Een preek uitgesproken op zondagochtend, 5 April 1868, door C.H. Spurgeon, in de Metropolitan Tabernacle, Newington.
Kom dus tot inkeer en bekeer u, opdat uw zonden uitgewist worden en er tijden van verkwikking zullen komen van het aangezicht van de Heere. Handelingen 3:19
Na het opmerkelijke wonder van de genezing van de verlamde man, en de verbaasde menigte zich rond Petrus en Johannes verzamelde, waren zij allerminst verstoken van een onderwerp waarmee ze hen konden aanspreken. Deze heilige mannen waren vol van het Evangelie, ze liepen spontaan over en spraken over het onderwerp dat hen het meest na aan het hart lag. Het zou nooit moeilijk moeten zijn voor de christelijke predikant om over Christus te spreken. In welke positie hij zich ook bevindt, hij zou zich nooit moeten afvragen: ‘Wat is een geschikt onderwerp voor dit volk?’ Want voor het Evangelie is altijd de juiste tijd, het is altijd een geschikt moment. En als het vanuit het hart gesproken wordt, zal het zeker zijn weg vinden. Toen Petrus zich tot de verzamelde menigte wendde, begon hij hun zonder aarzeling onmiddellijk het Evangelie te verkondigen. Oh, wat een gezegend iets is het toch wanneer een ziel in vuur en vlam staat door de Heilige Geest, Heere, schenk het ons ook, steeds weer.
Merk op hoe ernstig Petrus hun aandacht afleidde van hemzelf en zijn broer Johannes zodat de menigte zich zou richten op de Heere Jezus Christus. ‘Waarom verwondert u zich hierover, of waarom kijkt u ons zo doordringend aan, alsof wij door onze eigen kracht of godsvrucht hebben bewerkstelligd dat deze man nu loopt?’ (Hand. 3:12).
Een predikant moet altijd de aandacht van zichzelf afleiden zodat het onderwerp centraal komt te staan, zodat men niet zal zeggen: ‘Wat heeft hij goed gesproken!’ maar: ‘Over welke belangrijke dingen heeft hij gesproken!’ Het zijn priesters van Baäl, die, met hun opzichtige gewaden en hun pretentie van mysterieuze macht, willen dat je naar hen kijkt als het kanaal van genade, alsof ze door hun priesterlijk handwerk, zo niet door hun heiligheid, wonderen zouden kunnen verrichten. Maar de ware boodschappers van God zeggen voortdurend: ‘Kijk niet naar ons alsof wij iets kunnen doen: de volledige macht om u te zegenen ligt in Jezus Christus en in het Evangelie van Zijn verlossing.’
Het is opmerkelijk dat Petrus, toen hij deze menigte toesprak, meteen tot de kern van zijn boodschap kwam. Hij draaide er niet omheen; hij schoot zijn pijl niet ver weg, maar hij raakte het midden van het doel. Hij predikte niet alleen het Evangelie van de blijde boodschap, maar ook Christus, de Persoon van Christus; Christus door hen gekruisigd, Christus opgewekt en Christus verheerlijkt door Zijn Vader. Reken erop dat de christelijke bediening doordrenkt zal zijn met deze kracht wanneer ze overvloeit van de Naam, Persoon en heerlijkheid van de Heer Jezus Christus.
Neem Christus weg en je neemt het Evangelie weg, je strooit slechts kaf rond dat de zwijnen zullen opeten, terwijl de kostbare kern wordt weggenomen omdat de Persoon van de Heere Jezus Christus is weggelaten. Als er ooit een gelegenheid was waarbij een prediker van het Evangelie niet over Christus zou kunnen spreken, dan was het zeker de gelegenheid toen Petrus zo vrijmoedig over Hem sprak. Want men had kunnen zeggen: ‘Spreek niet over Jezus; Hij is zojuist ter dood veroordeeld; de mensen zijn woedend op Hem; predik de waarheid, maar noem Zijn Naam niet. Predik Zijn leer, maar noem Zijn Persoon niet, want je zult hen tot razernij drijven. Je zult je eigen leven in gevaar brengen; je zult amper iets goeds kunnen uitrichten omdat ze zo bevooroordeeld zijn; het zal veel narigheid veroorzaken’. Maar in plaats daarvan liet Petrus hen tieren wat ze wilden, hij wilde hen vertellen over Jezus Christus, en niets anders dan Jezus Christus.
Hij wist dat dit de kracht van God was tot redding, en hij schrok er niet voor terug; daarom bracht hij hen, ja zelfs hen, het Evangelie van onze Heere Jezus Christus, met een scherpte en eenvoud die nauwelijks geëvenaard kan worden. Let op hoe hij het zegt: ‘u’ hebt Hem gedood; ‘u’ hebt Hem gekruisigd; ‘u’ hebt voor een moordenaar gekozen. Hij is in het geheel niet bang om hen persoonlijk aan te spreken. Hij deinst er niet voor terug om het geweten van deze mensen aan te raken. Hij steekt liever zijn hand in hun hart en laat hen hun zonde voelen; Hij spant zich in om in de duisternis van hun verstand een venster te openen, om het licht van de Heilige Geest in hun ziel te laten schijnen. Broeders, zo moeten wij ook doen als we het Evangelie verkondigen, we moeten op een liefdevolle maar genadige manier met mensen omgaan. Alle uiterlijk vertoon en zakelijk geharrewar zijn uit den boze. Vervloekt is hij die het Evangelie van Jezus Christus afzwakt om het applaus van de mensen te winnen, of die zijn adem inhoudt en zijn tong gladstrijkt om de onheilige menigte te behagen. Zo iemand kan voor een moment de goedkeuring van dwazen hebben, maar omdat de Heere zijn God leeft, zal hij dienen als een doelwit voor de pijlen van wraak op de dag dat de Heere komt om de volkeren te oordelen. Petrus predikte dus vrijmoedig en ernstig het Evangelie. Hij predikte de Christus van het Evangelie en predikte het persoonlijk en rechtstreeks aan de menigte die om hem heen verzameld waren. Noch verzuimde Petrus, nadat hij het Evangelie had verkondigd, om het persoonlijk toe te passen door de bijzondere aansporingen erbij te geven.
Er is onder ons een groep mensen opgestaan die zeggen dat ze het Evangelie op de juiste wijze aan zondaars verkondigen wanneer ze hen slechts vertellen wat het Evangelie is, en wat het gevolg is als je als zondaar onbekeerd zult sterven. Maar als iemand tegen de zondaar durft te zeggen: ‘Geloof’ of ‘Bekeert u’, worden ze woest en spreken ze van bedrog. Petrus behoorde niet tot deze groep; hij heeft zich nooit met hen ingelaten en als hij vandaag zou leven, zou hij zich niet bij hen aansluiten. Want nadat hij zijn toehoorders eerst over Christus had verteld, over Zijn leven, Zijn sterven en Zijn opstanding, steekt hij vervolgens als het ware het zwaard tot in het bot van hun geweten door te zeggen: ‘Kom dus tot inkeer en bekeer u, opdat uw zonden uitgewist worden.’ Daar, zeg ik, in die losbandige menigte, samengekomen uit nieuwsgierigheid, aangetrokken door het wonder dat was verricht, voelde Petrus geen aarzeling en stelde hij geen vragen. Hij predikte hetzelfde Evangelie dat hij vandaag aan ons zou hebben verkondigd als hij hier nu was geweest. Hij predikte het op de meest vurige en ernstige toon, hij predikte de randen en hoeken ervan, en vervolgens predikte hij het praktische deel ervan. Met heel zijn hart, heel zijn ziel en al zijn kracht richtte hij zich tot iedereen in die menigte en zei: ‘Kom dus tot inkeer en bekeer u, opdat uw zonden uitgewist worden.’ Nu zijn er vanmorgen vier opmerkingen die de uiteenzetting van deze verhandeling zullen toelichten.
Eerste punt.
Het eerste is dat de apostel mensen aanspoorde om zich te bekeren. Onze tekst bewijst dit zonder dat we naar andere voorbeelden hoeven te zoeken. Letterlijk betekent bekeren iemand van gedachten doen veranderen. Het wordt vertaald met ‘na-wijsheid’; dit houdt in dat een mens ontdekt dat hij verkeerd heeft gehandeld en vervolgens zijn mening bijstelt. Maar hoewel dat de basis is, betekent het woord in de Schrift nog veel meer. Misschien is er geen betere definitie van bekering dan die in ons kinderliedboek.
‘Bekering is de zonden achter ons laten die we vroeger liefhadden,
Laten zien dat we oprecht bedroefd zijn,
Door ze niet meer te doen.’
Tot inkeer komen en berouw hebben is het ontdekken van het kwaad van de zonde, het treuren over het feit dat we de zonde begaan hebben, en het besluit om de zonde te verlaten. Het is in feite een verandering van denken van een zeer diep en praktisch karakter, waardoor de man liefheeft wat hij eens haatte, en haat wat hij eens liefhad. Bekering betekent, als het vertaald wordt, een ommekeer, een afkeren van, en een ommekeer naar – een afkeren van zonde, een ommekeer naar heiligheid – een ommekeer van zorgeloosheid naar bedachtzaamheid, van de wereld naar de hemel, van zichzelf naar Jezus – het is een volledige ommekeer. Het woord dat hier gebruikt wordt, is in het Engels vertaald met ‘Toon berouw en bekeer u’, maar in het Grieks is dat niet zo; het is eigenlijk: ‘Kom tot inkeer en draai u om’, of liever: ‘Kom tot inkeer en keer u om’. Het is een actief werkwoord, net als het andere. ‘Kom tot inkeer en bekeer u.‘ Toen de duivel uit de demonische man werd geworpen, kan ik dat vergelijken met tot inkeer komen; maar toen hij zijn kleren aantrok en niet langer naakt en smerig was, maar gekleed en weer bij zijn verstand, kan ik dat vergelijken met bekering.
Toen de verloren zoon zijn zwijnen voederde en plotseling begon na te denken en tot zichzelf kwam, was dat tot inkeer komen. Toen hij vertrok uit het verre land en naar het huis van zijn vader ging, was dat bekering. Tot inkeer komen is een onderdeel van de bekering. Misschien mag ik wel zeggen dat het de poort of deur ervan is. Het is de Jordaan waar we doorheen gaan als we ons afwenden van de woestijn van zonde om het Kanaän van bekering te zoeken. Wedergeboorte is het inplanten van een nieuwe natuur, en één van de vroegste tekenen daarvan is een geloof in Christus en berouw over de zonde, en een daaropvolgende bekering van het kwade tot het goede.
De apostel Petrus, die zich tot de menigte richtte, zei tegen hen: ‘dat u, wat betreft de vroegere levenswandel, de oude mens aflegt, die te gronde gaat door de misleidende begeerten, en dat u vernieuwd wordt in de geest van uw denken en u bekleedt met de nieuwe mens‘ (Ef. 4:22, 23). Dit was zijn boodschap.
‘En toch,’ zeg je, ‘en toch zegt de apostel Petrus eigenlijk tegen ons: ‘Komt tot inkeer en bekeert u! Met andere woorden, u vertelt ons aan de ene kant dat deze dingen de gave van de Heilige Geest zijn, en aan de andere kant zegt u: ‘Kom tot inkeer en bekeer u.’ Ja, dat doe ik zeker, en Goddank heb ik geleerd om dat te doen. ‘Maar’, zul je zeggen, ‘Hoe rijmt u deze twee dingen dan met elkaar?’ Ik antwoord dat het geen deel uitmaakt van mijn opdracht om de woorden van mijn Meester met elkaar te verzoenen. Het is mijn opdracht om de waarheid te prediken zoals ik die vind – om dat vers uit Zijn hand aan jou over te brengen. Niet alleen geloof ik dat deze dingen overeenstemmen, maar ik denk ook dat ik kan zien waar ze samenkomen, hoewel ik bang ben dat ik de meeste mensen deze overeenstemming niet kan laten zien. Maar voor jou en mij is het genoeg om te zien wat de Schrift zegt en het te geloven, of we nu de overeenstemming van de twee waarheden kunnen zien of niet – we moeten ze beide geloven omdat ze beide geopenbaard zijn.
Ik houd met deze hand net zo stevig vast als ieder ander dat tot inkeer komen en bekering het werk van de Heilige Geest is, maar ik verlies liever deze beide handen dan dat ik de prediking opgeef dat het de plicht van mensen is om zich te bekeren en te geloven. Dat het de plicht is van christelijke predikers om tegen mensen te zeggen: ‘Kom tot inkeer en bekeer u, opdat uw zonden uitgewist worden.’ Als mensen de waarheid niet willen ontvangen voordat ze die begrijpen, dan zijn er veel dingen die ze nooit zullen ontvangen. Ja, er zijn veel feiten, gewone feiten uit de natuur, die niemand zou ontkennen behalve een dwaas, maar die we toch zullen moeten ontkennen als we ze niet willen geloven totdat we ze begrijpen. Stel je voor, je vangt een verse vis uit zee, je brengt hem naar de kok om hem op tafel te laten opdienen. Je eet er zout bij, nietwaar? Maar waarom? Je laat hem drogen en zouten, maar waarom? Heeft het niet altijd in de zoute zee geleefd? Waarom is het dan niet zout? Hij is net zo vers alsof hij in de zuivere stromen van de hooglanden heeft geleefd – er zit geen greintje zout in – en toch heeft de vis altijd in de zoute zee geleefd! Begrijp je dat? Nee, dat begrijp je niet. En toch is hij daar, een vis in een zoute zee!
Ginds grazen een os en een schaap in dezelfde weide, zij hebben precies hetzelfde voedsel waarbij het gras in het ene geval tot rundvlees wordt, in het andere geval tot schaap, en op het ene dier zit haar en op het andere wol. Hoe is dat mogelijk? Begrijp je dat? Er kunnen dus twee grote waarheden in de Schrift staan, die allebei waarheden zijn, en toch kunnen alle wijzen in de wereld deze twee waarheden niet bij elkaar plaatsen. Ik moet bekennen dat ik niet begrijp waarom Mozes de opdracht kreeg om een boom om te hakken en in het bittere water van Mara te plaatsen; ik zie geen verband tussen een boom en het water zodat de boom het zoet zou maken, maar toch geloof ik dat toen Mozes de boom in het water plaatste, de bitterheid van Mara verdween en de stroom zoet werd. Ik weet niet waarom Elisa, toen hij naar Jericho ging en ontdekte dat het water daar slecht was, zei: ‘Breng mij een nieuwe schaal en doe er zout in’ (2 Kon. 2:20). Ik weet niet waarom hij het zout in de beek deed om het zoet te maken – het lijkt mij dat het andersom zou werken; maar ik geloof het wonder, dat het zout erin werd gedaan en dat het zoet werd. Ik begrijp niet hoe het mogelijk is dat wanneer ik onboetvaardige zondaars tot bekering roep, zij dit ook doen, maar ik weet dat het zo is – ik zie het elke dag. Ik weet niet hoe het komt dat een arm en zwak schepsel tegen zijn naasten zegt: ‘Geloof’, en hen ertoe brengt te geloven, maar het gebeurt, en de Heilige Geest zegent het, zij geloven en worden gered. En hoewel we niet kunnen zien hoe, kunnen we wel de feiten zien, en daar zullen we tevreden mee zijn, we zullen God ervoor danken.
Je bent je er misschien van bewust dat vernuftige uitleggers hebben geprobeerd om de kracht van deze tekst weg te nemen. Sommige van onze Hyper-Calvinistische vrienden, die zo fel gekant zijn tegen aansporingen en uitnodigingen, hebben op de een of andere manier geprobeerd om deze tekst uit te hollen, ze proberen er iets uit te halen en er iets anders in te stoppen; ze hebben gezegd dat de bekering waartoe mensen hier vermaand worden alleen een uitwendige bekering is. Maar hoe kan dat als er staat: ‘Kom tot inkeer en bekeert u, opdat uw zonden uitgewist worden‘? Wil dit zeggen dat een uiterlijke bekering de zonde uitwist? Natuurlijk niet, de bekering waartoe mensen hier vermaand worden is een bekering dat volkomen vergeving schenkt – ‘opdat uw zonden uitgewist worden.’ Het lijkt me onlogisch om aan te nemen dat Petrus en Johannes rondgingen om een lege, holle, uiterlijke ‘bekering’ te prediken die mensen niet zou verlossen. Mijn broeders die deze kanttekeningen plaatsen, zouden zich schamen als ze uitwendig berouw predikten. Ik weet zeker dat ze zouden denken dat ze helemaal geen dienaren van God zouden zijn als ze alleen een uitwendige bekering predikten. Het laat zien tot welke verschuivingen ze gedreven worden als ze met zo weinig inzicht de Schrift op zo’n vreselijke manier verdraaien.
Broeders en zusters, Petrus gebood deze mannen om zich te bekeren met een oprechte bekering die de ziel verlost, en niets minder dan dat. Laten we nu ter zake komen. We zeggen tegen mensen dat ze zich moeten bekeren en geloven, maar we doen dat niet omdat we denken dat ze daar zelf de kracht voor hebben, want we weten dat ze dood zijn in overtredingen en zonden. We zeggen dat niet omdat we denken dat onze ernst of onze woorden de kracht bezitten om hen daartoe aan te zetten, want we begrijpen dat onze woorden buiten God niets betekenen. Maar we doen het omdat het Evangelie de geheimzinnige kracht is waarmee God de harten van mensen bekeert, en we ontdekken dat wanneer we in geloof spreken, God de Heilige Geest met ons werkt. Als we de dorre doodsbeenderen tot leven roepen, brengt de Geest ze tot leven. Als we tegen de kreupele man zeggen dat hij op zijn voeten moet staan, zorgt deze wonderbaarlijke energie ervoor dat zijn enkels sterker worden. Als we tegen de verlamde man zeggen dat hij zijn hand moet uitsteken, dan gaat goddelijke kracht gepaard met het bevel en wordt zijn hand uitgestoken en is de man genezen.
De kracht ligt niet in de zondaar, niet in de prediker, maar in de Heilige Geest, Welke op effectieve wijze samenwerkt met het Evangelie naar het Goddelijk besluit, zodat waar de waarheid wordt gepredikt de uitverkorenen van God erdoor worden levend gemaakt, zielen worden gered en God wordt verheerlijkt. Ga door, mijn lieve broeders, predik het Evangelie vrijmoedig en vrees de uitkomst niet, want hoe weinig kracht u ook bezit, hoe matig uw welsprekendheid ook is, toch heeft God beloofd dat Zijn Evangelie de kracht van verlossing zal zijn, en zo zal het zijn tot aan de voleinding der wereld. Voordat ik dit punt verlaat, moeten jullie die nog niet gered zijn goed begrijpen wat ik vanmorgen van jullie vraag. Namelijk dat jullie tot inkeer zullen komen en dat jullie je zullen bekeren.
We zijn niet tevreden met het feit dat jullie luisteren, noch met het feit dat jullie naar ons komen kijken; we zijn er ook niet tevreden mee dat jullie samenkomen in het huis van aanbidding – dit alles is tevergeefs als jullie niet tot inkeer komen en je bekeren. We zijn niet gekomen om jullie te vertellen dat jullie je een beetje moeten bekeren en jullie gedrag een beetje moeten aanpassen. Als je je vertrouwen niet in Christus stelt, je oude manier van leven niet opgeeft en geen nieuw schepsel in Christus Jezus wordt, zul je verloren gaan. Dit – en niets minder dan dit – is de eis van het Evangelie. Naar de kerk gaan, een knieval, een uiterlijke vorm van aanbidding, of andere poespas zullen je niet redden. Je zult je moeten bekeren en je zonden moeten opgeven; als je dit niet doet, zullen je zonden ook niet worden uitgewist. Tot zover het eerste punt: de apostel gebood mensen om tot inkeer te komen en zich te bekeren.
Tweede punt.
Ten tweede was er een goede reden voor dit bevel. De tekst zegt: ‘Kom dus tot inkeer.’ De apostel was heel duidelijk: hij had een goede reden voor zijn vermaning. Het was geen loze kreet, maar een gezonde redenering. ‘Kom dus tot inkeer.’ Wat was dan het argument? Ten eerste, omdat jullie, net als de Joden, Jezus Christus ter dood hebben gebracht. Dit was letterlijk waar voor de mensen tot wie hij sprak; zij hadden een aandeel gehad in de executie van Christus. Maar dit geldt in geestelijke zin ook voor jullie tot wie ik vanmorgen spreek. Elke zonde is in de kern een dodelijke misdaad tegen God. Snap je dat? Elke keer dat je iets doet wat God niet wil dat je doet, stoot je in feite, voor zover je kunt, God van Zijn troon en ontken je de autoriteit die bij Zijn Godheid hoort; in feite probeer je God ter dood te brengen. Dat is de strekking van zonde – zonde is een moordaanslag op God.
Elke wetsovertreding is in wezen verraad – het is rebellie tegen de Wetgever. Toen onze Heere Jezus Christus door zondaars aan het kruis genageld werd, deed de zonde letterlijk en openlijk wat alle zonde in geestelijke zin doet. Begrijp je me? Die overtredingen van jou waar je zo weinig over hebt nagedacht, zijn werkelijk een messteek naar de Godheid geweest. Wil je dan niet tot inkeer komen? Toen je dacht dat je zonden slechts kleinigheden waren, luchtige dingen waar je om kon lachen, wilde je niet tot inkeer komen; maar nu heb ik je laten zien (en ik denk dat je geweten me gelijk zal geven) dat elke zonde werkelijk een poging is om God van de wereld te verdringen, elke zonde zegt: ‘Laat er geen God zijn.’ O, dan hebben we reden genoeg om er berouw over te hebben. Jij die Gods wet hebt overtreden, kom naar hier en denk er samen met mij eens goed over na.
Stel je voor dat het principe van jouw ongehoorzaamheid volledig zou worden toegepast, dat alle regels worden genegeerd en morele wetten worden ondermijnd? Want tja, wat de één doet, kan de ander toch net zo goed doen? Maar wat zou er gebeuren als Gods autoriteit in het universum niet meer zou bestaan? Het zou een hel op aarde worden! Wat een morele chaos zou het zijn, een hol van beestachtigheid! Zie je nu niet in hoe erg je verdorvenheid is geweest? Heb berouw en kom tot inkeer. Denk je werkelijk dat je Christus niet aan het kruis hebt genageld, of de doornenkroon hebt gevlochten en op Zijn hoofd hebt geplaatst, of Hem hebt bespot, terwijl elke zonde eigenlijk een kruisiging, bespotting en moord op Christus is? Er is dus echt een dringende behoefte om tot inkeer te komen en je te bekeren.
De apostel gebruikte een ander argument, namelijk dat Hij die zij gedood hadden een zeer gezegend Mens was – Iemand die zo gezegend was dat God de Vader Hem verhoogd had. Jezus Christus kwam niet naar deze wereld uit eigenbelang, maar kwam geheel uit liefde voor de mens; en toch brachten deze mensen Hem ter dood! Elke zonde is een belediging voor de goede en vriendelijke God. God verdient het niet dat wij tegen Hem in opstand komen. Als Hij een grote tiran was die over ons heerste en ons in ellende stortte, dan zou er misschien een excuus zijn voor onze zonde, maar als Hij als een tedere Vader over ons waakt, dag na dag in onze behoeften voorziet en onze overtredingen vergeeft, dan is het een schande, een wrede schande, dat we dagelijks in rebellie tegen Hem leven. Jullie die niet in Christus hebben geloofd, hebben veel reden om berouw te hebben omdat jullie niet in Hem geloven, want Hij is zo goed en vriendelijk. Wat voor kwaad heeft Hij jou ooit gedaan dat je Hem zou vervloeken? Wat voor kwaad heeft Jezus jullie gedaan dat jullie Hem verachten? Misschien ontken je Zijn Godheid; of op zijn minst veracht je de grote verlossing die Hij in deze wereld heeft gebracht. Verdient Hij dit van jou?
Oh Prins van heerlijkheid en leven, Koning der engelen, U die door Serafijnen wordt aanbeden; wordt U veracht door hen voor wie U Uw bloed heeft vergoten? Ach, wat een vervloekte zonde is het toch om zo vreselijk slecht om te gaan met zo’n vriendelijk en gezegend Mens! Dit zou ons moeten doen smelten, dit zou ons tranen van medelijden en verdriet moeten doen uitstorten; voorwaar, we zouden ons moeten bekeren van onze ijdele en goddeloze wegen als we Jezus zo beledigd hebben.
Petrus gebruikt nog een argument, namelijk dat zij, terwijl zij de gezegende Christus hadden verworpen, een moordenaar hadden gekozen. Zondaar, je hebt Christus veracht, en wat heb je ervoor in de plaats gekozen? De beker van de dronkaard? O, wat een beestachtig iets om hem boven Christus te hebben verkozen! Of was het je lust? Wat duivels om dat in de plaats van Christus te stellen! Mens, wat hebben je zonden je opgeleverd dat je ze verkoos boven Jezus? Heb je er jaren in geleefd? Welk loon heb je ervoor ontvangen? Welk voordeel heb je gehad? Zeg me nu, jij die het verst in zonde bent gegaan, zeg me nu, ben je tevreden met deze dienst? Willen jullie de dagen die jullie geleefd hebben herhalen en de vrucht van jullie misdaden in jullie lichaam oogsten? Je dient een harde meester; je geeft je leven aan de duivel die vanaf het begin een moordenaar is. Oh, is dit dan niet iets om berouw over te hebben? Dat je Christus hebt afgewezen, maar een moordenaar hebt gekozen. ‘Niet deze Mens,’ zeg je, ‘maar Barabbas.’ Jullie kiezen voor deze moorddadige wereld, voor de moorddadige zonde, maar jullie laten de gezegende Verlosser gaan. Is dit geen goed argument om tot inkeer te komen en je te bekeren? Dat is het zeker.
Petrus versterkt zijn redenering met een ander argument, waarmee hij, als ik het zo mag zeggen, deze keer de spijker op de kop slaat. Het is dit, dat de Heere Jezus Christus, die jullie tot nu toe hebben veracht, in staat is om grote dingen voor jullie te doen. ‘Zijn Naam heeft deze man, die u ziet en kent, sterk gemaakt door het geloof in Zijn Naam‘ (Hand. 3:16). Als je in Hem gelooft, is Christus in staat om alles voor je te doen wat nodig is. Als je vandaag op Jezus vertrouwt, zullen al je ongerechtigheden worden uitgewist; het verleden zal niet meer worden herinnerd; het heden zal veilig worden gemaakt en de toekomst zalig. Als je op Christus vertrouwt, is er geen zonde die Hij je niet zal vergeven, geen slechte gewoonte waarvan Hij de kracht niet zal doorbreken, geen slechte neiging waarvan Hij het zware gewicht niet kan verwijderen. Als je in Hem gelooft, zal Hij je zegenen met een zegen die je dromen te boven gaat.
Is dit geen reden tot berouw, dat je Iemand die je zoveel goeds wil doen, hebt geminacht? Met Zijn handen vol liefde staat Hij voor de deur van je hart. Zou dit geen goede reden zijn om de deur te openen en de hemelse Vreemdeling binnen te laten, als Hij je zo kan zegenen? Wat, zul je je eigen zegeningen afwijzen? Zul je de hemel verachten die de jouwe zal zijn als je mijn Meester wilt ontvangen? Zul je voor de ondergang kiezen waarvan niemand anders dan Hij je kan redden, en de heerlijkheid opgeven waartoe niemand anders dan Hij je kan toelaten? Als ik denk aan de genade die Christus verloren zondaars schenkt, dan is er inderdaad een overvloed aan reden om berouw te hebben over het feit dat je Hem niet veel eerder als je Alles in allen hebt aangenomen. Daarom argumenteerde de apostel met hen door te zeggen, ‘Kom dus tot inkeer.’
Hij gebruikte nog een pleidooi dat ik vanmorgen ook wil gebruiken, hij zei: ‘Nu weet ik, broeders, dat u het uit onwetendheid gedaan hebt‘ (Hand. 3:17). Het is alsof hij wilde zeggen: ‘Nu jullie meer licht hebben, toon dan berouw over wat jullie in de duisternis hebben gedaan.’ En dat zou ik ook tegen sommigen hier willen zeggen. Jullie hebben het Evangelie niet gehoord, jullie wisten niet dat de zonde zo erg was, jullie begrepen niet dat Jezus Christus in staat was om hen die door Hem tot God kwamen, volkomen zalig kan maken. Maar nu begrijp je het wel, God wil de tijd van je onwetendheid voorbij zien, maar gebied ‘nu overal aan alle mensen dat zij zich moeten bekeren’ (Hand. 17:30). Groter licht brengt grotere verantwoordelijkheid met zich mee.
Keer niet terug naar je zonde, anders wordt het een tienvoudige zonde voor je; want als je in het licht doet wat je eens in de duisternis deed, kan Hij, die naar je voorbijzag toen je niet beter wist, Zijn hand opheffen en zweren dat je nooit in Zijn rust zult komen, omdat je aanmatigend gezondigd hebt en de Geest van Zijn genade niet hebt liefgehad. Ik wil ieder onbekeerd mens oproepen om te bedenken wat hij in de toekomst zal doen. Als zij voorheen niet wisten dat Jezus in staat was hen te redden, dan weten zij dat nu wel; als zij tot vanmorgen in het duister tasten, dan tasten zij nu niet langer in het duister. ‘Maar nu hebben zij geen voorwendsel voor hun zonde’ (Joh. 15:22). Daarom, omdat het voorwendsel is weggetrokken en je zondigt tegen het licht, zeg ik zoals Petrus: ‘Kom dus tot inkeer en bekeer u, opdat uw zonden uitgewist worden‘
Derde Punt.
En nu kort onze derde overweging, namelijk dat zonde niet vergeven kan worden tenzij je tot inkeer komt en je bekeert. De uitdrukking die in de tekst wordt gebruikt, ‘uitgewist‘, kan in het origineel beter op deze manier worden uitgelegd. Veel Oosterse kooplieden hielden hun boekhouding bij op kleine tabletten van was. Op deze wastabletten drukten ze tekens die de schulden vastlegden, en als deze schulden betaald waren, namen ze het stompe uiteinde van een stylus of pen en drukten de was plat zodat de rekening volledig was verdwenen. Dat was de manier van ‘uitwissen’ in die dagen. Wie tot inkeer komt en vergeving krijgt, wordt door het kostbare bloed van Christus zo volkomen vergeven dat er geen spoor van zijn zonde overblijft.
Het is alsof de stylus de tekens in de was heeft uitgewist en er geen spoor meer achterblijft. Wat een prachtig beeld van de vergeving van zonde! Alles is weg, er blijft geen enkel spoortje over. Als we een rekening uit onze boekhouding wissen dan blijft er een vlek achter: de rekening is weg, maar er zit nog steeds een vlek; maar op het wastablet bleef er geen vlek achter – alles werd gewist, het wastablet was perfect glad. Zo is het ook met de zonde van Gods volk wanneer die wordt weggenomen door het bloed van Jezus. Maar wees ervan verzekerd, het kan niet worden weggenomen tenzij er berouw en bekering is als gevolg van geloof in Jezus. Dit moet zo zijn, want dit is volkomen rechtvaardig. Zou je verwachten dat een grote koning een overtreding van een hoveling vergeeft, tenzij de overtreder eerst zijn schuld bekent? Waar is de eer en waardigheid van de troon van God als mensen vergeving ontvangen terwijl ze niet bereid zijn om hun zonde te belijden? Als we mensen zouden vertellen dat ze vergeving kunnen krijgen terwijl ze doorgaan met hun zonden en deze liefhebben, zou dat de sluizen van de immoraliteit openzetten.
Wat, een dief vergeven en doorgaan met stelen? Een hoer vergeven en toch onkuis blijven? De dronkaard vergeven terwijl hij blijft genieten van zijn pullen bier? Waarlijk, dan zou het Evangelie de dienaar van de ongerechtigheid zijn. Maar zo is het niet, onboetvaardige zondaars zullen verdoemd worden, laat ze maar pochen over genade wat ze willen. Mijn hoorder, je moet je zonde haten, of God zal jou haten. Je moet tot inkeer komen of branden. Je kunt niet vasthouden aan je zonden en tegelijkertijd naar de hemel gaan. Wat zal het zijn? Wil je je zonden achterlaten en naar de hemel gaan, of wil je vasthouden aan je zonden en naar de hel gaan? Wat zal het zijn, want het moet het één of het ander zijn. Er moet een scheiding komen tussen ons en de zonde of er kan geen huwelijk zijn tussen ons en Christus. Zegt het geweten ons dit niet? Er is hier geen geweten dat tegen iemand zal zeggen: ‘Ach, je mag hopen dat je behouden wordt terwijl je leeft zoals jij dat graag wilt.’ Sommigen beweren dit wel, maar ik vraag me af of dit zelf ook geloven. Nee, nee, nee, hoe blind het geweten ook is, en hoe zwak haar stem ook mag zijn, toch is er genoeg licht in het geweten om te zien dat doorgaan met zondigen en vergeven van zonden niet samen gaan. De ongerechtigheid opgegeven moet worden om vergeven te kunnen worden.
Maar, mijn hoorder, of je geweten het nu zegt of niet, God zegt het: ‘Wie zijn overtredingen bedekt, zal niet voorspoedig zijn, maar wie ze belijdt en nalaat, zal barmhartigheid verkrijgen‘ (Spreuken 28:13), maar er is geen belofte voor de onbekeerling. God verklaart dat hij die berouw heeft vergeven zal worden. Maar voor de hoogmoedige Farao, die zegt: ‘Wie is de HEERE, naar Wiens stem ik zou moeten luisteren?’ (Ex. 5:2), blijft er niets anders over dan het eeuwige verderf in de tegenwoordigheid van de Heer. Wie in zijn ongerechtigheid voortgaat en zijn nek stijf houdt, zal plotseling vernietigd worden. Nee, ik heb geen vergeving te prediken voor degenen die zich in hun gedachten verzetten en in zonde voortgaan. Ik heb geen zachte liefdesnoten, ik heb niets anders dan een angstig uitzien naar het oordeel en een vurige verontwaardiging. Maar, als jij je zonden verafschuwt, als Gods Heilige Geest jou je vroegere leven heeft leren haten, als jij er naar verlangt om een nieuw mens te worden in Christus Jezus, dan heb ik niets dan liefdevolle woorden voor je. Geloof in Jezus, werp je op Hem, want Hij heeft gezegd: ‘Wie tot Mij komt, zal Ik beslist niet uitwerpen‘ (Joh. 6:37). ‘Al waren uw zonden als scharlaken, ze zullen wit worden als sneeuw; al waren ze rood als karmozijn, ze zullen worden als witte wol‘ (Jes. 1:18). De deur is gesloten en vergrendeld voor iedereen die zijn zonde wil behouden, maar hij staat wijd open, zelfs voor de grootste zondaar uit de hel, als hij nu zijn zonde verlaat, Jezus vastgrijpt en op Hem vertrouwt.
Vierde punt.
De laatste opmerking is dat tot inkeer komen en bekering in de toekomst als zeer kostbaar beschouwd worden, want de tekst zegt: ‘Opdat uw zonden uitgewist worden en er tijden van verkwikking zullen komen van het aangezicht van de Heere.’
Dit is inderdaad een heel moeilijke passage. De betekenis ervan is nauwelijks bekend. Er zijn drie of vier betekenissen aan verbonden. In de eerste plaats denk ik dat het dit betekent – wie berouw heeft en zich bekeert, zal genieten van de uitdelging van de zonde in die tijd van zoete vrede die altijd volgt op vergeving. Nadat een mens door de zonde helemaal is ontredderd, gaat God heel teder met hem om. De uren direct na de bekering behoren tot de gelukkigste momenten van het menselijk leven. Je weet hoe we zingen:
‘Waar is de zegen die ik kende
Toen ik de Heere voor het eerst zag?’
Als het gebroken bot begint te genezen, zegt David: ‘Laat de beenderen zich verheugen die U verbrijzeld hebt’ (Ps. 51:9). Als de gevangene voor het eerst uit de gevangenis komt, en de boeien voor het eerst klinken als muziek wanneer ze gebroken op de grond vallen! Als de zieke de ziekenkamer van zijn overtuigingen verlaat om de lucht van de vrijheid in te ademen en de gezondheid te voelen van een vergeven zondaar! Oh, wist je maar wat een zaligheid het is om vergeven te worden, dan zou je nooit van Christus wegblijven! Maar je weet niet wat het is, je kunt niet vertellen hoe zoet het is om gewassen te worden in het kostbare bloed, en omwikkeld te worden met het schone witte linnen, terwijl je de kus van de hemelse Vader op je wang krijgt! ‘Kom dus tot inkeer en bekeer u, opdat uw zonden uitgewist worden en er tijden van verkwikking zullen komen van het aangezicht van de Heere.’
Misschien hebben deze ‘tijden van verkwikking’ ook betrekking op tijden van opwekking in de christelijke gemeente. De enige manier waarop jullie, lieve vrienden, kunnen delen in de verkwikking van een opwekking, is door je eigen inkeer en bekering. Een opwekking is een grote verkwikking voor de kerk. Ik bid dat er een machtige golf over Groot-Brittannië mag komen, want we hebben het hard nodig. Maar wat heeft de zondaar aan een opwekking zonder vergeving? Het is als de zachte zuidenwind die op een dood lichaam blaast – hij kan er geen aangename warmte aan geven. Als je tot bekering komt en berouw hebt, dan zul je te midden van alle vreugde die een opwekking met zich meebrengt tevens de vreugde ervaren dat ook jou zonden zijn uitgewist. Wat een trieste uitroep zou dit zijn: “De oogst is voorbij, de zomer is voorbij: ‘De oogst is voorbij, de zomer is ten einde, en nog zijn wij niet verlost!’ (Jer. 8:20). Ik denk dat ik die roep vanmorgen van sommigen in de Tabernakel hoor. O, die gezegende maand februari en het begin van maart! Het was als een oogst en een zomer voor ons. Wat een gebeden, wat een tranen, wat een roepen! Wat was dit huis vol van gebed!
We hebben dagen achtereen gebeden, van voor zonsopgang tot lang na zonsondergang! Maar sommigen van jullie zijn nog steeds niet gered. De oogst en de zomer zijn voorbij, en jullie zijn niet verlost. Oh, ik heb tot God gebeden of jullie vandaag gered mogen worden. Het gaat mij helaas niet lukken om mijn grote doel dat mij na aan het hart ligt te volbrengen. Ik wilde volgende maand graag voor een grote gemeente in de Agricultural Hall preken, maar de hand van de Meester houdt mij tegen. Mijn slechte gezondheid is teruggekeerd, er staan mij waarschijnlijk maanden van vermoeidheid en pijn te wachten; maar ik heb gebeden dat als ik het net niet in een grotere plaats kan uitgooien, ik hier op deze plek des te meer van jullie mag vangen. We mogen dan wel een grote gemeente hebben, maar ik zou graag meer bekeringen zien. Het is moeilijk preken, het is eentonig werk als er geen resultaten zijn. Wij willen bekeringen zien, het is net zoals een oude vrouw eens zei: ‘Geef mij kinderen of ik sterf’. Dit geldt ook voor de predikant, hij wil dat er zondaars gered worden, of hij zal bidden om te mogen sterven. Beste toehoorder, als deze tijden van verkwikking mogen komen, dan is ons gebed dat je tot inkeer mag komen en bekeerd mag worden, dat je zonden uitgewist mogen worden en dat je zo ten volle mag delen in de zegeningen van dit seizoen.
De tekst wijst ons op de tweede komst. Jezus zal nog een tweede keer komen, en Zijn komst zal zijn als een machtige regenbui die de woestijn zal overspoelen. Zijn Kerk zal herleven en verfrist worden; zij zal haar hoofd weer uit haar slaap oprichten en haar lichaam uit haar graf. Maar wee jullie die niet gered zijn wanneer Christus komt, want de dag van de Heer zal voor jullie geen licht zijn, maar duisternis. De dag dat Christus tot de onbekeerden komt, ‘zie, die dag komt, brandend als een oven. Dan zullen alle hoogmoedigen en allen die goddeloosheid doen, stoppels worden. En de dag die komt, zal ze in vlam zetten, zegt de HEERE van de legermachten, Die van hen wortel noch tak zal overlaten‘ (Mal.4:1).
‘Maar wie zal de dag van Zijn komst verdragen? Wie zal bij Zijn verschijning standhouden? Want Hij is als vuur van een edelsmid, en als zeep van de blekers. Hij zal zitten als iemand die zilver smelt en reinigt: Hij zal de Levieten reinigen en hen zuiveren als goud en zilver‘ (Mal. 3:2). O, als u berouw hebt en tot inkeer komt, zult u volledig worden vrijgesproken op de dag van Zijn komst, wanneer hemel en aarde schudden, wanneer de vaste rots begint te smelten en de sterren als verdorde vijgenbladeren van de boom vallen, wanneer de bazuin zeer luid en lang klinkt: ‘Ontwaakt, gij doden en komt tot het oordeel’, want de grote zitting gaat plaatsvinden en de Rechter zal daar zijn – de Rechter van levenden en doden, om de rechtvaardigen van de goddelozen te scheiden. De Heer zal je in die dag genadig zijn; en dat zal Hij ook wanneer Zijn genade je gehoorzaam zal maken aan de woorden van onze tekst: ‘Kom dus tot inkeer en bekeer u, opdat uw zonden uitgewist worden en er tijden van verkwikking zullen komen van het aangezicht van de Heere.’
Amen.