provincies werd zij gekozen om koningin te zijn! Een bijzondere voorzienigheid stelde deze Joodse maagd aan het hof op de troon. Zo is het ook met ieder van ons die een nuttige taak vervult.
David werd weggenomen van het hoeden van schapen, van het volgen van de aanstaande lammeren, om herder te zijn van Gods volk Israël. Ik ben verbaasd dat ik hier ben waar ik ben; jij ook, toch? Hoe ben jij op je huidige predikantsplaats gekomen, mijn broeder in het ambt? Hoe kwam je aan die comfortabele positie in de maatschappij? Hoe ben je überhaupt terechtgekomen in de kerk van God? O, als iemand diezelfde broeder een paar jaar geleden had gezegd dat hij nu hier zou zitten, had hij die persoon vervloekt; maar nu zit hij aan de voeten van Jezus, blij om zijn leerling te zijn.
Denk nu eens na wat een wonder van genade jij bent, wat een buitengewone gunst het is dat jij bent waar je bent. Menig zakenman hier vandaag, die een tevreden brood verdient, is al talloze keren op het randje van de ondergang geweest, maar kreeg hulp en kwam veilig voorbij de storm. Sommigen van jullie zijn meerdere keren bijna ten onder gegaan, maar toch hebben jullie nog brood om te eten en kleding om te dragen. Het is een wonder voor je ogen dat je niet aan bedelarij bent overgeleverd. Laat die bijzondere bevrijdingen en onvergetelijke genademomenten je aansporen tot dankbare dienstbaarheid.
Denk aan de grote dingen die de Heere voor jou gedaan heeft, en laat er van ons niet gezegd worden: “Zij dachten niet meer aan Zijn machtige hand, aan de dag dat Hij hen van de tegenstander verloste, toen Hij Zijn tekenen verrichtte in Egypte en Zijn wonderen in het gebied van Zoan.”
Dan vraag ik je ten slotte nog eens na te denken over de bijzondere gaven waarmee je bent toegerust voor het werk waartoe God je geroepen heeft. Ik geloof dat jij bij uitstek geschikt bent voor deze taak—zozeer zelfs dat niemand anders er zo goed voor geschikt is als jij. Jij bent de sleutel die perfect in dit slot past. God heeft je speciaal voorbereid voor het werk dat jou is toevertrouwd.
Is het niet geschreven? “Ook de goedertierenheid is van U, Heere, want U zult eenieder vergelden naar zijn werk.” Iedere arbeider voor de Heere heeft zijn eigen gereedschap gekregen. God eist niet, zoals Farao, dat wij stenen maken zonder stro, of vechten zonder wapens, of bouwen zonder troffel. De Heere geeft lampen, olie en bruidsklederen aan allen die geroepen zijn voor het middernachtsfeest van de Bruidegom.
Jij, mijn broeder, bent uitgerust voor het werk dat de Heere je opgelegd heeft; ga je dan niet meteen naar je post? Misschien zeg je: “Als ik kon prediken, zou ik dat graag doen.” Maar je zult niet waardig prediken tenzij je nu al bereid bent ook andere diensten te verrichten waarvoor je geschikt bent. Je zou een schande zijn voor de kansel als je thuis nutteloos bent.
Als God jou een talent toevertrouwt en je gebruikt het niet, zul je ook niet met tien talenten iets doen, want wie oneerlijk is in het minste, zal ook oneerlijk zijn in het grote.
“Maar,” zegt iemand, “ik kan bijna nooit naar de kerkdienst, ik ben een moeder met vijf of zes kleine kinderen thuis.” Voor jou is er juist een klein koninkrijk in je eigen huis. Niemand kan die kleintjes beter voor de Heere opvoeden dan jij. Jouw invloed op hen is sterk en vol liefde. Zeg daarom niet: “Omdat ik als vrouw niet kan prediken, zorg ik niet goed voor mijn kinderen.” Het is veel waardevoller om je gezin op te voeden voor Jezus dan te proberen iets te doen waarvoor je niet geroepen bent.
Laat ieder van jullie voelen dat hij voor zo’n tijd in zijn eigen kleine koninkrijk is geplaatst. Jij en je werk horen bij elkaar; God heeft jullie verbonden, laat niemand het scheiden. Vraag meer kracht aan de Heilige Geest, en als er misschien een gereedschap is dat de Heere voor jou bedoelt maar dat net buiten je bereik hangt, pak dan de ladder van oprechte inspanning en je zult het bereiken. Denk na over hoe je jezelf kunt ontwikkelen. Geef je over aan het lezen, verdiep je meer in de Schrift en maak gebruik van alle middelen die je helpen om je kennis en vaardigheden te vergroten. Komt er een nieuwe vaardigheid op je pad, ga er dan actief naar op zoek; het verlangen om te groeien kan op zichzelf al een grote zegen zijn, net als het beheersen van die vaardigheid.
III. Ten derde, STREEF.
“wie weet of jij niet juist voor een tijd als deze tot deze koninklijke waardigheid gekomen bent?” Streef naar het hoogst haalbare. Vervul je roeping tot in de allerhoogste mate. Doe niet alleen wat je zeker weet te kunnen, maar richt je ook op datgene wat nog hoger staat. Zeg tegen jezelf: “Wie weet?” Dat is wat een ambitieus mens zegt wanneer hij groot wil worden. Toen Lodewijk Napoleon opgesloten zat in het fort van Ham en iedereen zijn dwaze pogingen om Frankrijk te veroveren belachelijk maakte, zei hij tegen zichzelf: “Wie weet? Ik ben de neef van mijn oom en kan nog op de keizerlijke troon komen.” En dat gebeurde ook, nog voordat er vele jaren waren verstreken.
Ik wil niemand aanzetten tot ambitie voor de vergankelijke rijkdommen, eerbewijzen of macht van deze wereld. Maar ik hoop juist dat jullie allemaal intens verlangen om God te verheerlijken en anderen te zegenen. Wie weet wat God door jou wil doen? Welke talenten en mogelijkheden er in jou verborgen liggen? Ik stel deze vragen om je te laten nadenken en je te helpen het antwoord te vinden.
“Wie weet of jij niet juist voor een tijd als deze tot deze koninklijke waardigheid gekomen bent?” Niemand weet het tegendeel. Ik kan niet zeggen dat de Heere jou niet zal zegenen in deze natie. Niemand zal durven zeggen dat Hij dat niet kan. Ik kan niet zeggen dat de Heere jou, mijn vriend, niet zal zegenen in het deel van Londen waar je woont, hoewel je bewust bent van de grote noden daar en je eigen tekorten. Wie kan zeggen wat de Heere kan of zal doen?
Lieve moeder, wie weet of de Heere Jezus jou en je gezin zal zegenen, zodat door jouw gebed alle kleintjes tot Hem zullen komen? Niemand mag het tegendeel beweren. Wie weet of God jou, beste leraar, niet zal zegenen, samen met al je zondagsschoolkinderen, zodat jij hen allen in de hemel zult ontmoeten? Niemand kan zeggen dat het niet zo zal zijn. Streel dus daarnaar. Het motto is: “Streef naar meer.”
Bovendien weet niemand waar de grenzen liggen van iemands mogelijkheden—als God die persoon wil gebruiken. “Helaas,” roept iemand, “ik ben bijna aan het einde van mijn krachten.” Mijn beste broeder, als je begint te rekenen hoeveel je uit jezelf kunt doen, kun je net zo goed stoppen en luisteren naar het woord van onze Heere: ‘Zonder Mij kunt gij niets doen.’ Zelfs al ben je een nul, dan kan de Heere toch iets van je maken. Zet één voor een nul en het wordt tien. Laat twee of drie nullen zich verenigen om de Heere te dienen, en als de Heere Jezus hen aanvoert, worden deze onbeduidende getallen tot tienduizenden.
Wie weet wat jij kunt doen? Zal de kerk ooit zeggen: “Dit probleem kunnen wij niet oplossen”? Bijt liever op je lip dan dat iemand denkt dat je twijfelt aan de macht van de Almachtige. Alles is mogelijk voor wie gelooft. Jullie kunnen het land innemen, met de Heere als jullie helper. Durf op te trekken tegen de verschanste Kanaänieten, wier stadsmuren tot aan de hemel reiken, want jullie kunnen hen verdrijven. In jullie eigen ogen lijken jullie op sprinkhanen vergeleken met de zonen van Anak, maar de Heere in de hemel is machtig en brengt uit de zwakste middelen kracht voort tot Zijn eer en glorie.
Jongeman, ik vertrouw erop dat je je hart aan de Heere gegeven hebt; wat ga je doen? Je bent onverwachts eigenaar geworden van een stuk grond, of gepromoveerd in een handelshuis – wat betekent dat? “Wie weet of jij niet juist voor een tijd als deze tot deze koninklijke waardigheid gekomen bent?”
Mijn getalenteerde broeder, zou je niet jouw deel moeten nemen in de strijd tegen het kwaad van deze tijd? Ik geloof dat God in donkere tijden lampen aansteekt om de duisternis te verdrijven. Maarten Luther zat bij het haardvuur van zijn vader in het bos terwijl de paus zijn goddeloze aflaten verkocht; spoedig zou hij tevoorschijn komen en het gekraai van de haan van die rooms-katholieke Christusverloochenaar doen zwijgen. Johannes Calvijn studeerde rustig terwijl vals onderwijs opkwam, en men zou van hem horen in Genève.
Vanmorgen is er een jonge man — ik weet niet waar hij vandaan komt, maar ik bid tot de Heere dat dit voor hem een wijdingspreek mag zijn waarmee hij aan zijn levenswerk begint. Ik voel mij als Samuel in Bethlehem, op zoek naar David om hem zalvende met olie in de naam van de Heere.
Er zijn hier enkele geliefde broeders die veel gedaan hebben en door de Heere zijn gezegend, maar hun werk is zwaar en hun hart vermoeid. Door de zalving die jou in het koninkrijk plaatst, vertrouw ik erop dat je niet moe zult worden in het goede doen. Houd moed, want er ligt een grootse toekomst voor je.
“Wie weet of jij niet juist voor een tijd als deze tot deze koninklijke waardigheid gekomen bent?” Wees tevreden om een levend offer te zijn. Zeg met Esther: “Als ik omkom, dan kom ik om. Ik ben bereid mijzelf voor zo’n zaak op te offeren. Kom leven, kom dood, ik ben geheel van Hem; sterf ik in het werk van mijn Heere, dan sterf ik tevreden.”
Verder: “Wie weet of jij niet juist voor een tijd als deze tot deze koninklijke waardigheid gekomen bent?” Je weet het zelf niet. Ik spreek uit eigen ervaring en neem mezelf als voorbeeld voor het werk dat God mij heeft laten doen. Als mij van tevoren was geopenbaard welke kansen ik zou krijgen, had ik het niet geloofd. Als de Heere mij kan gebruiken, kan Hij ook jou gebruiken. Wees alleen maar bereid en zeg: “Hier ben ik, zend mij!” en je zult dingen zien die je niet durft te verwachten.
Als het gordijn zou worden opgetrokken en je de toekomst kon inzien, zou je uitroepen: “Is uw dienaar van engelen geboren, dat hij zulke dingen zou durven ondernemen?” Ik denk niet dat Petrus, Jakobus en Johannes enig idee hadden van wat de Heere met hen van plan was toen ze hun boten en netten achterlieten op Zijn oproep.
Johannes droomde ervan op een aardse troon te zitten, en zijn broer Jakobus op een andere, maar dat mocht niet zo zijn. Toch hebben zij een edeler erfdeel gekregen. Ieder van ons heeft een aandeel in de plannen van de hemel, en dat is een koninkrijk dat groot genoeg is.
Wie weet, broeder of zuster, of jij in jouw familie bent geplaatst om je familie te redden? Wie weet of jij in een achterbuurt bent geplaatst om die buurt te zegenen? Wie weet of jij in een verlaten district bent geplaatst om dat district op te bouwen? Wie weet of jij in dat volk bent geplaatst om dat volk te redden? Ja, in de wereld geplaatst, in de Naam van Christus, om de wereld te redden?
Streef naar grote dingen voor God.
IV. Ons vierde woord is: VERTROUW.
“Wie weet of jij niet juist voor een moment als dit in het koninkrijk bent gekomen?” Als dat zo is, wees er dan zeker van dat je veilig bent. Als God Esther op de troon plaatste zodat zij naar de koning kon gaan en haar volk kon redden, ga dan, goede Esther! Vrees het risico niet. Bid standvastig, vast zeker drie dagen voordat je vertrekt, maar wees niet bang. Als de vrouw in jou beeft bij de gedachte aan een mogelijke dood, laat dan je vertrouwen in God je angsten overwinnen. Ahasveros kan jou niet doden; jij bent niet machteloos. Hij kan zijn gouden scepter weigeren aan andere vorsten, maar niet aan jou, want God heeft jou precies daar geplaatst waar je nu bent, met een doel. Wees gerust: als hij je had willen vernietigen, zou hij je dit alles niet hebben laten ervaren. Vertrouw op Zijn trouw uit het verleden en wees vol vertrouwen.
Bovendien, als God een doel heeft met een mens, zal die mens zijn dagen volmaken en het Goddelijke plan uitvoeren. Hoe meer weerstand hij ondervindt, hoe zekerder het is dat zijn levenswerk zal worden voltooid. Als alle duivels in de hel tegelijk zouden opstaan tegen een ware, toegewijde dienaar van God die een taak te volbrengen heeft, zou hij hen in de Naam van de Heere verdrijven als rook voor de wind. David zei: “Zij hadden mij omringd als bijen, zij zijn uitgedoofd als een doornenvuur; in de Naam van de HEERE heb ik ze neergehouwen!” Het is een slechte dag voor wie zich verzette tegen de duidelijke bestemming van een door de Heere aangestelde dienaar.
Ik keer vaak terug naar de grote waarheid van de voorbestemming: voor mij is dat geen saaie leer. Als Gods besluit eenmaal vaststaat, kan het niet worden gewijzigd, en als Hij het voorgenomen heeft, kan het niet worden tegengehouden. Hemel en aarde zullen eerder verdwijnen dan het eeuwige voornemen. Iedere uitverkoren dienaar van God is als het woord dat hem roept: zoals het woord van de Heere niet ledig terugkeert, maar altijd voortgang boekt in hetgeen waarvoor het gezonden is, zo zal het ook zijn met elke dienaar van de Allerhoogste.
Heilig vertrouwen in het Goddelijke voornemen maakt mensen niet traag of lui, maar is juist een van de krachtigste drijfveren voor een heldhaftig leven. Cromwells Ironsides geloofden in het eeuwige voornemen, daarom waren ze onoverwinnelijk, want vrees bekroop hen nooit. Hoewel de legers van de tiran ontelbaar waren, gingen wij met de strijdkreet “De Heere der heerscharen is met ons” voort om te overwinnen en te veroveren.
Leg in je hart vast dat de Heere je tot het werk heeft geroepen, en ga dan zonder vragen of angst voorwaarts. Leg je hand aan de ploeg en blijf niet staan. Doe het werk met al je kracht. Sta niet stil om te vragen hoe: doe het zoals je kunt. Sta niet stil om te vragen wanneer: begin nu meteen. Zeg niet: “Maar ik ben zwak,” want de Heere is sterk. Zeg niet: “Maar ik moet methoden bedenken.” Verspil geen tijd met het plannen en wachten op de perfecte methode; ga er met al je kracht tegenaan. Gebruik wat je hebt, ook al zijn het maar ruwe stenen, laad ze in je kanon, vuur er krachtig op af en steek het vuur aan. Als je niets anders hebt om tegen de vijand in te zetten, geef dan jezelf volledig. Geloof me, geen enkele kogel is effectiever dan wanneer je je hele wezen in de strijd werpt.
Er was eens een man die in het Lagerhuis streed voor wat hij een grote zegen voor zeelieden achtte, maar hij kreeg zijn zin niet. Uiteindelijk brak hij alle regels en gedroeg zich als een fanaticus. Toen iedereen zag dat de man zo ernstig was dat hij op het punt stond flauw te vallen en te sterven, zeiden ze: “Er moet iets gebeuren.” En dat werd gedaan. Een enthousiasme dat jezelf overweldigt, zal waarschijnlijk ook anderen overwinnen.
Faal niet door gebrek aan ijver. Het maakt niet uit of mensen je gek vinden. Als je zelf volledig overweldigd bent, zal je passie alle tegenstand overweldigen. Word zo vurig bezield met passie voor de glorie van God, de redding van de mensheid, de verspreiding van de waarheid en het terugwinnen van de gevallen massa’s, dat je omringd wordt door gezond verstand en de machtigste kracht.
Moge jij vandaag zo’n passie voelen voor zending. Moge je voelen dat het Evangelie aan alle volken verkondigd moet worden. Moge je die impuls nu ervaren terwijl wij God aanbidden door onze bijdragen aan Zijn zaak te geven.