De leer van de gekruisigde Jezus in het licht van het calvinisme en arminianisme
Voor wie is Christus gestorven? Zullen uiteindelijk alle mensen gered worden of is er een uitverkiezing die slechts een selecte groep zal behouden? Charles Spurgeon was een overtuigd aanhanger van de leer der uitverkiezing. De uitverkiezing leert dat Christus uitsluitend stierf voor degenen die door de Vader zijn uitverkoren en zo de verlossing waarborgt van een ieder waar Hij voor gestorven is. Deze verlossing die door uitverkiezing tot stand komt, staat in contrast met de arminiaanse visie. Arminianen redeneren dat Christus door Zijn dood niemand in het bijzonder heeft gered, maar dat Hij het in feite voor iedereen mogelijk heeft gemaakt om gered te worden. Spurgeon verwierp deze opvatting nadrukkelijk.
De arminiaanse visie
Spurgeon vatte het voor hem onlogische arminiaanse standpunt als volgt samen: ‘De arminiaan stelt dat Christus, toen Hij stierf, niet stierf met de bedoeling om een bepaald persoon te redden. Zij leren dat de dood van Christus op zichzelf de redding van een individueel persoon helemaal niet garandeert. Zij geloven dat Christus stierf met de bedoeling dat alle mensen gered konden worden; en dat iedereen die dat wil het eeuwige leven kan bereiken door er zelf iets aan toe te voegen. Als gevolg daarvan zijn ze verplicht om te stellen dat, als de wil van de mens niet buigt en zich niet vrijwillig aan de genade overgeeft, de verzoening van Christus nutteloos zou zijn. Zij beweren dat er geen zekerheid is in de specificiteit en bijzonderheid van de dood van Christus. Volgens hen stierf Christus net zo goed voor Judas in de hel als voor Petrus die naar de hemel ging. Zij geloven dat er net zo’n ware en echte verlossing plaatsvond voor hen die naar het eeuwige vuur werden gestuurd als voor hen die nu voor de troon van de Allerhoogste staan. Spurgeon verwierp het idee dat Christus voor alle mensen stierf: ‘als het Christus’ bedoeling was om uiteindelijk echt alle mensen te redden, dan heeft Hij daar jammerlijk in gefaald!’
Hij voegde eraan toe: ‘sommigen houden vol dat Christus voor iedereen stierf. Waarom zijn dan niet alle mensen gered? Is dat omdat niet alle mensen willen geloven? Dat houdt in dat het noodzakelijk is om te geloven voordat het bloed van Christus werkzaam kan zijn voor verlossing. Wij beschouwen dat als een grote leugen’.
Spurgeons gedachten over universalisme
Elders schreef Spurgeon: ‘Er zijn er ook die zeggen dat alle mensen door Christus gekocht zijn en uiteindelijk allemaal zalig zullen worden. Maar, geliefden, u en ik geloven niet in een schijnverlossing die niet verlost. Wij geloven niet in een universele verlossing die zich zelfs uitstrekt tot degenen die in de hel waren voordat de Heiland stierf, en die zowel de gevallen engelen als onbekeerde mensen omvat. Dat Christus verzoening en genoegdoening zou doen voor de zonden van alle mensen en dat sommigen van diezelfde mensen vervolgens gestraft zouden worden voor de zonden waarvoor Christus al verzoening had gedaan, is naar mijn mening de meest monsterlijke ongerechtigheid die zelfs de meest duivelse en heidense goden niet wordt toegedicht…’ ‘Zo’n vaag geloof’, benadrukte hij, ‘onteert God op grove wijze, vooral Zijn rechtvaardigheid; het doet afbreuk aan het verlossende voornemen van Christus in Zijn plaatsvervangende dood’.
Het doel van de verlossing
Spurgeon was ervan overtuigd dat het doel van de verlossing waarvoor Christus naar de wereld was gekomen, volkomen was volbracht. Hij was ervan overtuigd dat Jezus was gekomen om bepaalde zondaars te redden, namelijk degenen die de Vader van voor de grondlegging der wereld had uitverkoren en aan Hem had gegeven. Spurgeon wees erop dat het kruis van Christus op geen enkele manier heeft gefaald. Met andere woorden, Christus stierf niet tevergeefs vanwege hen die in hun ongeloof sterven. In plaats daarvan, zei Spurgeon, stierf Jezus zegevierend voor allen die de Vader Hem had gegeven: ‘Wij houden vol dat toen Christus stierf, Hij een doel voor ogen had; en dat doel zal zeer zeker en zonder twijfel worden vervuld. We kunnen het doel van Christus’ sterven oordelen aan de hand van het resultaat. Als iemand ons vraagt: ‘Wat wilde Christus met Zijn dood bereiken?’, dan beantwoorden wij die vraag door hem een andere vraag te stellen: ‘Wat heeft Christus gedaan?’ of: ‘Wat zal Christus met Zijn dood bereiken?’. Dit laat zien dat de omvang van de liefde van Christus gelijk is aan het grote doel van het kruis. Men kan onze argumenten onmogelijk ontkennen door te denken dat de intentie van de Almachtige God verhinderd zou kunnen worden, of dat het voornemen van zoiets groots als de verzoening op de een of andere manier zou kunnen mislukken’.
Redding voor alle mensen of beperkte verzoening?
Spurgeon: ‘Christus kwam naar deze wereld om een schare te verlossen die niemand tellen kan; maar wij geloven ook dat iedereen voor wie Hij stierf door Zijn bloed gereinigd moet worden om voor de troon van de Vader te kunnen verschijnen’. Dit kan niet het geval zijn als Christus voor alle mensen gestorven is, daarom voegde Spurgeon eraan toe: ‘Denkt u echt dat als Christus mijn verdoemenis met één grote scheut van liefde heeft weggenomen, ik daarna nog verloren zou kunnen gaan? God verhoede het! Zou God zo onrechtvaardig zijn om het werk van de Verlosser aan ons voorbij te laten gaan? Zou het bloed van de Verlosser tevergeefs zijn vergoten? Nee, Jezus stierf niet tevergeefs. Niemand voor wie Christus is gestorven zal ooit in de hel terechtkomen’.
Wie beperkt de verzoening?
Hoewel sommigen deze leer ‘beperkte verzoening’ hebben genoemd, benadrukte Spurgeon dat zowel arminianen als calvinisten de verzoening beperken. Zij die beweren dat de dood van Christus slechts verlossing mogelijk maakt, beperken het resultaat ervan, terwijl zij die in een beperkte verzoening geloven, de omvang ervan beperken. Met andere woorden, de eersten zien een onbeperkte omvang maar een beperkt effect. De laatsten zien een beperkte omvang maar een onbeperkt effect.
Spurgeon: ‘Men zegt vaak van ons, dat wij de voldoening van Christus beperken, omdat wij zeggen dat niet alle mensen zalig worden en Christus dus ook geen voldoening voor alle mensen aangebracht heeft. Ons antwoord hierop is dat onze bestrijders juist die voldoening beperken. De arminianen zeggen: Christus stierf voor alle mensen. Vraag hun wat zij daarmee bedoelen! Stierf Christus zodat ieder zeker zalig zou worden? Nee, zeggen ze, zeker niet. Wij vragen hun verder: Stierf Christus om de zaligheid van een mens in het bijzonder te verzekeren? Zij antwoorden: Nee. Christus is gestorven, opdat de mens zalig zou kunnen worden, als … En dan volgen er enkele voorwaarden.
Om terug te gaan tot de stelling: Christus stierf dus niet om de zaligheid van wie dan ook met zekerheid uit te werken? Hun antwoord zal zijn: Nee. Zij zijn verplicht dat te zeggen, want zij geloven dat iemand, na vergeving te hebben ontvangen, nog van de genade kan vervallen en verloren gaan. Wie beperkt er nu Christus’ dood? Ik zou denken: zijzelf. Zij beweren dat Christus niet stierf om de zaligheid van enig mens ongetwijfeld zeker te maken. Wij houden ons dus voor verontschuldigd, wanneer zij zeggen dat wij aan de uitwerking van die dood perken stellen. Wij zeggen: ‘U bent degene die dat doet. Wij belijden: Christus is gestorven om ons te verzekeren van de zaligheid van een menigte die niemand tellen kan, die niet alleen zalig kunnen worden, maar ook zalig zijn en zalig moeten worden. Ons kan onmogelijk iets anders ten deel vallen dan de zaligheid. U kunt uw opvattingen daarover houden, wij zullen de onze nooit laten varen.’
Beschuldiging van inconsequentie
‘Wij geloven in de vijf grote punten die algemeen bekend staan als het calvinisme; maar we zien deze punten niet als weerhaken die tussen de ribben van onze medechristenen gestoken moeten worden. Wij zien ze als vijf grote lampen die het kruis helpen verlichten; of beter gezegd, vijf heldere stralen die uitgaan van het heerlijke verbond van onze Drieënige God en die de geweldige leer van de gekruisigde Jezus belichten. Wij verdedigen en handhaven de zuivere waarheid van het Evangelie tegen alle tegenstanders, vooral de aanhangers van het arminianisme. Bovendien kan ik publiekelijk verklaren dat ik geen antinomiaan ben. Ik behoor dus niet tot het soort mensen dat bang is om de zondaar tot Christus te nodigen. Ik waarschuw de zondaar, ik nodig hem uit, ik vermaan hem. Vandaar dat ik van beide kanten minachting ontvang. Sommige mensen beschuldigen mij van inconsequentie, alsof iets wat God geboden heeft inconsequent zou kunnen zijn; in zo’n inconsequentie zal ik zelfs tot het einde roemen. Ik bind mezelf aan geen enkele doctrine. Ik houd van de vijf punten die de hoeken van het Evangelie vormen, maar nog meer houd ik van het midden daartussen.
Meer in de hemel dan in de hel
‘Hoe vaak hoor ik mensen zeggen: ‘Maar de poort is nauw en de weg is smal die naar het leven leidt, en weinigen zijn er die hem vinden. (Matt. 7:14). Er zullen er weinig in de hemel zijn, de meeste mensen gaan verloren.’ Beste vriend, ik denk er anders over dan u. Denkt u werkelijk dat Christus Zich door de duivel laat verslaan? Dat Hij de duivel er meer in de hel laat hebben dan Hij Zelf in de hemel? Nee, dat is onmogelijk. Want dan zou satan Christus uitlachen. Er zullen er meer in de hemel zijn dan dat er verloren gaan. God zegt Zelf dat er een menigte gered zal zijn die niemand tellen kan, maar dit wordt nooit gezegd over de verlorenen. Er zal een menigte in de hemel zijn die niemand tellen kan! Wat een heerlijke boodschap voor u en voor mij. Want als er zoveel gered zijn, waarom zou ik er dan niet toe behoren? Waarom u niet en jij niet? Waarom zou die man daar in de menigte niet kunnen zeggen: ‘Kan ik tot die menigte behoren?’ En mag die jonge vrouw daar moed vatten en zeggen: ‘Als er nu maar een aantal gered zouden worden, dan zou ik vrezen dat ik daar niet toe behoorde; maar aangezien er zoveel mogen komen, waarom zou ik dan ook niet gered kunnen worden?’ Grijp moed, o treurige, wees vrolijk, kind van verdriet, kind van zorgen, want er is nog steeds hoop voor u! Ik kan nooit zeggen dat iemand buiten Gods genade is. Er zijn er een paar die de zonde hebben die tot de dood is en God heeft hen opgegeven, maar het grootste deel van de mensheid is nog steeds binnen de greep van soevereine genade.’
John Piper en zijn calvinistische antwoord op universalisme
Voor wie is Christus gestorven? Download
De verzoening is het werk van God in Christus aan het kruis. Daar heeft Hij de schuld van onze zonde kwijtgescholden, Zijn heilige toorn tegen ons gestild en alle weldaden van de verlossing voor ons verdiend. De dood van Christus was nodig omdat God geen recht zou doen aan Zijn heerlijkheid als Hij de zonden zonder vergelding onder het tapijt zou vegen.
In Rom. 3:25-26 staat: ‘Hem heeft God openlijk aangewezen als middel tot verzoening, door het geloof in Zijn bloed. Dit was om Zijn rechtvaardigheid te bewijzen vanwege het voorbijgaan aan de zonden die eertijds hadden plaatsgevonden onder de verdraagzaamheid van God. Hij deed dit om Zijn rechtvaardigheid te bewijzen nu in deze tijd, zodat Hijzelf rechtvaardig is én rechtvaardigt degene die uit het geloof in Jezus is‘.
Met andere woorden, de dood van Christus was nodig om recht te doen aan Gods rechtvaardigheid, zodat de goddeloze door geloof gerechtvaardigd kan worden. Het zou onrechtvaardig zijn om zondaars te vergeven alsof hun zonde niets voorstelde, terwijl het in feite een oneindige belediging is tegen de waardigheid van Gods heerlijkheid. Daarom droeg Jezus de vloek die het gevolg was van onze zonde, zodat we gerechtvaardigd kunnen worden zonder dat de gerechtigheid van God erbij betrokken is.
De term ‘beperkte verzoening’ gaat in op de vraag: ‘Voor wie is Christus gestorven?’. Maar achter de vraag hoe ver deze verzoening reikt, ligt de even belangrijke vraag naar de aard van deze verzoening. Wat heeft Christus eigenlijk bereikt aan het kruis voor degenen voor wie Hij stierf?
Als je zegt dat Hij voor alle mensen op dezelfde manier is gestorven, dan moet je de aard van de verzoening heel anders definiëren dan wanneer je gelooft dat Christus alleen stierf voor degenen die werkelijk in Hem zullen geloven. In het eerste geval zou je geloven dat de dood van Christus niemand daadwerkelijk heeft verlost; het heeft er alleen voor gezorgd dat alle mensen verlost konden worden. Het creëert een plaats waar mensen genade kunnen vinden. Tenminste, als ze hun persoonlijke wedergeboorte konden bewerkstelligen en zichzelf tot geloof konden brengen zonder de verkiezende genade van God.
Als Christus op dezelfde manier voor alle mensen is gestorven, dan heeft hij geen wederbarende genade verworven voor hen die zijn gered. Zij moeten zichzelf vernieuwen en zichzelf tot geloof brengen. Alleen dan zullen ze deel krijgen aan de weldaden van het kruis.
Met andere woorden, als je van mening bent dat de dood van Christus op iedereen hetzelfde effect heeft, dan kunnen de zegeningen van het kruis niet hetzelfde zijn als tot geloof komen, want dan zouden alle mensen tot geloof komen, maar dat doen ze niet. Als de genade waardoor we tot geloof worden gebracht (onweerstaanbare genade) geen deel is van wat Christus aan het kruis heeft verworven, dan moeten we onszelf verlossen van de slavernij der zonde, van de hardheid van ons hart, van de blindheid voor het verderf en van Gods toorn.
Hieruit wordt duidelijk dat het niet de calvinist is die de verzoening beperkt. Het is de arminiaan omdat hij ontkent dat de verzoenende dood van Christus datgene volbrengt wat we het meest nodig hebben, namelijk verlossing uit onze doodsstaat. Verlossing van onze verharding en blindheid die onder Gods toorn ligt. De arminiaan beperkt de aard, waarde en effectiviteit van de verzoening op zo’n manier dat hij kan zeggen dat deze zelfs voor hen die in ongeloof sterven en veroordeeld zijn, is volbracht. Als iemand zegt dat Christus voor iedereen op dezelfde manier stierf, dan moet de arminiaan de verzoening beperken tot een wanhopige poging waarin de mens zichzelf moet verlossen uit zijn vreselijke hopeloze staat van verdorvenheid.
Aan de andere kant beperken wij de kracht en effectiviteit van de verzoening niet. We zeggen eenvoudigweg dat God met het kruis de feitelijke verlossing van Zijn kinderen beoogde. Bovendien bevestigen we dat toen Christus voor hen stierf, Hij niet alleen de mogelijkheid voor hen schiep om tot Hem te komen voor vergeving van zonden. Maar ook dat Hij daadwerkelijk alles voor hen heeft verworven wat nodig is om hen te redden, inclusief wedergeboorte en de gave van geloof.
We ontkennen niet dat het kruis er in zekere zin voor iedereen is. 1 Timoteüs 4:10 zegt: ‘Hij is een Behouder van alle mensen, in het bijzonder van de gelovigen’. Wat we wel ontkennen is dat door het sterven van Christus iedereen dezelfde weldaden ontvangt. Wat heeft het kruis mogelijk gemaakt? Dat Hij ‘Zijn zon ook laat opgaan over boze mensen’ (Matt. 5:45), ‘opdat ieder die in Hem gelooft, niet verloren gaat, maar eeuwig leven heeft’ (Joh. 3:16). Dit is de betekenis van Romeinen 3:25, waar het kruis wordt voorgesteld als de basis van Gods gerechtigheid om de zonden voorbij te gaan. ‘Hem heeft God openlijk aangewezen als middel tot verzoening, door het geloof in Zijn bloed. Dit was om Zijn rechtvaardigheid te bewijzen vanwege het voorbijgaan aan de zonden die eertijds hadden plaatsgevonden onder de verdraagzaamheid van God’ Rom. 3:25, 26. Elke ademhaling van een ongelovige is het resultaat van Gods genade die het oordeel uitstelt (Rom. 2:4). Telkens wanneer het Evangelie aan ongelovigen wordt verkondigd, is het God’s genade die deze mogelijkheid tot verlossing biedt.
Hoe komt deze genade tot de zondaar? Hoe kan God rechtvaardig zijn om het oordeel uit te stellen voor zondaars die het verdienen om onmiddellijk in de hel geworpen te worden? Het antwoord is dat de dood van Christus zo duidelijk Gods rechtvaardige afkeer van de zonde laat zien dat Hij vrij is om de wereld genadig te zijn zonder Zijn rechtvaardigheid in het geding te brengen. In die zin is Christus Redder van alle mensen. Maar hij is bovenal de Behouder van degenen die in Hem geloven. Hij stierf niet voor alle mensen op dezelfde manier. Het doel van Christus’ dood voor de kinderen van God was om veel meer te kopen dan de opgaande zon en de mogelijkheid om gered te worden. De dood van Christus verlost hen eigenlijk van AL het kwade, voor hen stierf Christus ‘in het bijzonder’. Er zijn veel Schriftplaatsen die zeggen dat de dood van Christus is bedoeld voor de verlossing van Gods volk, niet voor elk individu.
Bijvoorbeeld:
‘Ik geef Mijn leven voor de schapen’ (Joh. 10:15). De schapen van Christus zijn degenen die de Vader tot Zijn Zoon trekt. ‘Maar u gelooft niet, want u bent niet van Mijn schapen’ (Joh. 10:26). Let op: als je een schaap bent wordt je een gelovige, niet andersom. Dus de schapen voor wie Christus stierf zijn de schapen die door de Vader zijn verkoren om aan de Zoon te geven.
In Joh. 17:6,9,19 bidt Jezus: ‘Ik heb Uw Naam geopenbaard aan de mensen die U Mij uit de wereld gegeven hebt. Zij waren van U en U hebt hen Mij gegeven…Ik bid voor hen. Ik bid niet voor de wereld, maar voor hen die U Mij gegeven hebt, want zij zijn van U…En Ik heilig Mijzelf voor hen, opdat ook zij geheiligd zijn in de waarheid.’ De heiliging die hier bedoeld wordt is de dood van Jezus die Hij op het punt staat te ondergaan. De heiliging die hier bedoeld wordt is de dood van Jezus die Hij op het punt staat te ondergaan. Zijn sterven en voorbede zijn uitsluitend voor Zijn discipelen, niet voor de wereld in het algemeen.
Joh. 11:51-52, “[Kajafas], als hogepriester van dat jaar profeteerde dat Jezus sterven zou voor het volk, en niet alleen voor het volk, maar ook om de kinderen van God, overal verspreid, bijeen te brengen.’ Er zijn kinderen van God verspreid over de hele wereld. Dit zijn de schapen. Dit zijn degenen die de Vader naar de Zoon zal trekken. Jezus stierf om deze mensen samen te brengen. Het draait om hetzelfde doel als Joh. 10:15-16: ‘Ik geef Mijn leven voor de schapen. Ik heb nog andere schapen, die niet van deze schaapskooi zijn; ook die moet Ik binnenbrengen, en zij zullen Mijn stem horen.’ Christus stierf voor Zijn schapen, dat wil zeggen, voor de kinderen van God.
Openb. 5:9: ‘U bent het waard om de boekrol te nemen en zijn zegels te openen, want U bent geslacht en hebt ons voor God gekocht met Uw bloed, uit elke stam, taal, volk en natie.’ In overeenstemming met Joh. 10:16 zegt Johannes niet dat de dood van Christus alle mensen heeft vrijgekocht, maar dat het mensen uit alle stammen van de wereld heeft vrijgekocht.
Dit is ook hoe we teksten als 1 Joh. 2:2 moeten verstaan, waarin staat: ‘En Hij is een verzoening voor onze zonden; en niet alleen voor de onze, maar ook voor de zonden van de hele wereld.’ Dit betekent niet dat Christus stierf om de toorn van God voor elke persoon in de wereld weg te nemen. Maar dit verwijst naar de ‘schapen’, ‘de kinderen van God’ die over de hele wereld verspreid zijn, ‘van elke tong en stam en volk en natie’ door de verzoening van Christus. In feite is de grammaticale parallel tussen Joh. 11:51-52 en 1 Joh. 2:2 zo nauw dat het moeilijk is om de overtuiging te onderdrukken dat Johannes in beide verzen hetzelfde bedoelt.
Joh. 11:51-52: ‘Als hogepriester van dat jaar profeteerde hij dat Jezus sterven zou voor het volk, en niet alleen voor het volk, maar ook om de kinderen van God, overal verspreid, bijeen te brengen.’
1 Joh. 2:2, ‘Hij is de verzoening voor onze zonden, en niet alleen voor de onze, maar ook voor de zonden van de hele wereld.’ De ‘hele wereld’ verwijst naar de kinderen van God die over de hele wereld verspreid zijn.
Als ‘de hele wereld’ naar elk individu in de wereld zou verwijzen, dan zouden we gedwongen zijn om te zeggen dat Johannes leert dat alle mensen gered zullen worden, wat hij niet gelooft (Openb. 14:9-11). De reden dat we gedwongen zouden zijn om dit te zeggen is dat de term verzoening verwijst naar een daadwerkelijk wegnemen van de toorn over zondaars. Wanneer Gods toorn over een zondaar verzoend is, wordt deze van die zondaar weggenomen. En het resultaat is dat al Gods macht nu ten dienste staat van Zijn barmhartigheid, met als gevolg dat niets Hem meer kan tegenhouden om die zondaar te redden.
Zonden die verzoend zijn kunnen niet gestraft worden, anders verliest de verzoening zijn betekenis. Dus als Christus de verzoening is voor alle zonden van elk individu in de wereld, kunnen ze niet gestraft worden en moeten ze gered worden. Maar Johannes gelooft niet in een dergelijk universalisme (Joh. 5:29). Daarom is het zeer onwaarschijnlijk dat 1 Joh. 2:2 onderwijst dat Jezus de verzoening is voor alle mensen in de wereld.
Mark. 10:45, in overeenstemming met Openb. 5:9, zegt niet dat Jezus kwam om alle mensen vrij te kopen. Er staat: ‘Want ook de Zoon des mensen is niet gekomen om gediend te worden, maar om te dienen, en Zijn ziel te geven als losprijs voor velen.’
Op dezelfde manier zegt Jezus in Matt. 26:28: ‘want dit is Mijn bloed, het bloed van het nieuwe verbond, dat voor velen vergoten wordt tot vergeving van zonden.’
Hebr. 9:28: ‘Zo zal ook Christus, Die eenmaal geofferd is om de zonden van velen weg te dragen, voor de tweede keer zonder zonde gezien worden door hen die Hem verwachten tot zaligheid.’ (Zie ook 13:20; Jesaja 53:11-12.)
Een van de duidelijkste passages over het doel van de dood van Christus lezen we in Ef. 5:25-27. Hier zegt Paulus niet niet alleen dat Christus’ dood alleen voor de gemeente is bedoeld, maar ook dat het gevolg van Christus’ dood de heiliging en verheerlijking van de gemeente is. De waarheid hiervan willen wij graag vasthouden: namelijk dat het kruis niet is bedoeld dat iedereen de kans krijgt om zichzelf te redden, maar dat het is bedoeld om de gemeente te redden. Paulus zegt hier: ‘Christus heeft de gemeente liefgehad en Zich voor haar overgegeven, opdat Hij haar zou heiligen, door haar te reinigen met het waterbad door het Woord, opdat Hij haar in heerlijkheid voor Zich zou plaatsen, een gemeente zonder smet of rimpel’.
In Titus 2:14 beschrijft Paulus op vergelijkbare wijze het doel van de dood van Christus: ‘Hij heeft Zichzelf voor ons gegeven, opdat Hij ons zou vrijkopen van alle wetteloosheid en voor Zichzelf een eigen volk zou reinigen, ijverig in goede werken.’ Als Paulus een Arminiaan was, zou hij dan niet gezegd hebben: ‘Hij heeft Zichzelf gegeven om alle mensen te verlossen van ongerechtigheid en om alle mensen voor Zichzelf te reinigen’? Paulus zegt echter dat de verzoening bedoeld is om voor Christus een volk uit de wereld te reinigen. Dit is precies wat Johannes in Joh. 10:15, Joh. 11:51 en Openbaring 5:9 zegt.
Een van de meest cruciale teksten over dit onderwerp is Romeinen 8:32. Dit is voor Gods volk één van de kostbaarste beloften in de hele Bijbel. Paulus zegt hier: ‘Hoe zal Hij, Die zelfs Zijn eigen Zoon niet gespaard maar voor ons allen overgegeven heeft, ons ook met Hem niet alle dingen schenken?’
Paulus zegt ons: ‘God zal jullie beslist alle dingen geven, want Hij heeft Zijn Eigen Zoon niet gespaard, maar Hem voor jullie overgegeven’. Wat blijft er van dit kostbare pleidooi over als Christus wordt gegeven aan hen die niet alle dingen zullen ontvangen, maar in plaats daarvan verloren gaan? Het pleidooi van Paulus kan dan niet langer meer van toepassing zijn.
Als God Zijn Eigen Zoon zou hebben gegeven aan ongelovigen die uiteindelijk verloren zullen gaan, dan kan Hij niet zeggen dat door het geven van de Zoon ‘alle dingen’ zijn verzekert voor degenen voor wie Hij stierf. Toch is dit precies wat Hij zegt! Als God Zijn Zoon voor jou heeft gegeven, dan zal Hij jou zeker alle dingen geven. Als Christus op dezelfde manier voor alle mensen is gestorven, dan wordt het gedachtegoed van Paulus hier eenvoudigweg omvergeworpen.
We kunnen dit gedeelte afsluiten met het volgende samenvattende argument. Welke van deze uitspraken is waar?
1. Christus stierf voor sommige zonden van alle mensen.
2. Christus stierf voor alle zonden van sommige mensen.
3. Christus stierf voor alle zonden van alle mensen.
Niemand zegt dat het eerste waar is, want dan zou iedereen verloren zijn vanwege de zonden waarvoor Christus niet stierf. De enige manier om gered te worden van de zonde is dat Christus deze bedekt met Zijn bloed.
De derde verklaring is wat arminianen beweren. Christus stierf voor alle zonden van alle mensen. Maar waarom zijn dan niet allen gered? Zij antwoorden: Omdat sommigen niet geloven. Maar is dit ongeloof niet één van de zonden waarvoor Christus stierf? Als ze hier ja op zeggen, waarom is het dan niet bedekt door het bloed van Jezus en zijn alle ongelovigen niet gered? Als ze nee zeggen (ongeloof is geen zonde waarvoor Christus stierf), dan moeten ze stellen dat mensen gered kunnen worden zonder dat Jezus voor al hun zonden verzoening heeft gedaan. Als ze dat niet doen, moeten ze zich bij ons aansluiten en stelling nummer twee bevestigen: Christus stierf voor alle zonden van sommige mensen. Dat wil zeggen, Hij stierf voor het ongeloof van de uitverkorenen zodat Gods straffende toorn tegen hen is gestild zodat Zijn genade hen met onweerstaanbare kracht uit de duisternis kan trekken naar Zijn wonderbaarlijke licht.
John Piper
Vertaling: Het Spurgeon Archief
Zie ook: Alverzoening, worden alle mensen gered? en Bijzonder verzoening