‘En de twee discipelen hoorden hem dat zeggen en zij volgden Jezus. En toen Jezus Zich omkeerde en zag dat zij volgden, zei Hij tegen hen: Wat zoekt u? En zij zeiden tegen Hem: Rabbi (wat vertaald wil zeggen: Meester), waar woont U? Hij zei tegen hen: Kom en zie! Zij kwamen en zagen waar Hij woonde en bleven die dag bij Hem. En het was ongeveer het tiende uur. Andreas, de broer van Simon Petrus, was een van de twee die het van Johannes gehoord hadden en Hem gevolgd waren. Deze vond als eerste zijn eigen broer Simon en zei tegen hem: Wij hebben de Messias gevonden, wat vertaald wordt als de Christus. En hij leidde hem tot Jezus. Jezus keek hem aan en zei: U bent Simon, de zoon van Jona; u zult Kefas genoemd worden, wat vertaald wordt met Petrus.
De volgende dag wilde Jezus weggaan naar Galilea en Hij vond Filippus en zei tegen hem: Volg Mij. Filippus nu kwam uit Bethsaïda, uit de stad van Andreas en Petrus. Filippus vond Nathanaël en zei tegen hem: Wij hebben Hem gevonden over Wie Mazes in de wet geschreven heeft, en ook de profeten, namelijk Jezus, de zoon van Jozef, uit Nazareth. En Nathanaël zei tegen hem: Kan uit Nazareth iets goeds komen? Filippus zei tegen hem: Kom en zie. Jezus zag Nathanaël naar Zich toe komen en zei over hem: Zie, werkelijk een Israëliet in wie geen bedrog is. Nathanaël zei tegen Hem: Vanwaar kent U mij? Jezus antwoordde en zei tegen hem: Voordat Filippus u riep, toen u onder de vijgenboom was, zag Ik u. Nathanaël antwoordde en zei tegen Hem: Rabbi, U bent de Zoon van God, U bent de Koning van Israël. Jezus antwoordde en zei tegen hem: Omdat Ik tegen u gezegd heb: Ik zag u onder de vijgenboom, gelooft u.
U zult grotere dingen zien dan deze. En Hij zei tegen hem: Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u allen: Van nu af zult u de hemel geopend zien en de engelen van God opklimmen en neerdalen op de Zoon des mensen.’ Johannes 1:37-52
Als het waar is dat ‘orde de eerste wet van de hemel’ is, dan is denk ik evengoed variatie de tweede wet van de hemel. De lijn van de schoonheid is geen rechte lijn, maar altijd een curve. God gaat niet steeds op dezelfde manier te werk, maar gevarieerd. Dit ziet u met één oogopslag als u naar de schepping om ons heen kijkt. God heeft niet allemaal schepselen van één soort gemaakt, maar Hij heeft wilde dieren, vogels, vissen, insecten, reptielen geschapen. Werkelijk, alle vlees is niet hetzelfde vlees (vgl. 1 Kor. 15:39) en evenmin zijn alle lichamen van dezelfde orde. De donkere, doodse aarde zelf is vol variatie. Edelstenen fonkelen niet allemaal op dezelfde manier. De grovere en minder kostbare rotsen zijn elk op hun eigen wijze getekend en gemarmerd. Wat hebben we in de plantenwereld niet voor een variëteit aan planten, heesters, kruiden, bloemen om ons heen! In elk van de rijken van de natuur, of het nu het dieren- , planten- of mineralenrijk is, treft u zo veel onderverdelingen aan dat er veel scholing nodig is om ze te kunnen classificeren. Een heel leven is niet genoeg om ze allemaal te bestuderen.
Kijk eens naar de gevleugelde dieren die door de lucht zweven. Wat een verschil is er tussen de kleine kolibrie, die slechts een levend hoopje edelstenen lijkt te zijn, en de adelaar, die zwevend op zijn vleugels naar de hemel opstijgt en met de bliksemstralen speelt.
De hele wereld is vol wonderen, en geen twee wonderen zijn hetzelfde. U zult nooit kunnen ontdekken dat God Zichzelf herhaalt. Deze grote Meester kan weliswaar vaak twee tekeningen schilderen die hetzelfde lijken, maar als ze onder een microscoop onderzocht worden, wat komen er dan voor een verschillen tevoorschijn! Zelfs de sterren, die dezelfde fonkelende stralen lijken te hebben, blijken bezien door een telescoop te beschikken over verschillende kleuren, vormen en banen. Meer nog, zelfs de wolken zijn opgestapeld in verschillende vormen en de massa’s nevel van de Melkweg zijn onderscheiden van elkaar.
Nooit zullen we ontdekken dat God dezelfde mal twee keer heeft gebruikt. Hij heeft zo overdadig veel ontwerpen, zo’n overvloedige wijsheid in het bedenken en Hij is zo rijk aan plannen dat Hij, zelfs als Hij hetzelfde doel wil bereiken, ervoor kiest een andere weg ernaartoe te nemen. En die nieuwe weg gaat net zo recht op het doel af als die andere wegen waarlangs Hij dit eerder bereikte.
Het is zeker dat deze waarneming ook van kracht is voor de voorzienigheid. Wat een vreemde variatie is er in de manier waarop God met Zijn kerk omgaat! Als Hij haar tuchtigt, gebruikt Hij bijna nooit twee keer dezelfde roede. De ene keer komen de Midianieten op en verslinden het land Israël. Dan weer vallen de Filistijnen met hun reuzen het land binnen. Weer een andere keer komen de Babyloniërs en de Assyriers. Straks zal de Romeinse macht Judea onder de voet lopen.
Zoals de roede waarmee Hij tuchtigt op grote schaal steeds verschillend is geweest, zo is het in het klein ook, heeft u ontdekt. God tuchtigt u zelden twee keer op dezelfde manier. U kunt verschil ontdekken in de wijze waarop de slag valt, in het middel waarmee u geslagen wordt of in het deel van uw gemoed dat het meest door Zijn tuchtigingen geraakt wordt.
Zo is het ook bij de verlossers: wat een variatie! U vindt er nauwelijks twee die op elkaar lijken! God laat een Gideon opstaan, maar Jefta is niet zoals Gideon, en Simson niet zoals Jefta. Evenmin is David te vergelijken met Simson of met Gideon. Ze zijn allemaal verschillend. Hun wapens variëren ook. De ene moet een ezelskaak gebruiken (Richt. 15:15), de ander een slinger en steen (1 Sam. 17:49). De een moet tevreden zijn met een prikstok voor ossen, terwijl een ander het zwaard moet trekken (Richt. 3:21, 31),
Evengoed als verschillende soorten mensen verordent God verschillende methoden. Hij verlost Zijn volk eenvoudigweg volgens Zijn eigen wil, maar steeds op een verschillende manier.
Terecht zeggen we dat de voorzienigheid zo veelzijdig is als we bedenken dat de mensen zelf die God als Zijn belangrijkste instrumenten gebruikt zo verschillend zijn van elkaar. Er bestaan niet slechts de grote verschillen van ras of van nationaliteit of zelfs maar van geboorte en opleiding, we hebben ook allemaal een verschillende aard. Geen twee mensen zijn hetzelfde. Elk van ons heeft een eigen persoonlijkheid, die voorkomt dat we ooit voor iemand anders worden aangezien. Het kan zijn dat we in het voorbijgaan niet herkend worden, maar als men ons wat beter kent, zullen al snel grote verschillen tussen ons en de ander zichtbaar worden.
God is altijd de God van de variatie, en dat zal Hij zijn tot aan het eind van de tijd. Hij zal nieuwe dingen doen voordat Hij het boek van de geschiedenis afrondt. We zullen nieuwe daden van de Heere zien. Hij zal Zijn oorlogen op nieuwe manieren voeren, verlossers laten opstaan die anders zijn dan zij die eerder zijn gekomen. Hij zal Zijn Naam op nieuwe muziekinstrumenten verhogen en verheerlijken. Laten we dat verwachten. Hij is de God van de variatie, zowel in de natuur als in de voorzienigheid.
Mijn tekst illustreert heel duidelijk dat dezelfde wet geldt voor het werk van de genade. Het is steeds hetzelfde werk, en toch is er telkens een verschil in de manier waarop het tot stand komt. Het is altijd dezelfde Persoon Die de ziel bekeert, en toch worden er steeds verschillende methoden gebruikt om het hart te breken en om het weer te verbinden. Elke zondaar moet door hetzelfde leven worden levend gemaakt, aan hetzelfde Evangelie gehoorzaam worden gemaakt, worden gewassen in hetzelfde bloed, worden bekleed met dezelfde gerechtigheid, worden vervuld met dezelfde goddelijke kracht, en hij wordt uiteindelijk in dezelfde hemel opgenomen.
Toch zult u in nog geen twee bekeringen van zondaren precies dezelfde dingen vinden. Vanaf het allereerste begin van het goddelijk leven tot op het hoogtepunt waarop dat leven genoten wordt in de volmaakte heiliging in de hemel, zult u ontdekken dat God op deze manier in de een werkt, op die manier in de ander en op nog een andere manier bij een derde, want God zal nog steeds de God van de variatie zijn.
Hoewel Zijn orde zo vaststaat als maar mogelijk is, zal Hij toch steeds de variatie, de veelzijdigheid van Zijn eigen gedachten en Geest laten zien.
Als u dan naar deze geschiedenis kijkt, die weliswaar wat lang, maar volgens mij vol onderwijs is, kunt u vier verschillende methoden van bekering opmerken. Deze komen voor in de bekering van de eerste vijf discipelen die de kern vormen van het gezelschap van de apostelen, de eerste vijf die tot Christus kwamen en die onder Zijn discipelen geteld werden.
Het is heel opmerkelijk dat er onder vijf individuen vier verschillende bekeringswegen te vinden zijn. Ik vermoed echter dat als u vijf willekeurige personen zou ondervragen, u eenzelfde soort ongelijkheid zou vinden. Kies lukraak vijf christenen en vraag hen over hoe ze tot het kennen van de Heere gebracht zijn. Dan zult u weer andere manieren ontdekken dan die u hier beschreven ziet. Waarschijnlijk zouden er minstens vier van de vijf verschillen van de rest.
1. Het eerste geval dat we in deze tekst vinden, is de bekering van twee discipelen. De ene was waarschijnlijk Johannes. We kunnen het niet met absolute zekerheid zeggen, maar heel waarschijnlijk was het Johannes. We weten dat deze evangelist de gewoonte had om zijn naam te vermijden waar hij kon. Soms spreekt hij over ‘de andere discipel’ als hij zichzelf bedoelt. Nu en dan schrijft hij: ‘de discipel die Jezus liefhad.’ Zijn liefde liet in hem een vriendelijke hoogachting van de anderen groeien, maar een lage inschatting van zichzelf. Daarom verzuimt hij nooit de lofprijzingen die anderen uit Christus’ mond ontvingen te vermelden, terwijl hij zijn eigen naam waar hij dit maar kan achterwege laat. Ik denk dus dat terecht wordt verondersteld dat de ene Johannes was.
De andere was Andreas, Simon Petrus’ broer. De eerste twee discipelen zijn de vruchten van de prediking. Mogen we niet verwachten dat het grootste deel van de bekeringen onder ons het gevolg is van de openbare Evangeliebediening? ‘De twee discipelen hoorden Johannes dat zeggen en zij volgden Jezus.’
Laten we een paar woorden aan deze eerste zaak wijden. Geliefden, we verwachten dat een groot aantal mensen door de prediking van de waarheid tot God zal worden gebracht. De prediking van de waarheid mag dan dwaasheid zijn, en dat is ze ook voor hen die verloren gaan (1 Kor. 1:23), maar voor ons die behouden worden, is het de kracht en de wijsheid van God. Waar het Evangelie het meest gepredikt wordt, daar zult u de meeste bekeringen vinden.
Veel van onze zendingsgenootschappen vergeten hun belangrijkste werk. Terwijl ze colleges opzetten, Bijbels vertalen en traktaatjes publiceren, verwaarlozen ze het gebruik van deze grote hamer van God, deze machtige stormram die sterke vestigingen kan verpletteren. De prediking van het kruis, de roep ‘Zie het Lam van God!’ – dat is het werk dat door God is aangewezen. Ander werk moet ook ter hand worden genomen, maar dit is het hoofdwerk, het belangrijkste werk voor de bekering van de mensen.
Let in het geval dat we voor ons hebben op de prediker. Hij was een man die door God verlicht was. Jezus Christus kwam naar de doop van Johannes toe, maar de Doper herkende Hem eerst niet. Na een korte tijd echter, toen de Geest Die afdaalde de Messias aanwees, wist Johannes zeker dat dit Degene was over Wie Mozes in de wet schreef en over Wie de profeten schreven.
Steeds daarna was Johannes’ getuigenis duidelijk en stoutmoedig. Hoewel hij vanwege zijn dienst uiteindelijk onthoofd werd, verloor hij nooit de oprechtheid van zijn bedoeling of de helderheid van zijn getuigenis, maar hij bleef trouw verklaren dat de Messias gekomen was.
Broeders, voor het werk van de Evangeliebediening is het van belang dat de prediker een door God verlicht man is. Niet dat de opleiding veracht moet worden. Integendeel, we kunnen niet van de Geest van God verwachten dat Hij de mensen kennis van de grondtalen geeft als zij die kennis met een beetje doorzettingsvermogen zelf kunnen verwerven. God doet nooit overbodige wonderen. Met de mogelijkheden en krachten die we bezitten, moeten we onze leden overgeven aan God als instrumenten van gerechtigheid. We geloven dat God het aan ons overlaat om mensen op te leiden, want als wij dat kunnen doen, is het niet nodig om een wonder te verrichten.
Maar zelfs met de beste opleiding is de mens toch niet meer dan een brok klei. In zijn neusgaten moet God de adem van het geestelijk leven als prediker inblazen, anders zal hij van geen nut zijn, maar een dood gewicht voor de kerk van God.
Wat zullen we dan zeggen over die mannen die een preekstoel beklimmen omdat het gezin geen andere inkomstenbron heeft, of omdat ze te dom zijn voor het leger of de rechtenstudie, zodat ze ergens moeten worden neergezet waar ze makkelijker in hun levensonderhoud kunnen voorzien, in de kerk?
Wat een schreeuwende zonde van onze tijd dat zulke mannen door bisschoppen de handen opgelegd krijgen en dat verklaard wordt dat ze door de Heilige Geest tot de Evangeliebediening geleid zijn, terwijl ze niet eens weten dat er een Heilige Geest is, in ieder geval niet voor zover het persoonlijke ondervinding in hun eigen hart betreft!
Naar ik hoop is de tijd waarin men meer bedreven is in het jagen op vossen dan in het vissen naar zielen, aan het verdwijnen. Over het algemeen bezien is God bezig in dit land op dit punt een besliste geest te verwekken, de overtuiging dat de christelijke prediker een man moet zijn die de waarheden die hij verklaart te preken zelf uit ondervinding kent.
Het is waar, God kan zondaren bekeren door een slechte prediker. Ja, zelfs als de duivel zou preken, zou het me niet verwonderen als er mensen door tot bekering kwamen, als de duivel tenminste de waarheid preekte. Het is de waarheid die het doet, en niet de prediker. Ook al waren de raven onreine vogels, ze brachten Elia zijn brood en vlees. Onreine predikanten kunnen Gods dienaren soms hun geestelijk voedsel brengen. Desondanks zegt God tegen de goddelozen: ‘Hoe durft u over Mijn verordeningen te vertellen?’ (Ps. 50:16). De predikant moet een man zijn die door God onderwezen is, wiens ogen door de Heilige Geest geopend zijn. Dit is in ieder geval de grondregel, welke uitzonderingen daar ook tegen in mogen worden gebracht.
Stel dat de prediker inderdaad door God geroepen is, merk dan op dat we niet moeten verwachten dat zijn Evangeliebediening altijd even succesvol is. Wat Johannes betreft: hij gaf bij één gelegenheid een heel duidelijk getuigenis van Christus, maar niemand van zijn discipelen verliet hem om Jezus te volgen. De volgende keer dat hij preekte, had hij succes, want twee van zijn discipelen voegden zich bij de Meester. Van die eerdere gelegenheid lezen we echter niet dat een van zijn hoorders ertoe geleid werd om de kant van de Heere te kiezen.
Mijn broeders, God staat toe dat Zijn predikanten soms het net aan de verkeerde kant van het schip werpen. Ze kunnen zelfs een hele nacht zwoegen en niets vangen. Ze kunnen zaaien op onvruchtbare grond, op de hoofdweg en onder de doornen. Ze kunnen hun brood op het water uitwerpen en toch niets vinden, want de belofte spreekt over vele dagen (Pred. 11:1). Toch moet de predikant volhouden. Als de mensen vandaag niet behouden worden, kan dat misschien morgen gebeuren.
Toen ik deze passage las, vroeg ik me af of er enkelen zijn die de afgelopen zondag tevergeefs geluisterd hebben, maar die misschien vandaag tot hun eigen voordeel zullen luisteren. Ik hief mijn hart op tot God in gebed, opdat deze woorden, ‘de volgende dag’, voor sommigen hier waar mogen worden. Hoewel ik de vorige dag riep: ‘Zie het Lam van God!’, maar u Hem niet zag of vertrouwde, zal ik toch vandaag de uitroep herhalen: ‘Zie, het Lam van God!’ Dat u ertoe geleid mag worden om Jezus te volgen!
Na goed de prediker en zijn uitwerking overdacht te hebben, wil ik dat u aandacht geeft aan zijn onderwerp. Wat een korte preek. Een berisping voor onze langdradigheid! Wat is hij eenvoudig. Hier geen moeilijke zinnen, geen hoogvliegende versieringen in voordracht, geen retorische kunststukjes. Het is gewoon: ‘Zie het Lam!’
Maar let op het onderwerp: Johannes preekt over Jezus Christus, over niets anders dan Christus en over Christus op de manier waarop en in die vorm waarin Hij het meest nodig maar het minst aangenaam is. De Joden accepteerden Christus de Leeuw. Zij keken uit naar de machtige Held uit de stam van Juda die hun banden verbreken zou. Zo was Jezus ook, maar zo preekte Johannes Hem niet. Hij preekte Hem als Christus het Lam. Het Lam van God, het lijdende, verachte, zachtmoedige en geduldige offer. Bij deze gelegenheid hield hij Hem omhoog als de grote Drager van de zonde voor de mensenkinderen. Het beeld van het paaslam en de bok, die weggezonden werd (Lev. 16), lijkt het meest toonaangevend door hem naar voren te zijn gebracht, zowel in zijn eigen gedachten als voor het gemoed van het volk.
Hij wijdde erover uit dat Jezus het Lam van God was, Dat de zonde van de wereld wegnam. Als er ergens vele bekeringen tot stand moeten komen, dan moet de prediker een door God onderwezen man zijn. Hij moet vol houden, ook als hij geen resultaat ziet. Hij moet er echter ook op letten dat dit de hoofdzaak van al zijn preken is, het ruwe materiaal waaruit hij elke verhandeling maakt: ‘Jezus, Jezus het Lam, Jezus de Drager van de zonden.’ Steeds moet hij roepen: ‘Zondaren, zie hoe uw zonden op Hem gelegd zijn. Schuldigen, zie op Hem, vertrouw Hem. Er schuilt leven in een blik op Hem. Hij heeft uw zonden weggenomen en uw smarten gedragen. Zie op Hem.’
Als de prediker op dit punt stamelt, dan is hij nutteloos. Als hij geen gezonde blik op de verzoening heeft, als hij hierover in een zwakke trant spreekt, alsof hij zich eigenlijk voor zo’n ouderwetse leer verontschuldigt, dan zult u het hele jaar door van geen enkele bekering horen. Houdt hij echter vast aan de eerste en belangrijkste waarheid dat Jezus Christus in de wereld kwam om de zonden voor zondaren te dragen, zelfs voor de grootste zondaar, dan moeten er bekeringen komen. God zou niet trouw zijn aan Zijn belofte, de waarheid zou niet langer de krachtige zaak zijn die ze vroeger bewezen heeft te zijn, als er geen mensen door werden levend gemaakt en door zo’n soort Evangeliebediening naar God werden toe gekeerd.
U die het Evangelie preekt, blijf hier dichtbij: ‘Zie het Lam van God!’ Jongemannen die in de straat het Evangelie preekt, u die de kerk van God dient, geef haar al de leerstukken van het Evangelie, maar kom steeds hierop terug, zoals een kompasnaald terugkomt bij de pool: ‘Zie het Lam van God, Dat de zonden van de wereld wegneemt!’ Bij deze twee bekeringen door de openbare Evangeliebediening is het boeiend om het proces waar te nemen. Kijk zorgvuldig naar het verhaal. In Andreas en zijn metgezel werd een onderzoekende geest wakker gemaakt en ze begonnen Christus te volgen, nog niet helemaal als discipelen, maar als zoekers. Ze volgden Christus’ rug, als ik het zo mag zeggen. Ze waren er nog niet toe gekomen om Zijn gezicht te zien of om aan Zijn voeten te zitten. Zij volgden Zijn rug als mensen die onder de indruk van het Woord zijn, een verlangen naar Christus hebben en van plan zijn om een eerlijk onderzoek te doen naar de aanspraak die Hij maakt op hun geloof.
Terwijl zij Christus achter Zijn rug volgen, wendt Hij Zich om en ziet hen in het gezicht. Wat gezegend was het voor hen dat Hij Zich omdraaide! Het was ook een zegen voor Petrus toen de Heere Zich omdraaide en naar hem keek. In dit geval draait Hij Zich om terwijl zij Hem achter Zijn rug volgen.
Ik kan u niet zeggen hoeveel liefde er in Zijn ogen was. De liefde van een moeder voor haar eerstgeboren kind kan wellicht als voorbeeld dienen voor de liefde van Jezus Christus voor Zijn eerste discipelen. Hij was God, Hij was Mens, Hij was Gods eigen Zoon, maar tot op dat ogenblik was Hij niet de Meester van discipelen geweest. Nu ontspringt aan Hem een rank die Hij nog niet eerder verworven had. Nu heeft Hij er enkelen die Hem ‘Rabbi‘ zullen noemen en die zich graag door Zijn onderwijs zullen laten leiden.
Hij kijkt om naar hen. Zo kijkt Hij ook als er door de Evangeliebediening nieuwsgierigheid opgewekt wordt en mensen beginnen te zoeken. Jezus Christus kijkt naar hen. Met ogen vol ernstige genegenheid slaat Hij hen gade en helpt Hij hen in hun zoeken.
Jezus stelt hun de vraag: ‘Wat zoekt u?’ Dat is een heel bescheiden vraag. Let daarop. Het is het eerste woord uit Jezus’ Evangeliebediening. Het is sowieso het eerste woord dat ik Christus in het openbaar hoor spreken. ‘Wat zoekt u?‘ Is dat niet een alomvattende vraag? ‘Wat is het dat u zoekt?’ Als er hier enkele mensen zijn die eerlijk vragen naar de zaligheid, stelt Hij hun vanmorgen dezelfde vraag. ‘Wat zoekt u? Zoekt u vergeving? U zult dat bij Mij vinden. Zoekt u vrede? Ik zal u rust geven. Zoekt u reinheid? Ik zal uw zonden wegnemen, een nieuw hart geven en een oprechte geest zal Ik in u geven (Ps. 51:12, Eng. vert.). Wat zoekt u? Een duurzame rustplaats voor uw ziel op aarde en een heerlijke hoop voor uzelf in de hemel? Wat u ook zoekt, hier is het.’ Wat kan dit een goede tekst voor een zendeling zijn als hij voor het eerst door een paar ontwaakte heidenen geraadpleegd wordt, als hij zeggen mag: ‘U bent op zoek naar de waarheid. Wat is het nu dat u echt wilt? Wat zoekt u? Wat is het? Want waar het menselijk hart ook naar kan zoeken als het in een goede toestand verkeert – dat alles is in Christus te vinden.’
Christus ontmoet de mens die een onderzoekende houding heeft door hem voor te stellen nog verder onderzoek te doen. Hij wekt het hart op. Terwijl het vuur van de ziel brandt, gooit Hij er brandstof op.
Zij zeggen: ‘Meester, waar woont U?’ Onmiddellijk antwoordt Hij: ‘Kom en zie.’ Dit is precies hoe het proces van bekering in een mensenhart tot stand wordt gebracht. Zij willen meer weten van Christus en Hij zegt tegen hen: ‘Kom en zie. U wilde vrede hebben. Kom en zie of Ik die u kan geven. Ik vertel u dat uw vrede, als u Mij vertrouwt, zal zijn als een rivier en uw gerechtigheid als de golven van de zee. Kom en zie!’
U zegt dat u reinheid wilt. Probeer nu slechts het resultaat van de gehoorzaamheid van het geloof. Kijk maar of dat uw hart niet verandert en uw geest niet vernieuwt. ‘Kom en zie.’ U die zoekt en die vragen hebt over Christus, over Zijn Evangelie, Zijn Persoon en Zijn afkomst, ‘Kom en zie.’ De beste manier om van de macht van ons heilig Evangelie overtuigd te raken, is om het voor uzelf uit te proberen. Als u een eerlijke zoeker bent, als de genade van God u zo gemaakt heeft, kom dan, stel het Evangelie op de proef en probeer het uit. ‘Welzalig de man die op Hem vertrouwt’ (Ps. 34:8, Eng. vert.). Dit hebben wij aanschouwd en het is ons getuigenis. Maar als u hiervan zelf zeker wilt zijn, Kom en zie. Zij geloofden Christus op Zijn Woord, zij kwamen en zij zagen.
Ons wordt niet verteld wat ze zagen, maar ons wordt verteld wat de uitkomst was. Ze bleven die avond bij Hem, ze bleven al Zijn verdere levensdagen bij Hem en werden Zijn trouwe discipelen.
Mijn lieve vriend, als u slechts wilde komen en Christus wilde zien, als u in een nederig, eerlijk gebed uw hart aan Hem wilde overgeven en er dan onvoorwaardelijk op wilde vertrouwen dat Hij uw Gids wil zijn, zou u die beslissing nooit betreuren. Als u blijkt dat Jezus een leugenaar is, verlaat Hem dan. Als Zijn beloften niet waar blijken te zijn, laat u dan niet langer tot Zijn discpelen rekenen. Geef Hem echter een kans.
Geef Zijn liefde toch een kans!
De ondervinding zal aantonen
hoe gezegend de mensen zijn
– maar alleen zij –
die op Zijn waarheid vertrouwen.
Zo ziet u de manier waarop Gods genade door het Woord werkt, een onderzoekende geest opwekt, dan een nog verdergaand onderzoek, dan volgt de proef van de ondervinding en daarna leidt dat tot het overgeven van het hart aan Christus.
2. Het volgende geval is heel anders. De derde van Christus’ discipelen, ene Simon Petrus, wordt door middel van een persoon binnengebracht, en niet door de openbare prediking van het Woord. Let op het 41e vers: Andreas, de broer van Simon Petrus, was een van de twee die het van Johannes gehoord hadden en Hem gevolgd waren. Deze vond als eerste zijn eigen broer Simon en zei tegen hem: Wij hebben de Messias gevonden, dat vertaald wordt als de Christus.’
Dit is wat altijd gebeurt als het geestelijk leven krachtig aanwezig is. Zodra een mens ook maar door Christus gevonden is, begint hij anderen te vinden. Het woord ‘eerst’ houdt in dat hij dit later niet opgaf. Hij vond eerst zijn eigen broeder Petrus. Hoeveel hij er later vond, kan ik u niet zeggen, maar ik moet zeggen dat Andreas doorging een visser van mensen te zijn tot hij in de derde hemel werd opgenomen. Hij vond er zeer velen nadat hij Petrus gevonden had.
De eerste natuurlijke neiging van het nieuwgeboren leven is te verlangen naar het goede voor anderen. Ik zal niet geloven dat u de honing van het Evangelie geproefd hebt als u alles alleen wilt opeten. Ware genade laat elke geestelijke alleenheerschappij ten einde komen.
Ik weet dat er sommigen zijn die denken dat er alleen in hun eigen kerk genade te vinden is. Zij geloven dat God nooit buiten de muren van hun eigen kerk werkt. Buiten het bereik van de stem van hun eigen predikant is alles onbetrouwbaar, onorthodox; misschien dat er wat waars in zit, maar het is op fatale wijze verleidelijk. Ze denken dat alle anderen buiten de kring van het verbond staan en ze zeggen, niet heel anders dan die oude ruziemakers uit het land Uz: ‘Wij zijn dé mensen en de wijsheid zal met ons sterven’ (vgl. Job 12:2).
Het is zeker dat Gods volk nooit op die manier praat, en doen ze dat wel, dan spreken ze de taal van Asdod, en niet de taal van een kind van Israël, want de mond van een Israëliet druipt van liefde en zijn taal is vol van het onrustige verlangen dat anderen mogen worden binnengebracht.
Kijk naar onze apostel Paulus. U zult nooit een sterkere predestinatieleer ontdekken dan u in het negende hoofdstuk van Romeinen leest en toch, wat zegt hij? Dat het verlangen van zijn hart en zijn gebed tot God voor Israël is dat ze behouden mogen worden (Rom. 10:1). Hij zegt dat hij voor zijn broeders, zijn familie naar het vlees een voortdurende smart in zijn hart heeft (Rom. 9:1). Er was niemand die zich er meer om bekommerde mensen te bekeren dan Paulus, hoewel er niemand zuiverder was in de leer van de uitverkiezing door God. Hij wist dat het niet afhangt van hem die wil of van hem die hardloopt, maar toch kon hij net als Samuël zeggen: ‘God verhoede dat ik tegen de Heere zou zondigen door op te houden voor u te bidden’ (1 Sam. 12:23, Eng. vert). Zo ziet u dat het eerste verlangen van een christen erop gericht is om te proberen anderen naar de Zaligmaker te brengen.
Bij onze eerste pogingen dienen familiebanden een grote plek te krijgen. Andreas, je deed er goed aan om met Simon te beginnen. Broeders, misschien zijn er enkele christenen die traktaatjes weggeven bij het huis van andere mensen, terwijl ze er goed aan zouden doen om een traktaat bij hun eigen huis af te geven. Misschien zijn er enkelen die erop uittrekken om in de dorpen te preken die beter thuis zouden kunnen blijven om hun eigen kinderen te onderwijzen. Ik weet zelfs niet of er op de zondagsschool geen mensen zijn die voor God verschijnen om de ene plicht te vervullen, terwijl hun handen roodgekleurd zijn van het bloed vanwege de moord op een andere plicht. Uw allereerste zaak is thuis. U kunt een roeping hebben om andermans kinderen te onderwijzen. Dat kan best zo zijn, maar het staat vast dat u de grootste roeping hebt om uw eigen kinderen te onderwijzen. U kunt al dan niet geroepen zijn om voor de mensen van een naburige stad of naburig dorp te zorgen, maar het is zeker dat u geroepen bent om voor uw eigen bedienden, uw eigen familie en uw bekenden te zorgen. Laat uw godsdienst thuis beginnen.
We hebben van bepaalde mensen gehoord dat die hun beste grondstoffen exporteren. Dat doen veel handelaren, maar ik denk niet dat christenen hen in dat opzicht moeten nadoen. Laat de christen in ieder geval in al zijn gesprekken overal vol smaak zijn en laat hem ervoor zorgen dat hij de lieflijkste vruchten van geestelijk leven en van getuigenis thuis tevoorschijn laat komen, in de kring van zijn eigen familie en bekenden. Andreas, je deed er goed aan om eerst je broer te op te zoeken. Toen hij hem ging zoeken, kon hij vast niet bedenken wie Simon zou worden. Wel, Simon was tien Andreassen waard, voor zover we dat uit de evangelisten kunnen halen. Petrus was echt een vorst onder de apostelen. Met die snelle tong van hem en die stoutmoedige, opvliegende, drieste geest, die zelfbewuste en doortastende ziel, was er niemand onder hen aan Petrus gelijk. Johannes mag de anderen overtroffen hebben in liefde, maar toch was Petrus waarlijk een leider onder de apostelen. Andreas zou maar nauwelijks met hem te vergelijken zijn.
Zelf kunt u maar heel gebrekkige talenten hebben, en toch kunt u het middel zijn om een groot mens tot Christus te brengen. Lieve vriend, u weet zo weinig van de mogelijkheden die u in u hebt! U zou slechts een woord tot een kind kunnen spreken. In dat kind zou een groot hart kunnen sluimeren dat de christelijke kerk de komende jaren zal opwekken. Andreas heeft slechts twee talenten, maar vindt dan Petrus.
Andreas’ getuigenis tegenover Petrus is het opmerken waard. Het was heel bescheiden en ik durf te zeggen dat dit het voor Petrus aanbevelenswaards maakte. Hij zei niet: ‘Ik heb de Messias gevonden.’ Hij zei: ‘Wij.’ Wie ook de andere discipel was, hij liet hem in de ontdekking delen. Onze toespraak verliest nooit aan kracht als we onze trots verliezen, maar over het algemeen groeit de kracht ervan evenredig met onze bescheidenheid – ook al moet die bescheidenheid nooit een verhindering zijn voor de vrijmoedigheid.
Zijn getuigenis was heel duidelijk en heel positief. Hij draaide er niet omheen, hij aarzelde niet, maar dit was het: ‘We hebben de Messias gevonden.’ Duidelijk en onopgesmukt was deze uitspraak, heel positief. Hij zei niet: ‘Ik denk dat we de Messias gevonden hebben’, of: ‘Ik vertrouw erop dat we Hem gevonden hebben’, maar: ‘We hebben Hem gevonden.’
Dit was precies wat Simon Petrus nodig had. Petrus had een positieve en duidelijke handelwijze nodig. Hij was iemand die het nodig had dat de vriendelijke stem van een broer hem dit aan het verstand bracht, anders had het hem weinig geholpen om iets over Christus te horen zeggen.
Let op het bekeringsproces als hij bij Jezus gebracht wordt. Jezus beschrijft hem in zijn huidige toestand. Hij zei: ‘U bent Simon, zoon van Jona.’ Sommigen leggen dit zo uit: ‘U bent Simon, de zoon van de bedeesde duif.’ Hij verklaart aan hem wat hij was, Hij toonde dat Hij hem kende, dat Hij zowel zijn stoutmoedigheid als zijn lafheid, zowel zijn roekeloosheid als zijn standvastigheid begreep. Nu Hij hem verteld heeft wie hij was, gaf Hij hem een nieuwe naam, die een aanwijzing was voor de natuur die Hij door Zijn genade aan hem wilde geven. ‘U zult Petrus genoemd worden, een rots.’
Wel, dit is in het algemeen het grondpatroon van de bekering. Het is werkelijk bij iedere bekering het patroon, hoewel dat niet altijd duidelijk is. De natuur wordt ontdekt en genade wordt verleend. Ons wordt geleerd de oude naam met smart te lezen en een nieuwe naam wordt ons gegeven, waarin we ons verheugen.
Er kunnen er hier enkelen zijn die niet tot God bekeerd zijn onder de prediking, maar onder de woorden van een zondagsschoolonderwijzer, of van een zuster of een vriend. Dank God en grijp moed. Het doet er niet toe hoe u bekeerd bent, zolang u alleen op Jezus vertrouwt. Als u nooit het Woord onderzocht hebt of als het lijkt of Christus nooit tegen u gezegd heeft: ‘Kom en zie’, maar uw natuur toch veranderd is en u een nieuwe naam ontvangen heeft, als er een radicale verandering in het overige heeft plaatsgevonden, dan bent u een kind van God. Dat u tot de gemeenschap van de heiligen gebracht bent, illustreert de eenduidigheid van Gods bedoelingen. Dat uw bekering bepaalde afwijkende kenmerken heeft, past helemaal bij de verscheidenheid van Zijn werkingen.
3. ‘De volgende dag wilde Jezus weggaan naar Galilea en Hij vond Filippus en zei tegen hem: Volg Mij.’
De vierde discipel wordt niet geroepen door de openbare prediking van het Woord en evenmin door persoonlijk onderwijs. Hij wordt direct door de stem van Jezus geroepen.
Nu worden in waarheid alle mensen zo geroepen, want de stem van Johannes of de stem van Andreas is in werkelijkheid de stem van Jezus Christus, die door hen als Zijn middelen heen spreekt. Maar in sommige gevallen worden er klaarblijkelijk geen middelen gebruikt. We hebben sommige mensen gekend die plotseling indrukken ervoeren waarvan ze niet wisten waar die vandaan kwamen of waar ze heen leidden. We hebben een arbeider gekend die terwijl hij met z’n zaken bezig was er plotseling toe kwam om zijn geestelijk peil te controleren. Een grootse gedachte kwam in hem op; waar dat vandaan kwam, kon hij niet vertellen. We hebben een man gekend die midden in de nacht wakker werd. Hij kon niet vertellen waarom, maar er was een heilige kalmte over hem. Terwijl de maan door het raam scheen, leek er een heilig licht op zijn ziel te schijnen en begon hij na te denken.
We weten dat zulke dingen gebeuren. Verbazende gevallen, terwijl mensen bezig konden zijn met het beramen van slechte daden. Ging het ook niet zo met kolonel Gardiner? Die nacht wilde hij een misdaad plegen, en toch werd hij door soevereine genade net ervoor tegengehouden, klaarblijkelijk zonder enig middel.
Broeders, we kunnen niet zeggen wanneer God Zijn uitverkorenen wedergeboren laat worden, want ook al moeten we de middelen gebruiken en tot God roepen of Hij arbeiders voor de wijngaard wil uitzenden (Matth. 9:38; 20:1), toch zal Hij die soeverein over allen heerst geregeld zonder hen werken.
Het Woord dat in achterliggende jaren werd gehoord, het Bijbelvers dat bekend is vanuit de kinderjaren kan door de kracht van de Heilige Geest rechtstreeks het middel zijn om een mens van de duisternis over te zetten in het licht.
Jezus sprak slechts twee woorden, maar die woorden waren genoeg: ‘Volg Mij’, en Filippus gehoorzaamde direct. Welke voorbereiding zijn hart van tevoren gekend had, kan ik niet zeggen. Welke kalme, zachte stem er vooraf in Filippus’ oren gesproken had, weten we niet. Maar het is zeker dat het uiterlijke middel de stem van Christus was: ‘Volg Mij.’ Er kunnen er in dit gebouw sommigen zijn die vanmorgen bekeerd zullen worden. U weet niet waarom u hier bent. U kunt niet zeggen waarom u naar binnen liep. Maar toch kan het zijn – God weet het – dat Christus u hier wilde hebben omdat Hij hier Zelf zou komen.
Is er in het woord ‘wilde’, dat we in dit vers lezen, niet iets dat uitnodigt om even bij stil te houden? ‘De volgende dag wilde Jezus weggaan naar Galilea.’ Vinden we daarin niet iets van de goddelijke noodzaak, die we zo vaak op een andere plaats aantreffen? ‘Hij moest door Samaria gaan’ (Joh. 4:4). Voelde Hij niet instinctief aan dat er een mens was die Hij ontmoeten moest, achter wie Hij aan moest gaan en tot wie Hij het woord dat alles beveelt en dat alle zonden overwint, moest spreken? Wellicht wilde Jezus deze morgen naar deze kerk komen. Jezus wilde hier komen omdat Hij wist dat Filippus hier ook gekomen is. Filippus, waar bent u? U kunt in de zonde geleefd hebben en Christus hebben veracht, maar als Hij zegt: ‘Volg Mij’, dan smeek ik u om Zijn woord te gehoorzamen en Hem te volgen. Christus volgen, dat is het beeld van elke vorm van het christelijk discipelschap.
Volg Christus in uw leer, geloof wat Hij u leert. Volg Christus in uw geloof, vertrouw Hem onvoorwaardelijk in uw ziel. Volg Hem in uw daden, laat Hem uw voorbeeld en uw Gids zijn. Volg Hem in Zijn instellingen, volg Hem in de doop en volg Hem aan Zijn tafel. Volg Hem naar elke dappere daad, naar elke plaats van geestelijke gemeenschap, naar de berg van het verborgen gebed of naar de menigte in de openbare Evangeliebediening. Treed naar de mate waartoe u in staat bent in de voetstappen van uw Heere en Meester. Dit, zeg ik, kan gericht zijn tot iemand voor wie geen ander middel is gebruikt dan alleen de geheimzinnige stem van Christus: ‘Volg Mij.’ Zo was het in het derde geval. Van de drie is deze ervaring misschien de hoogste. Tot de eerste twee werd gezegd: ‘Kom en zie’, en ze kwamen om de waarde van Christus te verstaan. Deze werd er echter toe gebracht om te volgen. Hij bracht in de praktijk wat de anderen slechts zagen. De tweede bekering bereikte een hogere graad dan de eerste, maar dit is de hoogste van allemaal. De verandering van natuur zoals bij Petrus leidt nu tot een verandering in gedrag, zoals bij Filippus, die opstaat en Christus volgt.
4. Ik hoop dat ik u niet vermoeid heb, want hier is nog het vierde geval, dat van de vijfde discipel. Deze verschilt van hen allen: Nathanaël. Wat zullen we over Nathanaël zeggen? Werd hij door de Evangeliebediening bekeerd? Dat lijkt er niet op. Werd hij door middel van een andere persoon bekeerd? Dat was gedeeltelijk zo. Filippus vindt Nathanaël, maar dat Filippus Nathanaël vond, werkte half niet zo veel uit als toen Christus Filippus vond. Toen Christus Filippus vond, geloofde Filippus. Toen Filippus echter Nathanaël vond, wilde Nathanaël niet geloven. Hij zei: ‘Kan er uit Nazareth iets goeds komen?’
Filippus is gedeeltelijk het middel, maar er is iets meer. Jezus Christus Zelf toont Zijn eigen kracht, door Nathanaël het geheim van zijn eigen hart te vertellen. Toch lijkt me dat Nathanaëls bekering tot Christus voor een deel te danken was aan de staat waarin hij toen verkeerde. In zekere zin was hij al een mens die behouden was. Hij was een vrome Israëliet. Onder de vijgenboom was hij een ware zoeker van de Messias. Welnu, er zijn dus verschillende dingen samengevoegd: zijn hart was voorbereid. Dit was ongetwijfeld door God bewerkt. Deze voorbereiding bracht hem echter niet tot Christus, maar maakte hem klaar voor Christus. Ze bracht hem tot God in gebed, maar ze bracht hem nog niet bij het Lam van God, Dat de zonden van de wereld wegneemt. Toen kwam Filippus als middel en toen kwam Christus’ goddelijke woord, dat Nathanaël overtuigde en hem ertoe bracht zijn vertrouwen op de Messias te stellen.
Dit is een soort samengesteld geval. Zonder twijfel zijn er velen in de Kerk van God die een beetje verward zijn als ze antwoord moeten geven op de vraag: ‘Hoe bent u bekeerd?’ In onze kerkelijke bijeenkomsten ontdekken we een grote menigte mensen die zeggen: ‘Wel, ik kan mijn bekering niet tot één preek herleiden. Vele preken hebben indruk op me gemaakt, in feite doen de meeste dat. Meneer, ik kan niet zeggen dat ik bekeerd was toen ik een kind was, maar soms denk ik dat ik dat was, want zelfs in die tijd had ik vele indrukken en het is zeker dat ik toen bad.’
Ze zullen u vertellen: ‘Toch was er een tijd dat het leek of ik nadrukkelijker in het licht kwam te staan, toen ik over Christus kon zeggen: ‘U bent de Zoon van God, u bent de Koning van Israël’, maar ik kan niet precies zeggen wanneer de zon opging.’
Dit was denk ik het geval met Nathanaël. Wellicht was hij door godvrezende ouders onderwezen en grootgebracht. Hij had de gewoonte van het gebed. Dat gebed was wat onwetend, maar het was heel oprecht. Hij zocht de afzondering van zijn schaduwrijke tuin en stortte onder de vijgenboom zijn hart voor de Heere uit. Die man is nog niet behouden. Jawel, maar er is al een groot deel van het werk gedaan. Vertel me niet dat die man in zijn gebed niets meer dan een godslasteraar is. Ik zeg u dat hij evenzeer als een godslasteraar een krachtdadig woord van Christus nodig heeft, maar toch is er in hem voorbereidend werk verricht dat niet in Filippus of in Simon Petrus plaatsgevonden heeft. Er is iets in hem dat geen verdienste van hem is, maar toch de ontvangst van het Evangelie van Christus voorbereidt.
Als u werkt aan de bekering van zo iemand – en ik hoop dat er enkelen van mogen zijn in deze menigte – dan geeft het niet of het de Evangeliebediening is of dat het door middel van een andere persoon is, maar het is zeker dat er een goed gevolg zal zijn, omdat er om te beginnen goede grond is. God heeft de voren al getrokken en de aarde al geploegd. Als dus het zaad verspreid wordt, kan er aanvankelijk een klein tegenstand zijn, maar uiteindelijk zal het wortel schieten.
Lieve vrienden, u die weet hoe u tot anderen over hun ziel moet praten, zie dan naar zulke mensen uit. Steeds als u iets ziet dat op vroomheid lijkt, zelfs als die vroomheid het verkeerd heeft en onwetend is, kijk dan naar die mens. Wees in het bijzonder hoopvol voor hem en probeer, als u kunt, die persoon te laten weten: ‘We hebben Hem gevonden over Wie Mozes in de wet en de profeten schreven.’ Stel Christus voor, spreek over Jezus, breng deze goede Nathanaels tot Jezus. Deze mensen, die lijken op de eerlijke en goede grond, deze mensen zonder boosaardigheid of bedrog, breng hen tot Jezus.
Maar let op, toch zullen hun gebeden en u als het middel niet genoeg zijn, tenzij Christus hen met een verrassend ontdekkend woord voor de ziel ontmoeten zal en zal zeggen: ‘Voordat Filippus u riep, toen u onder de vijgenboom was, zag Ik u.’
Ja, u die zoekt, Christus ziet u! Voor u deze morgen hier kwam, zag Jezus u. Voor u de oproep hoorde: ‘Zie op Christus!’, zag Christus al neer op u. Als u werkelijk zoekt in de eenzaamheid van uw binnenkamer of in dat veld achter de heg, dan ziet Jezus u. Als u langs de wegkant loopt en vanuit uw hart stijgt op: ‘Heere, red mij of ik verga’, dan ziet Jezus u. Een van u schreef me vanmorgen en u zei: ‘Bid voor me dat ik behouden mag worden, want ik wil behouden worden.’ Mijn vriend, als u behouden wilt worden, dan wil Jezus u behouden en dus zijn jullie het samen eens op dat punt. Net als Nathanaël zoekt u Hem en ik kom vanmorgen net als Filippus. Ik verlang ernaar om u naar Jezus, mijn Meester, te brengen. Wat bid ik Hem om tot u te spreken!
Als Hij dat doet, zal Hij u vertellen dat Hij u al kende toen u dood in de zonden was en u liefhad, ondanks alles. Daarom bracht Hij u in dit huis, om Zijn Woord te horen. Let wel, Nathanaël is het beste geval van allemaal, hij werd boven velen bevoorrecht. Wie was de eerste mens die ooit een belofte van Christus ontving? Dat was Nathanaël. Wat was dat voor belofte? Wel, die belofte lijkt me de samenvatting van het Evangelie te zijn, of eerder de belofte die een teken is van het Evangelie en die elke christen in zijn hand zou moeten meedragen. Jezus zei: ‘Omdat Ik tegen u gezegd heb: Ik zag u onder de vijgenboom, gelooft u. U zult grotere dingen zien dan deze.’ Nathanaël was de eerste mens die ooit een belofte uit de mond van de Heere Jezus ontving toen Hij op aarde was.
Zoekende Nathanaëls, ik denk dat dit een belofte voor u is: ‘U zult grotere dingen zien dan deze.’ U zult zien dat u vergeving ontvangt, u zult zien dat uw gebeden Jakobs ladder opklimmen en dat er bij God vandaan zegeningen zullen neerdalen om op uw ziel te rusten.
Ik had gehoopt om veel meer punten naar voren te kunnen brengen, maar inderdaad, dit hoofdstuk is voor wie dan ook te vol om in zo’n korte tijd te behandelen. U zult echter merken dat ik u slechts een blik op de oppervlakte ervan gegeven heb. Dat zal volstaan om te tonen dat de middelen tot bekering en de algemene gang van zaken eromheen van geval tot geval verschillen. Misschien is de bekering van Nathanaël de hoogste van allemaal. Hij ontvangt Christus op een vollediger wijze dan een van de anderen. Hij ontvangt grotere beloften dat zij. Toch zijn ze allemaal oprecht, hoewel er niet een van op de ander lijkt, behalve dan dat Johannes en Andreas samen genomen kunnen worden.
Beoordeel uw bekering daarom niet op de middelen ertoe of op de bijzondere vorm ervan, maar beoordeel haar op de vruchten. Brengt zij u bij Jezus? Bent u nu van Hem afhankelijk? Als dat zo is, ga dan uw eigen weg. Uw zonden, die vele zijn, zijn u vergeven. Eet het vette en drink het zoete, want God heeft u aangenomen. Verheug u daarom! Heeft u echter duizend bekeringen gehad, maar vertrouwt u deze morgen niet op Jezus, beef dan, want uw toevlucht is een toevlucht vol leugens, uw hoop is een spinnenweb. God moge u ervan bevrijden en maken dat u nu zult vertrouwen op het volbrachte werk en het volmaakte offer van de Heere Jezus. Dan zult u Andreas, Petrus, Johannes, Filippus en Nathanaël ontmoeten voor de troon om Hem te prijzen Die de Zoon van God en de Koning van Israël is.
De Heere zegene u, om Christus’ wil.
Amen.